KERKNIEUWS WEEK-END. LIED VAN DEZEN TIJD feATERDAG 12 AUGUSTUS 1939 DE LE1DSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 10 Haar laak temidden der vereenigingen Samenwerking van vakgenoolen ii. We zullen maar stilzwijgend de vele commentaren, verschaft in de vak- en dag bladen, voorbijgaan. Die de regeling voor stonden (belangrijke groepen hadden maar steeds bezwaren) werden in het gelijk ge steld, want 24 Mei 1933 werd opgericht de Vereeniging Nederlandsche Bloembollen- kweekers-Cen-trale, terwijl 14 Juni d.a.v. de Vereeniging Nederlandsche Bloembol lenexporteurs-Centrale het levenslicht aan schouwde. De eerste Centrale had tot taak: de re gistratie der te velde staande bloembollen (tulpen, hyacinthen en narcissen), de vast stelling van de binnenlandsche minimum prijzen, 't innemen van te vernietigen of te reserveeren bollen, het aansluiten van de kweekers, het opkoopen van het surplus, teeltregeling en het verstrekken van teelt- vergunningen. Ten aanzien van den export werd' be paald, dat de minimumprijzen in het bui tenland moesten worden vastgesteld', het verplicht stellen van aansluiting bij de Cen trale voor eiken exporteur, het verstrek ken van uitvoervergunningen en algemeene (maatregelen in het belang van den handel. Het groote versohil tusschen deze en de voorgestelde maatregel was, dat het eerste plan op finantieele steun van de Overheid' had gerekend. Daarover is veel te doen geweest en het zal velen nog niet duidelijk zijn, waarom aan deze tak van land- en tuinbouw geen enkele millioenen zijn toegevoegd gewor den. Het is nu ruim zes jaren geleden, dat deze beide vereenigingen werden opge richt. Hoewel zij na enkele jaren beiden in de Nederlandsche Sierteelt Centrale wer den ondergebracht, veranderde sindsdien weinig aan deze algemeene maatregelen. Ondanks de vele critiek, welke op deze maatregelen is geleverd en de fouten, welke eij.n gemaakt wie maakt ze niet? ten spijt, zal elk eerlijk vakgenoot toegeven, dat erger is voorkomen en afwezigheid van maatregelen absoluut de tienduizenden zwakkeren ten gronde zou hebben gericht. Daarmede is dan tevens antwoord gege ven op de vraag, of maatregelen in moei lijke tijden noodig zijn. Intusschen ontwikkelde zich het denk beeld, dat er ook maatregelen ten aanzien van teelt, prijzen, toelating, afzet, overdaad, enz. in normale (niet crisis-)tijden nood zakelijk zijn. Men noemt dit bedrijfsordening en, wie geen "leek is, weet dat dit begrip (hoewel oud) opnieuw levendig is geworden door de pauselijke zendbrieven. Daaraan zit consequent verbonden de veronderstelling, dat bovenbedoelde, bedrijfsordening in hoofdzaak werd gestuwd uit de katholieke richting. Een tweede factor was: de overname der bedrijfemaatregelen (uit handen van Va dertje Staat) door de bedrijfsgenooten. Ook deze opvatting vindt men verwerkt in Qua- dragesimo Anno. En daarom zal ieder be grijpen uit welke hoek hier de wind woei. Daarmede wil miet .gezegd zijn, dat thans het bedrijf in roomsche wateren terecht is gekomen. Want bedrijfsordening en be- drijfistoezicht door de vakgenooten zijn. pro ducten van het gezond imienschelijk ver stand. Het is op zijn plaats hierbij nog te wijzen op den „dritte im Bunde": de arbeiders. Ook te dien aanzien werden maatrege len getroffen en zij hebben niet alleen hun coll. contract en hunne fondsen, maar ook de patroons kunnen worden verplicht zich aan dezen bedrijfsregel te