ONZE GROOTE SEIZOEN-OPRUIMING
HOLLANDSCH KLEEDINGHUIS
Bestrijding der werkloosheid
Heel veel bijzondere koopjesOnze prijzen zijn een sensatie
VRIJDAG 28 JULI 1939
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 1
DUURT NOG VOORT.
U kunt profiteeren van
MARE 23 bij de Lammerenmarkt LEIDEN
35 VERKOOPMAGAZIJNEN 2W EIGEN FABRIEKEN
Voorloopig verslag der
Tweede Kamer
Vele leden meenen, dat de grootsche
plannen ter bestrijding der werkloosheid
niet noodig zijn.
Verschenen is het voorloopig verslag der
Tweede Kamer over het wetsontwerp tot
wijziging en verhooging van het elfde
hoofdstuk der Rijksbegrooting voor het
dienstjaar 1939 en het staat-van-dienst-
boekje voor jeugdige mannelijke personen.
Daaraan is het volgende ontleend:
Verscheidene leden hadden zich afge
vraagd, welk verband bestaat tusschen de
thans voorgestelde voorzieningen en de
plannen van den minister tot verhooging
van den leeftijd voor de toelating tot on-
dernemingsarbeid.
Verscheidene andere leden achtten het
onbegrijpelijk, dat de minister eenerzijds
maatregelen voorstelt om de gevolgen van
de werkloosheid onder de jeugd op te van
gen en anderzijds plannen beraamt om een
groot aantal jeugdige personen het verrich
ten van arbeid in ondernemingen onmoge
lijk te maken. Voorshands hadden zij tegen
deze plannen overwegend bezwaar.
Van verschillende zijden gaf men uiting
aan zijn verwondering, dat de minister zeer
groote bedragen aanvraagt voor het treffen
van vérstrekkende en diep ingrijpende
maatregelen ter bestrijding van de jeugd
werkloosheid zonder nochtans eenige me-
dedeeling te doen omtrent den omvang
daarvan.
Vele leden meenden te weten, dat dit
euvel zich niet in die mate voordoet, dat
grootsche plannen, zooals de minister tot
uitvoering wil brengen, daarvoor noodig
zijn, alsmede, dat het aantal jeugdige werk-
loozen juist in den laatsten tijd sterk daalt.
Deze leden vroeegn, of er wel van een eigen
lijke jeugdwerkloosheid sprake is. Voor de
jongens van 14 tot 21 jaar meenden zij dit
te moeten ontkennen.
Met betrekking tot de meisjes meenden
deze leden, dat hier nog minder werkloos
heid heerscht dan onder de jongens.
Vele leden drongen er op aan, dat de mi
nister alsnog zoo nauwkeurig mogelijke ge
gevens zal verschaffen over het aantal
werklooze jeugdige personen, gespecificeerd
naar geslacht, leeftijd, provincie en
woonplaats, voor wat de groote steden be
treft alsmede een overzicht van het ver
loop dezer getallen over den laatsten tijd,
opdat daaruit blijke, in welke richting zij
zich bewegen.
Verscheidene leden meenden, dat de mi
nister deze gegevens niet zal kunnen ver
schaffen. Naar hun oordeel is dit een reden
te meer om met de voorgestelde maatrege
len ten minste zoo lang te wachten, totdat
een duidelijk inzicht zal zijn verkregen om
trent den stand en den gang van de jeugd
werkloosheid. Intusschen achtten deze le
den een ernstig onderzoek hiernaar op kor
ten termijn gewenscht. Tegen uitbreiding
van de als proef in enkele gemeenten on
dernomen jeugdregistratie over het geheele
land en wel als blijvende instelling zouden
deze leden evenwel overwegend bezwaar
hebben.
Verscheidene leden betuigen in het alge
meen hun instemming met 's ministers
plannen tot bestrijding van de jeugdwerk
loosheid. Naar hun oordeel bestaat de
jeugdwerkloosheid in een zoodanigen om
vang, dat krachtige maatregelen daartegen
noodzakelijk zijn.
Ook andere leden waren van oordeel,
dat de opvatting, als zou er weinig of geen
jeugdwerkloosheid meer bestaan, te opti
mistisch is. Toch hadden zij van deze voor
stellen met gemengde gevoelens kennis ge
nomen. Zij vreesden, dat door te ver gaande
bemoeiing van den minister de vrijheid der
ouders ook bij de keuze van een kamp in
gevaar zou komen en de omvang der plan
nen te groot is.
