DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN 5).e Jiaêinetó -adóió £eft Med&daticLócfte ingefiieut (mexOMna ZATERDAG 29 JULI 1939 30ste Jaargang No. 9400 3)e Ceid&eheGoti/ta/nt Bureaus Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. Adv. en Abonn.-tarieven zie pag 2. Giro 103003. Postbus 11. PARIJSCHE DAGBOEKKRABBELS Zondag, 16 JulL Vanmorgen heb ik al mijn goede kennis sen van 't vorig jaar weer teruggezien, mr. Bouteiller, m'n trouwe misdienaar, die er niet tegen opzag, de beide H. Missen te die nen (de goede man is grootvader en zeker over de zestig!) en verder de „chanteurs", de zangers, die de half-achtste Zondags mis opluisteren. Hartelijke menschen en trouwe Katholieken, de steunpilaren van het kapelletje van Levallois. Velen van hen zijn door het Apostolaat van de Zus tertjes uit een leven van onverschilligheid $>f zelfs van vijandigheid tegen de Kerk weer teruggebracht naar de practijk van het Geloof. En ieder jaar brengt nieuwe be keeringen: op het oogenblik is het stil van wege de vacanties, maar in de normale tijd is het kléine bedehuis van de petites soeurs tot achter aan toe gevuld: men staat aaneengesloten tot üi net portaal. Na de H. Mis hebben ze zoo'n echt sen timenteel Fransch li ad gezongen, dat de menschen hier zoo graag hooren. Ils ne 1' auront jamais, jamais, l'ame das enfants de la France, zoo klrnk het refrein. Ze zullen haar nooit nebben, nooit, de ziel van de kinde ren van Frankrijk. Wie dat hoort kan slechts vurig verlangen en bidden, dat het inderdaad zoo moge zijn: zeker is toch wel, dat tal van zielen nog uit de klauwen van de hel moeten worden weggerukt. Maandag, 17 Juli. Vanmiddag heb ik eerst een bezoek af gelegd aan de bureaux van de Archévè/hé (het Aarts-bisdom), om jurisdictie aan te vrager voor de kapel van Levallois. Daar na ben ik nog eens naar de Notre Da/re gegaan, de grootsche kathedraal. Zelden beseft men heter, wat een kathedraal moet zijn: het begrip kathedraal heeft, mede ook wel cnaer oen invloed der romantiek, in onzen geest een bepaalde gestalte aange nomen: in de Notre Dame van Parijs ziet men het bet ld van zijn droomen in tast bare vormen terug. Het meest opvallende van dit eerbiedwaardige monument is die wonderlijke verbinding van mannelijke stoerheid met hemelstrevende lichtheid en lentelijke pracht: zij heeft inderdaad iets van een lente-bosch, dat vol knoppen staat en doet toch ook tegelijkertijd aan de stramheid, de ongebroken kracht van Kruisridders danken. En daarbij is zij zoo vol levende herin neringen aan de schoonste of meest tragi sche episoden uit de Fransche geschiede nis. Een trotsche rij van Fransche konin gen heeft achtereenvolgens met een plech tig Te Deum zijn intree gevierd in de ka thedraal van de hoofdstad. En diezelfde ka thedraal zag even vaak de rouwdienst voor diezelfde koningin binnen haar muren vol trokken. De heilige Lodewijk heeft hier het kruis aangenomen, om als Kruisvaar der naar het Heilig Land te gaan. Sint Do- minicus heeft hier. gepreekt en Bossuet, en Lacordaire! De Notre Dame heeft de schen- nende handen der revolutionairen gezien, die haar van haar kostbare tooi beroofden. Ja, de Kerk van God's Moeder zag hier een tooneelspeelster als „godin van de rede" binnentrekken en was getuige van de bal letten, die er, bij de invoering der nieuwe tegenstrijdige religie werden uitgevoerd. Maar zij heeft ook Napoleon zien komen en Pius VH, die gekomen das, om hem de keizerskroon op te zetten, en zij aan schouwde de restauratie der Bourbons: zij kwam opnieuw tot heerlijkheid, toen een hernieuwd besef van de schoonheid der Gothiek was doorgedrongen: Viollet-le-Duc heeft haar in de oude, 13de eeuwsche glo rie hersteld. Wie dat alles overweegt, moet zioh wel tot de Notre Dame getrokken voelen. Iede re maal, dat men er komt, schijnt het of de heerlijke kathedraal nog trotscher en eer biedwaardiger geworden