DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
5).e Jiaêinetó -adóió
£eft Med&daticLócfte
ingefiieut (mexOMna
ZATERDAG 29 JULI 1939
30ste Jaargang No. 9400
3)e Ceid&eheGoti/ta/nt
Bureaus Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935.
Adv. en Abonn.-tarieven zie pag 2.
Giro 103003. Postbus 11.
PARIJSCHE
DAGBOEKKRABBELS
Zondag, 16 JulL
Vanmorgen heb ik al mijn goede kennis
sen van 't vorig jaar weer teruggezien, mr.
Bouteiller, m'n trouwe misdienaar, die er
niet tegen opzag, de beide H. Missen te die
nen (de goede man is grootvader en zeker
over de zestig!) en verder de „chanteurs",
de zangers, die de half-achtste Zondags
mis opluisteren. Hartelijke menschen en
trouwe Katholieken, de steunpilaren van
het kapelletje van Levallois. Velen van
hen zijn door het Apostolaat van de Zus
tertjes uit een leven van onverschilligheid
$>f zelfs van vijandigheid tegen de Kerk
weer teruggebracht naar de practijk van het
Geloof. En ieder jaar brengt nieuwe be
keeringen: op het oogenblik is het stil van
wege de vacanties, maar in de normale
tijd is het kléine bedehuis van de petites
soeurs tot achter aan toe gevuld: men staat
aaneengesloten tot üi net portaal.
Na de H. Mis hebben ze zoo'n echt sen
timenteel Fransch li ad gezongen, dat de
menschen hier zoo graag hooren.
Ils ne 1' auront jamais, jamais,
l'ame das enfants de la France,
zoo klrnk het refrein. Ze zullen haar
nooit nebben, nooit, de ziel van de kinde
ren van Frankrijk. Wie dat hoort kan
slechts vurig verlangen en bidden, dat het
inderdaad zoo moge zijn: zeker is toch wel,
dat tal van zielen nog uit de klauwen van
de hel moeten worden weggerukt.
Maandag, 17 Juli.
Vanmiddag heb ik eerst een bezoek af
gelegd aan de bureaux van de Archévè/hé
(het Aarts-bisdom), om jurisdictie aan te
vrager voor de kapel van Levallois. Daar
na ben ik nog eens naar de Notre Da/re
gegaan, de grootsche kathedraal. Zelden
beseft men heter, wat een kathedraal moet
zijn: het begrip kathedraal heeft, mede ook
wel cnaer oen invloed der romantiek, in
onzen geest een bepaalde gestalte aange
nomen: in de Notre Dame van Parijs ziet
men het bet ld van zijn droomen in tast
bare vormen terug. Het meest opvallende
van dit eerbiedwaardige monument is die
wonderlijke verbinding van mannelijke
stoerheid met hemelstrevende lichtheid en
lentelijke pracht: zij heeft inderdaad iets
van een lente-bosch, dat vol knoppen staat
en doet toch ook tegelijkertijd aan de
stramheid, de ongebroken kracht van
Kruisridders danken.
En daarbij is zij zoo vol levende herin
neringen aan de schoonste of meest tragi
sche episoden uit de Fransche geschiede
nis. Een trotsche rij van Fransche konin
gen heeft achtereenvolgens met een plech
tig Te Deum zijn intree gevierd in de ka
thedraal van de hoofdstad. En diezelfde ka
thedraal zag even vaak de rouwdienst voor
diezelfde koningin binnen haar muren vol
trokken. De heilige Lodewijk heeft hier
het kruis aangenomen, om als Kruisvaar
der naar het Heilig Land te gaan. Sint Do-
minicus heeft hier. gepreekt en Bossuet, en
Lacordaire! De Notre Dame heeft de schen-
nende handen der revolutionairen gezien,
die haar van haar kostbare tooi beroofden.
Ja, de Kerk van God's Moeder zag hier
een tooneelspeelster als „godin van de rede"
binnentrekken en was getuige van de bal
letten, die er, bij de invoering der nieuwe
tegenstrijdige religie werden uitgevoerd.
