DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
JiaMttetó-aUóió
DINSDAG 8 AUGUSTUS 1939
30ste Jaargang No. 9408
S)e CcicbcH^Soii^cmt
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935.
Adv. en Abonn.-tarieven zie pag 2.
Giro 103003. Postbus 11.
Dit nummer bestaat alt
vier bladen.
V De vreemde Leidsche
S.D.A.P.
Op den nationalen feestdag heeft de heer
Koos Vorrink, voorzitter van de S.D.A.P.,
een radiorede gehouden over arbeidersbe
weging en monarchie.
Wij achten het wel van belang, op deze
rede de aandacht te vestigen.
Na de plaats van de monarchie in het
leven van den staat te hebben aangegeven,
wilde spr. niet ontkennen, dat er, voor
wat Nederland en de S.D. arbeidersbewe
ging betreft, in de verhouding tot het Ko-
ninlijk Huis zekere spanningen hebben.
- bestaan, deels als gevolg van zekere theo
retische opvattingen en deels als gevolg
van zekere feitelijke omstandigheden.
Die theoretische opvattingen hebben in
het practische optreden van de arbeiders
beweging in het politieke leven nooit een
rol gespeeld. Toen in het jaar 1895 het eer
ste strijdprogram der S.D.A.P. werd opge
steld., werd er een voorstel gedaan om
daarin ook te eischen: afschaffing van het
koningschap. Het voorstel werd krachtig
bestreden en verworpen, reeds in de zoo
moeilijke dagen dus van de opkomst der
arbeidersbeweging. En in 1937 constateer
de ir. Albarda op het- S.D.A.P.-congres:
„Van de zijde der Koningin hebben wij
nooit anders dan de meest correcte bejege
ning ondervonden".
Maar anderen hebben in hun verzet te
gen de opkomende arbeidersbeweging vol
komen overbodig hun gevoelens van sym
pathie ten opzichte van het Koninklijke
Huis betrokken, aldus spr.
Een kunstmatige tegenstelling tusschen
de S.D. arbeidersbeweging en de Kroon
werd op deze wijze in het leven geroepen.
Ongetwijfeld tot schade van de heele na
tionale gemeenschap, want daardoor werd
het groeiproces noodeloos bemoeilijkt.
De practijk hier en elders heeft bewe
zen, dat de constitutioneele monarchie zich
voortreffelijk met een democratisch staats
bestel en een uitgebreiden volksinvloed
laat vereenigen. Er is reden in de tijden
van heftige beroeringen, die wij thans be
leven, de vraag te stellen, of de constitu
tioneele monarchie niet een bijzonder te
waardeeren waarborg biedt voor de duur
zaamheid onzer democratische instellingen.
In het groeiproces der Nederlandsche
S.D.-arbeidersbeweging zijn vroegere te
genstellingen tot de monarchie, verbleekt
en heeft zich een gevoel ontwikkeld van
oprechte hoogachting en waardeering
v.oor de voorname figuur van de draagster
der hoogste waardigheid in ons staatsbe
stel. Er leeft ook in de S.D.-arbeidersbewe
ging een gevoel van menschelijke sympa
thie met Haar, die eenmaal geroepèn zal
zijn, die hoogste waardigheid over te ne
men.
Met voldoening is het feit waargenomen,
dat in het Kroonprinselijk gezin klaarblij
kelijk van die algemeen menschelijke, de
mocratische levensopvattingen worden ge
huldigd, die zooveel hebben bijgedragen
tot de populariteit van regeerende vorsten
huizen in de Europeesche staten, aan wier
volksaard wij ons het meeste verwant
voelen.
Aldus sprak gisteren een sociaal-demo
cratisch leider.
In Leiden hebben wij vaak andere ge
luiden gehoord. In het verleden. Maar óók
in het heden klinkt er nog geen stem zoo
positief monarchaal, als die van den heer
Vorrink! Wij kunnen ons moeielijk voor
stellen te hooren uit den mond van den
Leidschen heer mr. v. Eek, dat de consti
tutioneele monarchie een bijzonder te
waardeeren waarborg biedt voor de duur
zaamheid onzer democratische instellingen.
