PRINS BERNHARD
IN LIMBURG.
De aankomst van Z. K. H. Prins Bernhard voor zijn bezoek aan
de Coöp. Roermondsche Eiermijn. Links de heer P. J. van
Haaren, voorzitter en rechts de heer mr. G. Dahmen, president
commissaris
Het 75-jarig bestaan van het Limburgsch Geschied- en Oudheid
kundig Genootschap werd te Maastricht gevierd met een ont
vangst in de receptiezaal van het Gouvernement door mr. dr.
W. van Sonsbeeck, commissaris der Koningin in Limburg
Een jeugdig handteekeningen-verzamelaar in actie in het Poolsche
kamp op de World Rover Moot in Schotland
Het besluit van het Waterschap .De Onnerpolder" om den water
molen te behouden, is gevolgd door zijn restauratie
De tinbaggermolen .Karimata" is van Kinderdijk vertrokken, om door de sleep
boot .Roode Zee* naar Indië te worden versleept Voor de groote reis wordt
alles aan boord goed vastgesjord
De laatste voorbereidingen voor de jaarlijksche .Kaagweek", welke op de
Kagerplassen begonnen is
Aan een Limburgsche koffietafel zat Z. K. H. Prins Bernhard aan
tijdens zijn bezoek, dat hij Donderdag bracht aan de Proefboerderij
van den Limburgschen La nd- en Tuinbouwbond te Roermond
feuilleton
Toen de
scheidsmuur viel!
door
ISABEL C. CLARKE.
19)
„Nonsens, Vi. Ik weet nog niet, of het
den vent geen goed gedaan zou hebben. Hij
moet leeren, dat hij zijn eigen baas nog
niet is."
„Dat kim je niet meenen", zei zij verwij
ten cL
„Hij moet leeren, dat hij bestemd is voor
de fabriek en dat Valley lands het gesloten
Paradijs is."
„En nu is zijn eenige wensch, officier te
worden, zooals Dick", zuchtte zij, in het
vuur starend.
„Nog erger. En de oude heer is lid van
iederen vredesbond in Engeland en in Ame
rika. Dat zal hij nooit of nimmer toestaan.
Dat heb ik je tóch heel duidelijk gezegd,
hoop ik, Vi?"
„O ja, heel duidelijk", sprak zij er tame
lijk luchtig over. „Het staat alleen nog te
bezien, of hij ons zal gehoorzamen, als de
tijd daar is."
Zij sloeg haar armen om zijn hals en
kuste hem boven op zijn kruin, waar het
blonde haar een beetje dun begon te wor
den. En hij zat heel stil, wetende, dat zij
dat het liefste had.
Zij dacht: „Ik moet zorgen, dat hij het
ziet zooals ik. Wij mogen het leven van den
jongen niet vernietigen om een gril van den
ouden man."
„Lieveling, nou verwen jij mij weer",
glimlachte hij.
„Je hebt het verdiend, Lambert". Je bent
zoo lief en verstandig over Cym. Je hebt
mij altijd mijn gang laten gaan, als het hem
betrof, je hebt mij nooit dwars gezeten. En
ik weet ook wel, dat het niet altijd even
gemakkelijk is geweest. Ik weet wel, dat ze
je hebben aangezet om er tusschen te ko
men."
„Zij", in den mond van Viola beteeken-
de altijd de kliek op de Towers. De oude
Harriman, Carnegie en Daniël. Al hun klei
ne oneenigheidjes waren vergeten als ze
eenstemmig de schandelijke weekelijkheid
in Cymbeline's opvoeding veroordeelden.
„Nou, dat hebben ze meer dan eens. Je
had ze met Kerstmis eens moeten hooren.
Zij verweten mij slapheid, weekhartigheid,
zeiden, dat ik jou je gang liet gaan met hem
te verknoeien."
„Jij schat. En dat heb je me nooit ver
teld". Haar stem was teer.
„Waarvoor diende het? Je hebt je plicht
altijd prachtig gedaan, prachtig", prees hij
haar. „Ik zou het niet anders willen, voor
geen geld. Na achttien jaar ben ik nog ver
baasd over je. Hij wachtte op den kus die
komen ging, die altijd kwam als zij in deze
stemming was. Zij drukte haar gezicht te
gen het zijne aan en kuste hem. Dan zonk
weer het lange, tevreden zwijgen over hen.
Toen hij eindelijk weer sprak, was zijn
stem een beetje heesch van emotie.
„Jij bent altijd op de eerste plaats ge
komen, lieveling. Daarom ben ik nooit tus-
schenbeide getreden, denk ik. Jij komt nóg
vóór de kinderen, vóór de lui op de To
wers, altijd."
Dat voelde zij en zij wist ook, dat hierin
zijn liefde voor haar grooter was, dan de
hare voor hem. Bij haar kwam Cymbeline
het eerste, maar dat moest hij nimmer we
ten. Zij geloofde ook, dat hij het niet wist,
of vermoedde. Zij was nu eenmaal zoo en
zij trachtte het hem te vergoeden door
grooter teerheid en hartelijkheid. En hij
vroeg er nooit naar, zijn fijne tact liet haar
absoluut vrij.