Maar zij heeft ook Napoleon zien komen
en Pius VH, die gekomen das, om hem de
keizerskroon op te zetten, en zij aan
schouwde de restauratie der Bourbons: zij
kwam opnieuw tot heerlijkheid, toen een
hernieuwd besef van de schoonheid der
Gothiek was doorgedrongen: Viollet-le-Duc
heeft haar in de oude, 13de eeuwsche glo
rie hersteld.
Wie dat alles overweegt, moet zioh wel
tot de Notre Dame getrokken voelen. Iede
re maal, dat men er komt, schijnt het of de
heerlijke kathedraal nog trotscher en eer
biedwaardiger geworden is.
Sinds het vorig jaar is er een vernieu
wing aangebracht: de hooge vensters van
het middenschip zijn met nieuw glas-in-
lood gevuld. Het zijn de gebrandschilder
de ramen, die het pauselijke paviljoen op
de wereldtentoonstelling versierden: men
schijnt ze met opzet volgens de maat van
de vensters der kathedraal te hebben ver
vaardigd. Men zegt, dat de beste Fransche
glazeniers er aan gewerkt hebben: het ge
schiedde onder leiding van M. Barillet. Na
afloop der tentoonstelling heeft men ze
aan kardinaal Verdier aangeboden: de kar
dinaal heeft ze dankbaar aanvaard. Die
van de Noord-kant zijn overwegend in
blauw (zij vangen het minste licht); die
van den Zuid-kant overwegend in rood. Het
was zeker een precaire onderneming, in
een ouden kathedraal modern glas aan te
brengen: in princiep lijkt het mij echter
volkomen juist. Het gaat niet aan, in de
20ste eeuw de glas-producten uit den tijd
van Sint Lodewijk nog eens na te maken:
v/ij hebben thans onze eigen opvattingen;
daarbij moet men niet vergeten, dat de
kathedraal ook nu nog een levende zaak is:
gewijd aan de levende eeredienst van den
levenden God. Een andere vraag is natuur
lijk, of men, bij het vervaardigen van deze
glazen wel voldoende rekening gehouden
heeft met het milieu, waarvoor ze be
stemd zijn. Ik durf die vraag niet on
middellijk bevestigend te beantwoorden.
Maar ik moet toch zeggen, dat ik deze mo
derne vensters liever zie, dan de namaak-
Gothiek, die tijdens de restauratie van de
vorige eeuw in de hooge vensters van het
koor werden aangebracht. Daar is Viollet-
le-Duc wel het minst gelukkig geweest.
Dinsdag, 18 Juli.
In de „Action Frangaise" vond ik het
volgende verhaal over de viering van de
nationale feestdag in Nancy, dat wel zeer
scherp de diepe kloof demonstreert, die
de revolutie in het Fransche volk gesla
gen heeft en die nimmer geheeld werd. Er
werd, tot besluit der feestelijkheden, des
avonds op de Place Stanislas een vuur
werk afgestoken. Tijdens het geweldige
slotstuk werd aan de gevel van een mu
seum een doek ontrold van 10 bij 4 meter,
waarop een guillotine was afgebeeld aan
wier voet de hoofden lagen opgehoopt. En
in vlammende letters verschenen de woor
den: „Franschen! Ziedaar de verjaardag,
die men u doet herdenken. Weg met de re
volutie! Leve Frankrijk!"
De menigte werd benauwend stilr hier
en daar werd gefloten, de officieele perso
nen op de tribune stormden weg. Politie
werd gerequireerd. Spoedig was het heele
geval opgeruimd.