Trouwens de opvattingen van de S.D.A.
P. te Leiden zijn in meerder opzicht uit
zonderlijk en opvallend conservatief.
In dit verband wijzen wij naar een on
der „Stadsnieuws'' uit de „N. Leidsche
Crt." overgenomen artikel. De sedert kort
in Leiden gevestigde S.D.A.P.'er dr. S.
Mok (voorzjtter van den Raad van Ar
beid) neemt zooals uit dit artikel blijkt
inzake het bezetten van wethoudersze
tels een heel ander standpunt in, dan de
Leidsche S.D.A.P. tot nu toe; een logi
scher, een reëeler standpunt.
De parlementaire redacteur van de
„Tijd" berichtte gisteren:
Twee bezoeken, die de formateur ont
ving, doorkruisen de tot nu toe gemaakte
berekeningen over de vermoedelijke sa
menstelling van een kabinet-De Geer.
Het eerste bezoek was dat van den oud
chef van de afdeeling Diplomatieke Za
ken aan het Departement van Buitenland-
sche Zaken, mr. E. N. van Kleffens, die
onlangs tot Hr. Ms. gezant te Bern is be
noemd en op 16 Augustus e.k. dien post
zal betrekken.
Indien deze bespreking verband houdt
met de kabinetsformatie, mr. van Klef
fens heeft dat nóch bevestigd, noch ont
kend kan zij er op wijzen, dat de heer
De Geer den demissionnairen minister van
Buitenlandsche Zaken mr. J. A. N. Patijn
niet in zijn kabinet wenscht over te ne
men of dat minister Patijn van zijn kant
geen portefeuille wenscht te aanvaarden.
Zulk een veronderstelling kan wellicht
eenigen steun vinden in de omstandig
heid, dat bij de behandeling der begroo
ting van Buitenlandsche Zaken eenig mee-
ningsverschil tusschen den heer De Geer
en minister Patijn aan den dag is getre
den, weliswaar niet over de fundamenteele
kwestie van zelfstandigheidspolitiek, doch
wel over een belangrijke zaak: de richting,
waarin wij' verdere gebeurtenissen te Ge-
nève dienen te beïnvloeden.
Ook naar de beteekenis van het tweede
bezoek, n.i. dat van den Commandant van
het Veldleger luit. generaal van Voorst tot
Voorst, kan men slechts gissen. Mogelijk
is, dat .dit bezoek geen ander dan een in-
informatief karakter had, waarbij de
Commandant van het Veldleger den for
mateur slechts eenige inlichtingen zou
hebben verstrekt i.v.m. den samenstelling
van zijn program. Indien dit zoo is, zou
de formateur echter tot hetwinnen van
zulke adviezen niet de gebruikelijke in
stantie hebben gekozen; gewoonlijk zijn
het de chefs der generale staven van leger
en 'vloot die zulk advies geven en inder
tijd ook door H. M. de Koningin daartoe
werden geroepen.
Een andere mogelijke verklaring van dit
bezoek is dan ook dat de demissionnaire
minister van Defensie, de heer Van Dijk.
bedankt zou hebben voor een portefeuille
in het nieuwe kabinet, zulks zou uit
tweeërlei motief kunnen voortkomen.
Vooreerst uit een persoonlijk gevoelen
van den heer Van. Dijk, die door persoon
lijke vriendschapsbanden met den heer
Colijn verbonden is. In dit geval betreft
het slechts het vinden van een anderen
bewindsman voor Defensie. De mogelijk
heid bestaat ook echter, dat de heer Van
Dijk zou geweigerd hebben krachtens een
hem bekend besluit van de Anti-Revolu-
tionnaire Kamerfractie. Indien dat het ge
val zou zijn, dan zou naar wij meenen te
weten ook de Liberale Partij een derge
lijk standpunt innemen en zouden dus zoo
wel mr. Terpstra als de heer Van Lidth de
Jeude voor de hun aangeboden portefeuil
les bedanken. Vooralsnog achten wij ech
ter zulk een houding van de Anti-Revolu-
tionnaire fractie minder waarschijnlijk.