is. Sinds het vorig jaar is er een vernieu wing aangebracht: de hooge vensters van het middenschip zijn met nieuw glas-in- lood gevuld. Het zijn de gebrandschilder de ramen, die het pauselijke paviljoen op de wereldtentoonstelling versierden: men schijnt ze met opzet volgens de maat van de vensters der kathedraal te hebben ver vaardigd. Men zegt, dat de beste Fransche glazeniers er aan gewerkt hebben: het ge schiedde onder leiding van M. Barillet. Na afloop der tentoonstelling heeft men ze aan kardinaal Verdier aangeboden: de kar dinaal heeft ze dankbaar aanvaard. Die van de Noord-kant zijn overwegend in blauw (zij vangen het minste licht); die van den Zuid-kant overwegend in rood. Het was zeker een precaire onderneming, in een ouden kathedraal modern glas aan te brengen: in princiep lijkt het mij echter volkomen juist. Het gaat niet aan, in de 20ste eeuw de glas-producten uit den tijd van Sint Lodewijk nog eens na te maken: v/ij hebben thans onze eigen opvattingen; daarbij moet men niet vergeten, dat de kathedraal ook nu nog een levende zaak is: gewijd aan de levende eeredienst van den levenden God. Een andere vraag is natuur lijk, of men, bij het vervaardigen van deze glazen wel voldoende rekening gehouden heeft met het milieu, waarvoor ze be stemd zijn. Ik durf die vraag niet on middellijk bevestigend te beantwoorden. Maar ik moet toch zeggen, dat ik deze mo derne vensters liever zie, dan de namaak- Gothiek, die tijdens de restauratie van de vorige eeuw in de hooge vensters van het koor werden aangebracht. Daar is Viollet- le-Duc wel het minst gelukkig geweest. Dinsdag, 18 Juli. In de „Action Frangaise" vond ik het volgende verhaal over de viering van de nationale feestdag in Nancy, dat wel zeer scherp de diepe kloof demonstreert, die de revolutie in het Fransche volk gesla gen heeft en die nimmer geheeld werd. Er werd, tot besluit der feestelijkheden, des avonds op de Place Stanislas een vuur werk afgestoken. Tijdens het geweldige slotstuk werd aan de gevel van een mu seum een doek ontrold van 10 bij 4 meter, waarop een guillotine was afgebeeld aan wier voet de hoofden lagen opgehoopt. En in vlammende letters verschenen de woor den: „Franschen! Ziedaar de verjaardag, die men u doet herdenken. Weg met de re volutie! Leve Frankrijk!" De menigte werd benauwend stilr hier en daar werd gefloten, de officieele perso nen op de tribune stormden weg. Politie werd gerequireerd. Spoedig was het heele geval opgeruimd. In hoeverre het verhaal in détails waar is laat ik nu buiten beschouwing. Het feit blijft in elk geval staan, dat hier de hou ding onthuld wordt, die talloozen in Frank rijk nog steeds tegenover de revolutie, die dezer dagen haar 150e verjaardag vierde, aannemen. En hier is inderdaad een niet ge ringe moeilijkheid. In zijn uitgebreide „His- toire de l'Eglise" heeft Abbé Mourret voor al de Christelijke drijfveeren naar voren gebracht, die aan de revolutie ten grond slag lagen, drijfveeren van sociale aard, die zeker overeenstemming vertoohen met het beeld der menschelijke waardigheid, zooals ons dat in het Evangelie zelf wordt voorgesteld. Maar moet men niet erken nen, dat de Revolutie zeer spoedig prac- tisch een anti-christelijke beweging ge worden iSi waarin alles wat dè tijd dér „Verlichting" aan haat tegen God en gods dienst gekweekt had werd saamgebundeld, om „l'infame", de Katholieke Kerk te ver pletteren? Wie nagaat, hoeveel onschuldig bloed de Revolutie vergoten heeft, die moet ook iets kunnen begrijpen van de afwij zende houding, die zoo velen nog in Frank rijk tegenover de Revolutie aannemen. Ik moet zeggen, dat ik persoonlijk werkelijk bewondering heb voor de krachtige, vast beraden en reëele figuur van een Daladier: men moet echter eens probeeren zich in te denken, welk een indruk het maakt op een Fransche Katholiek, die de oude tradities van zijn land bemint, wanneer deze lei der