Geschiedenis van een Kwart-eeuw MAANDAG 3 JULI 1939 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 Volkenbond, veiligheid en ontwapening Hoe de veiligheid en daarmee de ontwapening verdween Volkenbond, veiligheid en ontwapening De Vredesverdragen brachten den Vol kenbond tot stand. Zijn taak om den vrede onder de volkeren te beweren is ten dee- le van politieken, ten deele van humani- tairen aard. De Volkenbond beoogt den internationalen vrede, dus de vriendschap pelijke samenleving der Staten met elkan der, tot den normalen toestand te maken; den oorlog tot een evenzeer abnormalen als in de samenleving der individuen de misdaad, al heeft men ook deze niet ge heel kunnen uitroeien. Wie den conside rans van het Grondverdrag van den Vol kenbond leest, ziet, dat men spreekt van „bepaalde verplichtingen om geen toe vlucht tot den oorlog te nemen". Zelfs binnen het kader van het Grondverdrag, is de oorlog, dus de z.g. wettige, niet ge heel uitgesloten. Brengen twee landen een geschil voor den Raad, en kan deze geen advies met algemeene stemmen (de beide partijen niet medegerekend) vaststellen dan zijn deze partijen in zekeren zin vrij. Schrijven de artikelen 8 en 9 beperking der bewapening voor, voorzoover dit met de nationale veiligheid en de internatio nale verplichtingen mogelijk is, daartegen over staat, dat de artikelen 12 tot en met 15 door bemiddeling, arbitrage en recht spraak de veiligheid zelfs van de levens belangen der staten trachten te verzekeren langs den weg van het recht. Hierbij slui ten zich aan de artikelen 16 en 17, die de sancties omvatten. De Staat, die niet aan zijn Volkenbondsverplichtingen voldoet of zich tegen een vonnis verzet, kan door de andere leden tot de orde worden geroe pen, waarbij men voor economische sanc ties een gedeeltelijke verplichting, voor militaire sancties volkomen vrijheid er kende. Art. 10 stelt vast, dat de leden de integriteit en onafhankelijkheid van elkan ders grondgebied, dus dat, door de Vre desverdragen geschapen, erkennen en be loven te beschermen, doch teneinde de dynamische kracht, in de samenleving der volkeren aanwezig, tot haar recht te doen komen, werd in art. 19 de methode gewe zen om onder leiding van den Volkenbond en door ininnelijk overleg te komen en tot herziening van verdragen en toestanden. Dit artikel is echter in de praktijk on houdbaar gebleken. Het feit, dat de Vol kenbond noch een zijner leden, ondanks den aandrang, in het bijzonder door Italië geoefend, aan dit dynamisch artikel aan dacht heeft geschonken, mag mede een der redenen woden geacht, die den Vol kenbond hebben gebracht in de verlaten positie, waarin hij thans verkeert. Het standpunt, te langen tijd in den kring van den Volkenbond aangenomen, dat reeds spreken over de herziening der vredesver dragen oorlog zou beteekenen, heeft geleid tot geweld, al ik er ook tot dusver geen oorlog uit voortgevloeid. Nieuwe regelin gen zijn tot stand gekomen geheel buiten de daartoe aangewezen organen van den Volkenbond. Afdoende veiligheid, gelijk wij die in het burgerlijk leven van den Staat kennen, is voor kleine en groote Staten dooreen in de internationale samenleving slechts dan mogelijk, wanneer de bewapeningen, aan het einde van den oorlog tot in het maxi male gestegen, tot een minimum worden teruggebracht. De FranschEngelsche samenwerking, door de Premiers MacDa- nald en Herriot tijdens de Dawes-confe- rentie te Londen in 1924 tot stand gebracht, leidden tot het z.g. Protocol van Genève. Dit beoogde een zoodanige versterking van het Grondverdrag, dat daardoor eiken oorlog onwettig werd; beoogde echter ook een zoodanige toepassing der sancties, dat Staten in overtreding voortaan machts middelen op zich zouden zien toegepast Was aanvankelijk de Engelsche Labourre- geering bereid om daartoe de Engelsche vloot