Zeer vele leden meenden, dat de plannen
van den minister met betrekking tot kamp
werk, cursussen, centrale werkplaatsen,
jeugdregistratie en werkobjecten buiten
sporig hooge uitgaven vorderden. In de
laatste jaren zijn de uitgaven voor cultu-
reele doeleinden ontzaglijk gestegen. Thans
wil de minister deze uitgaven, waarvoor
reeds 3 millioen is uitgetrokken, andermaal
verhoogen en wel met 5.275.000 voor de
resteerende maanden van het jaar 1939.
Voor 1940 mag dus gerekend worden op
een verhooging, welke ongeveer tweemaal
zooveel bedraagt, dus rond 10 millioen.
Sommige leden vreesden, dat de hierbo
ven aangeduide plannen van den minister
in de toekomst nog verdere uitbreiding
zullen ondergaan, zoodat ook het bedrag
van 10 millioen niet voldoende zal blijken.
Vele leden vroegen, hoe deze uitgaven
zouden moeten worden gedekt. Welken weg
wil de regeering kiezen: dien van bezuini
ging op andere uitgaven of dien van be
lastingverzwaring? Naar het oordeel van
de leden, hier aan het woord, past dit voor
stel niet in het kader van het algemeen re-
geeringsbeleid.
Verscheidene leden konden zich met deze
beschouwingen niet vereenigen. Zij achtten
de voorgestelde uitgaven noodzakelijk en
gelet op het aantal jeugdige werkloozen
niet te hoog.
Verscheidene leden gaven, voor wat de
14- en 15-jarige meisjes betreft, de voor
keur aan de opleiding in de bestaande nij
verheidsscholen boven de opleiding in
werkgemeenschappen en de dienstboden-
cursussen, welke door of met steun van
het departement van Sociale Zaken wor
den georganiseerd.
Opgepast voor dwang!
De kennisneming van het advies betref
fende versterkte bestrijding van de werk
loosheid onder de jeugd, uitgebracht door
de daartoe ingestelde rijkscommissie, gaf
velen leden aanleiding tot uiting van de
vrees, dat de drang tot het gaan naar werk
kampen voor kinderen van gesteunden in
dwang zal ontaarden. Voorts waarschuw
den deze leden voor den toeleg van hen,
die van de kampbewoners „gemeenschaps-
menschen" willen maken. De geestelijke
vrijheid dreigt daardoor in het gedrang te
komen.
Verscheidene leden achtten centrale
werkplaatsen als regel meer geschikt dan
de kampen, omdat de werkloozen dan thuis
kunnen blijven en de kosten veel lager zijn.
Bezwaar tegen socialen
jeugddienst.
Vele leden waren niet overtuigd van de
noodzakelijkheid van de oprichting van den
socialen jeugddienst met niet minder dan
150 agentschappen. Voorshands waren zij
van oordeel, dat deze functies, voor zoo
ver zij noodzakelijk zijn, door de bestaan
de organisaties, waaraan dan eenige uit
breiding ware te geven, konden worden
verricht.
Tegen het voorstel tot invoering van een
staat-van-dienst-boekje opperden vele le
den dezelfde bezwaren, welke bij hen ook
bestonden tegen het voorstel tot wijziging
en verhooging van het elfde hoofdstuk der
Rijksbegrooting voor 1939, te weten: dat de
werkloosheid onder de jongens niet een
zoodanigen omvang heeft, dat de voorge
stelde ingrijpende en kostbare maatregelen
noodzakelijk zijn; dat de kosten van deze
maatregelen onevenredig hoog zullen zijn.
Ook afgezien van deze bezwaren vond
het onderhavige voorstel bij vele leden een
ongunstig onthaal.
Hun voornaamste bezwaar gold het
dwingende karakter van het onderhavige
voorstel. Dit systeem van „drang" brengt
Nederland zeer dicht bij den gedwongen
arbeidsdienst, zooals onze Oosterburen dien
kennen. Een dergelijk stelsel moge in een
autoritair bewind passen, voor het Neder-
landsche volgt deugt het niet.
Indien maatregelen tot bestrijding van
de jeugdwerkloosheid inderdaad noodzake
lijk zijn, kan men dan, aldus vroegen ver
scheidene leden, geen betere wegen inslaan
dan den thans voorgestelden weg? Zou het
niet veeleer aanbeveling verdienen bijslag
op het loon te geven aan die werkgevers,
die bereid zijn om jonge arbeiders te werk
te stellen? Maatregelen als die, welke de
minister voorstelt, verzachten de gevolgen
van de jeugdwerkloosheid, maar tasten den
haard van het kwaad niet aan.