in zijn eigen pers als een „echte Ja- cobijn" wordt voorgesteld. Want laat men niet vergeten, dat de Radicalen de nako melingen en erfgenamen der Jacobijnen zijn! Al moet ook erkend, dat velen van hen den laatsten tijd een opmerkelijk be- griep voor de beteekenis van de Kerk in Frankrijk hebben getoond. Vanmiddag ben ik naar de kerk van „Sainte Odile" gewandeld, die 'n kwartier tje van hier, bij de Porte Champerret door Mgr. Loutil wordt gebouwd. Mgr. Loutil is ook in Nederland beter bekend onder zijn schrijversnaam: Pierre l'Ermite. Er was hier hard een nieuwe kerk noodig: men zegt, dat de op te richten parochie ter stond 30.000 parochianen zal hebben, maar Mgr. Loutil heeft aan den bouw van deze kerk toch tevens een bijzondere beteeke nis willen geven. Hij is zelf Elzasser van afstamming: daarom besloot hij deze kerk toe te wijden aan Sint Odilia, de patrones van den Elzas: ze moest tevens het monu ment worden van de Fransche dankbaar heid voor de trouw van den Elzas in de periode van 1871 tot 1918. De bouw van de kerk werd opgedragen aan den architect M. J. Barge, ik meen al in 1935. Men be sloot een dubbele kerk te bouwen, een on- aerkerk of krypte, die als bedevaartskerk bedoeld is, een heim voor de Elzassers in Parijs, en die wat haar oppervlakte be treft volkomen beantwoordt aan de boven kerk, bestemd voor de parochie zelf. Het vorig jaar was ik er al verschillende malen voofbijgewandeld: nooit vond ik ge legenheid om binnen te treden. Ditmaal was ik gelukkiger. Ik ontdekte een klein poortje aan de achterzijde van de werf: men had er een aankondiging bevestigd, dat de kerk, wegens dè werkzaamheden, niet bezocht kon worden. Dat kan juist een uitnoodiging zijn, om maar eens te gaan kijken. In de sacristie trof ik den architect zelf aan met nog enkele medewerkers. Mr. Barriot, een ciseleur, die een groote retabel maakt achter het hoofdaltaar, in gedreven koper, was terstond bereid, mij rond te leiden. Dat was werkelijk de moeite waard. De kerk is een prachtige ruimte geworden, met drie hooge, ronde koepels, met zeer geestig beeldhouwwerk aan de kapiteelen van de kleine kolommetjes, die zich aan eenrijen langs het schip, met groote bont gekleurde glasramen, vervaardigd volgens een heel nieuw procédé. De kapiteelen werden in beton uitgehouwen door Anne- Marie Roux, een kunstenares, van wien H. M. de Koningin heeft gisteravond te acht uur op den Ruigenhoek ontvangen den voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. H. M. de Koningin heeft hedenochtend te tien uur op den Ruigenhoek ontvan gen den voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. men nog veel verwacht. De ramen zijn het werk van F. Decorchemont, een Norman- diër uit Conches (Eure). Ze bestaan uit stukken gekleurd glas-deeg, die onderling met cement verbonden werden en aan den binnenkant gemodelleerd zijn, zoodat des avonds bij kunstlicht de ramen dienst doen als bas-reliefs. Zij maken een zeer verrassende indruk, doen in hun fel-con- trasteerende, primaire kleuren aan de pro- duoten van oude volkskunst denken. De kerk zelf is in fijne tinten gehouden, zandsteen van Saverne, een rose Belgische baksteen en op de vloer een lei-beklee ding in grijze en rose tinten. Rondom het hoofd-altaar een krans kolommen van don kergroen .graniet, Het altaar was nog niet geplaatst, het wordt vervaardigd, aldus mijn geleider, van een goudkleurige glas soort, die als het licht v^n de kerk zal vangen en weerkaatsen. Want Sint Odi lia, patrones van de blinden, is de heilige van het liohtl Er rondomheen komt een retabel van gedreven koper, in gouden tipt geëmailleerd. Ik beschrijf nu maar enkele onderdeelen, die ik me herinner. Ze ker zal Saint Odile, als ze is afgewerkt, een der merkwaardigste nieuwe kerken van Parijs zijn. Terloops moge worden op gemerkt, dat ze niet behoort tot de „Chan- tiers du Cardinal". Daarover vertel ik een andere