In hoeverre het verhaal in détails waar
is laat ik nu buiten beschouwing. Het feit
blijft in elk geval staan, dat hier de hou
ding onthuld wordt, die talloozen in Frank
rijk nog steeds tegenover de revolutie, die
dezer dagen haar 150e verjaardag vierde,
aannemen. En hier is inderdaad een niet ge
ringe moeilijkheid. In zijn uitgebreide „His-
toire de l'Eglise" heeft Abbé Mourret voor
al de Christelijke drijfveeren naar voren
gebracht, die aan de revolutie ten grond
slag lagen, drijfveeren van sociale aard,
die zeker overeenstemming vertoohen met
het beeld der menschelijke waardigheid,
zooals ons dat in het Evangelie zelf wordt
voorgesteld. Maar moet men niet erken
nen, dat de Revolutie zeer spoedig prac-
tisch een anti-christelijke beweging ge
worden iSi waarin alles wat dè tijd dér
„Verlichting" aan haat tegen God en gods
dienst gekweekt had werd saamgebundeld,
om „l'infame", de Katholieke Kerk te ver
pletteren? Wie nagaat, hoeveel onschuldig
bloed de Revolutie vergoten heeft, die moet
ook iets kunnen begrijpen van de afwij
zende houding, die zoo velen nog in Frank
rijk tegenover de Revolutie aannemen. Ik
moet zeggen, dat ik persoonlijk werkelijk
bewondering heb voor de krachtige, vast
beraden en reëele figuur van een Daladier:
men moet echter eens probeeren zich in te
denken, welk een indruk het maakt op een
Fransche Katholiek, die de oude tradities
van zijn land bemint, wanneer deze lei
der in zijn eigen pers als een „echte Ja-
cobijn" wordt voorgesteld. Want laat men
niet vergeten, dat de Radicalen de nako
melingen en erfgenamen der Jacobijnen
zijn! Al moet ook erkend, dat velen van
hen den laatsten tijd een opmerkelijk be-
griep voor de beteekenis van de Kerk in
Frankrijk hebben getoond.
Vanmiddag ben ik naar de kerk van
„Sainte Odile" gewandeld, die 'n kwartier
tje van hier, bij de Porte Champerret door
Mgr. Loutil wordt gebouwd. Mgr. Loutil is
ook in Nederland beter bekend onder zijn
schrijversnaam: Pierre l'Ermite. Er was
hier hard een nieuwe kerk noodig: men
zegt, dat de op te richten parochie ter
stond 30.000 parochianen zal hebben, maar
Mgr. Loutil heeft aan den bouw van deze
kerk toch tevens een bijzondere beteeke
nis willen geven. Hij is zelf Elzasser van
afstamming: daarom besloot hij deze kerk
toe te wijden aan Sint Odilia, de patrones
van den Elzas: ze moest tevens het monu
ment worden van de Fransche dankbaar
heid voor de trouw van den Elzas in de
periode van 1871 tot 1918. De bouw van de
kerk werd opgedragen aan den architect
M. J. Barge, ik meen al in 1935. Men be
sloot een dubbele kerk te bouwen, een on-
aerkerk of krypte, die als bedevaartskerk
bedoeld is, een heim voor de Elzassers in
Parijs, en die wat haar oppervlakte be
treft volkomen beantwoordt aan de boven
kerk, bestemd voor de parochie zelf.
Het vorig jaar was ik er al verschillende
malen voofbijgewandeld: nooit vond ik ge
legenheid om binnen te treden. Ditmaal
was ik gelukkiger. Ik ontdekte een klein
poortje aan de achterzijde van de werf:
men had er een aankondiging bevestigd,
dat de kerk, wegens dè werkzaamheden,
niet bezocht kon worden. Dat kan juist een
uitnoodiging zijn, om maar eens te gaan
kijken. In de sacristie trof ik den architect
zelf aan met nog enkele medewerkers. Mr.
Barriot, een ciseleur, die een groote retabel
maakt achter het hoofdaltaar, in gedreven
koper, was terstond bereid, mij rond te
leiden.