Immers de beslissing over het vijfde kabi
net Colijn was niet gericht tegen de Anti-
Revolutionnairen en ook slechts toevallig
tegen dr. Colijn; zij zou evenzeer gevallen
zijn indien bijv. dr. Kooien met eenzelfde
kabinet voor de Kamer ware gekomen.
In politieke kringen neemt men overi
gens aan dat, ook indien Anti-Revolution -
nairen en event, ook Liberalen medewer
king aan de poging van den heer De Geer
zouden weigeren, deze de vorming van
een kabinet niet zal opgeven.
MINISTER VAN DIJK
EN MR. TERPSTRA WENSCHEN
GEEN ZITTING TE NEMEN IN 'T
KABINET.
Naar het A. N. P. van betrouwbare
zijde wordt medegedeeld, hebben de
heer en dr. J. J. C. van Dijk en mr.
J. Terpstra het standpunt ingenomen,
dat zij niet zitting kunnen nemen in
het kabinet, dat de heer jhr. mr. D. J.
de Geer zich voorgenomen heeft te
vormen.
OOK JHR. VAN LITH DE JEUDE
WEIGERT.
Jhr. ir. O. -C. A. van Lidth de Jeude
beeft, na overleg met vooraanstaande
partij genooten, dien kabinetsformateur
medegedeeld, dat bij geen portefeuille
wenscht te aanvaarden in het kabinet,
dat de heer de Geer zich thans voor
stelt te vormen.
Maandagmiddag heeft de kabinetsforma
teur, jhr. mr. D. J. de Geer, op het depar
tement van Binnenlandsche Zaken ir. J.
W. Albarda ontmoet. Daarna heeft hij een
onderhoud gehad met den luitenant-kolo
nel van den generalen staf A. Q. H. Dijx-
hoorri. Dit laatste onderhoud duurde van
ongeveer half vier tot vijf uur.
De formateur heeft Maandagavond aan
het departement van Binnenlandsche Za
ken een bespreking gehad met mr. A. M.
Joekes, den voorzitter van de Vrijzinnig-
democratische fractie der Tweede Kamer.
PARIJSCHE
DAGBOEKKRABBELS
Woensdag 26 Juli.
Gisteravond arriveerden hier enkele fa
milie-leden. Ze waren met een reisgezel
schap en zouden vandaag - naar Lisieux
gaan in een autocar. Ze vroegen me, of ik
zin had mee. be rijden naar de, sinds, be
trekkelijk korten tijd, zoo beroemde bede
vaartplaats. Natuurlijk was ik daarvoor te
vinden. Zoo ben ik vandaag dan in Norr
mandië geweest, in het Departement var.
Cavaldos. En ik heb er geen spijt van, in
tegendeel.