houden. Uiteindelijk dienen de belangen van ar beider, kweeker en exporteur één aange sloten geheel te vormen. Zij vormen het (bedrijf en zij allen trachten miet evenveel recht in dit 'bedrijf hun bestaan te vinden. Terugkomende op het lichaam,-dat de maatregelen uitvoert, dient het volgende worden opgemerkt. We onderscheiden bij maatregelen: a. het initiatief, b. het nemien en c. het uitvoeren der maatregel^" Het initiati enkele malen bij de Overheid. Ma. wijzen liggen voor het grijpen, dat i bedrijfsleven wel het meeste initiati ei is geboren. De (bedrijfsge nooten toch zijn de eersten, die de gevolgen van een maatregel ondervinden en zelfbe houd is de sterkste drijfsveer om iets onaan genaams ongedaan te maken. Het georga niseerd initiatief is wel het beste; trouwens het individueel initiatief buiten eenig orga nisatorisch verband genomen loopt dood, moet doodloopen. Nu willen we het niet over het onzinnige hebben, dat men voor gebruikmaking van het recht van initiatief lid is van twee of meer vereenigingen, noch over het feit, dat het initiatief onder invloed staat van iemands levensopvatting, overtuiging of principe. Wel dient genoemd, dat de organisaties dé aangewezen lichamen zijn voor het uit oefenen van het recht van initiatief. Daar in kan men in gezamenlijk overleg eenige maatregelen toetsen, de uitvoerders beoor- deelen en de wensChelijkheden naar voren brengen. Maar voor een gedegen vorm en voor de beoordeeling, of het nu werkelijk een alge meen vakbelang is en of dat belang niet indruischt tegen het algeheel landsbelang, daarvoor heeft urnen geen massa noodig, doch neme men zijn vertrouwensmenschen en deskundige breed-georiënteerde lieden. Zij voeren in. Hun is de invoering van de wet. Zij staar, boven velen, maar staan evenzeer verantwoordelijk tegenover velen. Tot nu had de Staat (Overheid) de in voering van de wet aan zich gehouden. Reeds tijden was dat zoo en de betrok kenen zelf hadden nog -nooit zoo iets grootsch in handen gehad. Door de jaren- heen en bij de samenstelling van de be sturen wendde de Overheid zich echter tot de vakvereenigingen en vroeg haar be kwame mannen. Het bloembollenbedrijf heeft deze verstrekt en. bezit ze nu: (man nen bedreven in het leiden, in het oordeelen en in het samenstellen van wetten. Ten slotte hebben wü nog de uitvoering of toepassing der wetten. Daarvoor behoeft men wat men noemt ambtenaren. Noch het initiatief, noch de invoering is aan hen. Hun taak is alleen na te gaan of, dat wat bepaald werd, wordt nageleefd. Ook in deze rubriek hebben verschillende vakgenooten een plaats ingenomen. Al met al, de ontwikkeling is geweest, diat de bloembollenfcweekers mans genoeg zijn geworden om hun eigen peultjes te dop pen, dus om het initiatief te nemen, om de wet in te voeren en om deze te doen uit voeren. Aanvaard1 is, dat er maatregelen noodzakelijk zijn voor het bedrijf. (Orde ning). De bedrijfgsenooten zijn in staat en bereid de bedrijfsmaatregelen zelf in han den te nemen. Natuurlijk is de super-con trole der Overheid noodig. Alleen ging het er nu nog om: hoe moest het orgaan, dat deze zaken zou regelen er uit zien? Een algemeene vereeniging mag en wil het niet zijn. Imimers het is geen vrije ver eeniging, maar een wetgevend instituut. Wie moeten er in het bestuur zitting nemen. Waaruit moet de vertegenwoordiging be staan. Hoe moet het programma luiden? enz. enz. enz. Het heeft lang geduurd