Dat was werkelijk de moeite waard. De
kerk is een prachtige ruimte geworden,
met drie hooge, ronde koepels, met zeer
geestig beeldhouwwerk aan de kapiteelen
van de kleine kolommetjes, die zich aan
eenrijen langs het schip, met groote bont
gekleurde glasramen, vervaardigd volgens
een heel nieuw procédé. De kapiteelen
werden in beton uitgehouwen door Anne-
Marie Roux, een kunstenares, van wien
H. M. de Koningin heeft gisteravond te
acht uur op den Ruigenhoek ontvangen
den voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
H. M. de Koningin heeft hedenochtend
te tien uur op den Ruigenhoek ontvan
gen den voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal.
men nog veel verwacht. De ramen zijn het
werk van F. Decorchemont, een Norman-
diër uit Conches (Eure). Ze bestaan uit
stukken gekleurd glas-deeg, die onderling
met cement verbonden werden en aan den
binnenkant gemodelleerd zijn, zoodat des
avonds bij kunstlicht de ramen dienst
doen als bas-reliefs. Zij maken een zeer
verrassende indruk, doen in hun fel-con-
trasteerende, primaire kleuren aan de pro-
duoten van oude volkskunst denken.
De kerk zelf is in fijne tinten gehouden,
zandsteen van Saverne, een rose Belgische
baksteen en op de vloer een lei-beklee
ding in grijze en rose tinten. Rondom het
hoofd-altaar een krans kolommen van don
kergroen .graniet, Het altaar was nog niet
geplaatst, het wordt vervaardigd, aldus
mijn geleider, van een goudkleurige glas
soort, die als het licht v^n de kerk zal
vangen en weerkaatsen. Want Sint Odi
lia, patrones van de blinden, is de heilige
van het liohtl Er rondomheen komt een
retabel van gedreven koper, in gouden
tipt geëmailleerd. Ik beschrijf nu maar
enkele onderdeelen, die ik me herinner. Ze
ker zal Saint Odile, als ze is afgewerkt,
een der merkwaardigste nieuwe kerken
van Parijs zijn. Terloops moge worden op
gemerkt, dat ze niet behoort tot de „Chan-
tiers du Cardinal". Daarover vertel ik een
andere keer.
Bij het heengaan maakte ik nog een
praatje met de „gardien", de bewaker van
het bouwwerk. Hij liet me nog enkele on-
derdèelen (o.a. de centrale verwarming
volgens een nieuwe methode) bezichtigen.
We kregen het ook over het geloofsleven
in Parijs en de man vertelde me toen, dat
hij vier jaar in de loopgraven had gestaan
en daar had leeren zien, wat atheisten
eigenlijk zijn. Hij bekende, dat hij zelf niet
practiseerend Katholiek was. Zeker, zijn
kinderen waren gedoopt en kregen gods
dienstonderricht, maar hij ging niet iede-
ren Zondag naar de kerk. Maar hij wist
toch zeer goed, dat er een God moet zijn
en dat atheisme onzin is. Mon père, zei hij,
de lui, die het meest er mee schermden,
dat ze nergens aan geloofden, riepen in
de loopgraven als 't er heet op los ging, het
eerst om twee dingen. Hun „maman" en
„Au nom du Père".
Woensdag, 19 Juli.
Vanmorgen heb ik een bezoek gebracht
bij l'Abbé Bethléem, de groote strijder te
gen de pornografie, die men zich ook in
Nederland nog wel herinneren zal. Hij geeft
een maandelijksch orgaan uit ter moreele
boekbeoordeeling. Ik had hem inlichtin
gen gevraagd omtrent een aantal Fran
sche romans ten behoeve van de „Katho
lieke Bibliotheek" in Leiden. (Tusschen
haakjes: U weet toch, lezer, dat er in Lei
den, aan de Lorentzkade, een Katholieke
Bibliotheek bestaat? Het zou wel vreemd
zijn, als u dat van mij, van Parijs uit,
moest hooren!). Hij is een smalle asceti
sche verschijning, met een klein, rond ge
zichtje, waarin een paar geestige, tinte
lende oogen staan. Hij is grijs, ik schat
hem op zestig jaar.
