RECHTZAKEN
Het drama
te Koedijk.
DINSDAG 13 JUNI 1939
DE LEIDSCHE COURANT
TWÜF.DE BLAD - PAG. 7
Kantongerecht te Lelden.
Overtreding wet op de uit-
verkoopen.
De koopman M. v. d. K. te den Haag
had op de Haarlemmerstraat te L e i d e n
op 14 April een winkel in ongeregelde goe
deren geopend en de daarbij behoorende
reclame gemaakt, als bij zulke zaken ge
schiedt. De volgende opschriften hadden
den volke kond gedaan, dat er in den win
kel ongeregelde goederen verkocht werden
tegen verminderde prijzen: „Huis te huur.
Overgenomen door de bekende kooplie
den. Alles moet weg". Bovendien wa
ren de prijzen doorgestreept, terwijl in het
rood nieuwe prijzen er.onder gezel waren.
De ambtenaar vond, dat de wet op de
uitverkoopen op een listige manier was
overtreden en eisohte een geldboete van
50 suibs. 25 dagen.
Verdachte riep de uiterste clementie in.
«ndat hij reeds groote schade had geleden.
De uitspraak werd een boete van 25
sube. 10 dagen.
Valsche oormerken.
P. J. V. en P. C. J. V. te N o o r d w ij-
kerhotit zouden zich schuldig gemaakt
•hébben aan het gebruiken van valsche oor
merken voor twee varkens zwaarder dan
120 K.G.
Een getuige verklaarde, dat het te zien
was, dat de oormerken door onibevoegden
waren aangebracht. Misschien waren de
oormerken oorspronkelijk goed geweest,
maar dan waren ze toch voor de tweede
maal gebruikt.
Deze zaak was zeer verward. De vader
zei, dat de varkens aan zijn zoon behoor
den en de zoon weer, dat ze van den vader
waren, zoodat de ambtenaar deze zaak aan
hield om alsnog een getuige te hooren.
Ongekeurd vleesch.
J, C. v. d. H, te V o o r s c h o t e n was
aangehouden toen hij per rijwiel stukken
IcaLfsvleesch vervoerde, welke stukken
vleesch niet voorzien waren van de ver-
eischtie stempels. Verder was er bij ver
dachte in een bed aangetroffen een hoe
veelheid! spek. Daarna was er ongeveer een*
maand later door'de keurmeesters ontdekt,
dat verdachte een hoeveelheid varkens-
vleesoh aanwezig had gehad, ook al zonder
de voorgeschreven stempels. Wel was er
op dit laatste vleesch een ander stempel
gevonden, maar dit was niét geldig voor de
gemeente Voorschoten.
De eisch en de uitspraak werden een geld
boete van 20 subs. 14 d'agen met verbeurd
verklaring van het inbeslaggenomene.
Een sijsjeslijmer.
De katoendrukker J. H. van L. te L e i d e n
had te Oegstgeest geprobeerd sijsjes te
lijmen waarvoor hij den 'bekenden en be-
noodigden stok met lijm gebruikte.
Toen verdachte zich ontdekt zag had hij
geprobeerd den dans nog te ontspringen
door den lijmstok weg te werpen, maar
het had hem niet veel geholpen want er
was nog een sijsje -bij hem aangetroffen,
opgesloten in een zak en dat beest zal wel
niet uit zich zelf in die zak gekomen zijn.
De ambtenaar eischte een geldboete van
10 subs. 5 diagen.
Het vonnis werd een geldboete'van 5
subs. 2 dagen met verbeurdverklaring van
het inbeslaggenomene.
Een jaar geen borreltjes.
P. O. te Leiden bad 'dronken langs
's Heeren wegen gewandeld en aangezien
dit niet voor de eerste maal was geweest,
werd het vonnis een voorwaardelijke geld
boete van 15 of 5 dagen met een proef
tijd van een jaar en met de bijzonde're
voorwaarde, dat verdlachte gedurende
één jaar geen sterken drank mag ge
bruiken en gedurende een jaar niet in
zaken mag komen, waar die „heerlijk
heid" verkocht wordt.