BINNENLAND
DE KABINETSCRISIS.
De stemming op de Effectenbeurs.
Het bericht dat het kabinet-Colijn af
treedt werd op de wisselmarkt te Amster
dam hedenmorgen niet prettig ontvangen.
Reeds gisterenmiddag, toen bekend werd
dat een motie van wantrouwen was inge
diend openbaarde zich voor den gulden
een zwakke stemming doch het kon niet
tot zaken komen. Bij de opening stelden
alle vreemde deviezen zich hedenochtend
ten opzichte van den gulden vrij belang
rijk hooger, zoodat het nieuws, dat door
de wisselmarkt minder aangenaam werd
opgevat, onmiddellijk in de noteeringen
tot uitdrukking kwam. Naar in het ver
dere verloop werden nog maar kleine
schommelingen meegemaakt, aangezien
men op de ontwikkeling van de interne
politieke situatie blijkbaar niet wenschte
te anticipeeren.
VERVANGING VAN DIENST
PLICHTIGEN
Uiteenzetting van den minister van
Defensie.
Aan de Memorie van Antwoord aan de
Eerste Kamer over de ontwerpen van
wet inzake: het onder de wapenen blijven
van dienstplichtigen en het in werkelijken
dienst houden van dienstplichtigen, is het
volgende ontleend:
Ook de minister van Defensie betreurt,
dat slechts een betrekkelijk gering aantal
werkloozen (pl.m. 2800) zich vrijwillig
heeft aangemeld; zijn verwachtingen in
dit opzicht zijn inderdaad niet verwezen
lijkt.
Aan wederinvoering van het rempla-
gantenstelsel, dat afkoop toelaat van den
vaderlandschen plicht tot verdediging des
lands, wenscht de regeering haar mede
werking niet te verleenen.
In verband met het feit, dat de regee
ring reeds spoedig na de buitengewone
oproeping van 11 April j.l. een regeling
trof voor het verleenen van verloven, is
het aantal aanvragen om verlof, dat bij
het departement van Defensie in korten
werd ontvangen, zeer groot geweest.
Niettegenstaande de betrokken afdeeling
van het departement van Defensie aan
zienlijk werd uitgebreid, kostte het ver
werken der aanvragen langeren tijd dan
de minister had verwacht. Daarom heeft
hij ten einde in dringende gevallen ter
stond te kunnen voorzien den troepen
commandanten vrijheid gegeven om aan
10 pet. der dienstplichtigen verlof te ver
leenen. Einde Juni is dit percentage in
het bijzonder ten bate van den land- en
tuinbouw en van kleine zelfstandigen
tot 20 pet. uitgebreid.
Bij de vervanging werden in de belang
rijke mate moeilijkheden ondervonden,
doordat van de werklooze dienstplichtigen,
die aanvankelijk door de burgemeesters
waren opgegeven, er tot einde Juni toe
reeds 25 pet. moest worden afgevoerd,
aan-gezien veelal nadat een en ander
maal uit de ontvangen lijsten een vervan
ger was gezocht, die de plaats van den te
vervangen dienstplichtige kon innemen
mededeeling werd ontvangen, dat zij niet
meer werkloos waren.
DE MOEILIJKHEDEN OP ZIEKEN-
FONDSGEBIED.
De Instelling van een ziekenfondsraad
bepleit.
In een vergadering van vertegenwoordi
gers van het Nederlandsch Verbond van
Vakbewegingen, het Roomsch Katholieke
Werkliedenverbond, het Christelijk Na
tionaal Vakverbond, de Centrale Bond
van Ziekenfondsen en den Bond van R. K.
Ziekenfondsen is besloten zich tot de re
geering te wenden met het dringende
verzoek te willen bevorderen, dat vrijheid
van organisatie op ziekenfondsgebied prin
cipieel zal worden gewaarborgd en dat
van overheidswege een ziekenfondsraad
zal worden ingesteld, aan welken raad
o.m. bevoegdheden waren te verleenen
moeilijkheden op ziekenfondsgebied tot
oplossing te brengen.
