DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN JiaMttetó-aUóió DINSDAG 8 AUGUSTUS 1939 30ste Jaargang No. 9408 S)e CcicbcH^Soii^cmt Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. Adv. en Abonn.-tarieven zie pag 2. Giro 103003. Postbus 11. Dit nummer bestaat alt vier bladen. V De vreemde Leidsche S.D.A.P. Op den nationalen feestdag heeft de heer Koos Vorrink, voorzitter van de S.D.A.P., een radiorede gehouden over arbeidersbe weging en monarchie. Wij achten het wel van belang, op deze rede de aandacht te vestigen. Na de plaats van de monarchie in het leven van den staat te hebben aangegeven, wilde spr. niet ontkennen, dat er, voor wat Nederland en de S.D. arbeidersbewe ging betreft, in de verhouding tot het Ko- ninlijk Huis zekere spanningen hebben. - bestaan, deels als gevolg van zekere theo retische opvattingen en deels als gevolg van zekere feitelijke omstandigheden. Die theoretische opvattingen hebben in het practische optreden van de arbeiders beweging in het politieke leven nooit een rol gespeeld. Toen in het jaar 1895 het eer ste strijdprogram der S.D.A.P. werd opge steld., werd er een voorstel gedaan om daarin ook te eischen: afschaffing van het koningschap. Het voorstel werd krachtig bestreden en verworpen, reeds in de zoo moeilijke dagen dus van de opkomst der arbeidersbeweging. En in 1937 constateer de ir. Albarda op het- S.D.A.P.-congres: „Van de zijde der Koningin hebben wij nooit anders dan de meest correcte bejege ning ondervonden". Maar anderen hebben in hun verzet te gen de opkomende arbeidersbeweging vol komen overbodig hun gevoelens van sym pathie ten opzichte van het Koninklijke Huis betrokken, aldus spr. Een kunstmatige tegenstelling tusschen de S.D. arbeidersbeweging en de Kroon werd op deze wijze in het leven geroepen. Ongetwijfeld tot schade van de heele na tionale gemeenschap, want daardoor werd het groeiproces noodeloos bemoeilijkt. De practijk hier en elders heeft bewe zen, dat de constitutioneele monarchie zich voortreffelijk met een democratisch staats bestel en een uitgebreiden volksinvloed laat vereenigen. Er is reden in de tijden van heftige beroeringen, die wij thans be leven, de vraag te stellen, of de constitu tioneele monarchie niet een bijzonder te waardeeren waarborg biedt voor de duur zaamheid onzer democratische instellingen. In het groeiproces der Nederlandsche S.D.-arbeidersbeweging zijn vroegere te genstellingen tot de monarchie, verbleekt en heeft zich een gevoel ontwikkeld van oprechte hoogachting en waardeering v.oor de voorname figuur van de draagster der hoogste waardigheid in ons staatsbe stel. Er leeft ook in de S.D.-arbeidersbewe ging een gevoel van menschelijke sympa thie met Haar, die eenmaal geroepèn zal zijn, die hoogste waardigheid over te ne men. Met voldoening is het feit waargenomen, dat in het Kroonprinselijk gezin klaarblij kelijk van die algemeen menschelijke, de mocratische levensopvattingen worden ge huldigd, die zooveel hebben bijgedragen tot de populariteit van regeerende vorsten huizen in de Europeesche staten, aan wier volksaard wij ons het meeste verwant voelen. Aldus sprak gisteren een sociaal-demo cratisch leider. In Leiden hebben wij vaak andere ge luiden gehoord. In het verleden. Maar óók in het heden klinkt er nog geen stem zoo positief monarchaal, als die van den heer Vorrink! Wij kunnen ons moeielijk voor stellen te hooren uit den mond van den Leidschen heer mr. v. Eek, dat de consti tutioneele monarchie een bijzonder te waardeeren waarborg biedt voor de duur zaamheid onzer democratische instellingen. Trouwens de opvattingen van de S.D.A. P. te Leiden zijn in meerder opzicht uit zonderlijk en opvallend conservatief. In dit verband wijzen wij naar een on der „Stadsnieuws'' uit de „N. Leidsche Crt." overgenomen