Geen dierenvriend.
J. van V. te Voorschoten had een
hond en dat beest was voor het trekken
afgekeurd. Trots dit feit en terwijl het dier
bovendien nog een grooten wond had, had
verdtaChte bet dier voor zijn wagen ge
spannen. Als men nu nog weet, dat de kar
veel te zwaar geladen was, dan zal het
niemand verwonderen, dat het beest veel
pijn leed toen het moest trekken.
Gezien de geldelijke omstandigheden
werd het vonnis een geldboete van 5 subs.
3 dagen.
Een, die bofte.
J. C. de G.. veehouder teVoorscho-
t e n, had op- 20 April twee schapen die zich
in verregaande staat van ontbinding be
vonden, begraven te Voorschoten.
Verdachte bekende volmondig, maar wees
op iets in de dagvaarding. En hoewel de
ambtenaar het feit buitengewoon ernstig
vond, moest hij verdachte vrijspreken om
dat er in de dagvaarding stond Veursche
weg te Leiden in plaats van Veursche weg
te Voorschoten.
viool gemaakt I
w Werkelijk, en waar heb Ie de snaren.
Haagsche Politierechter
Een oude diefstal met een ver
rassend slot voor den verdachte.
Aan den chauffeur Adr. J. B. te B o d e-
graven was ten laste gelegd diefstal
subs, verduistering van twee ladders. Nu
moet u niet denken dat deze ladders eenige
maanden geleden op een onrechtmatige
manier van eigenaar veranderd waren. Oh
neen. Het was reeds geschied in September
1932. Maar een zaak die de politie een
maal in handen heeft blijft haar aandacht
houden ook al komt de oplossing niet dade
lijk, maar niet als hier, jaren later. Omdat
het reeds zoo lang geleden was waren de
diverse verklaringen nogial verward en on
duidelijk. Zoo vertelde de eigenaar van de
ladders dat zij jaren geleden van hem weg
genomen zouden zijn, terwijl de verdachte
zeide, dat de ladders bij hem op het erf
gedeponeerd waren. Toen de eigenaar nader
over dit punt werd ondervraagd bsgon
hij te twijfelen en zeide dat het best mo
gelijk geweest was dat hij de ladders in
derdaad daar geplaatst had. Hij wist het
niet meer zoo precies.
Maar toen kon de Officier ook geen ver
oordeeling van verdachte vragen wegens
diefstal, maar bleef toch nog het subs, ten
laste gelegde over n.l. de verduistering die
bewezen werd geacht, maarde ver
duistering was inmiddels verjaard», zoodat
verdachte ook daarvoor niet meer veroor
deeld kon worden. Je moet maar boffen.
Schildcrscompagnonschap.
M. V„ schilder te Nieuwkoop, moest
terecht staan terzake verduistering ten na-
deele van zijn gewezen compagnon C. van
H. eveneens schilder te Noorden Nieuw
koop.
Vast kwam allereerst te staan dat ver
dachte samen was gaan werken met de ge
tuige. Zij hadden te zamen verschillende
schilderwerken uitgevoerd. De verdachte
schilder had na afloop verschillende kwi
tanties geïnd tot een totaal bedrag van
332.50 en moest daarvan de helft afstaan
aan zijn „medebaas" de getuige schilder,
zijnde dus 116.25. Hij had zulks echter
niet gedaan en zou dus verduistering heb
ben gepleegd maar ook in deze zaak scho
l-en verschillende addertjes onder het gras,
want bij het verhoor van de getuige schilder
kwam aan bet licht dat ook deze kwitan
ties had geïnd o.a. kwitanties van 44,
50 en 6. Ook hij had de helft aan zijn
compagnon moeten betalen maar had het
niet gedaan. Een aardige compagnonschap
is dat anders geweest. Het volgende punt
was dat de getuige schilder woonde in een
huis van den verdachte schilder maar den
laatsten tijd in gebreke was gebleven om
de vereischte huur te.betalen. Verder meen
de men geLd tegoed te hebben van elkaar
vanwege gekochte materialen.