Met groote bereidwilligheid verschafte
hij de gevraagde inlichtingen. Bij het heen
gaan, vroeg ik hem, wat hij dacht van de
toekomst van het Katholicisme in Frank
rijk. Hij antwoordde, dat hij me de mee
ningen zou weergeven, die hij zelf ver
nam. „Ik zit op een luisterpost", zei hij,
„waar ik alle klokken hoor. Ze luiden op
verschillende toon. Als men de menschen
van de I. O. C. wel gelooven, dan is Frank
rijk over vijf en twintig a dertig jaar weer
heelemaal katholiek. Inderdaad heeft deze
beweging een geweldig élan. Maar gelooft
men Jean Guiraud, van Le Croix (de be
kende historicus), dan gaan we hoe langer
hoe dieper de put in."
Ik vroeg hem, hoe Guiraud tot die mee
ning kwam. Hij vertelde, dat Guiraud als
de grootste vijand van het katholicisme be
schouwd het z.g. laïcisme, het terugdrin
gen van de kerk van alle gebieden en het
prediken van een leekenmoraal. Het laï
cisme neemt overal toe en men doet niets
om het te bestrijden. „Maar nogmaals",
aldus l'Abbé Bethléem: „ik geef hier de
meenirjgen, die ik hoor". Toch kon ik niet
aan de indruk ontkomen, dat hij zelf eer
der aan den kant van Guiraud staat.
Een paar dagen later heb ik de kwestie
ter sprake gebracht op de pastorie van Le
vallois, whar ik ten eten gevraagd was. Een
der kapelaans sprak als zijn meening uit,
dat door het werk der I. O. C. (Jeunesse
Ouvrière Chètienne) er een steeds belang-
ï'ijker elite gevormd wordt, maar dat d3
massa inderdaad nog voortdurend dwaalt.
Maar dóór de elite zal later de massa wor
den omhooggehaald, terwijl de elite ook
hierom toeneemt, doordat de goede katho
lieke gezinnen hier tevens de vruchtbare
gezinnen zijn. Daarbij moet men bedenken,
dat er in Frankrijk toch altijd nog een mil-
lioen kinderen de z.g. „ecóles libres", de
bijzondere scholen bezoekt. En het middel
baar onderwijs is voor de helft in handen
der Katholieken. Daarnaast komen er ook
van de neutrale openbare scholen (feite
lijk haarden van Communisme!) prachtige
jonge menschen, die door den strijd gehard
zijn en gevormd tot voorvechters van de
katholieke beweging.
De Eerw. Moeder hier van het Zuster
klooster in Levallois vertelde me dezer da
gen, dat de Zustertjes een rayon van
100.000 menschen bestrijken. En ze voegde
er bij: Dat wil bijna zeggen: 100.000 hei
denen. „We zijn hier waarlijk in een Mis
sieland. La Chine en France!"
Zaterdag, 22 Juli.
Vanmorgen heb ik een tentoonstelling
bezocht, door de „travailleurs chrétiens
Russes" georganiseerd, vooral om aan te
toonen, dat het Bolsjewisme in Rusland al
leen maar veel stuk gemaakt heeft, niet
heeft opgebouwd en dat het oude, heili
ge, Christelijke Rusland nog immer leeft.
De tentoonstelling werd gehouden in het
Hotel de Roban, Boulevard des Invalides
35. Een oude Russische heer, met goede,
zachtmoedige oogtn, deed me open en leid
de me rond. Er waren kaarten, statistie
ken, photo's, boeken, ikonen. Een groot
aantal citaten uit de Bolsjewistiche bladen
zelf was op groote plakkaten gecalligra-
feerd. Maar: in het Russisch! Ik merkte
aan m'n goede begeleider op, dat het toch
veel practischer geweest was, die citaten
in Fransche vertaling te geven. De Russen,
die daar komen, weten het toch wel. En ik
kon de gedachte niet verdringen, dat dit
nu weer iets echt Russisch was!
Dr. HENRI VAN ROOIJEN,
Levallois-Perret. Kruisheer.