artikel. De sedert kort in Leiden gevestigde S.D.A.P.'er dr. S. Mok (voorzjtter van den Raad van Ar beid) neemt zooals uit dit artikel blijkt inzake het bezetten van wethoudersze tels een heel ander standpunt in, dan de Leidsche S.D.A.P. tot nu toe; een logi scher, een reëeler standpunt. De parlementaire redacteur van de „Tijd" berichtte gisteren: Twee bezoeken, die de formateur ont ving, doorkruisen de tot nu toe gemaakte berekeningen over de vermoedelijke sa menstelling van een kabinet-De Geer. Het eerste bezoek was dat van den oud chef van de afdeeling Diplomatieke Za ken aan het Departement van Buitenland- sche Zaken, mr. E. N. van Kleffens, die onlangs tot Hr. Ms. gezant te Bern is be noemd en op 16 Augustus e.k. dien post zal betrekken. Indien deze bespreking verband houdt met de kabinetsformatie, mr. van Klef fens heeft dat nóch bevestigd, noch ont kend kan zij er op wijzen, dat de heer De Geer den demissionnairen minister van Buitenlandsche Zaken mr. J. A. N. Patijn niet in zijn kabinet wenscht over te ne men of dat minister Patijn van zijn kant geen portefeuille wenscht te aanvaarden. Zulk een veronderstelling kan wellicht eenigen steun vinden in de omstandig heid, dat bij de behandeling der begroo ting van Buitenlandsche Zaken eenig mee- ningsverschil tusschen den heer De Geer en minister Patijn aan den dag is getre den, weliswaar niet over de fundamenteele kwestie van zelfstandigheidspolitiek, doch wel over een belangrijke zaak: de richting, waarin wij' verdere gebeurtenissen te Ge- nève dienen te beïnvloeden. Ook naar de beteekenis van het tweede bezoek, n.i. dat van den Commandant van het Veldleger luit. generaal van Voorst tot Voorst, kan men slechts gissen. Mogelijk is, dat .dit bezoek geen ander dan een in- informatief karakter had, waarbij de Commandant van het Veldleger den for mateur slechts eenige inlichtingen zou hebben verstrekt i.v.m. den samenstelling van zijn program. Indien dit zoo is, zou de formateur echter tot hetwinnen van zulke adviezen niet de gebruikelijke in stantie hebben gekozen; gewoonlijk zijn het de chefs der generale staven van leger en 'vloot die zulk advies geven en inder tijd ook door H. M. de Koningin daartoe werden geroepen. Een andere mogelijke verklaring van dit bezoek is dan ook dat de demissionnaire minister van Defensie, de heer Van Dijk. bedankt zou hebben voor een portefeuille in het nieuwe kabinet, zulks zou uit tweeërlei motief kunnen voortkomen. Vooreerst uit een persoonlijk gevoelen van den heer Van. Dijk, die door persoon lijke vriendschapsbanden met den heer Colijn verbonden is. In dit geval betreft het slechts het vinden van een anderen bewindsman voor Defensie. De mogelijk heid bestaat ook echter, dat de heer Van Dijk zou geweigerd hebben krachtens een hem bekend besluit van de Anti-Revolu- tionnaire Kamerfractie. Indien dat het ge val zou zijn, dan zou naar wij meenen te weten ook de Liberale Partij een derge lijk standpunt innemen en zouden dus zoo wel mr. Terpstra als de heer Van Lidth de Jeude voor de hun aangeboden portefeuil les bedanken. Vooralsnog achten wij ech ter zulk een houding van de Anti-Revolu- tionnaire fractie minder waarschijnlijk. Immers de beslissing over het vijfde kabi net Colijn was niet gericht tegen de Anti- Revolutionnairen en ook slechts toevallig tegen dr. Colijn; zij zou evenzeer gevallen zijn indien bijv. dr. Kooien met eenzelfde kabinet voor de Kamer ware gekomen. In politieke kringen neemt men overi gens aan dat, ook indien Anti-Revolution - nairen en event, ook Liberalen medewer king aan de poging van den heer De Geer zouden weigeren, deze de vorming van een kabinet niet zal opgeven. MINISTER VAN DIJK EN MR. TERPSTRA WENSCHEN GEEN ZITTING TE NEMEN IN 'T KABINET. Naar het A. N. P. van betrouwbare zijde wordt