De tocht begon schijnbaar slecht. We
reden eerst naar de Notre-Dame: toen we
op het „Parois" waren uitgestapt begon het
druilerig te -regenen. Na een kort bezoek
aan den Kathedraal zijn we naar de rue
Daru gereden, bij de place des Termes, om
de Kathedraal van de orthodoxe Russen in
Parijs te bekijken. Toen-we er aankwamen,
zagen we op het voorplein een knecht staan,
in blauwe kiel en met zwarte uniform-pet,
een echt Russisch type, hij deed aan Tsaar
Nicolaas denken. We konden slechts in het
voorste gedeelte van de kerk komen, men
was bezig met werkzaamheden in de koe
pel, er' stond 'een groote stijger. Dat was
wel jammer, er ging nu veel van het myste
rieuze van zoo'n kleurige, goudstralende
orthodoxe kerk verloren. We moesten van
de kerk in allerhaast naar de autocar vluch
ten,- zoo overvloedig viel de regen. Maar
toen we Neuilly en de brug over de Seine
waren gepasseerd was het droog. Wel bleef
de atmosfeer somlber. Nog 'n tijd lang rijdt
men door" banlieue, die vooral zoo leelijk
is omdat er geen orde heerscht: de meest
uiteenloopende huizen staan er pêle-mêle
door elkaar: vervallen oude krotten, werk
plaatsen, fabrieksgebouwen naast hooge,
splinternieuwe flats. Maar als men de ban
lieue eenmaal verlaten heeft, wordt het
landschap fijn. Enkele malen passeer en we
de Seine die hier zulke steike kronkelingen
maakt We gaan over St. Germain-en-Laye,
Mantes, Evreux, in het geheel een afstand
van 170 K.M. We steken het departement
van de Eure over, om in. dat van Calvados
te komen. De -weg" is vol afwisseling,
glo oiend weiland, bosschen, licht-heu vel en-
de groote akkers met tarwe, haver of vlas.
Voorfbij Evreux krijgen we een panne, het
schijnt dat de olieleiding verstapt is. We
komen met enkele uren vertraging in Li
sieux, maar, ondanks de stroomende regen,
blijft de stemming van het gezelschap won
derlijk-goed: eenmaal aangekomen is het
leed spoedig vergeten.
Na 'het dejeuner, dat klaarstond, zijn we
naar de Karmel gegaan, om het graf van
die kleine Theresia te bezoeken en de „Salie
des reliques". Ik schrijf nu over de kleine
Theresia en iedereen weet terstond, wie
daarmee bedoeld is. Voor veel menschen
heeft de devotie tot de „petite Sainte" iets
onsympathieks gekregen (mijn goede vriend
in Versailles sprak van „fétichisme"!) en
ik kan het me indenken. De afschuwelijke
devotionaliën, die men in omloop brengt
in verband met de nederige Carmelites van
Lisieux, de smakelooze fondantpoppen, die
haar, (zelfs in onze kerken!) moeten voor
stellen, hebben er niet weinig toe bijgedra
gen, dat Katholieken met nog een klein
beetje goede smaak en gezond verstand,
zich gaan afvragen, of dat nu het Katholi
cisme moet zijn. Gelukkig niet! Wie de
werkelijke „kleine Theresia" van Lisieux
wil leeren kennen, die moet haar leven
eens lezen, niet haar leven, zooals sommige
gesuikerde devotieboekjes dat hebben mis
vormd, maar haar leven, zooals zij dat zelf
met zulk een verrukkelijke eenvoud in
de „Histoire d'une ame" beschreven heeft.
Ik heb wel eens menschen ontmoet, die de
Histoire d'une ame een volkomen onbe
nullig geschrift vonden, sentimenteele ont
boezemingen van een, naar dien smaak van
wereldsche menschen wel wat al te vroom
jong meisje. Ik kan zulke menschen alleen
maar zeggen, dat ze niet goed gelezen heb
ben, dat ze de groote hèlfhaftige ziel van
dat zoo teedere kind niet hebben ontdekt.
Persoonlijk heb ik de ondervinding, dat de
„Histoire d'une ame" bij iedere lezing
levender, dieper, grootscher wordt.
En bijzonder nu ik Lisieux zelf gezien
heb. Neen, niet de pompeuze basiliek heeft
Maandagavond van ongeveer half negen
tot half tien heeft jhr. mr. De Geer een
bespreking gehad met den minister van
Waterstaat, jhr. ir. O. C. A. van Lidth de
Jeude, ten huize van laatstgenoemde.
Daarna heeft de heer De Geer zich huis
waarts begeven.
Hedenochtend om half twaalf heeft de
Amsterdamsche hoogleeraar dr. R. H.