keer. Bij het heengaan maakte ik nog een praatje met de „gardien", de bewaker van het bouwwerk. Hij liet me nog enkele on- derdèelen (o.a. de centrale verwarming volgens een nieuwe methode) bezichtigen. We kregen het ook over het geloofsleven in Parijs en de man vertelde me toen, dat hij vier jaar in de loopgraven had gestaan en daar had leeren zien, wat atheisten eigenlijk zijn. Hij bekende, dat hij zelf niet practiseerend Katholiek was. Zeker, zijn kinderen waren gedoopt en kregen gods dienstonderricht, maar hij ging niet iede- ren Zondag naar de kerk. Maar hij wist toch zeer goed, dat er een God moet zijn en dat atheisme onzin is. Mon père, zei hij, de lui, die het meest er mee schermden, dat ze nergens aan geloofden, riepen in de loopgraven als 't er heet op los ging, het eerst om twee dingen. Hun „maman" en „Au nom du Père". Woensdag, 19 Juli. Vanmorgen heb ik een bezoek gebracht bij l'Abbé Bethléem, de groote strijder te gen de pornografie, die men zich ook in Nederland nog wel herinneren zal. Hij geeft een maandelijksch orgaan uit ter moreele boekbeoordeeling. Ik had hem inlichtin gen gevraagd omtrent een aantal Fran sche romans ten behoeve van de „Katho lieke Bibliotheek" in Leiden. (Tusschen haakjes: U weet toch, lezer, dat er in Lei den, aan de Lorentzkade, een Katholieke Bibliotheek bestaat? Het zou wel vreemd zijn, als u dat van mij, van Parijs uit, moest hooren!). Hij is een smalle asceti sche verschijning, met een klein, rond ge zichtje, waarin een paar geestige, tinte lende oogen staan. Hij is grijs, ik schat hem op zestig jaar. Met groote bereidwilligheid verschafte hij de gevraagde inlichtingen. Bij het heen gaan, vroeg ik hem, wat hij dacht van de toekomst van het Katholicisme in Frank rijk. Hij antwoordde, dat hij me de mee ningen zou weergeven, die hij zelf ver nam. „Ik zit op een luisterpost", zei hij, „waar ik alle klokken hoor. Ze luiden op verschillende toon. Als men de menschen van de I. O. C. wel gelooven, dan is Frank rijk over vijf en twintig a dertig jaar weer heelemaal katholiek. Inderdaad heeft deze beweging een geweldig élan. Maar gelooft men Jean Guiraud, van Le Croix (de be kende historicus), dan gaan we hoe langer hoe dieper de put in." Ik vroeg hem, hoe Guiraud tot die mee ning kwam. Hij vertelde, dat Guiraud als de grootste vijand van het katholicisme be schouwd het z.g. laïcisme, het terugdrin gen van de kerk van alle gebieden en het prediken van een leekenmoraal. Het laï cisme neemt overal toe en men doet niets om het te bestrijden. „Maar nogmaals", aldus l'Abbé Bethléem: „ik geef hier de meenirjgen, die ik hoor". Toch kon ik niet aan de indruk ontkomen, dat hij zelf eer der aan den kant van Guiraud staat. Een paar dagen later heb ik de kwestie ter sprake gebracht op de pastorie van Le vallois, whar ik ten eten gevraagd was. Een der kapelaans sprak als zijn meening uit, dat door het werk der I. O. C. (Jeunesse Ouvrière Chètienne) er een steeds belang- ï'ijker elite gevormd wordt, maar dat d3 massa inderdaad nog voortdurend dwaalt. Maar dóór de elite zal later de massa wor den omhooggehaald, terwijl de elite ook hierom toeneemt, doordat de goede katho lieke gezinnen hier tevens de vruchtbare gezinnen zijn. Daarbij moet men bedenken, dat er in Frankrijk toch altijd nog een mil- lioen kinderen de z.g. „ecóles libres", de bijzondere scholen bezoekt. En het middel baar onderwijs is voor de helft in handen der Katholieken. Daarnaast komen er ook van de neutrale openbare scholen (feite lijk haarden van Communisme!) prachtige jonge menschen, die door den strijd gehard zijn en gevormd tot voorvechters van de katholieke beweging. De Eerw. Moeder hier van het Zuster klooster in Levallois vertelde me dezer da gen, dat de Zustertjes een rayon van 100.000 menschen bestrijken. En ze voegde er bij: Dat wil bijna zeggen: 100.000 hei denen. „We zijn hier waarlijk in een Mis