ter beschikking te stellen, het op volgend conservatieve kabinet onder Bald win was dit niet. Vandaar, dat diens mi nister van Buitenlandsche Zaken, Sir Austin Ghamberlain, de oudere broeder van den tegenwoordigen Premier, ver klaarde, dat Engeland het Protocol niet zou bekrachtigen, waarmede het vanzelf ver viel. Engeland wilde als van ouds geen te ver gaande verplichtingen aanvaarden. Maar Chamberlain, zich c.ellend op het standpunt, dat rust in West-Europa betee- kende vrede voor de wereld bracht het Pact van Locarno tot stand. Hierdoor er kenden België, Duitschland en Frankrijk over en weer de nieuwe grenzen onaan tastbaar, terwijl Engeland en Italië zich verbonden om het land, dat niettemin als aanvaller zou optreden, te bestrijden. Bracht men het in het Oosten, dus met betrekking tot de grenzen van Polen en Tsjechoslowakije, slechts tot arbitrage- tractaten zonder machtssancties, de hoop was levendig op een tweede Locarno voor dit deel van Europa, ja zelfs op een derde Locarno ten aanzien van de gebieden der Middellandsche Zee. Ontwapeningsconferenties. De ontspanning, die Locarno bracht, maakte naar het oordeel van den Volken bond de wereld rijp voor ontwapening, ge lijk in het Volkenbondfepact voorzien. Van daar, dat in 1926 werd overgegaan tot een voorbereidende Commissie voor de Ont wapeningsconferentie, welke onder leiding van onzen landgenoot Jhr. dr. J. Loudon kwam te staan. Van 1926 tot 1930 heeft deze commissie, met groote intervallen, hare vergaderingen gehouden, en toen zij tenslotte haar rapport gereed had, bleek dit niet meer te bevatten dan het geraam te voor een beperking, ja voor niet meer dan een stilstand der geldende bewape ningen. Nu was bij d Vredesverdragen aan de overwonnen landen een vérgaande ontwapening opgelegd; men had Duitsch land gedwongen zijn vestingen te sloo- pen; munitie en andere voorraden te ver nietigen; zijn militaire organisaties te ont binden; een beroepsleger van 100.000 aan Rijksweer en niets dan dat, te aanvaarden. Behoud van de geldende verhoudingen wil de dus voor Duitschland en in gelijke mate voor Oostenrijk, Hongarije en Bulgarije zeggen, dat zij in militair opzicht nog in lange niet, zoo wel nooit de gelijkwaardige de anderen zouden worden. Het be treffend hoofdstuk van Versailles legde alle deze verplichtingen op Duitschland met het uitgesproken oogmerk een alge meene internationale ontwapening moge lijk te maken. Welnu, aldus Duitschland, dat in de Commissie vertegenwoordigd j, wij zijn ontwapend; nu is het de beurt aan de voormalige geallieerden. Waartegenover verzet kwam van den kant van Frankrijk en de met Frankrijk ver bonden Staten als Polen, Tsjecho-Slowa- kije, Joego-Slavië en Roemenië, die vrees den, dat, zou eenmaal hun militaire kracht gereduceerd zijn, zij van Duitschland's grooter organisatievermogen gevaren zou- ben te duchten. Voordat zij dus in dergelij ke verplichtingen wilden treden, diende er eerst te zijn volledige veiligheid. Veiligheid op de eerste plaats. Vandaar, dat naast de Commissie-Lou- don in 1928 kwam een Commissie voor de veiligheid onder leiding van den beken den Tsjechischen staatsman Benesj. Deze Commissie heeft er toe medegewerkt, dat de z.g. facultatieve clausule van het Ge rechtshof van den Volkenbond te 's Gra- venhage werd uitgebreid tot bijna alle groote Staten, waardoor dus kwam vast te staan, dat deze zich verplichtten alle rechtsgeschillen aan de uitspraak van dit hof te onderwerpen. Voorts werd de al- gémeente akte van arbitrage gesloten, die arbitrage ook voor belangengeschillen tusschen de bepaalde landen wet-den over eengekomen. Voorts werd aandacht ge schonken aan een stelsel van niet-aanvals- verdragen, zelfs aan verdragen van weder- keerigen bijstand, die regionaal de Sta ten, die zich op eenigerlei wijze bedreigd voelden, konden