ONZE GROOTE SEIZOEN-OPRUIMING HOLLANDSCH KLEEDINGHUIS Bestrijding der werkloosheid Heel veel bijzondere koopjesOnze prijzen zijn een sensatie VRIJDAG 28 JULI 1939 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 1 DUURT NOG VOORT. U kunt profiteeren van MARE 23 bij de Lammerenmarkt LEIDEN 35 VERKOOPMAGAZIJNEN 2W EIGEN FABRIEKEN Voorloopig verslag der Tweede Kamer Vele leden meenen, dat de grootsche plannen ter bestrijding der werkloosheid niet noodig zijn. Verschenen is het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp tot wijziging en verhooging van het elfde hoofdstuk der Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1939 en het staat-van-dienst- boekje voor jeugdige mannelijke personen. Daaraan is het volgende ontleend: Verscheidene leden hadden zich afge vraagd, welk verband bestaat tusschen de thans voorgestelde voorzieningen en de plannen van den minister tot verhooging van den leeftijd voor de toelating tot on- dernemingsarbeid. Verscheidene andere leden achtten het onbegrijpelijk, dat de minister eenerzijds maatregelen voorstelt om de gevolgen van de werkloosheid onder de jeugd op te van gen en anderzijds plannen beraamt om een groot aantal jeugdige personen het verrich ten van arbeid in ondernemingen onmoge lijk te maken. Voorshands hadden zij tegen deze plannen overwegend bezwaar. Van verschillende zijden gaf men uiting aan zijn verwondering, dat de minister zeer groote bedragen aanvraagt voor het treffen van vérstrekkende en diep ingrijpende maatregelen ter bestrijding van de jeugd werkloosheid zonder nochtans eenige me- dedeeling te doen omtrent den omvang daarvan. Vele leden meenden te weten, dat dit euvel zich niet in die mate voordoet, dat grootsche plannen, zooals de minister tot uitvoering wil brengen, daarvoor noodig zijn, alsmede, dat het aantal jeugdige werk- loozen juist in den laatsten tijd sterk daalt. Deze leden vroeegn, of er wel van een eigen lijke jeugdwerkloosheid sprake is. Voor de jongens van 14 tot 21 jaar meenden zij dit te moeten ontkennen. Met betrekking tot de meisjes meenden deze leden, dat hier nog minder werkloos heid heerscht dan onder de jongens. Vele leden drongen er op aan, dat de mi nister alsnog zoo nauwkeurig mogelijke ge gevens zal verschaffen over het aantal werklooze jeugdige personen, gespecificeerd naar geslacht, leeftijd, provincie en woonplaats, voor wat de groote steden be treft alsmede een overzicht van het ver loop dezer getallen over den laatsten tijd, opdat daaruit blijke, in welke richting zij zich bewegen. Verscheidene leden meenden, dat de mi nister deze gegevens niet zal kunnen ver schaffen. Naar hun oordeel is dit een reden te meer om met de voorgestelde maatrege len ten minste zoo lang te wachten, totdat een duidelijk inzicht zal zijn verkregen om trent den stand en den gang van de jeugd werkloosheid. Intusschen achtten deze le den een ernstig onderzoek hiernaar op kor ten termijn gewenscht. Tegen uitbreiding van de als proef in enkele gemeenten on dernomen jeugdregistratie over het geheele land en wel als blijvende instelling zouden deze leden evenwel overwegend bezwaar hebben. Verscheidene leden betuigen in het alge meen hun instemming met 's ministers plannen tot bestrijding van de jeugdwerk loosheid. Naar hun oordeel bestaat de jeugdwerkloosheid in een zoodanigen om vang, dat krachtige maatregelen daartegen noodzakelijk zijn. Ook andere leden waren van oordeel, dat de opvatting, als zou er weinig of geen jeugdwerkloosheid meer bestaan, te opti mistisch is. Toch hadden zij van deze voor stellen met gemengde gevoelens kennis ge nomen. Zij vreesden, dat door te ver gaande bemoeiing van den minister de vrijheid der ouders ook bij de keuze van een kamp in gevaar zou