sieland. La Chine en France!" Zaterdag, 22 Juli. Vanmorgen heb ik een tentoonstelling bezocht, door de „travailleurs chrétiens Russes" georganiseerd, vooral om aan te toonen, dat het Bolsjewisme in Rusland al leen maar veel stuk gemaakt heeft, niet heeft opgebouwd en dat het oude, heili ge, Christelijke Rusland nog immer leeft. De tentoonstelling werd gehouden in het Hotel de Roban, Boulevard des Invalides 35. Een oude Russische heer, met goede, zachtmoedige oogtn, deed me open en leid de me rond. Er waren kaarten, statistie ken, photo's, boeken, ikonen. Een groot aantal citaten uit de Bolsjewistiche bladen zelf was op groote plakkaten gecalligra- feerd. Maar: in het Russisch! Ik merkte aan m'n goede begeleider op, dat het toch veel practischer geweest was, die citaten in Fransche vertaling te geven. De Russen, die daar komen, weten het toch wel. En ik kon de gedachte niet verdringen, dat dit nu weer iets echt Russisch was! Dr. HENRI VAN ROOIJEN, Levallois-Perret. Kruisheer. WAAR HIJ VIJF JAAR LANG GEWERKT HEEFT. „Ondanks den oorlog werkt China aan zijn opbouw". „Ik heb met de Chineesche regeering op de meest prettige en vriendschappelijke wijze samengewerkt en ik ben dan ook vast besloten, om na dit half jaar verlof, naar China terug te gaan", zoo deelde ir. M. A. van den Heuvel, die vijf jaar in dienst van de Chineesche regeering heeft gewerkt en thans een half jaarlijksch ver lof in ons land doorbrengt, mede aan een redacteur van het A.N.P. Ir. van den Heuvel is eenige dagen gele den in ons land aangekomen, en nadat de verwelkoming van vrienden en familie leden had plaats gehad, was hij zoo be reidwillig den redacteur te woord te staan en hem een en ander over zijn ervaringen uit het Verre Oosten mede te deelen. Op de vraag in wiens opdracht hij in China werkte, deelde hij het volgende me de. Gedurende den Boksers-opstand in China is ook aan Nederlandsche eigendom men belangrijke schade aangericht, welke schade de Chineesche regeering op zich heeft genomen te vergoeden. Deze vergoe ding vindt plaats in den vorm van douane rechten, waarvan een gedeelte aan Ne derland wordt overgedragen. Eenige ja ren geleden heeft men voor die vergoeding een anderen vorm gevonden. Het voor Ne derland bestemde geld blijft ter beschik king van de Chineesche regeering, doch wordt aangewend voor een doel, dat Ne derland kan aanwijzen. Zoo b.v. voor de uitzending van Chineesche studenten naar Nederlandsche universiteiten en zoo ook b.v. het doen uitvoeren van waterbouw kundige werken onder leiding van Neder landsche ingenieurs. In deze laatste functie heeft ir. van den Heuvel thans vijf jaar in China gewerkt. De eerste drie jaar daarvan heeft hij in Nanking doorgebracht, doch toen de drei ging der Japanners daar te groot werd, is hij via Hangkau naar Tsjoeg-Kink ver trokken. De Chineesche regeering is sterker dan ooit. In de drie jaar in Nanking, aldus ver telde ir. van den Heuvel, hebben wij enorm veel werk kunnen verrichten, dank zij de prettige samenwerking met de Chi neesche regeering. Men heeft er hier haast geen idee van, hoe snel China zich moder niseert. De regeering is thans sterker dan ooit en zeker sterker dan welke andere Chineesche regeering ooit geweest is. En dan komt het gesprek op den oorlog met Japan. In Nanking was men daarover te opti mistisch en dacht men, dat het wel zou lukken de Japanners te verdrijven. Tsjang- Kai-Tsjek had echter een beter oog voor de situatie en wist heel goed, dat het Chi neesche leger daartoe niet in staat zou Dit nummer bestaat uit vijl bladen, w.o. geïllustreerd Zondagsblad. VOORNAAMSTE NIEUWS Buitenland Een nieuwe kink in den kabel bij de on derhandelingen te Moskou? (2de blad). De actie in Engeland ter beteugeling van het terrorisme. (2de blad). Frankrijk besluit de zittingsperiode van de Kamer te verlengen met het oog op den internationalen toestand. (2de blad). zijn. Zijn