voordat een eens luidend standpunt -werd ingenomen. Er zijn oude rechten uitgespeeld tegen nieuwe denkbeelden, met cijfers is geschermd en aan argumenten heeft het den onderhande laars niet ontbroken. Het is echter achter den rug en we be gonnen ons artikel met de mededeeling, dat de N.B.O. tot stand is gekomen. Het essentieel verschil is dus, dat thans de beslissing omtrent de maatregelen en het toezicht op de uitvoering niet recht streeks meer berusten bij de Overheid, maar bij de samenwerkende leidsmannen van het bedrijfsleven.' Dezen we het reglement van de ;N.B.O. door dan zien we de doelstelling als volgt omschreven: het vaststellen en uitvoeren der maat regelen t.a.v. de teelt, het voorhanden hebben, be- en verwerken; t.a.v. koop en verkoop; t.a.v. de afzet, in- en uitvoer; t.a.v. de binnen- en buitenlandsche prij zen; ta.v. het aankoopen of doen inleveren van overschotten; t.a.v. de bepaling van aankoopwaarde, vergoeding en steun; t.a.v. de 'heffingen en bijdragen; ta.v. de reserven en fondsen; t.a.v. alles wat het vak tot bloei 'kan bren gen. Wanneer we dit alles lezen is het wel wat uitvoeriger en als we het zoo toio'gen schrijven wat fijner omschreven, doch in de kern is het gelijkluidend aan wat het plan Sassenheim destijds reeds wilde en de centralen in hun program hadden. Het reglement van de N.B.O. telt 15 folio gestencild (miet 47 artikelen. Tjz.t. zullen alle vakgenooten hiermede in kennis wor den gesteld. Men leze 'het dan eens aan dachtig door. We willen niet eindigen voordat we nog even de aandacht vestigen op de samen stelling van het bestuur. Dit telt inclusief de toegevoegde voor zitter 17 leden. Niet alleen vinden in deze personen 6 organisaties hare vertegen woordigers en constateeren wij, dat de leden uit Noord en Zuid afkomstig zijn, maar ook zijn door 8 personen de telers ('kweekers) en door 8 personen de expor teurs vertegenwoordigd. De benoemden zijn vrijwel allen gezag hebbende, deskundige en vroede mannen in het vak: Zij zullen, zeker miet in alle opzichten de zelfde opvattingen er op na houden. Het voordeel daarvan is, dat ieder besluit wel degelijk zal worden overwogen. En wij vreeaen deze vele variëteiten op een bed niet. Immers zij vinden elkander, "zullen elkander vinden, omdat zij het waarachtig belang der bedrijfsgenooten voor oogen hebben. De toekomst is voor ieder, ook voor ons, duister. Nog afgezien van de vele dcmder- 'kopsn, welke aan den internationalen hemel blijven hangen, is de vraag moeilijk te be antwoorden of de N.B.O. voor 100% af is. Het is ook menschenwerk en feilloos is dit nimmer geweest. Ontzettend veel echter zal afhangen van het standpunt der bedrijfs genooten zelf. Wil men de knoet niet, dan is een goed georiënteerd organisatieleven noodzakelijk. Door de totstandkoming van de N.B.O. is aan de individualistische op vatting een zware slag toegebracht. Dood is ze nog niet, want niet de stichting van de N.B.O. alleen maar de kentering der levensopvattingen zal hier het werk doen. Tegenover de individueel© opvatting, die gemeenlijk samenvalt met een materialis tische levensverhouding, staat de sociale op vatting. Het besef niet alleen in het bedrijfs leven te SU*»*., «acr meerderen geliji1 "•*- Mgr. Prof. P. G. Groenen Een bij talloozen bekend en bemind priester, de oud-hoogleeraar van het Theo- logicum te Warmond, de oud-moderator der Katholieke studenten, de huidige di recteur