komen en de omvang der plan nen te groot is. Zeer vele leden meenden, dat de plannen van den minister met betrekking tot kamp werk, cursussen, centrale werkplaatsen, jeugdregistratie en werkobjecten buiten sporig hooge uitgaven vorderden. In de laatste jaren zijn de uitgaven voor cultu- reele doeleinden ontzaglijk gestegen. Thans wil de minister deze uitgaven, waarvoor reeds 3 millioen is uitgetrokken, andermaal verhoogen en wel met 5.275.000 voor de resteerende maanden van het jaar 1939. Voor 1940 mag dus gerekend worden op een verhooging, welke ongeveer tweemaal zooveel bedraagt, dus rond 10 millioen. Sommige leden vreesden, dat de hierbo ven aangeduide plannen van den minister in de toekomst nog verdere uitbreiding zullen ondergaan, zoodat ook het bedrag van 10 millioen niet voldoende zal blijken. Vele leden vroegen, hoe deze uitgaven zouden moeten worden gedekt. Welken weg wil de regeering kiezen: dien van bezuini ging op andere uitgaven of dien van be lastingverzwaring? Naar het oordeel van de leden, hier aan het woord, past dit voor stel niet in het kader van het algemeen re- geeringsbeleid. Verscheidene leden konden zich met deze beschouwingen niet vereenigen. Zij achtten de voorgestelde uitgaven noodzakelijk en gelet op het aantal jeugdige werkloozen niet te hoog. Verscheidene leden gaven, voor wat de 14- en 15-jarige meisjes betreft, de voor keur aan de opleiding in de bestaande nij verheidsscholen boven de opleiding in werkgemeenschappen en de dienstboden- cursussen, welke door of met steun van het departement van Sociale Zaken wor den georganiseerd. Opgepast voor dwang! De kennisneming van het advies betref fende versterkte bestrijding van de werk loosheid onder de jeugd, uitgebracht door de daartoe ingestelde rijkscommissie, gaf velen leden aanleiding tot uiting van de vrees, dat de drang tot het gaan naar werk kampen voor kinderen van gesteunden in dwang zal ontaarden. Voorts waarschuw den deze leden voor den toeleg van hen, die van de kampbewoners „gemeenschaps- menschen" willen maken. De geestelijke vrijheid dreigt daardoor in het gedrang te komen. Verscheidene leden achtten centrale werkplaatsen als regel meer geschikt dan de kampen, omdat de werkloozen dan thuis kunnen blijven en de kosten veel lager zijn. Bezwaar tegen socialen jeugddienst. Vele leden waren niet overtuigd van de noodzakelijkheid van de oprichting van den socialen jeugddienst met niet minder dan 150 agentschappen. Voorshands waren zij van oordeel, dat deze functies, voor zoo ver zij noodzakelijk zijn, door de bestaan de organisaties, waaraan dan eenige uit breiding ware te geven, konden worden verricht. Tegen het voorstel tot invoering van een staat-van-dienst-boekje opperden vele le den dezelfde bezwaren, welke bij hen ook bestonden tegen het voorstel tot wijziging en verhooging van het elfde hoofdstuk der Rijksbegrooting voor 1939, te weten: dat de werkloosheid onder de jongens niet een zoodanigen omvang heeft, dat de voorge stelde ingrijpende en kostbare maatregelen noodzakelijk zijn; dat de kosten van deze maatregelen onevenredig hoog zullen zijn. Ook afgezien van deze bezwaren vond het onderhavige voorstel bij vele leden een ongunstig onthaal. Hun voornaamste bezwaar gold het dwingende karakter van het onderhavige voorstel. Dit systeem van „drang" brengt Nederland zeer dicht bij den gedwongen arbeidsdienst, zooals onze Oosterburen dien kennen. Een dergelijk stelsel moge in een autoritair bewind passen, voor het Neder- landsche volgt deugt het niet. Indien maatregelen tot bestrijding van de jeugdwerkloosheid inderdaad noodzake lijk zijn, kan men dan, aldus vroegen ver scheidene leden, geen betere wegen inslaan dan den thans voorgestelden weg? Zou het niet