steunen. Dank zij een Finsch initiatief werd zelfs financieele bijstand aan Staten, die slachtoffer van een aanvalsoorlog zijn, in overweging ge nomen, terwijl de Assemblée in 1931 over ging tot het verdrag ter versterking van de middelen om den oorlog te voorko men. Uit het Fransche initiatief om met Amerika tot een verdrag van bijstand te komen, kwam het meer algemeene Kel- logpact voort, dat den aanvalsoorlog als een internationale misdaad bestempelde, zonder nochthans sancties te verbinden aan de overtreding van dit voorschrift. Een poging werd aangewend om het be grip aanvaller, da in volkenrechtelijken en internationalen politieken zin niet zoo eenvoudig is, omschrijven. Met dit alles hoopte men een terrein af te bakenen, dat de veligheid der Staten tegen aanvallen, buiten twijfel stelde. De praktijk leert, dat men tot afweer de voorkeur blijft geven. Intusschen scheen het thans mogelijk de lang gedachte en lang verwachte Ontwa peningsconferentie bijeen te roepen. In derdaad, op het reëel terrein waren slechts buiten den Volkenbond om resultaten be reikt, en dan nog alle op maritiem gebied. Van 11 November 1921 tot 6 Februari 1922 kwam te Washington de belangrijke con ferentie bijeen, door Amerika samengeroe pen, die tot overeenstemming geraakte om trent den toestand in het Verre Oosten, waar de status quo werd verzekerd, maar tevens tot een verdrag, waarbij krachtens de verhouding 553 tusschen Amerika, Engeland en Japan voor hunne vloten ont wapening in kwantitatieven zin werden vastgesteld, <Lw.z. ten aanzien van de totaal tonnenmaat van de groote schepen. Een paar jaar later werd te Rome een poging gedaan om dit verdrag tot andere Staten uit te breiden, waarin men echter niet slaagde. Opnieuw op Amerikaansch initia tief kwam in 1927 te Genève een kleinen conferentie bijeen teneinde de bepalingen van Washington ook tot de lichtere cate gorieën schepen uit te breiden. Door aller lei intriges ondermijnd, had deze conferen tie geen succes. Zij werd herhaald te Lon den in 1930; tusschen de vijf groote zee- mgendheden, als hoedanig Amerika, Enge land, Frankrijk Italië en Japan golden, kwam een tractaat tot stand dat echter slechts ten deele door Frankrijk en Italië, die elkanders hegemonie in de Middelland sche Zee niet wilden erkennen, werd ge- teekend. Dit samenstel van verdragen leg de de bewapeningen ter zee althans eenigs- zins aan banden. Toen deze verdragen ein de 1936 afliepen, Amerika en Engeland niet bereid bleken aan Japan de gevraagde ge lijkwaardigheid toe te staan, en Japan de verhouding 553 met zijn nationale waardigheid niet meer in overeenstemming achtte, eindigden de tractaten zoowel van Washington als van Londen. Eindigden ech ter ook de verplichtingen, die Amerika en Engeland hebben op zich genomen in de Oost-Aziatische wateren om geen verster kingen van bepaalde punten, als tegen Japan gericht, aan te gaan. Dit geldt voor Amerika in het bijzonder het nabij Japan gelegen eiland Guam. Op 2 Februari 1932 kwam, onder Hen derson's onvermoeide leiding, de Ontwa peningsconferentie, waarvoor men te Ge nève een bijzonder gebouw had gezet, bij een. De aanvang scheen de slechte ver wachtingen, door politieke en economische omstandigheden in de pen gegeven te be schamen. Er bleek van de zijde van alle groote machten neiging om tot aanzienlijke beperking over te gaan, maar zulks van Fransche zijde alleen dan wanneer een plan, achtereenvolgens door de ministers Tardieu en Boncour en Herriot gewijzigd, doch principieel vrijwel gelijk, was verwe zenlijkt, krachtens hetwelk een Volken- bondsleger werd opgebouw uit contingen ten, die elk land zou beschikbaar dienen te stellen. Van Amerikaansche zijde werd de redding gezocht in de formule van het ver bieden van aanvalswapenen, waarna ech ter plotseling bleek, dat de deskundigen van