Woltjer, lid van de Eerste Kamer, een
bezoek aan den kabinetsformateur, jhr. mr.
D. J. de Geer, te diens huize gebracht. De
heer Woltjer is Anti-Revolutionair. Het
.bezoek duurde twee uur.
De kabinetsformateur jhr. mr. D. J. de
Geer heeft hedenmiddag te zijnen huize
te kwart over twee den demissionnaire mi
nister van Financiën, den heer C. W. Bo-
denihausen ontvangen.
me iets gezegd, ik vond ze volkomen in
disproportie met wat „la petitie Thérèse"
eigenlijk geweest is, ook niet de grafkapel,
met het schrijn, waarin men, achter glas,
een nagemaakte, wassen Theresia te ruste
heeft gelegd. Maar ik werd ontroerd door
de realiteit van haar aanwezigheid, daar
bij haar graf, waar de menschen almaar
komen 'bidden en bloemen neerleggen. En
door het zien van de groote, zwarte grille,
waarachter het koor dier Carmelitessen ver
borgen is, en het luikje, waar ook zij, jaren
lang, zoo dikwijls is neergeknield, om
„Hem" te ontvangen. En door de relikwieën
in het klooster, haar prachtige haren, af
geknipt op den dag van haar inkleeding
en met de witte Bruiddbloemen er nog in.
Er was misschien niets wat me zoo ont
roerd heeft als die haren: het komt plotse
ling zoo dicht bij, het komt zoo levend voor
je staan, wat het eigenlijk geweest is, dat
offer van dat meisje van vijftien jaar, die
van de velden hield en de vogels -en de
verten en die uit de wereld wegvlucht,
om zich te begraven in het strenge, om
muurde klooster, waar allies armoede en
onthechting is. Er zijn nog meer ontroe
rende souvenirs, haar doopjurk, het jurkje,
waarin ze, als heel klein bruidje, bloemen
mocht strooien voor het Heilig Sacrament,
de strijkijzers, waarmede ze, als kosteres,
het kerkgoed heeft opgestreken.
Van de Karmel zijn we eerst naar de
Basiliek, vandaar naar „les Buissonnets"
gegaan. Dat is de kleine villa, waarin de
familie Martin, na de diep-betreurde dood
van de moeder, in Lisieux was gaan wonen.
Alles is er nog bijna net als in de tijds dat
Thérèse hier leefde ,hier speelde in den
tuin, hier bad, hier nadacht over de groote
vragen, die het leven stelt. Ze spreekt in
haar autobiografie over de omgeving, waar
in Godi's genade haar liet opgroeien, en
die was „impregnée d'un parfum virginal"
en inderdaad, men voelt het in de kleine
woning, met z'n rustige, goed-onderfiouden
tuin, hoe alles er maagdlelijkheid ademt.
En wat is het er vol van herinneringen!
De groote schoorsteen, waar ze, op het
Kerstfeest, haar schoentje zette, zooals de
kinderen dat in ons land met Sint Nicolaas
doen. De eetkamer, met dezelfde meubels,
de lampen, die gebrand hebben op den
avond van haar Eerste-Communiefeest.
Daar heeft zij gezeten, ze heeft de senti
menteele lithografieën gekend, die er ru
nog aan de wanden hangen. Haar slaap
kamer, waar ze wonderbaar genezen is door
de glimlach van de Heilig Maagd. En de
verzameling van al haar speelgoed, haar
pop, haar fornuisje, het springtouw, de
schooltasch, haar boeken, haar atlas en
honderd kleine snuisterijen, waarmee ze
gespeeld heeft, de kinderstoel, de poppe-
wieg, een dambord, het kooitje met het op
gezette vogeltje erin. Het is zoo ontroerend,
omdat het zoo simpel is, zoo doodgewoon
en omdat het zoo duidelijk getuigt, dat hei
ligheid ontbloeien kan in diezelfde, alle-
dlaagsche omgeving, waarin wij allen zijn
opgegroeid.