veeleer aanbeveling verdienen bijslag op het loon te geven aan die werkgevers, die bereid zijn om jonge arbeiders te werk te stellen? Maatregelen als die, welke de minister voorstelt, verzachten de gevolgen van de jeugdwerkloosheid, maar tasten den haard van het kwaad niet aan. BINNENLAND DE KABINETSCRISIS. De stemming op de Effectenbeurs. Het bericht dat het kabinet-Colijn af treedt werd op de wisselmarkt te Amster dam hedenmorgen niet prettig ontvangen. Reeds gisterenmiddag, toen bekend werd dat een motie van wantrouwen was inge diend openbaarde zich voor den gulden een zwakke stemming doch het kon niet tot zaken komen. Bij de opening stelden alle vreemde deviezen zich hedenochtend ten opzichte van den gulden vrij belang rijk hooger, zoodat het nieuws, dat door de wisselmarkt minder aangenaam werd opgevat, onmiddellijk in de noteeringen tot uitdrukking kwam. Naar in het ver dere verloop werden nog maar kleine schommelingen meegemaakt, aangezien men op de ontwikkeling van de interne politieke situatie blijkbaar niet wenschte te anticipeeren. VERVANGING VAN DIENST PLICHTIGEN Uiteenzetting van den minister van Defensie. Aan de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer over de ontwerpen van wet inzake: het onder de wapenen blijven van dienstplichtigen en het in werkelijken dienst houden van dienstplichtigen, is het volgende ontleend: Ook de minister van Defensie betreurt, dat slechts een betrekkelijk gering aantal werkloozen (pl.m. 2800) zich vrijwillig heeft aangemeld; zijn verwachtingen in dit opzicht zijn inderdaad niet verwezen lijkt. Aan wederinvoering van het rempla- gantenstelsel, dat afkoop toelaat van den vaderlandschen plicht tot verdediging des lands, wenscht de regeering haar mede werking niet te verleenen. In verband met het feit, dat de regee ring reeds spoedig na de buitengewone oproeping van 11 April j.l. een regeling trof voor het verleenen van verloven, is het aantal aanvragen om verlof, dat bij het departement van Defensie in korten werd ontvangen, zeer groot geweest. Niettegenstaande de betrokken afdeeling van het departement van Defensie aan zienlijk werd uitgebreid, kostte het ver werken der aanvragen langeren tijd dan de minister had verwacht. Daarom heeft hij ten einde in dringende gevallen ter stond te kunnen voorzien den troepen commandanten vrijheid gegeven om aan 10 pet. der dienstplichtigen verlof te ver leenen. Einde Juni is dit percentage in het bijzonder ten bate van den land- en tuinbouw en van kleine zelfstandigen tot 20 pet. uitgebreid. Bij de vervanging werden in de belang rijke mate moeilijkheden ondervonden, doordat van de werklooze dienstplichtigen, die aanvankelijk door de burgemeesters waren opgegeven, er tot einde Juni toe reeds 25 pet. moest worden afgevoerd, aan-gezien veelal nadat een en ander maal uit de ontvangen lijsten een vervan ger was gezocht, die de plaats van den te vervangen dienstplichtige kon innemen mededeeling werd ontvangen, dat zij niet meer werkloos waren. DE MOEILIJKHEDEN OP ZIEKEN- FONDSGEBIED. De Instelling van een ziekenfondsraad bepleit. In een vergadering van vertegenwoordi gers van het Nederlandsch Verbond van Vakbewegingen, het Roomsch Katholieke Werkliedenverbond, het Christelijk Na tionaal Vakverbond, de Centrale Bond van Ziekenfondsen en den Bond van R. K. Ziekenfondsen is besloten zich tot de re geering te wenden met het dringende verzoek te willen bevorderen, dat vrijheid van organisatie op ziekenfondsgebied prin cipieel zal worden gewaarborgd en dat van overheidswege een ziekenfondsraad zal worden ingesteld, aan welken raad o.m. bevoegdheden waren te verleenen moeilijkheden op ziekenfondsgebied tot oplossing te brengen. In de overwegingen, die tot dit besluit