bijkans elk land elk wapen, tot zelfs de groote slagschepen en de zware veldartil lerie als middelen van verdediging aan merkten. Ook op de nevengebieden, betrek king hebbende op publicatie van bewape- ningcijfers, op verbod van particulieren handel in wapenen e.d., maakte men wei nig of geen vorderingen. Toen de conferen tie in Juli van dat jaar uiteen ging, had men reeds weinig hoop voor de toekomst. Deze steeg een oogenblik toen men op 11 December 1932 erin slaagde een formule te vinden, die de Duitsche gelijkwaardig heid erkende. Niet langen tijd echter, want toen het tot uitvoering van deze formule kwam, stond men weer bijkans even scherp tegenover elkander. Van Fransche zijde werden de voorstellen, door den inmiddels tot de macht gekomen Rijkskanselier Hit- Ier gedaan met betrekking tot een Duitsch leger van tenminste 200.000 man, verwor pen. De inspanning, die MacDonald zich getroostte om door middel van een Pact van Vier, te Rome voorbereid, een oplos sing te vinden, faalden. Op het psycholo gisch oogenblik, in October 1933, verliet Duitschland de Ontwapeningsconferentie, kort daarop den Volkenbond. He' gevolg daarvan was niets slechts, dat aan de Ont wapeningsconferentie elke beteekenis dien de ontzegd, maar dat ook de politiek zich anders instelde. Engeland, dat tot op dat oogenblik een zekere beperking der bewa peningen had toegepast, door de mari tieme verplichtingen van Washington en Londen gekomen was tot wat insiders reeds een desorganisatie vam de vloot noem den, bereidde zich op herstel van de posi tie voor. Frankrijk, dat zijin politiek over wicht aanvankelijk had gebouwd op de bondgenootschappen in het Oosten van Europa, die het, terverkrijging van een Pact van Vier te Rome, had losgelaten, veranderde opnieuw van houding. Minister Barthou, een even militante als energieke figuur reisde de Oostelijke vrienden af, bereidde het bodsgenootschap met Rus land, dat eerst onder zijn opvolger Laval tot stand zou komen, voor, maakte de klove tusschen Duitschland en Frankrijk, door Briand en Stresemann gedempt, opnieuw grooter. Volkenbondsschemering. Aan deze wisselingen was ook de Vol kenbond in hooge mate onderhevig. Had de Ontwapeningsconferentie tot succes ge leid, het vertrouwen in den Volkenbond zou zijn toegenomen en met vertrouwen ook zijn gezag. Zelfs als het Pact van Vier te Rome was geslaagd, zou door toepassing van art. 19 van het pact, het herzienings voorschrift, medewerking van den Volken bond zijn noodig geweest. Toen Amerika in 1931, na Japan's overval in Mandsjoerije en schending van het negen-Mogendheden- verdrag van Washington, toenadering tot den Volkenbond zocht teneinde daadwer kelijk tegen Japan op te treden, weigerde Engeland, vermoedelijk op grond van de zwakte van zijn toenmalige vloot. De Volkenbond trad daarmede reeds in een crisis, die zich verwijdde naarmate de resultaten der Ontwapeningsconferentie minder hoop op uitkomst gaven. Toen rJBZ 1935 vergeefs gepoogd was Italië ervan te weerhouden om gewelddadig het Abes- synsch grondgebied te nemen, liet Enge land, door een deel zijner openbare mee ning in die richting geleid, zich verleiden sancties van dien Volkenbond te eisohen. Frankrijk kon zich tegen den Engelschen bondgenoot niet verzetten, de andere Staten dienden de beide grooten te volgen. De uit slag ervan is bekend; economische en mili taire sancties zijn in de praktijk niet in ge lijke mate te scheiden als dit op het papier van het Grondverdrag is geschied. Terug schrikkend voor economische sancties, die Italië als militaire zou kunnen beschouwen, moest de strijd met sancties worden opge geven. Engeland bewoog den Volkenbond tot een politiek tegenover de Abessynsche realiteit, die Italië prikkelde en verbit terde, met het gevolg dat ook deze einde 1937 den Volkenbond verliet. Waarna de periode