„Denk je, dat je nu weet, hoe hem aan
te pakken?" vToeg hij bezorgd.
„Dat geloof ik wel", zei zij rustig. „Ik
heb Cym nog nooit zoo kortaf toegespro
ken. Het deed hem pijn, maar het was
noodig", en zij zuchtte.
„Broodnoodig", sprak hij toe. „Om te
beginnen is hij veel te jong om achter meis
jes aan te loopen. En dat het nu net dat
meisje Weste moest zijn, doet olie in het
vuur."
„Binnen de veertien dagen gaat hij weer
naar kostschool. Dan is hij ongeveer tien
weken weg. O, waarom moeten we eigen
lijk onze kinderen zoo het huis uit stu-
„Mijn liefste, hij is zevetien, denk daar
aan. We moeten zorgen, dat hij een kerel
wordt. Hij heeft zijn taak te vervullen in
het leven."
„En toch zou ik hem liever altijd hier
houden, ondanks alles. Ik wil weten hoe
't hem gaat als ik wakker word en als
ik weer naar bed ga. Voor mij is hy nog
een baby, mijn eerste."
Een zachte glans verspreide zich over
haar gelaat.
„Vindt je me erg gek, Lambert?"
„Je bent een schat". Hij trok haar vaster
tegen zich aan.
„Wie stuurde den jongen weg, om te be
ginnen? Ik liet dat heelemaal aan jou over
en jij joeg hem het huis uit, toen hij pas
negen was, een spartaansche moeder."
„Dat weet ik wel. Ik zag iederen dag aan
jouw gezicht: „Die jongen moet naar kost
school, er komt niets van hem terecht an
ders. En dat kwam allemaal van de To
wers. En er was nog een beetje van jezelf
bij. En toen vroeg hijzelf nog, of hij naar
school mocht. Dacht je niet, dat het vree-
selijk voor me was, Lambert?"
Zij lachte, maakte zich uit zijn omar
ming los en kuste hem met een beslistheid,
die zegen wilde, dat het nu uit moest zijn
met hun romantische gesprekken.
Hij hoorde haar de kamer uit gaan, maar
bleef nog wat zitten piekeren over die ge
heel onvoorziene escapade van Cymbeline.
Hij voelde wel, dat zij er hem eigenlijk
niets van had willen vertellen. Maar het
was nu eenmaal haar intense eerlijkheid
ten opzicht van hem, dat ze hem niets ver
zweeg van wat de kinderen aanging. Dat
stond dan als een kleine compensatie te
genover de onbeperkte vrijheid die hij haar
liet.
„Ik ben een slappeling, een dwaze slap
peling" schold hij zichzelf. „Ik heb niet
eens den moed om met myn eigen jongen
te praten. Maar als ik haar verdriet deed,
door den jongen, zou ze misschien nooit
meer zoo vertrouwelijk bij me komen. Dan
zou ze wellicht geheimen voor me gaan
hebben. Dat is het niet waard. Ik kan haar
liefde en vertrouwen niet op het spel zet
ten. De jongen is haar alles. En waar het
hem raakt, ziet zij buitengewoon helder,
zij is heelemaal niet blind. Dan moet ze
de zaak zelf maar bedisselen. Ik zal me
zelf er niet tusschen steken, tenzij ze 't me
vraagt. Het meisje van Roger Weste, dat
het nu juist het meisje van Roger Weste
moest zijn! Ik ben er van overtuigd, dat
het een akelig verwaand nest is.
Hij strekte zyn hand uit naar een doos
je sigaretten, nam er een en stak ze aan.
Lang nog zat hij te rooken en te peinzen
over de voorvallen, die zooveel moeilijk
heden met zich konden brengen.
HOOFDSTUK VII.
Een paar dagen later zat Lambert op zijn
kantoor aan de fabriek, toen de deur open
ging en Cymbeline binnenkwam. Hij had
zijn vader maar weinig gezien, sinds hun
afgebroken bezoek op de Towers, het was
altijd morgen of avond geweest terwijl hij
nóg of weer in bed was.
De kou die hij opgeloopen had, was een
zware geweest en de dokter had er op ge
staan, dat hy een paar dagen in bed bleef.
Dat had hem niet veel hartzeer gekost,
want het weer was nat en koud. Bovendien
was hy door Viola en Primula schandelijk
verwend. Maar vandaag had hij er genoeg
van, de invalide te spelen en toen de zon
scheen, zei hij, een eindje te willen omloo-
pen.
„Een straatje om", had hij gezegd. „Neen
Prim, ik ga alleen."
Prim was teleurgesteld, zij had er op ge
rekend, hem op zijn eerste wandeling te
mogen vergezellen. Om de een of andere
reden wilde hij haar niet zeggen, dat hij er
op uit trok om zijn vader eens te spreken.
Viola vroeg niets, zij wilde zichzelf dwin
gen om gewoon te worden aan zijn nieuwe
terughoudendheid, zijn geslotenheid.
(Wordt vervolgd).