van het Centraal Katholiek Kolo niaal Bureau, mgr. prof. Groeenen, viert Dinsdag zijn veertigjarig priesterfeest. De veelzijdige intense arbeid door dezen priester op verscheiden terrein, duizen den tot hulp en steun en zegen verricht, dwingt waarachtige hoogachting en die pen eerbied af! Wij willen hier gaarne aan de „Maasbo de" het volgende ontleenen naar aanlei ding van dit jubileum: Op 30 September 1876 te Middelburg, dus in het Haarlemsche diocees, geboren, be zocht hij, na de lagere school te hebben doorloopen, eerst het seminarie te Culem- borg, hetgeen een gevolg was van het feit, dat zijn vader als ambtenaar bij den Wa terstaat, nogal eens van standplaats moest veranderen. Na de vierde klas op Culemborg ging hij over naar Hageveld en vervolgens naar Warmond. Op 15 Augustus 1899 werd hij met bijzonder dispensatie van Rome hij was toen namelijk nog geen 23 jaar oud priester gewijd. Een week na zijn priester wijding ontving hij zijn benoeming tot ka pelaan der St. Laurentiuskerk te Alkmaar. Vier jaar had hij daar als kapelaan ge werkt, toen zijn bisschop hem aan de di recte zielzorg onttrok en hem door de be noeming tot leeraar aan het seminarie Ha- geveld aanwees om anderen voor de taak van zielzorgers op te leiden. Zijn leeraar- schap op het seminarie Hageveld duurde wederom vier jaar, namelijk van Fe bruari 1903 tot Maart 1907. Het' ambt van hoogleeraar in de exegese van het Oude en Nieuwe Testament aan het Groot-Se minarie Warmond, kwam vacant en „mijn heer" Groenen, zooals de studenten van Hageveld hun leeraar noemden, werd pro fessor in de H. Schrift te Warmond. Hoe talloos vele toekomstige priesters heeft hij daar op het Groot-Seminarie de woorden van de H. Schrift verklaard. Diep ging hij steeds op de verschillende kwes ties in en de vorderingen der Bijbelwe tenschap werden door hem met groote aandacht gevolgd om er de studenten van het seminarie ook zooveel mogelijk profijt van te doen trekkpn. Niet alleen door de bestudeering van boeken en geschriften trachtte hij zijn wetenschap te verdiepen, ook in het land van den Bijbel zelf, in Pa lestina, ging hij in 1927 door een studie reis van eenige maanden zijn kennis om trent de "H. Boeken verrijken. Van den aanvang van zijn professoraat te Warmond af dateert ook zijn contact met de R.K. studentenbeweging. In 1908 volgde hij professor Van Noort, die tot pastoor te Amsterdam benoemd was, op als moderator der R.K. Studentenvereni ging „St. Augustinus" te Leiden en later, toen de Unie van R.K. Studentenvereni gingen was gesticht, zag hij zich ook met het Unie-moderatorschap belast. Wat hij als moderator voor de katholieke studen ten is geweest, hoe hij hen, onvoelbaar haast, wist te leiden, hoevelen van hen hij in moeilijke uren met raad en daad heeft ter zijde gestaan en hoezeer de katholieke academici hem en zijn hartelijke en gulle goedheid waardeerden, blijkt wel uit de geestdriftige artikelen in een tweetal ju bileumgedenkschriften, welke hem werden gewijd, n.l. uit de Feestbundel van „St. Augustinus" bij zijn zilveren priesterfeest uitgegeven en uit het lustrumnummer van „De Dijk", van 1933, toen prof. Groenen 25 jaar moderator der R.K. studentenbe weging was. De waardeering van de kerkelijke over heid voor zijn werk onder de katholieke studenten kwam tot uiting, toen hij na zijn 25-jarig mcderatorschap deze functie neer legde en zich benoemd zag tot Geheim Kamerheer van