medegedeeld, hebben de heer en dr. J. J. C. van Dijk en mr. J. Terpstra het standpunt ingenomen, dat zij niet zitting kunnen nemen in het kabinet, dat de heer jhr. mr. D. J. de Geer zich voorgenomen heeft te vormen. OOK JHR. VAN LITH DE JEUDE WEIGERT. Jhr. ir. O. -C. A. van Lidth de Jeude beeft, na overleg met vooraanstaande partij genooten, dien kabinetsformateur medegedeeld, dat bij geen portefeuille wenscht te aanvaarden in het kabinet, dat de heer de Geer zich thans voor stelt te vormen. Maandagmiddag heeft de kabinetsforma teur, jhr. mr. D. J. de Geer, op het depar tement van Binnenlandsche Zaken ir. J. W. Albarda ontmoet. Daarna heeft hij een onderhoud gehad met den luitenant-kolo nel van den generalen staf A. Q. H. Dijx- hoorri. Dit laatste onderhoud duurde van ongeveer half vier tot vijf uur. De formateur heeft Maandagavond aan het departement van Binnenlandsche Za ken een bespreking gehad met mr. A. M. Joekes, den voorzitter van de Vrijzinnig- democratische fractie der Tweede Kamer. PARIJSCHE DAGBOEKKRABBELS Woensdag 26 Juli. Gisteravond arriveerden hier enkele fa milie-leden. Ze waren met een reisgezel schap en zouden vandaag - naar Lisieux gaan in een autocar. Ze vroegen me, of ik zin had mee. be rijden naar de, sinds, be trekkelijk korten tijd, zoo beroemde bede vaartplaats. Natuurlijk was ik daarvoor te vinden. Zoo ben ik vandaag dan in Norr mandië geweest, in het Departement var. Cavaldos. En ik heb er geen spijt van, in tegendeel. De tocht begon schijnbaar slecht. We reden eerst naar de Notre-Dame: toen we op het „Parois" waren uitgestapt begon het druilerig te -regenen. Na een kort bezoek aan den Kathedraal zijn we naar de rue Daru gereden, bij de place des Termes, om de Kathedraal van de orthodoxe Russen in Parijs te bekijken. Toen-we er aankwamen, zagen we op het voorplein een knecht staan, in blauwe kiel en met zwarte uniform-pet, een echt Russisch type, hij deed aan Tsaar Nicolaas denken. We konden slechts in het voorste gedeelte van de kerk komen, men was bezig met werkzaamheden in de koe pel, er' stond 'een groote stijger. Dat was wel jammer, er ging nu veel van het myste rieuze van zoo'n kleurige, goudstralende orthodoxe kerk verloren. We moesten van de kerk in allerhaast naar de autocar vluch ten,- zoo overvloedig viel de regen. Maar toen we Neuilly en de brug over de Seine waren gepasseerd was het droog. Wel bleef de atmosfeer somlber. Nog 'n tijd lang rijdt men door" banlieue, die vooral zoo leelijk is omdat er geen orde heerscht: de meest uiteenloopende huizen staan er pêle-mêle door elkaar: vervallen oude krotten, werk plaatsen, fabrieksgebouwen naast hooge, splinternieuwe flats. Maar als men de ban lieue eenmaal verlaten heeft, wordt het landschap fijn. Enkele malen passeer en we de Seine die hier zulke steike kronkelingen maakt We gaan over St. Germain-en-Laye, Mantes, Evreux, in het geheel een afstand van 170 K.M. We steken het departement van de Eure over, om in. dat van Calvados te komen. De -weg" is vol afwisseling, glo oiend weiland, bosschen, licht-heu vel en- de groote akkers met tarwe, haver of vlas. Voorfbij Evreux krijgen we een panne, het schijnt dat de olieleiding verstapt is. We komen met enkele uren vertraging in Li sieux, maar, ondanks de stroomende regen, blijft de stemming van het gezelschap won derlijk-goed: eenmaal aangekomen is het leed spoedig vergeten. Na 'het dejeuner, dat klaarstond, zijn we naar de Karmel gegaan, om het graf van die kleine Theresia te bezoeken en de „Salie des reliques". Ik schrijf nu over de kleine Theresia en iedereen weet terstond, wie daarmee bedoeld is. Voor veel menschen heeft de devotie tot de „petite Sainte" iets onsympathieks gekregen (mijn goede vriend in Versailles sprak van „fétichisme"!) en ik kan het me indenken. De