In de overwegingen, die tot dit besluit
hebben geleid, wordt o.m. gezegd, dat tij
dens de samenwerking tusschen de Maat
schappij tot bevordering der Genees
kunst en de drie groote vakcentralen,
waartoe in 1935 is besloten, steeds duide
lijker is komen vast te staan, dat de daar
omtrent gekoesterde verwachtingen niet
in vervulling zijn gegaan en dat met name
de door de Maatschappij voor Genees
kunst vrijelijk gedane toezegging in zake
de invoering van pariteit in de besturen
der ziekenfondsen van de Maatschappij
voor Geneeskunst niet of zeer onvolledig
zijn nagekomen. De Maatschappij voor
Geneeskunst heeft deze samenwerking
slechts gehanteerd in het belang en ter
uitbreiding van den invloed der maat
schappij-ziekenfondsen, terwijl zij allerlei
moeilijkheden in den weg is blijven leg
gen ten aanzien van de oprichting en de
versteviging van onderling beheerde zie
kenfondsen. Bij verschillende besprekin
gen, mede naar aanleiding van in een aan
tal plaatsen bestaande conflicten, welke
besprekingen sinds het begin van het. vo
rige jaar zijn gehouden, is komen vast te
staan, dat de samenwerking op voet van
gelijkheid der samenwerkende partijen
door de Maatschappij voor Geneeskunst
onmogelijk wordt gemaakt en derhalve
moet worden vastgesteld, dat uit eigen
krachten der op ziekenfondsgebied werk
zame organisaties geen coördinatie, met
alles wat daarmede verband houdt, zal
kunnen worden tot stand gebracht.
De vijf genoemde organisaties blijven
deze coördinatie een zaak van zeer groot
belang achten.
HET TRANS-ATLANTISCH LUCHTPOST-
VERVOER.
Op Zaterdag 5 Augustus a.s. zal de eer
ste vlucht plaats vinden van den transat-
lantischen luchtdienst EngelandVer. Sta
ten van Amerika van de Britsche Lucht
vaart Maatschappij Imperial Airways.
Dien dag om 14 uur zal een vliegboot van
Imperial Airways van Southampton ver
trekken en den volgenden dag via Bot wood
(New Foundland) en Montreal (Canada)
in New York aankomen. De volgende vluch
ten zullen eiken Zaterdag plaats vinden.
Gelegenheid tot verzending is openge
steld voor stukken Naar Noord- en Mid-
den-Amerika, Britsch- en Fransoh Guyana,
Venezuela, Equador, Columbia, Peru, Hawai
en Guam.
De correspondentie voor dezen dienst
moet uiterlijk des Vrijdags om 21 uur te
Amsterdam C.S. of te Rotterdam (Spoor
wegstation) zijn ontvangen. In verband
met het tot stand komen van bovenvermel
de luchtverbinding zullen de luohtdiensten
Engeland—Ver. Staten van Pan American
Airways van heden af als volgt worden
uitgevoerd:
Dinsdag 1 Aug.: a^. van Southampton
en daarna eiken Maandag: uiterste tijdstip
waarop correspondentie te Amsterdam C. S.
of te Rotterdam moet zijn: Maandag 31
Juli as. te 21 uur en vervolgens Zondags
morgens te 4.30 uur.
De luchtdienst FrankrijkVer. Staten
zal in het vervolg op Zaterdag van Lissa
bon vertrekken. Stukken voor deze vlucht
moeten Amsterdam C. S. resp. Rotterdam
(Spoorwegstation) bereikt hébben Donder
dagavond te 21 uur.
Het luchtrecht voor de verzending met
deze vluchten is voor alle drie de diensten
hetzelfde.
De stukken moeten, behalve van een
luchtpostetiket, worden voorzien van een
duidelijk opschrift „Per transatlantischen
luchtdienst."
Het Katholiek Comité van Actie
„Voor God" schrijft ons
Geen Bewondering
maar Actie.
„Laten we toch zorgen, geen
katholieken van bespiegeling
alleen te zijn, vol bewonde
ring over hetgeen onze
Moeder de H. Kerk gedaan
heeftlaten wij zelf men-
schen zijn van actie".
Dr. Alphons Ariëns.
CONCURRENTIE
In het nevelige zonlicht verdween de
haven voor de oogen der passagiers van de
„Euradian". De bergen op den achtergrond
teekenden nog de. aanwezigheid van land,
bijna een sprookjesland door de flauwe
contouren, die zich verloren in de licht
blauwe lucht. Iedereen zweeg bij het mach
tige schouwspel, dat water en land tesamen
vormden. In elk afscheid ligt tenminste een
klein beetje verdriet, en dat voelde schijn
baar iedereen.