Z. H. den Paus. Intusschen had mgr. Groenen reeds in Juli 1931 zijn ambt als hoogleeraar te Warmond overgedragen en zich metter woon te 's-Gravenhage gevestigd, waar hem weer een geheel andere werkkring wachtte, n.l. de leiding van het Centraal Katholiek Koloniaal Bureau. Op 1 September werd dat bureau aan de Laan Copes van Cattenburch 76 geopend en prof. Groenen aanvaardde er het direc teurschap van. Dit bureau vormt het con tact in den ruimsten. zin van het woord tus schen katholiek Nederland en de missies in Oost- en West-Indië en heeft onder de wijze leiding van mgr. Groenen in. de 8 jaren van zijn bestaan reeds zeer veel ze genrijk werk verricht. Ook nog op vele andere wijzen werkt mgr. Groenen krachtdadig mede om de katholieke missiën in de overzeesche ge- biedsdeelen te steunen, n.l. als ijverig se cretaris van de Indische Missievereeniging, als hoofdredacteur van het belangwekkend Koloniaal Missietijdschrift, als voorzitter van het Nederlandsche Medisch Missieco mité, als lid van het Diocesaan Missieco- rechtigden en ondergeschikten naast zich te weten, drukt een stempel op doen en laten. Wat beteekent al dit getheoretiseer, wan neer in het zakenhart liefde, naastenliefde en rechtvaardigheid ontbreken, omdat mien dat godsdienstige en geen „zakelijke" din gen belieft te noemen? Maar kom, niet zoo somlber. De N.B.O. getuigt van den goeden wil en waar een wil is is een weg. Moge onder Gods 'mildsten zegen deze belangrijke, ja historisdhe gebeurtenis ten zegen strekken van alle bedrijfsgenooten T. mité en als adviseerend lid van den Natio- nalen Raad van den Priester Missiebond in Nederland. Maar met dit alles zijn de grenzen van het arbeidsveld, dat mgr. Groenen ondanks zijn 40 priester jaren nog met toewijding en energie bewerkt, nog niet getrokken. Hij is ook nog lid van de Rijksbeurzencom- missie (voor het verleenen van studiebeur zen aan studenten), van de Commissie van voorbereiding voor de aanwijzing van candidaat Indische ambtenaren en van het Haag-sche Gemeentelijke Boekenfonds voor middelbare scholen en gymnasia. Op zijn bureau wordt heel wat werk verzet. Zijn secretariaat van het Inlichtin genbureau voor Gegradueerden en van het daarmee in verband staande Informatie bureau van de R.K. Artsenvereeniging be handelde in het afgeloopen jaar niet min der dan 497 gevallen. Het aantal ingekomen stukken op het Centraal Katholiek Koloniaal Bureau be droeg dat jaar 1258, dat der uitgegane 1783. Verder verzorgt mgr. Groenen nog steeds de rubriek „Examens en Statistiek" in het Unie-Annuarium en der R.K. Stu dentenverenigingen. Zooals men ziet, heeft mgr. Groenen nog lang niet zijn „otium cum dignitate" aan vaard en wordt er nog heel wat werk door hem verzet. Tenslotte laten we hier een lijstje van zijn wetenschappelijke publicaties volgen. Van zijn hand verschenen: „Bijbelsche Ar- chaeologie", „Lijkverbranding", „Het Lij den en Sterven van Onzen Heer Jesus Christus" (een standaardwerk), „Algemee ne Inleiding tot de H. Schrift" en voorts tal van losse artikelen in „De Katholiek", „De Nederlandsche Katholieke Stemmen" en in het „Koloniaal Missietijdschrift". Mgr. Groenen zal zijn 40-jarig priester feest op Dinsdag 15 Augustus in intiemen kring vieren. Des morgens zal mgr. een H. Mis van dankbaarheid opdragen in de kapel der eerw. zusters van het St. Vin- centiuskinderhuis aan de Koninginne gracht 23 te 's-Gravenhage. Voor degenen, die den