Ook de tuin heeft een wonderlijke beko
ring. Men moet alle paadjes door wandelen
en bedenken: hier is zij langs gegaan, „la
petite Sainte", hier liggen haar offers, haar
zelfverloochening, hier heeft zij God zoo
boven alles liefgehad.
Midden in de tuin staat een beelden
groep. De oude heer Martin, de vader van
Thérèse, zit op een bank en Theresia, zijn
„koninginnetje", zit niaast hem, vijftien jaar
oud. Ze kijkt haar vader smeekend aan:
daar, op diezelfde plaats heeft ze eens in
werkelijkheid, als meisje van vijftien jaar
gezeten, om de toestemming af te bedelen
tot intrede in de Karmel. De beeldengroep
is als kunstwerk niets bijzonders, even bur
gerlijk als alles in Lisieux: maar men kan
ze niet zonder ontroering zien, omdat men
plotseling beseft, dat men hier voor een
geweldig, geestelijk drama staat, een drama,
dat zioh afspeelde, tusschen een kind, een
meisje van vijftien jaar, en den wonderba
ren, mysterieuizen, Almaohtigen God!
Het was "na den middag bet mooiste weer
van de wereld geworden. Vliegensvlug
reden we terug naar Parijs: het was.een
rijke dag!
V r ij d a g 28 Juli.
Vanmiddag bezocht ik mijn goede vrien
den in Versailles. Ik heb er lang gepraat
en weer veel geleerd. Dezer dagen las i'k
in een nieuwe roman van Daniel Rops, die
de 'brandende vragen van de confrontee
ring van Katholicisme en Communisme be
handelt, dat een Russische Communist zei:
„la Révolution, ga nous surpasse". De revo
lutie, dat is iets wat sterker is dan wezelf,
daaraan geven we ons, onodanks onzelf, het
is een stuk van ans wezen geworden. Het
viel me geweldig op, dat mij vriendelijke
gastvrouw thans hetzelfde woord gebruikte,
maar in een heel andere combinatie. „Le
Oatholicisme", zei ze „ga nous surpasse mon
Pére, nous Frangais". Het Katholicisme, dat
is iets, wat er bij ons Fransohen zoo diep
inzit, dat het onszelf te boven gaat. We
moeten wel Katholiek zijn. Nooit zal men
er in slagen, het Katholicisme uit de Fran-
sche ziel te doen verdwijnen.
Ze vertelde me enkele staaltjes. Ze had
een dienstbode, die niet praktizeerde. Gp
zékeren dag komt de vrouw vertellen:
„nnijm kind is ernstig ziek". Het was een
ikind van een jaar oud. Ze ging 'kijken: het
'kind lag in doodstrijd, zonder dat de arme
vrouw het zich bewust was. Ze haalde haar
eigen dokter exbij: die verzocht haar, de
VOORNAAMSTE NIEUWS
Buitenland
De Senaat van Dantzig heeft een gema
tigd antwoord aan Polen gezonden. (2de
blad),
Het drijven der Japansche officieren,
naar een alliantie met Duitschland en Ita
lië. (2de blad).
Binnenland
Na de geboorte van prinses Irene. (2de
en 1ste blad).
Het Eerste-Kamerlid jhr. mr. van Sasse
van IJsselt is overleden. (2de blad).
Windhoos boven Nieuw Weerdinge. (3de
blad).
Moordaanslag te Driel. (3de blad).
PE WERELD IN
VOGELVLUCHT
DANTZIG. Er schijnt netspanning te
komen in de kwestie-Dantzig. De ruzie aan.
de Poolsche grens over de positie der doua-
na-inspecteurs nam de laatste dagen zulk
e:en omvang aan, dat de spanning daar
hoogst gevaarlijk werd. Warschau stuurde
een omvang aan, dat de spanning daar
men zou een nog heftiger antwoord van
Dantzig hebben kunnen verwachten. Het
schriftelijke antwoord, dat de Senaat van
Dantzig gisteren overhandigd heeft, is
evenwel vrij gematigd en naar het zich laat
aanzien, is de kwestie van de Poolsche
douane-inspectie daarmede aangeland, in
het stadium van diplomatieke onderhande
lingen. Beide partijen hebben zich reeds
daartoe bereid verklaard.