Nadat de schilders elkaar d-e noodige ver
wijten naar het hoofd geslingerd hadden,
vond dé Politierechter dat het hier een
civielrechterlij ke kwestie betrof omdat bet
compagnonschap was ontbonden.
De verdachte werd vrijgesproken van
het hem ten la-te gelegde.
Zich zelf vergeten.
A. R. uit Leiden had ruzie gekregen
met een juffrouw en deze dame uitgemaakt
voor minder nette dingen die de dame niet
kon accepteeren en waarop derhalve een
klacht was gevolgd.
De verdachte begon met dadelijk te ver
klaren „maar zij heeft ook gescholden".
Politierechter: „Man dat geloof ik dade
lijk, maar dat mag voor u geen reden zijn
om ook te gaan schelden".
Verdachte: „Dus moet ik mij maar uit
laten schelden, zonder wat terug te schel
den".
Politierechter: „Je hoeft je niet uit te
laten schelden, want ja kunt naar de politie
gaan om een klacht in te dienen, net als de
juffrouw gedaan heeft".
Dat snapte verdachte niet bijster goed; hij
had gedacht als ze mij uitschelden, dan
scheld ik terug en zijn we quitte. Had hij
echter hard naar de politie geloopen en was
hij er voor de dame gearriveerd, dan had
hij getuige mogen zijn en de dame ver
dachte.
De Politierechter legde het hem nogmaals
uit en bracht het aldus onder woorden:
„Er zijn honderden menschen op deze we
reld en ook in Nederland die ruzie met
elkaar hebben. Veronderstel nu eens dat
zij elkaar maar hartelijk uit gingen gaan
schelden zonder dat er iets aan gedaan
werd, dan zou op het laatst alles daveren".
Dat snapte verdachte en er trok een
oolijk lachje over zijn gelaat alsof hij het
in zij'n gedachte reeds hoorde.
Natuurlijk kwam de dame als getuige en
hevig verontwaardigd moest zij herhalen
waarvoor zij uitgescholden was. En zulks
deed zij dan, maar al ging het niet van
harte, want het is nooit leuk om zoo in het
openbaar te gaan staan vertellen waar
voor je uitgemaakt bent. Een kleine straf
en een waarschuwing voor de dame zal het
wel geweest zijn.
Tien gulden eischte de Officier tegen de
scheldende meneer.
„Teveel voor die paar woorden-", vond
verdachte.
Na naar zijn geldelijke omstandigheden
geïnformeerd te hebben, werd het vonnis
een geldboete van 5 subs. 5 dagen.
Maar voortaan zal de meneer wel zor
gen het eerst bij de politie te zijn.
HAAGSCHE RECHTBANK.
Hij vond het een grapje.
P. van P. afkomstig uit Leiden laatst
wonend in den Haag en thans gedetineerd
vertelde met een dood nuchter gezicht, dat
hij het heele geval als een grapje beschouw
de. Wat was" dat grapje dan wel?
Verdachte zag ergens in den Haag een
damesrijwiel staan en nam heel brutaal dat
vehikel weg. Zulks werd gezien door eenige
voorbijgangers die aanstalten maakten om
den fietsendief te grijpen. Dit ziende had
verdachte het rijwiel weer netjes op zijn
plaats gezet en had verkondigd, dat hij het
maar voor de grap gedaan had. De om
standers hadden het grappige van het ge
val niet ingezien en hadden een politie
agent gewaarschuwd. Deze had den
„grappenmaker" maar meegenomen waar
na een onderzoek was ingesteld ten zijnen
huize en daar was gebleken, dat verdachte
nog 12 rijwielen had staan. Ook dit vond
hij niets bijzonders, want hij bewaarde ze
immers maar voor een ander en had ver
der nergens iets mee te maken.