jubilaris persoon lijk hun gelukwenschen willen aanbieden, zal daartoe gelegenheid zijn 's middags van 2 tot 4 uur, Laan Copes van Catten burch 76. PASTOOR O HL ZESTIG JAAR PRIESTER. Op Maria Hemelvaart, Dinsdag a.s. zal het 60 jaar geleden zijn, dat pastoor Hen- drikus Stephanus Ohl, nestor der dienst doende geestelijkheid in het Aartsbisdom, pastoor van de H. Willibrordusparochie te Vleuten, de H. Priesterwijding ontving. PASTOOR SPAAN TE MONTFOORT. Op 15 Augustus 1939 zullen de parochia nen van Montfoort him Herder, den Zeer- eerwaarden heer Pastoor C. M. J. Spaan, op zeer bijzondere wijze huldigen. Daar zijn vele redenen voor. Allereerst, omdat Pastoor Spaan dit jaar een drievoudig feest viert. Zijneerwaarde werd geboren te Zutphen den 22 Februari 1874. Priester gewijd op 15 Augustus 1899, werd hij 30 October 1399 assistent te Gaanderen; op 26 September I 1902 kapelaan te Veendam, op 23 Decem- ber 1904 kapelaan te Wageningen, 26 Ja nuari 1906 kapelaan te Kampen, 19 Mei 1911 Rector van de Rijksasyls voor Psy- chopathen te Avereest, 28 Augustus 1914 Pastoor te Buurse, en 28 Maart 1919 Pas toor van de parochie van den H. Joannes den Dooper te Montfoort. Bezien wij deze data nader, dan is Pastoor Spaan dit jaar 65 geworden, 25 jaar pastoor, 20 jaar pas toor te Montfoort en 40 jaar priester. Priesterwijdin gen- Op Dinsdag 15 Augustus zal Z. H. Exc. Mgr. Dr. J. H. G. Lemmens, in de kapel van de Zusters van den H. Carolus Borromeus (Onder de Bogen) te Maastricht de H. Pries terwijding toedienen aan de fraters: W. Couturier, W. K. van Eeden, Jos. Ga- diot, C. Hennessy, A. van Kol, Jac. van Leengoed, H. Loeff, W. Nijs, J. van de Poel, Th. van der Putten, J. Remmerswaal, P. Sehmedding, P. Sdhoonenlberg, J. van Schiuylenfeurdh, L. Skoda, J. Smits van Oyen, Jac. Smulders, C. Strater, Fr. Theu- nissen, O. Verdier, K. Veihoofstad, J. Vis en Fr. Vojtek. Allen van de Sociëteit van Jezus. Nu dicht ik met een pen van vuur, Want sport is zoo verheven; Sport is voor 't lichaam spijs en drank, Alleen de sport is leven. Sport is het mooiste wat den mensch Zelfs leed kan doen vergeten, Geen rust voor 't afgetobde lijf, Maarzweeten, zweeten, zweeten. Wij loopen, loopen dagen lang, Tot onze voeten pijn doen, En wij ze ter genezing in Wat water en azijn doen. Ik roep het luid, van zulk een sport Ben ik een groot vereerder. Al loopt het bloed cok uit mijn voet, 'k Was één seconde eerder. LINTJES. Onder de vele dingen des levens, die ik niet versta, bevindt zich de jaarlijksche lintjesregen. Maar juist daarom is die jaarlijksche lintjesregen voor mij een jaarlijksche ver heugenis. Dan kan ik mij weer verdiepen in velt onbegrijpelijke dingen en trachten den diepen zin daarvan te ontdekken. Al wee* ik ook bij voorbaat reeds, dat dit weer tevergeefs zal zijn. Ligt dit aan mijn gebrekkig verstand? Ontbreekt er iets aan de cellen mijner her senen, die deze diepzinnige onderzoekin gen tot taak hebben? Ik weet het niet, maar toch geef ik den moed niet op. dat het mij nog eens geluk ken zal dit duistere geheim volledig te doorgronden. Ieder jaar op 31 Augustus, als de kran ten in vele kolommen melding maken van hen, wier revers vanaf dien datum ge tooid zal zijn met een heel klein knoopje, als onderpand hunner aardsche gelukza ligheid, verdiep ik mij in die vele namen. En dan groeit al lezende mijn niet-be- gr ij pende verbazing. Want ik lees, dat Mr. Dr. Tutflink is