Ook Jerry Kingsley mijmerde. Peinzend
leunde hij over de reeling en keek uit naar
het vervagende land. En toch was Kings
ley niet poëtisch aangelegd. Integendeel,
hij was een harde zakenman, die deze reis,
niet zooals de anderen, voor zijn pleizier
maakte. Het reizen zelf, het dagen lang
verkeeren met zee en lucht was voor hem
de bron van inkomsten.
Jerry was een oplichter. In de grijze
oogen, die zoo zacht over het water keken,
was een voortdurende waakzaamheid. Voor
hèm lag er geen genot in 't reizen. Soms
kon hij de passagiers benijden, die zorge
loos hun dagen doorbracht in een dolce far
niente, genietend van de zuiverende zee
lucht, terwijl hij er voortdurend op uit
moest zijn, geld te verdienen aan die ge
lukkigen.
Kingsley leek een gentleman. In alle op
zichten. Hij leek vriendelijk, en altijd be
reid, anderen bij te staan in hun nooden.
Daarom was het te begrijpen, dat hij ge
stoord werd in zijn gepeinzenn. Een dame
kwam naast hem staan. Hij taxeerde haar
onmiddellijk. Een vriendelijke vrouw van
middelbaren leeftijd met zachte, lieve,
blauwe oogen. Haar kleeding was goed ver
zorgd. Kingsley was psychologisch aange
legd, en vond dat innerlijk en uiterlijk met
elkaar moeten harmonieeren om tot de
eenig juiste uitkomst te geraken. Ze was
chique zonder overdreven te zijn met die
fijne toon in snit en kleur, die de harmo
nie completeeren.
„Mr. Kingsley, wilt u mij even te woord
staan", begon ze het gesprek.
„Ik weet, wat u zeggen wil", ging ze
voort, toen ze zijn verbazing zag, „u kent
mij niet. Ik kende u ook niet, maar.ach
laat ik u meteen alles zeggen". Ze
keek hem droevig aan, en Kingsley las
duidelijk in haar oogen, dat ze verdriet
had.
„Ik zag u daar staan, en ik voelde direct,
oh.... een vrouw is soms wonderlijk in
haar intuïtie, dat u mij zoudt kunnen hel
pen. Ik vroeg uw naam aan den steward.
„Waarmede kan ik u van dienst zijn, me
vrouw? Wanneer het mij mogelijk is, zal
ik u zeer gaarne helpen". Jerry was be
reid. Deze dame had geld. Hij zag het aan
de fijne diamanten speld, die zoo wonder
lijk uitkwam op de grijze kleeding. Zaken
zijn zaken.
„Ik wist wel, mr. Kingsley", zei de. „U
bent eenmag ik 't zeggen, een goed
mensch". Ze keek rond, vóór ze verder
ging. Maar zij tweeën waren alleen. De an
deren keken uit, soezend en droomend over
de watervlakte, die bijna rimpelloos om
het schip lag.
,,'t Is moeilijk u mijn geval uit te leg
gen. Mijn man en ik maken voor het eerst
een zee-reis. Wij hebben een erfenis gekre
gen, geheel onverwacht, en dachten niet
beter te kunnen beginnen dan deze reis
te maken".
„Ik feliciteer u mevrouw. Duizenden zul
len u benijden.
De dame haalde haar schouders op. „Ik
vrees, dat al het geld als sneeuw voor de
zon zal verdwijnen, als mijn man niet ver
standiger wordt. Gisteravond heeft hij tien
duizend dollar verloren aan de roulette. Ik
zag u daar spelen, en merkte op, dat u
voortdurend won. 't Is toch niet onbeschei
den dat ik 't zeg? Voor mijn man Is het
spelen een hobby geworden en als 't zoo
doorgaat, zal hü weldra niets meer hebben
om te verliezen.
„En wat wilt u nu?"
„Dat u hem een les geeft. Speelt u met
hem hier aan boord, en laat hem verliezen.
Misschien dat hij dan leert. En wat hij ver
loren heeft, dat geeft u mij terug aan het
eind van de reis.... We kunnen het geld
niet missen".
Kingsley was stom-verbaasd. Niet ge
woon aan gemakkelijken buit, kwam hem
dit verzoek buitengewoon vreemd voor.
Een valstrik? Hij zag de dame aan. Zijn
grijze oogen trachtten in dat vriendelijke
gezicht iets te zien, dat hem verraden zou,
wat achter deze vraag verborgen lag. Maar
wat kon er feitelijk achter zitten? Hij over
woog bliksemsnel de verschillende moge
lijkheden, maar kon alleen iets abnormaals
ontdekken in het verzoek zelf. Hij kon er
geen kwaad mee. Hij zou altijd meester zijn
van het geld dat hij won. Verliezen zou hij
niet, daar was zijn methode te goed voor.