afschuwelijke devotionaliën, die men in omloop brengt in verband met de nederige Carmelites van Lisieux, de smakelooze fondantpoppen, die haar, (zelfs in onze kerken!) moeten voor stellen, hebben er niet weinig toe bijgedra gen, dat Katholieken met nog een klein beetje goede smaak en gezond verstand, zich gaan afvragen, of dat nu het Katholi cisme moet zijn. Gelukkig niet! Wie de werkelijke „kleine Theresia" van Lisieux wil leeren kennen, die moet haar leven eens lezen, niet haar leven, zooals sommige gesuikerde devotieboekjes dat hebben mis vormd, maar haar leven, zooals zij dat zelf met zulk een verrukkelijke eenvoud in de „Histoire d'une ame" beschreven heeft. Ik heb wel eens menschen ontmoet, die de Histoire d'une ame een volkomen onbe nullig geschrift vonden, sentimenteele ont boezemingen van een, naar dien smaak van wereldsche menschen wel wat al te vroom jong meisje. Ik kan zulke menschen alleen maar zeggen, dat ze niet goed gelezen heb ben, dat ze de groote hèlfhaftige ziel van dat zoo teedere kind niet hebben ontdekt. Persoonlijk heb ik de ondervinding, dat de „Histoire d'une ame" bij iedere lezing levender, dieper, grootscher wordt. En bijzonder nu ik Lisieux zelf gezien heb. Neen, niet de pompeuze basiliek heeft Maandagavond van ongeveer half negen tot half tien heeft jhr. mr. De Geer een bespreking gehad met den minister van Waterstaat, jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, ten huize van laatstgenoemde. Daarna heeft de heer De Geer zich huis waarts begeven. Hedenochtend om half twaalf heeft de Amsterdamsche hoogleeraar dr. R. H. Woltjer, lid van de Eerste Kamer, een bezoek aan den kabinetsformateur, jhr. mr. D. J. de Geer, te diens huize gebracht. De heer Woltjer is Anti-Revolutionair. Het .bezoek duurde twee uur. De kabinetsformateur jhr. mr. D. J. de Geer heeft hedenmiddag te zijnen huize te kwart over twee den demissionnaire mi nister van Financiën, den heer C. W. Bo- denihausen ontvangen. me iets gezegd, ik vond ze volkomen in disproportie met wat „la petitie Thérèse" eigenlijk geweest is, ook niet de grafkapel, met het schrijn, waarin men, achter glas, een nagemaakte, wassen Theresia te ruste heeft gelegd. Maar ik werd ontroerd door de realiteit van haar aanwezigheid, daar bij haar graf, waar de menschen almaar komen 'bidden en bloemen neerleggen. En door het zien van de groote, zwarte grille, waarachter het koor dier Carmelitessen ver borgen is, en het luikje, waar ook zij, jaren lang, zoo dikwijls is neergeknield, om „Hem" te ontvangen. En door de relikwieën in het klooster, haar prachtige haren, af geknipt op den dag van haar inkleeding en met de witte Bruiddbloemen er nog in. Er was misschien niets wat me zoo ont roerd heeft als die haren: het komt plotse ling zoo dicht bij, het komt zoo levend voor je staan, wat het eigenlijk geweest is, dat offer van dat meisje van vijftien jaar, die van de velden hield en de vogels -en de verten en die uit de wereld wegvlucht, om zich te begraven in het strenge, om muurde klooster, waar allies armoede en onthechting is. Er zijn nog meer ontroe rende souvenirs, haar doopjurk, het jurkje, waarin ze, als heel klein bruidje, bloemen mocht strooien voor het Heilig Sacrament, de strijkijzers, waarmede ze, als kosteres, het kerkgoed heeft opgestreken. Van de Karmel zijn we eerst naar de Basiliek, vandaar naar „les Buissonnets" gegaan. Dat is de kleine villa, waarin de familie Martin, na de diep-betreurde dood van de moeder, in Lisieux was gaan wonen. Alles is er nog bijna net als in de tijds dat Thérèse hier leefde ,hier speelde in den tuin, hier bad, hier nadacht over de groote vragen, die het leven stelt. Ze spreekt in haar autobiografie over de omgeving, waar in Godi's genade haar liet opgroeien, en die was „impregnée d'un