Er valt evenwel nog geen „hei" te roepen
vóór men over de brug is, want de agitatie
zal nog wel eenigen tyd levendig worden
gehouden. Bovendien mogen wij er aan
herinneren, dat aan de gewelddadige op
lossing van de Sudeten-Duitsche kwestie
ook een periode van veel-belovende onder
handelingen vooraf ging. Maar het stemt
in elk geval tot voldoening, dat er weer
eens een ander geluid gehoord, wordt dan
de eeuwige scheldpartijen en het bluffen
over eigen kracht.
moeder op de hoogte te brengen van den
werkelijken toestand: de eene long van het
kind was vol etter: het zou dienzelfden
middag nog sterven. Toen ze de arme moe-
dier heel voorzichtig het gevaar dieedl ver
moeden, was haar eerste woord: O'h Ma
dame, mijn kind is niet gedoopt!"
„Ja kunt het toch laten doopen", ant
woordde ze.
„Ja maar, wat zal mijn man zeggen!"
„Beloof O. L. Heer iets, als het kind ge
doopt kan worden".
En plotseling knielde de vrouw neer en
riep met overtuiging: „Mijn God, i'k beloof
U, als mijin kind beter wordt, zal ik het
laten dioopen". Toen 's avonds die dokter
kwam, was het kind al veel beter, tot zijn
groote verwondering. Den volgenden mor
gen leverde de zieke long een kannetje vol
etter op. Toen het kind beter was, is het
gedoopt: een ander kind van diezelfde vrouw
heeft toen de Eerste H. Communie gedaan.
Mijn gastvrouw sprak ook over den oor
log, over die dreigende Septemberdagen van
1914, toen DuitsChe Uhlanen gezien waren
in Lagny op 17 K.M. afstand van Parijs!
Men was er niet op voorbereid, er waren
geen wapens in de arsenalen van Parijs,
een generaal van het leger, een familielid,
heeft later zelfs verteld, d'at men de solda
ten niet eens van kogels kon voorzien en ze
houten kogels gaf, om het moreel niet te
schokken. Generaal Galliein heeft toen alle
taxi's van Parijs gerequireerd' en alle vind
bare troepen in allerijl naar de Marne
doen brengen. En de Duitsche vloed is tot
staan gebracht.
Maar heel Parijs lag op z'n 'knieën, de
kerken waren stampvol. In die dagen, mon
Père, was plotseling heel Frankrijk weer
geloovig Katholiek!
Enkele staaltjes in dezen geest hoorde ik
de vorige week van een der kapelaans van
Levallois. In de sombere Septemberdagen
van het vorig jaar, vóór München, hebben
tal van menschen zich 'bekeerd. Er er zijn
verschillende huwelijken in orde gebracht!
Meerdere echtparen hadden 'beloofd, als
de vrede bewaard bleef, hun. huwelijk voor
de Kerk in orde te brengen.
Dat doet iets zien van het Katholicisme
bij heel veel Franschen. In zijn hart ge
looft men nog, maar men is onverschillig
of lichtzinnig. Zoodra gevaar dreigt, zoodra
moeilijkheden oprijzen, weet men toch on
middellijk, waar men een toevlucht moet
zoeken. Soms vraag ik mij af, of de haat,
die sommigen hier tegen de Kerk bezielt,
niet enkel verklaard kan worden door het
feit „dat zij wel beter weten!" Zeker, laat
ons niet simplistisch zijn. Maar laat ons
dan d"e simplismen vermijden van beide
kanten!
Lavallois-Perret.
Dr. HENRI VAN ROOIJEN,
Kruisheeivi