van verzwakking is begonnen, die zich het beste kenmerkte tijdens de Tsjechi sche crisis van September 1938. Toen de Assemblée, te Genève bijeen, zich van dit conflict, dat dreigde de wereld in vuur en vlam te zetten, niets kon aantrekken. Sedert hebben meer Staten den Volkenbond ver laten, en voor de kleinere Staten, die geble ven zijn, is de vraag deze; of Engeland en Frankrijk van den Bond gebruik zullen ma ken in hun strijd tegen het tegenover lig gend politieke front Wanneer dat geschiedt, lijkt de toekomst van den Volkenbond, zelfs beperkt tot het zuiver technisch ter-[ rein, nog meer onzeker. En toch is in zijn samenstel een kern aanwezig die, als de omstandigheden veranderen, aan de inter nationale samenleving de best denkbare diensten kan bewijzen. GEMEENTERAAD VAN VOORHOUT Onder voorzitterschap van mr. G. F. W. van Berckel, burgemeester, kwam de raad dezer gemeente in openbare vergadering bijeen. Afwezig was slechts wethouder P. A. van Reijsen, die blijkens mededeeling later ter vergadering zou komen. Na het gebruikelijke gebed, wenscht de voorzitter, alvorens met de agenda te be ginnen, de verjaardag van Z. K. H. Prins Bernhard te herdenken. Deze zonnedag, zegt spr., staat in het teeken der liefde, welke leeft in de harten van gansch het Nederlandsche volk. Vervolgens wenscht spr., mede namens zijn echtgenoote, officieel vanaf deze plaats dank te zeggen aan de geheele be volking voor de gelukwenschen bij zijn huwelijk. Spr. vindt het overbodig hier te herhalen wat elders gezegd is, doch wil de door hem gedane uitlatingen in dit op zicht gaarne nog eens bevestigen. Tenslotte zegt de voorzitter, hebben de gemeenteraadsverkiezingen plaats gehad. Velen van u, zegt spr., zullen hun werk zaamheden in den nieuwen raad wederom kunnen hervatten, voor enkelen evenwel zal deze vergadering vermoedelijk wel de laatste zijn. Namens de gemeenschap zegt spr dank aan hen, die met zooveel noeste vlijt en groote werkzaamheid langen tijd hun eigen tijd hebben opgeofferd in het belang der gemeenschap. Ieder der leden die ons college gaat verlaten heeft op zijn eigene wijze een werkzaam aandeel in den dienst der gemeenschap gehad. Al moge het waar zijn, dat mijn ambtsvoorganger met meer welsprekendheid en gestaafd met meer voorbeelden uit de praktijk zyn dankwoord aan het adres van de scheiden den zou hebben geformuleerd, den dank van het college van B. en W. en van zich zelf wier gevoelens spr. thans vertolkt is daarom niet minder oprecht gemeend. Dit wensch ik evenwel, dat het enkelen onder eer gegeven moge zijn later weer in dit college terug te keeren. In verband met de afwezigheid van wethouder Van Reijsen, die in de vorige vergadering de voorzittershamer hanteer de, worden de notulen even aangehouden, totdat de wethouder aanwezig zal zijn. Onderzoek geloofsbrieven nieuwe Raad. Ook hier woont raadslid in gemeente woning. Tot leden der commissie tot het nazien van de geloofsbrieven der nieuw benoem de raadsleden worden aangewezen de le den: L. van der Geer, F. M. Angevaare, en Jac. Colijn, die bij monde van eerstge noemde den raad mededeelen, dat hunner zijds van geen bezwaren is gebleken. Het lid van den Nouland vraagt in dit verband naar den geloofsbrief van het lid Kruithof of het vereenigbaar is, dat be trokkene in een gemeentewoning woont, waarop de voorzitter de artikelen 26 en 28 der gemeentewet voorleest, en benadrukt, dat de' raad het betrokken lid „kan" schor sen; van dwingend recht is hier geen spra ke. De heer van den Nouland zegt dan of daarvoor de medewerking van den raad noodig is of dat het college van B. en W. zulks kan bewerkstelligen. Het lid Kruithof zegt, dat voorgaande spr. met mosterd vóór den maaltijd komt. Op den dag van het bekend worden der verkiezingsuitslagen heeft spr. reeds aan den secretaris medegedeeld naar