hebben geleid, wordt o.m. gezegd, dat tij dens de samenwerking tusschen de Maat schappij tot bevordering der Genees kunst en de drie groote vakcentralen, waartoe in 1935 is besloten, steeds duide lijker is komen vast te staan, dat de daar omtrent gekoesterde verwachtingen niet in vervulling zijn gegaan en dat met name de door de Maatschappij voor Genees kunst vrijelijk gedane toezegging in zake de invoering van pariteit in de besturen der ziekenfondsen van de Maatschappij voor Geneeskunst niet of zeer onvolledig zijn nagekomen. De Maatschappij voor Geneeskunst heeft deze samenwerking slechts gehanteerd in het belang en ter uitbreiding van den invloed der maat schappij-ziekenfondsen, terwijl zij allerlei moeilijkheden in den weg is blijven leg gen ten aanzien van de oprichting en de versteviging van onderling beheerde zie kenfondsen. Bij verschillende besprekin gen, mede naar aanleiding van in een aan tal plaatsen bestaande conflicten, welke besprekingen sinds het begin van het. vo rige jaar zijn gehouden, is komen vast te staan, dat de samenwerking op voet van gelijkheid der samenwerkende partijen door de Maatschappij voor Geneeskunst onmogelijk wordt gemaakt en derhalve moet worden vastgesteld, dat uit eigen krachten der op ziekenfondsgebied werk zame organisaties geen coördinatie, met alles wat daarmede verband houdt, zal kunnen worden tot stand gebracht. De vijf genoemde organisaties blijven deze coördinatie een zaak van zeer groot belang achten. HET TRANS-ATLANTISCH LUCHTPOST- VERVOER. Op Zaterdag 5 Augustus a.s. zal de eer ste vlucht plaats vinden van den transat- lantischen luchtdienst EngelandVer. Sta ten van Amerika van de Britsche Lucht vaart Maatschappij Imperial Airways. Dien dag om 14 uur zal een vliegboot van Imperial Airways van Southampton ver trekken en den volgenden dag via Bot wood (New Foundland) en Montreal (Canada) in New York aankomen. De volgende vluch ten zullen eiken Zaterdag plaats vinden. Gelegenheid tot verzending is openge steld voor stukken Naar Noord- en Mid- den-Amerika, Britsch- en Fransoh Guyana, Venezuela, Equador, Columbia, Peru, Hawai en Guam. De correspondentie voor dezen dienst moet uiterlijk des Vrijdags om 21 uur te Amsterdam C.S. of te Rotterdam (Spoor wegstation) zijn ontvangen. In verband met het tot stand komen van bovenvermel de luchtverbinding zullen de luohtdiensten Engeland—Ver. Staten van Pan American Airways van heden af als volgt worden uitgevoerd: Dinsdag 1 Aug.: a^. van Southampton en daarna eiken Maandag: uiterste tijdstip waarop correspondentie te Amsterdam C. S. of te Rotterdam moet zijn: Maandag 31 Juli as. te 21 uur en vervolgens Zondags morgens te 4.30 uur. De luchtdienst FrankrijkVer. Staten zal in het vervolg op Zaterdag van Lissa bon vertrekken. Stukken voor deze vlucht moeten Amsterdam C. S. resp. Rotterdam (Spoorwegstation) bereikt hébben Donder dagavond te 21 uur. Het luchtrecht voor de verzending met deze vluchten is voor alle drie de diensten hetzelfde. De stukken moeten, behalve van een luchtpostetiket, worden voorzien van een duidelijk opschrift „Per transatlantischen luchtdienst." Het Katholiek Comité van Actie „Voor God" schrijft ons Geen Bewondering maar Actie. „Laten we toch zorgen, geen katholieken van bespiegeling alleen te zijn, vol bewonde ring over hetgeen onze Moeder de H. Kerk gedaan heeftlaten wij zelf men- schen zijn van actie". Dr. Alphons Ariëns. CONCURRENTIE In het nevelige zonlicht verdween de haven voor de oogen der passagiers van de „Euradian". De bergen op den achtergrond teekenden nog de. aanwezigheid van land, bijna een sprookjesland door de flauwe contouren, die zich verloren in de licht blauwe lucht. Iedereen zweeg bij het mach tige schouwspel, dat water