parfum virginal" en inderdaad, men voelt het in de kleine woning, met z'n rustige, goed-onderfiouden tuin, hoe alles er maagdlelijkheid ademt. En wat is het er vol van herinneringen! De groote schoorsteen, waar ze, op het Kerstfeest, haar schoentje zette, zooals de kinderen dat in ons land met Sint Nicolaas doen. De eetkamer, met dezelfde meubels, de lampen, die gebrand hebben op den avond van haar Eerste-Communiefeest. Daar heeft zij gezeten, ze heeft de senti menteele lithografieën gekend, die er ru nog aan de wanden hangen. Haar slaap kamer, waar ze wonderbaar genezen is door de glimlach van de Heilig Maagd. En de verzameling van al haar speelgoed, haar pop, haar fornuisje, het springtouw, de schooltasch, haar boeken, haar atlas en honderd kleine snuisterijen, waarmee ze gespeeld heeft, de kinderstoel, de poppe- wieg, een dambord, het kooitje met het op gezette vogeltje erin. Het is zoo ontroerend, omdat het zoo simpel is, zoo doodgewoon en omdat het zoo duidelijk getuigt, dat hei ligheid ontbloeien kan in diezelfde, alle- dlaagsche omgeving, waarin wij allen zijn opgegroeid. Ook de tuin heeft een wonderlijke beko ring. Men moet alle paadjes door wandelen en bedenken: hier is zij langs gegaan, „la petite Sainte", hier liggen haar offers, haar zelfverloochening, hier heeft zij God zoo boven alles liefgehad. Midden in de tuin staat een beelden groep. De oude heer Martin, de vader van Thérèse, zit op een bank en Theresia, zijn „koninginnetje", zit niaast hem, vijftien jaar oud. Ze kijkt haar vader smeekend aan: daar, op diezelfde plaats heeft ze eens in werkelijkheid, als meisje van vijftien jaar gezeten, om de toestemming af te bedelen tot intrede in de Karmel. De beeldengroep is als kunstwerk niets bijzonders, even bur gerlijk als alles in Lisieux: maar men kan ze niet zonder ontroering zien, omdat men plotseling beseft, dat men hier voor een geweldig, geestelijk drama staat, een drama, dat zioh afspeelde, tusschen een kind, een meisje van vijftien jaar, en den wonderba ren, mysterieuizen, Almaohtigen God! Het was "na den middag bet mooiste weer van de wereld geworden. Vliegensvlug reden we terug naar Parijs: het was.een rijke dag! V r ij d a g 28 Juli. Vanmiddag bezocht ik mijn goede vrien den in Versailles. Ik heb er lang gepraat en weer veel geleerd. Dezer dagen las i'k in een nieuwe roman van Daniel Rops, die de 'brandende vragen van de confrontee ring van Katholicisme en Communisme be handelt, dat een Russische Communist zei: „la Révolution, ga nous surpasse". De revo lutie, dat is iets wat sterker is dan wezelf, daaraan geven we ons, onodanks onzelf, het is een stuk van ans wezen geworden. Het viel me geweldig op, dat mij vriendelijke gastvrouw thans hetzelfde woord gebruikte, maar in een heel andere combinatie. „Le Oatholicisme", zei ze „ga nous surpasse mon Pére, nous Frangais". Het Katholicisme, dat is iets, wat er bij ons Fransohen zoo diep inzit, dat het onszelf te boven gaat. We moeten wel Katholiek zijn. Nooit zal men er in slagen, het Katholicisme uit de Fran- sche ziel te doen verdwijnen. Ze vertelde me enkele staaltjes. Ze had een dienstbode, die niet praktizeerde. Gp zékeren dag komt de vrouw vertellen: „nnijm kind is ernstig ziek". Het was een ikind van een jaar oud. Ze ging 'kijken: het 'kind lag in doodstrijd, zonder dat de arme vrouw het zich bewust was. Ze haalde haar eigen dokter exbij: die verzocht haar, de VOORNAAMSTE NIEUWS Buitenland De Senaat van Dantzig heeft een gema tigd antwoord aan Polen gezonden. (2de blad), Het drijven der Japansche officieren, naar een alliantie met Duitschland en Ita lië. (2de blad). Binnenland Na de geboorte van prinses Irene. (2de en 1ste blad). Het Eerste-Kamerlid jhr. mr. van Sasse van IJsselt is overleden. (2de blad). Windhoos boven Nieuw