WAAR HIJ VIJF JAAR LANG
GEWERKT HEEFT.
„Ondanks den oorlog werkt China aan zijn
opbouw".
„Ik heb met de Chineesche regeering op
de meest prettige en vriendschappelijke
wijze samengewerkt en ik ben dan ook
vast besloten, om na dit half jaar verlof,
naar China terug te gaan", zoo deelde ir.
M. A. van den Heuvel, die vijf jaar in
dienst van de Chineesche regeering heeft
gewerkt en thans een half jaarlijksch ver
lof in ons land doorbrengt, mede aan een
redacteur van het A.N.P.
Ir. van den Heuvel is eenige dagen gele
den in ons land aangekomen, en nadat de
verwelkoming van vrienden en familie
leden had plaats gehad, was hij zoo be
reidwillig den redacteur te woord te staan
en hem een en ander over zijn ervaringen
uit het Verre Oosten mede te deelen.
Op de vraag in wiens opdracht hij in
China werkte, deelde hij het volgende me
de. Gedurende den Boksers-opstand in
China is ook aan Nederlandsche eigendom
men belangrijke schade aangericht, welke
schade de Chineesche regeering op zich
heeft genomen te vergoeden. Deze vergoe
ding vindt plaats in den vorm van douane
rechten, waarvan een gedeelte aan Ne
derland wordt overgedragen. Eenige ja
ren geleden heeft men voor die vergoeding
een anderen vorm gevonden. Het voor Ne
derland bestemde geld blijft ter beschik
king van de Chineesche regeering, doch
wordt aangewend voor een doel, dat Ne
derland kan aanwijzen. Zoo b.v. voor de
uitzending van Chineesche studenten naar
Nederlandsche universiteiten en zoo ook
b.v. het doen uitvoeren van waterbouw
kundige werken onder leiding van Neder
landsche ingenieurs.
In deze laatste functie heeft ir. van den
Heuvel thans vijf jaar in China gewerkt.
De eerste drie jaar daarvan heeft hij in
Nanking doorgebracht, doch toen de drei
ging der Japanners daar te groot werd, is
hij via Hangkau naar Tsjoeg-Kink ver
trokken.
De Chineesche regeering is
sterker dan ooit.
In de drie jaar in Nanking, aldus ver
telde ir. van den Heuvel, hebben wij
enorm veel werk kunnen verrichten, dank
zij de prettige samenwerking met de Chi
neesche regeering. Men heeft er hier haast
geen idee van, hoe snel China zich moder
niseert. De regeering is thans sterker dan
ooit en zeker sterker dan welke andere
Chineesche regeering ooit geweest is.
En dan komt het gesprek op den oorlog
met Japan.
In Nanking was men daarover te opti
mistisch en dacht men, dat het wel zou
lukken de Japanners te verdrijven. Tsjang-
Kai-Tsjek had echter een beter oog voor
de situatie en wist heel goed, dat het Chi
neesche leger daartoe niet in staat zou
Dit nummer bestaat uit vijl
bladen, w.o. geïllustreerd
Zondagsblad.
VOORNAAMSTE NIEUWS
Buitenland
Een nieuwe kink in den kabel bij de on
derhandelingen te Moskou? (2de blad).
De actie in Engeland ter beteugeling van
het terrorisme. (2de blad).
Frankrijk besluit de zittingsperiode van
de Kamer te verlengen met het oog op den
internationalen toestand. (2de blad).
zijn. Zijn taktiek was er veel meer op ge
richt om in de noodzakelijke gevallen te
rug te trekken, doch daarbij den militai
ren en economischen weerstand van het
volk te handhaven.
De Chinees is ,van nature vreedzaam en
vecht niet graag. Wat de oorlog in China
echter wel bereikt heeft, is de eenheid
van het Chineesche volk. Vroeger sprak
men over „een man uit Nanking" of een
„man uit Hangkau", tegenwoordig spreekt
men over „een man uit China".