Er waren geen getuigen bij de afspraak,
terwijl iedereen 4ou kunnen constateeren,
dat hij speelde met dien heer.
„U ziet er zoo vriendelijk en goed uit,
u wil een arme vrouw toch wel helpen?"
De dame had zijn aarzeling bemerkt. Ze
zag smeekend naar hem op, vol vertrou
wen, dat hij die les zou willen geven aan
haar speelzieken man.
„Aleen óm u een pleizier te doen, me
vrouw.
„Dalson", vulde zij aan.
Maar 't is niet voor mijn eigen ge
noegen".
Sedert dat oogenblik wijdden de heeren
Kingsley en Dalson hun dagen aan poke
ren. Ze begonnen vóór de lunch en speelden
tot middernacht. De eerste partijtjes won
Dalson. Dat von Jerry de beste politiek.
Maar toen ging het bergaf. Kingsley incas
seerde voortdurend, en eiken avond borg
hij een stapeltje twintig-dollar biljetten
in zijn koffer. Dalson moest immers een
les hebben? 't Was eigenlijk al te gemak
kelijk. Dalson kon niet spelen, juist zoo
als zijn vrouw gezegd had. Dat was geen
boeiend spel meer, dat was het spelen van
een kat met een doode muis, zonder an
dere sensatie, dan dat het diertje naar
beneden kwam als het omhoog gegooid
werd. Kingsley gnuifde. Hij kon gerust de
volgende reis overslaan. Den vijfden dag,
den laatsten van de trip had Kij rond twee
honderd biljetten van twintig dollar. Hij
was benieuwd wat mevrouw Dalson zeg
gen zou.
Even voor het debarkeeren kwam ze
naar hem toe.
„Mr. Kingsley, ik ben u dankbaar. Mijn
man heeft een gevoelige les gehad. Hij
heeft me beloofd, nooit meer te spelen. Als
u eens wist, wat een geruststelling dat
voor mij is...."
„Het was mij werkelijk een genoegen,
u van dienst te kunnen zijn...."
„Enen mag ik nu het geld terug
hebben?"
„Wat bedoelt u mevrouw?" Kingsley
vond haar op dat oogenblk beslist amu-
sant. Die heerlijke onschuld, om in hem
te gelooven!
„Maar dat was toch onze afspraak? U
wilt het geld toch niet houden?"
„Sorry, ik heb dat geld eerlijk gewon
nen, uw man kan dat getuigen en ver
schillende passagiers zullen het gaarne
bevestigen. Dacht u nu werkelijk, dat ik
die heerlijke zeereis alleen maakte, om
uw man een les te geven? En dan later
•het gewonnen geld terug te geven?"
„Maar mr. Kingsley, het geld is voor
ons van groote waarde
„Dat spijt mij, mevrouw Dalson. U ex
cuseert mij?" Hij nam beleefd zijn hoed
af, en stapte met groote passen den loop
plank op. Kingsley was een gentleman.
Tot het laatste oogenblik was hij beleefd.
Hij had ook werkelijk medelijden met
haar, toen hij zag, hoe ze zich vastgreep
aan de reeling, en zij moeite had, zichzelf
meester te blijven. Maar zaken zijn zaken.
Zijn eerste gang was naar een bank.
Hij had een hekel aan klein geld, en wil
de daarom even inwisselen. De bediende
telde de biljetten na, en verzocht hem
toen, een oogenblik te wachten. Hij deed
het. Was het geld niet eerlijk verdiend?
Met een zonnig gemoed glimlachte hij.
Maar hij glimlachte niet meer, toen vijf
minuten later een detective hem verzocht
op te staan, en onder bedreiging van een
revolver, vooruit te loopen. Hij begreep de
beteekenis niet, toen hem gezegd werd:
„Mr. Kingsley, alis Jerry Leeds, alias hoe
heet je nog meer, we hebben lang naar den
valschen munter gezocht, maar eindelijk
hebben we je toch, mijn jongen...."
Hij begreep pas volkomen, toen hij een
briefje kreeg, twee dagen later:
„Je was een te groot concurrent, mr.
Kingsley, wy zijn nog maar beginnelin
gen. Mijn man heeft een hoop van je ge
leerd. Miss Dalson".
M. D.