taktiek was er veel meer op ge richt om in de noodzakelijke gevallen te rug te trekken, doch daarbij den militai ren en economischen weerstand van het volk te handhaven. De Chinees is ,van nature vreedzaam en vecht niet graag. Wat de oorlog in China echter wel bereikt heeft, is de eenheid van het Chineesche volk. Vroeger sprak men over „een man uit Nanking" of een „man uit Hangkau", tegenwoordig spreekt men over „een man uit China". De regeering heeft Tsjoeng-King tot haar residentie uitgekozen, omdat deze stad een goede verbinding met het achter land heeft en bovendien het klimaat on gunstig is voor luchtaanvallen. Het is er n.l. dikwijls zeer mistig en be wolkt. Toen de regeering haar zetel naar Tsjoeng-King verplaatste was het een ouder wetsch-Chineesche stad, eigenlijk zonder één behoorlijke straat, alleen steeg jes, sloppen en trappen. Sedert 1938 is hier een geweldige verandering in gekomen. De stad is gemoderniseerd en voor de be volking is een groot aantal schuilkelders ingericht. Die bevolking is, sinds de re geering haar zetel in Tsjoeng-King heeft genomen, geweldig uitgebreid. Van 300.000 zielen tot 7 a 800.000. Dat ging niet zonder moeilijkheden, daar de stad weinig uit breidingsmogelijkheid heeft, omdat zij op de delta van de Yang-Tse en de Kia Ling is gebouwd. Het is er in de stad thans dus boordevol. De werkzaamheden van ir. van den Heuvel in deze stad waren gericht op het bevaarbaar maken van beide genoemde ri vieren, irrigatieplannen werden ontworpen en uitgevoerd om de rijstoogst te vergroo- ten en hiermee zijn we bij de kern van de Chineesche kwestie beland. Ondanks den oorlog met Japan blijft China aan zijn op bouw werken, wel niet in het tempo, waarin het gaarne zou willen, doch men werkt gestadig door. De Chineezen zelf spreken niet van opbouw, zij beschouwen het als een reconstructie. Reconstructie, omdat China eertijds een land van groote beschaving en ontwikke ling was, eeuwen heeft geslagen en zich niet verder heeft ontwikkeld. Thans echter wenscht het zich met behulp van de Wes- tersche wetenschap verder te ontwikkelen en het is verbazingwekkend, hoe snel deze gedachte in het Chineesche volk door dringt. De Japansche aanvallen. De Japanners bereiken met hun aan vallen, aldus ir. van den Heuvel, dus niet de beoogde demoralisatie van het Chinee sche volk. Integendeel een groot deel van het volk trekt zich van den oorlog weinig aan, n.l. dat deel, dat nog weinig of geen last van de bombardementen heeft gehad. Maar ook de geteisterde bevolking gaat na de bombardementen gewoon met het dage- lijksch leven door. De Chinees heeft een bewonderenswaardig aanpassingsvermo gen. Nadat b.v. op 3 en 4 Mei hevige bom bardementen hadden plaats gehad, was op 5 Mei de voltallige ministerraad bijeen gekomen met alle hooge ambtenaren erbij en werden de loopende zaken afgedaan, alsof er niets gebeurd was. Zelf heeft ir. van den Heuvel meerma len bombardementen meegemaakt en een maal is hij ternauwernood aan den dood ontsnapt. Een escadrille van 54 vliegtui gen kwam boven Tsjoeng-King en liet stelselmatig bommen vallen. Ir. van den Heuvel bevond zich op de vierde verdie ping van zijn flat. De escadrille kwam vlak boven het huis, enkele tientallen me ters voor hem hoorde hij een bom vallen, een seconde later precies hetzelfde achter zich: de escadrille was voorbij en ir. van den Heuvel was juist tusschen twee bom men doorgeglipt. Het huis naast het zijne stond in brand, het huis, waar hij woon de, werd gedeeltelijk verwoest. Evenals ir. van den Heuvel werken er nog vele buitenlandsche technici, doktoren e.d. als adviseurs van de Chineesche re geering. Doktoren vooral om hulp te bie den bij en ter voorkoming van epide mieën. Al deze adviseurs werken op de meest prettige wijze met de Chineesche regee ring samen en wanneer zijn verloftijd om

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 1