De regeering heeft Tsjoeng-King tot
haar residentie uitgekozen, omdat deze
stad een goede verbinding met het achter
land heeft en bovendien het klimaat on
gunstig is voor luchtaanvallen.
Het is er n.l. dikwijls zeer mistig en be
wolkt.
Toen de regeering haar zetel naar
Tsjoeng-King verplaatste was het een
ouder wetsch-Chineesche stad, eigenlijk
zonder één behoorlijke straat, alleen steeg
jes, sloppen en trappen. Sedert 1938 is hier
een geweldige verandering in gekomen.
De stad is gemoderniseerd en voor de be
volking is een groot aantal schuilkelders
ingericht. Die bevolking is, sinds de re
geering haar zetel in Tsjoeng-King heeft
genomen, geweldig uitgebreid. Van 300.000
zielen tot 7 a 800.000. Dat ging niet zonder
moeilijkheden, daar de stad weinig uit
breidingsmogelijkheid heeft, omdat zij op
de delta van de Yang-Tse en de Kia Ling
is gebouwd. Het is er in de stad thans dus
boordevol.
De werkzaamheden van ir. van den
Heuvel in deze stad waren gericht op het
bevaarbaar maken van beide genoemde ri
vieren, irrigatieplannen werden ontworpen
en uitgevoerd om de rijstoogst te vergroo-
ten en hiermee zijn we bij de kern van de
Chineesche kwestie beland. Ondanks den
oorlog met Japan blijft China aan zijn op
bouw werken, wel niet in het tempo,
waarin het gaarne zou willen, doch men
werkt gestadig door. De Chineezen zelf
spreken niet van opbouw, zij beschouwen
het als een reconstructie.
Reconstructie, omdat China eertijds een
land van groote beschaving en ontwikke
ling was, eeuwen heeft geslagen en zich
niet verder heeft ontwikkeld. Thans echter
wenscht het zich met behulp van de Wes-
tersche wetenschap verder te ontwikkelen
en het is verbazingwekkend, hoe snel deze
gedachte in het Chineesche volk door
dringt.
De Japansche aanvallen.
De Japanners bereiken met hun aan
vallen, aldus ir. van den Heuvel, dus niet
de beoogde demoralisatie van het Chinee
sche volk.
Integendeel een groot deel van het volk
trekt zich van den oorlog weinig aan, n.l.
dat deel, dat nog weinig of geen last van
de bombardementen heeft gehad. Maar
ook de geteisterde bevolking gaat na de
bombardementen gewoon met het dage-
lijksch leven door. De Chinees heeft een
bewonderenswaardig aanpassingsvermo
gen.
Nadat b.v. op 3 en 4 Mei hevige bom
bardementen hadden plaats gehad, was op
5 Mei de voltallige ministerraad bijeen
gekomen met alle hooge ambtenaren erbij
en werden de loopende zaken afgedaan,
alsof er niets gebeurd was.
Zelf heeft ir. van den Heuvel meerma
len bombardementen meegemaakt en een
maal is hij ternauwernood aan den dood
ontsnapt. Een escadrille van 54 vliegtui
gen kwam boven Tsjoeng-King en liet
stelselmatig bommen vallen. Ir. van den
Heuvel bevond zich op de vierde verdie
ping van zijn flat. De escadrille kwam
vlak boven het huis, enkele tientallen me
ters voor hem hoorde hij een bom vallen,
een seconde later precies hetzelfde achter
zich: de escadrille was voorbij en ir. van
den Heuvel was juist tusschen twee bom
men doorgeglipt. Het huis naast het zijne
stond in brand, het huis, waar hij woon
de, werd gedeeltelijk verwoest.
Evenals ir. van den Heuvel werken er
nog vele buitenlandsche technici, doktoren
e.d. als adviseurs van de Chineesche re
geering. Doktoren vooral om hulp te bie
den bij en ter voorkoming van epide
mieën.
Al deze adviseurs werken op de meest
prettige wijze met de Chineesche regee
ring samen en wanneer zijn verloftijd om