en land tesamen vormden. In elk afscheid ligt tenminste een klein beetje verdriet, en dat voelde schijn baar iedereen. Ook Jerry Kingsley mijmerde. Peinzend leunde hij over de reeling en keek uit naar het vervagende land. En toch was Kings ley niet poëtisch aangelegd. Integendeel, hij was een harde zakenman, die deze reis, niet zooals de anderen, voor zijn pleizier maakte. Het reizen zelf, het dagen lang verkeeren met zee en lucht was voor hem de bron van inkomsten. Jerry was een oplichter. In de grijze oogen, die zoo zacht over het water keken, was een voortdurende waakzaamheid. Voor hèm lag er geen genot in 't reizen. Soms kon hij de passagiers benijden, die zorge loos hun dagen doorbracht in een dolce far niente, genietend van de zuiverende zee lucht, terwijl hij er voortdurend op uit moest zijn, geld te verdienen aan die ge lukkigen. Kingsley leek een gentleman. In alle op zichten. Hij leek vriendelijk, en altijd be reid, anderen bij te staan in hun nooden. Daarom was het te begrijpen, dat hij ge stoord werd in zijn gepeinzenn. Een dame kwam naast hem staan. Hij taxeerde haar onmiddellijk. Een vriendelijke vrouw van middelbaren leeftijd met zachte, lieve, blauwe oogen. Haar kleeding was goed ver zorgd. Kingsley was psychologisch aange legd, en vond dat innerlijk en uiterlijk met elkaar moeten harmonieeren om tot de eenig juiste uitkomst te geraken. Ze was chique zonder overdreven te zijn met die fijne toon in snit en kleur, die de harmo nie completeeren. „Mr. Kingsley, wilt u mij even te woord staan", begon ze het gesprek. „Ik weet, wat u zeggen wil", ging ze voort, toen ze zijn verbazing zag, „u kent mij niet. Ik kende u ook niet, maar.ach laat ik u meteen alles zeggen". Ze keek hem droevig aan, en Kingsley las duidelijk in haar oogen, dat ze verdriet had. „Ik zag u daar staan, en ik voelde direct, oh.... een vrouw is soms wonderlijk in haar intuïtie, dat u mij zoudt kunnen hel pen. Ik vroeg uw naam aan den steward. „Waarmede kan ik u van dienst zijn, me vrouw? Wanneer het mij mogelijk is, zal ik u zeer gaarne helpen". Jerry was be reid. Deze dame had geld. Hij zag het aan de fijne diamanten speld, die zoo wonder lijk uitkwam op de grijze kleeding. Zaken zijn zaken. „Ik wist wel, mr. Kingsley", zei de. „U bent eenmag ik 't zeggen, een goed mensch". Ze keek rond, vóór ze verder ging. Maar zij tweeën waren alleen. De an deren keken uit, soezend en droomend over de watervlakte, die bijna rimpelloos om het schip lag. ,,'t Is moeilijk u mijn geval uit te leg gen. Mijn man en ik maken voor het eerst een zee-reis. Wij hebben een erfenis gekre gen, geheel onverwacht, en dachten niet beter te kunnen beginnen dan deze reis te maken". „Ik feliciteer u mevrouw. Duizenden zul len u benijden. De dame haalde haar schouders op. „Ik vrees, dat al het geld als sneeuw voor de zon zal verdwijnen, als mijn man niet ver standiger wordt. Gisteravond heeft hij tien duizend dollar verloren aan de roulette. Ik zag u daar spelen, en merkte op, dat u voortdurend won. 't Is toch niet onbeschei den dat ik 't zeg? Voor mijn man Is het spelen een hobby geworden en als 't zoo doorgaat, zal hü weldra niets meer hebben om te verliezen. „En wat wilt u nu?" „Dat u hem een les geeft. Speelt u met hem hier aan boord, en laat hem verliezen. Misschien dat hij dan leert. En wat hij ver loren heeft, dat geeft u mij terug aan het eind van de reis.... We kunnen het geld niet missen". Kingsley was stom-verbaasd. Niet ge woon aan gemakkelijken buit, kwam hem dit verzoek buitengewoon vreemd voor. Een valstrik? Hij zag de dame aan. Zijn grijze oogen trachtten in dat vriendelijke gezicht iets te zien, dat hem verraden zou, wat achter deze vraag verborgen lag. Maar wat kon er feitelijk achter