Weerdinge. (3de blad). Moordaanslag te Driel. (3de blad). PE WERELD IN VOGELVLUCHT DANTZIG. Er schijnt netspanning te komen in de kwestie-Dantzig. De ruzie aan. de Poolsche grens over de positie der doua- na-inspecteurs nam de laatste dagen zulk e:en omvang aan, dat de spanning daar hoogst gevaarlijk werd. Warschau stuurde een omvang aan, dat de spanning daar men zou een nog heftiger antwoord van Dantzig hebben kunnen verwachten. Het schriftelijke antwoord, dat de Senaat van Dantzig gisteren overhandigd heeft, is evenwel vrij gematigd en naar het zich laat aanzien, is de kwestie van de Poolsche douane-inspectie daarmede aangeland, in het stadium van diplomatieke onderhande lingen. Beide partijen hebben zich reeds daartoe bereid verklaard. Er valt evenwel nog geen „hei" te roepen vóór men over de brug is, want de agitatie zal nog wel eenigen tyd levendig worden gehouden. Bovendien mogen wij er aan herinneren, dat aan de gewelddadige op lossing van de Sudeten-Duitsche kwestie ook een periode van veel-belovende onder handelingen vooraf ging. Maar het stemt in elk geval tot voldoening, dat er weer eens een ander geluid gehoord, wordt dan de eeuwige scheldpartijen en het bluffen over eigen kracht. moeder op de hoogte te brengen van den werkelijken toestand: de eene long van het kind was vol etter: het zou dienzelfden middag nog sterven. Toen ze de arme moe- dier heel voorzichtig het gevaar dieedl ver moeden, was haar eerste woord: O'h Ma dame, mijn kind is niet gedoopt!" „Ja kunt het toch laten doopen", ant woordde ze. „Ja maar, wat zal mijn man zeggen!" „Beloof O. L. Heer iets, als het kind ge doopt kan worden". En plotseling knielde de vrouw neer en riep met overtuiging: „Mijn God, i'k beloof U, als mijin kind beter wordt, zal ik het laten dioopen". Toen 's avonds die dokter kwam, was het kind al veel beter, tot zijn groote verwondering. Den volgenden mor gen leverde de zieke long een kannetje vol etter op. Toen het kind beter was, is het gedoopt: een ander kind van diezelfde vrouw heeft toen de Eerste H. Communie gedaan. Mijn gastvrouw sprak ook over den oor log, over die dreigende Septemberdagen van 1914, toen DuitsChe Uhlanen gezien waren in Lagny op 17 K.M. afstand van Parijs! Men was er niet op voorbereid, er waren geen wapens in de arsenalen van Parijs, een generaal van het leger, een familielid, heeft later zelfs verteld, d'at men de solda ten niet eens van kogels kon voorzien en ze houten kogels gaf, om het moreel niet te schokken. Generaal Galliein heeft toen alle taxi's van Parijs gerequireerd' en alle vind bare troepen in allerijl naar de Marne doen brengen. En de Duitsche vloed is tot staan gebracht. Maar heel Parijs lag op z'n 'knieën, de kerken waren stampvol. In die dagen, mon Père, was plotseling heel Frankrijk weer geloovig Katholiek! Enkele staaltjes in dezen geest hoorde ik de vorige week van een der kapelaans van Levallois. In de sombere Septemberdagen van het vorig jaar, vóór München, hebben tal van menschen zich 'bekeerd. Er er zijn verschillende huwelijken in orde gebracht! Meerdere echtparen hadden 'beloofd, als de vrede bewaard bleef, hun. huwelijk voor de Kerk in orde te brengen. Dat doet iets zien van het Katholicisme bij heel veel Franschen. In zijn hart ge looft men nog, maar men is onverschillig of lichtzinnig. Zoodra gevaar dreigt, zoodra moeilijkheden oprijzen, weet men toch on middellijk, waar men een toevlucht moet zoeken. Soms vraag ik mij af, of de haat, die sommigen hier tegen de Kerk bezielt, niet enkel verklaard kan worden door het feit „dat zij wel beter weten!" Zeker, laat ons niet simplistisch zijn. Maar laat ons dan d"e simplismen vermijden van beide kanten! Lavallois-Perret. Dr. HENRI VAN ROOIJEN, Kruisheeivi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 1