een an dere hem passende woning uit te zien. Wijst in dit verband op het geval Voor schoten. Geeft den raad de verzekering zoodra er een woning loegkomt, daarin te zullen gaan, indien deze tenminste voldoet aan zijn draagkracht; spr. rekent evenwel op de sportiviteit van den raad. De heer van den Nouland zegt dan, dat in de R.K. fractie dit punt ter sprake is gebracht, doch dat het niet de bedoeling is geweest bezwaren in dezen zin tegen deze geloofsbrief te moeten maken, en dus af te zien van het aan den raad toe- behoorend recht. De voorzitter stelt deze verdraagzaam heid van de leden zeer op prijs, doch wenscht steeds boven de partijen te blij ven. Het lid Spierenburg juicht deze beslis sing van harte toe, al moet hij met leed wezen constateeren, dat het de Chr. School die tweemaal zulk een poging waagden, nimmer is gelukt. Het lid Kruithof zou het zeer op prijs stellen, indien alle scholen een bedrag van - per leerling zouden toegewezen krijgen, het thans toegewezen bedrag van 8.50 is ook voor de andere scholen on getwijfeld te laag. In behandeling komt thans een verzoek namens de exploitatie van het Parochie huis, om verlaging van de personeele be lasting. B. en W. stellen voor dit stuk voorloopig voor kennisgeving aan te ne men, omdat het hem bekend is, dat van Regeeringswege een initiatief in deze rich ting is te verwachten. Het lid Spierenburg ziet bij inwilliging van dit verzoek verscherpte concurrentie tegenover andere koffiehuishouders. Con form het voorstel van B. en W. besloten. De opheffing van de zekerheid, gesteld door de heeren W. van Elk als gemeente ontvanger en van G. A. Thieri als admi nistrateur der bedrijven, wordt z. h. s. overeenkomstig voorstel aangenomen. Een verzoek van J. Dijkstra te Sassen- heim om uitstel van den ontruimingster mijn der onbewoonbaar verklaarde wonin gen, wordt na ampele bespreking en toe lichting van den voorzitter z.h.st. ingewil ligd tot 1 Januari eerstkomend. Verpachting gemeente-eigendom. Aan de orde komt dan verhuring van bloembollengrond. Voor het eerste stuk werd door 4 gegadigden ingeschreven, t.w.: W. Borst, C. Warmerdam, H. G. Lange veld en P. v. d. Berg. De beide laatsten schre ven in voor eenzelfde huurprijs. De voor zitter zegt, dat B. en W. voorstellen aan Van den Berg te verhuren, omdat deze ook thans de huurder is van het perceel. Geheel overeenkomstig de bepalingen van de Pachtwet meenen B. en W. bij de bepa ling van hun advies te hebben gehandeld. Alle overige perceelen worden ook con form het voorstel van B. en W. verhuurd. Een verzoek van de E.H.B.O. om 50. subsidie, wordt door B. en W. gehalveerd tot 25.Het lid Spierenburg vindt het jammer, dat in zuivere materieele zaken als de onderhavige een confessioneele in slag wordt gelegd. Vindt versnippering in deze richting onnoodig. De voorzitter zegt, dat ook B. en W. niet voor versnippering zijn. Doch waar ande ren nalatig leven in het nemen van het initiatief, meenen B. en W. tegen een ge ringere subsidie als is aangevraagd geen bezwaren te mogen koesteren. Het lid Kruithof heeft geconstateerd, dat ook andersdenkenden aan den cursus voor E.H.B.O. deelnemen, terwijl het lid van den Nouland het ook zou toejuichen indien deze vereeniging een meer neutrale grond slag zou krijgen, en kan zich de door het lid Spierenburg geopperde bezwaren be grijpen, en vraagt of de gewenschte grond slag alsnog niet kan worden verkregen. De voorzitter zegt, dat het hier betreft een groote landelijke organisatie, die het initiatief nam, terwijl deze toch de bedoe ling heeft het algemeen belang te dienen. Ook in het belang voor de luchtbescher ming vond spr. het een uitkomst, dat deze cursus tot stand kwam. Het lid Vester zou zoo mogelijk de ƒ50 willen handhaven, waarop de voorzitter antwoordt, dat het toch altijd beter moet worden geacht een redelijk bedrag te be komen dan met niets te worden afge scheept. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van B. en W. tot toekenning van 25.subsidie aangenomen, terwijl het lid Spierenburg op principieele gronden geacht wenschte te worden te hebben tegen gestemd. Voorstel van B. en W. tot heffing van opcenten op de personeele belasting gelijk aan de van vorige jaren wordt z.h.st. aan- genomen. Ingekomen stukken. Bij de ingekomen stukken bevindt zich een schrijven van Gedeputeerde Staten, waarbij de begrooting 1939 van het wo ningbedrijf is goedgekeurd. Het lid Spierenburg merkt hierbij op, boekhoudkundig-principieel bezwaar te hebben tegen de door Ged. St. aangegeven methode om uitbreidingen uit het onder- houdsfonds te bestrijden. Dat fonds kan hierdoor te klein worden om noodzakelij ke onderhoudskosten te voldoen. Wethouder van der Hulst, wethouder der bedrijven, zegt, dat het practisch hetzelf de blijft. Immers begrijpt spr. wel, dat het boekhoudkundig niet hetzelfde is, maar toont aan, dat de meerdere huur welke tengevolge van uitbreidingen wordt op gebracht, telken jare in het onderhouds- fonds worden gestort, waarmede dit fonds dus vermeerderd wordt, zoodanig zelfs, dat na enkele jaren meer in het onderhouds- fonds zal zijn gestort als eertijds daaruit ten behoeve van de uitbreidingen werd uitgegeven. De voorzitter zegt, dat deze methode door Gedeputeerde is gestimuleerd; B. en W. hadden het lid Spierenburg, die reeds eerder bezwaren opperde, achteraf gelijk gegeven. Ook het lid van den Nouland mengt zich in deze discussie, waarop het lid Spierenburg zich laat ontvallen, dat door B. en W. nooit gepoogd is de uitbrei dingen op een afzonderlijke post verant woord te krijgen, waarop de voorzitter in terrumpeert, dat zulks wel is getracht, n.l, zelfs bij de primitieve begrooting voor het bedrijf, doch in tweede instantie is zulks mislukt. Mededeeling van den Minister van On derwijs, dat de kostenvergoeding voor de lagere school verbonden aan de B.N.S. door hem is gesteld op 11.per leerling. Gemecntchcgrooting-1939 opnieuw herzien. Het zijn thans de leden Spierenburg, af gewisseld door de voorzitter en het lid Kruithof, die onderling van meening ver schillen nopens de autonomie in deze ma* ter ie. Voor gemeenten met een z.g. „extra-bij drage" zegt de voorzitter, wordt voor de stembureaux geen vergoeding van kosten van verteringen meer toegestaan. Het lid Kruithof verzet zich ertegen, dat de leden van de vergoeding van het verzuim op den stemmingsdag als lid van het stembureau ook nog voor eigen maaltijden moeten zorgdragen. Ook het lid Spierenburg kan zich hiermede niet vereenigen. Vervolgens komt de straatverlichting in het gedrang. Wethouder van der Hulst zegt, dat het college van B. en W. bij wijze van proef de 3 zomermaanden zonder nachtverlich ting willen probeeren, en hoopte hiermede zooveel uit te sparen, dat ook na uitbrei ding der straatverlichting in den komen den winter de verlichting weer tot haar volle proportie kan worden teruggebracht. Het lid Kruithof wijst nog op het mate rieele gevaar dat dreigt bij bestendiging van den huidigen toestand, en blijft tegen deze posten. Het lid Spierenburg, die meer het oog heeft op de moreele gevaren, wil om tac tische redenen zich niet langer tegen deze posten verzetten, al kan hij de methode niet bepaald bewonderen. Het lid Nijssen is bevreesd, dat de Prin- senweg er by in zal schieten, als de post wegen ook nog moet worden verlaagd. Ten slotte wordt het voorstel van B. en W. om de primitieve begrooting overeen komstig hun voorstel te wijzigen, z.h.st. aangenomen. Het lid Kruithof wenscht te gen te stemmen. Hierna worden na ampele toelichting de gemeente-begrooting 1939 en de begroo tingen van het waterbedrijf en het wo-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 7