be vorderd tot commandeur in de Nederland sche Leeuw, dat de industrieel Th. X. Y. Z. Rijkelijkhuizen benoemd is tot ridder en de commies aan het departement van Fi nanciën A. O. F. Fibbe tot officier in de Oranje Nassau-orde. O, dat is werkelijk allemaal heel erg.... in orde. Maar heelemaal aan het einde lees ik, dat Klaas Commandeur en de post- baas Kees Loopuit alleen maar een me- dailletje in zilver of brons hebben gekre gen. En nu dringen allerlei vragen zich op aan mijn nieuwsgierig gemoed. Hebben al deze achtenswaardige lieden deze onderscheiding gekregen voor de ge trouwelijke vervulling van hun plicht". Maar wat is „plicht". Plicht is in ieder geval onafhankelijk van den aard der werkzaamheden van den plichtvervul- lende. Klaas Commandeur, de tramconducteur kan grooter zijn in de vervulling van 2ijn plicht dan de heer Tutflink, die comman deur werd, wat Klaas krachtens geboorte en van den bloede reeds was. En waarom krijgt Klaas Commandeur dan slechts een medailletje? Of hebben Mr. Dr. T. en Th. X. Y. Z. R. en A. O. F. F. sierlijk gesoigneerde vingeren aan wit te, smalle handen al of niet gesierd mtt diamanten of brillianten? En hebben Klaas en Kees soms zwarte nagelen, om dat zij al om vijf uur op moeten en geen tijd hebben om zich te manicuren? Daarin kan het verschil toch niet lis gen? Of is het soms de leeftijd? Maar waarom moeten dan al die lieden, die hunkerend op die aardsche zaligspre king zitten te wachten, wachten op dat lintje tot hun zestigste, zeventigste levens jaar, als hun leven wordt uitgebluscht te gelijk met het vuur van hun laaiend ver langen? En dan: zijn die menschen allen grooter nu, dan voordat die onderscheiding hun te beurt viel? Vervolgens: waar blijven wij particu lieren? Ik journalist die bescheiden ga langs den weg, die mijn potlood mij trekt door dit aardsche leven waar blijf ik? Ik ben „maar" in particulieren dienst Ik heb geen functie in overheidsdienst en moet ik dan maar blijven smachten naar de lafenis eener hooge onderscheiding? En hij welken groep zou ik eventueel behooren? Bij de afdeeling Mr. Dr. T. en Th. X. Y. Z. R. of bij de groep van Klaas en Kees? Al deze vragen rijzen ieder jaar op 31 Augustus op in mijn brein. De fatale datum nadert. Ik zal weer puzzelen. Ijverig en nauwgezet. En nu reeds weet ik, dat al deze vragen onop gelost zullen worden verschoven naar 31 Augustus 1940. Want de eenige oplossing, die ik vinden kan, is, dat mijn armzalig brein, geen on derscheiding waard is. DANIëL. Wjj rijden in pijlsnelle vaart, In een pijlsnelle auto, Wij krijgen soms den eersten prijs En in de krant een foto. Of wij verliezen soms het stuur In onzen snellen wagen, Ook dan een foto in de krant: Hoe wij zijn weggedragen. Da's geen sensatie, dat is sport, Waarnaar de menschen snakken, En valt er een, dan trappen zij In spanning met hun hakken. 't Moet altijd maar weer sneller gaan, 't Gevaar, daar kan men tegen, Want sterft er een, dan heeft men toch Waar voor zijn geld gekregen. 'k Bemin die sport al slaat zij ook In 't mensch'lijk hart een wonde. Maar mensch'lijkheid is minder waard Dan 'n deel vin een seconde. Zóó snel te zijn, dat seint men heel De wereld rond per code* Éérst de seconder, die irer» liep En dan het aantal docden TROUBADOUR. SPORT. Het laatste Amerikaansche voet balseizoen eischte in totaal 340 dooden. (Courantenbericht).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 10