zitten? Hij over woog bliksemsnel de verschillende moge lijkheden, maar kon alleen iets abnormaals ontdekken in het verzoek zelf. Hij kon er geen kwaad mee. Hij zou altijd meester zijn van het geld dat hij won. Verliezen zou hij niet, daar was zijn methode te goed voor. Er waren geen getuigen bij de afspraak, terwijl iedereen 4ou kunnen constateeren, dat hij speelde met dien heer. „U ziet er zoo vriendelijk en goed uit, u wil een arme vrouw toch wel helpen?" De dame had zijn aarzeling bemerkt. Ze zag smeekend naar hem op, vol vertrou wen, dat hij die les zou willen geven aan haar speelzieken man. „Aleen óm u een pleizier te doen, me vrouw. „Dalson", vulde zij aan. Maar 't is niet voor mijn eigen ge noegen". Sedert dat oogenblik wijdden de heeren Kingsley en Dalson hun dagen aan poke ren. Ze begonnen vóór de lunch en speelden tot middernacht. De eerste partijtjes won Dalson. Dat von Jerry de beste politiek. Maar toen ging het bergaf. Kingsley incas seerde voortdurend, en eiken avond borg hij een stapeltje twintig-dollar biljetten in zijn koffer. Dalson moest immers een les hebben? 't Was eigenlijk al te gemak kelijk. Dalson kon niet spelen, juist zoo als zijn vrouw gezegd had. Dat was geen boeiend spel meer, dat was het spelen van een kat met een doode muis, zonder an dere sensatie, dan dat het diertje naar beneden kwam als het omhoog gegooid werd. Kingsley gnuifde. Hij kon gerust de volgende reis overslaan. Den vijfden dag, den laatsten van de trip had Kij rond twee honderd biljetten van twintig dollar. Hij was benieuwd wat mevrouw Dalson zeg gen zou. Even voor het debarkeeren kwam ze naar hem toe. „Mr. Kingsley, ik ben u dankbaar. Mijn man heeft een gevoelige les gehad. Hij heeft me beloofd, nooit meer te spelen. Als u eens wist, wat een geruststelling dat voor mij is...." „Het was mij werkelijk een genoegen, u van dienst te kunnen zijn...." „Enen mag ik nu het geld terug hebben?" „Wat bedoelt u mevrouw?" Kingsley vond haar op dat oogenblk beslist amu- sant. Die heerlijke onschuld, om in hem te gelooven! „Maar dat was toch onze afspraak? U wilt het geld toch niet houden?" „Sorry, ik heb dat geld eerlijk gewon nen, uw man kan dat getuigen en ver schillende passagiers zullen het gaarne bevestigen. Dacht u nu werkelijk, dat ik die heerlijke zeereis alleen maakte, om uw man een les te geven? En dan later •het gewonnen geld terug te geven?" „Maar mr. Kingsley, het geld is voor ons van groote waarde „Dat spijt mij, mevrouw Dalson. U ex cuseert mij?" Hij nam beleefd zijn hoed af, en stapte met groote passen den loop plank op. Kingsley was een gentleman. Tot het laatste oogenblik was hij beleefd. Hij had ook werkelijk medelijden met haar, toen hij zag, hoe ze zich vastgreep aan de reeling, en zij moeite had, zichzelf meester te blijven. Maar zaken zijn zaken. Zijn eerste gang was naar een bank. Hij had een hekel aan klein geld, en wil de daarom even inwisselen. De bediende telde de biljetten na, en verzocht hem toen, een oogenblik te wachten. Hij deed het. Was het geld niet eerlijk verdiend? Met een zonnig gemoed glimlachte hij. Maar hij glimlachte niet meer, toen vijf minuten later een detective hem verzocht op te staan, en onder bedreiging van een revolver, vooruit te loopen. Hij begreep de beteekenis niet, toen hem gezegd werd: „Mr. Kingsley, alis Jerry Leeds, alias hoe heet je nog meer, we hebben lang naar den valschen munter gezocht, maar eindelijk hebben we je toch, mijn jongen...." Hij begreep pas volkomen, toen hij een briefje kreeg, twee dagen later: „Je was een te groot concurrent, mr. Kingsley, wy zijn nog maar beginnelin gen. Mijn man heeft een hoop van je ge leerd. Miss Dalson". M. D.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 7