De Officier kon het grappige van het
geval maar niet ontdekken en noemde het
aanwezig hebben van 12 gestolen rijwielen
heling en het „grapje: poging tot diefstal."
De eisch tegen verdachte werd dan ook
twee jaar gevangenisstraf.
En dat vond verdacht* heelemaal niet
grappig.
De uitspraak werd bepaald op over 14
dagen.
Hij wist van niets.
In April was er ingebroken in een per
ceel in den Haag, waarbij de dader was
binnen gekomen door middel van een
valschen sleutel. Als verdacht van dezen
diefstal was aangehouden C. H. M. af
komstig uit Leiden laatst wonend in
den Haag en thans gedetineerd.
Trots het feit, dat er eenige dagen later
op verdachte een aantal gouden sieraden
gevonden waren, welke vermist waren uit
het huis, waar de inbraak gepleegd was ont
kende verdachte ten stelligste iets van de'
inbraak af te weten. Hij had de sieraden
gekregen van een onbekende om te over
handigen aan een anderen onbekende. Ver
dachte was dus alleen maar tusschen-
persoon geweest tusschen de diverse on
bekenden.
Nierpand geloofde dat verhaal, ook de
Officier vond het hoogst onwaarschijnlijk,
zoodat de eisch werd een jaar gevangenis
straf.
Onder een vloed vgn tranen probeerden
verdachte nogmaals aannemelijk te maken,
dat hij van niets had geweten en dat hij de
andere personen absoluut niet had gekend.
De rechtbank zal alles nog eens over
wegen en over 14 dagen vonnis wijzen.
VERMOORDDE EEN VADER ZIJN DRIE
KINDEREN?
Verdachte voor het gerechtshof.
Na een sensationeele terechtzitting van
de rechtbank te Alkmaar sprak dit college
den melkrijder B. uit Bergen vrij van do
hem tenlaste gelegde moord op zijn drie
jeugdige kinderen -Anna, Emerentia en
Wilhelmina en poging tot moord op zijn
vrcuw en zijn baby.
Een afschuwelijk misdrijf, dat door den
officier van justitie te Alkmaar bewezen
werd geacht en waarvoor hij tegen ver
dachte na een bewogen zitting levenslan
ge gevangenisstraf eischte.
Het O.M ging van het vrijsprekende
vonnis in appèl en vandaag stond de melk
rijder terecht voor Viet gerechtshof te Am
sterdam, gepresideerd door mr. Joh. M.
Jolles. Raadsheeren waren mr. W. Smit en
mr. S. G. C. Canis. De advocaat-generaal,
mr. dr. D. Reilingh nam het O.M. waar.
De tragische gebeurtenis.
In den laten avond van den 2en Januari
van het vorige jaar had een vreeselijk on
geluk plaats, door het O.M, in de dag-
vaardiging beschreven als opzettelijk ver
oorzaakt. De melkrijder was dien dag pel
huurauto, die door hemzelf werd bestuurd,
van Bergen naar zgn schoonouders te de
Weere gereden. Op den terugweg, dien hp
aanvaardde met zijn vrouw, de baby en
zijn drie jonge kinderen, merkte hij. dat
de weg glad was. Bij Koedijk reed hij
langs het Noord-Hollandsch kanaal, de-
auto slipte bij het uitwijken voor een
hond, aldus verklaarde de man, cn reed
het water in. De auto verdween vrijwel
geheel onder water. De verdachte, zijn
vrouw en hun baby konden worden gered.
De drie dochtertjes verdronken jammer
lijk. Aanvankelijk dacht niemand aan mis
drijf, zoodat de lijkjes van de kleine dren
kelingen onmiddellijk door de justitie wer
den vrijgegeven. Geruimen tijd later ont
ving het parket te Alkmaar een brief van
den oud-journalist R. K., vroeger redac
teur bij een dagblad te Schagen. Deze
man kwam met een verhaal voor den dag.
dat hij van een meisje, juffrouw D., had
gehoord, dat er opzet in het spel was. Dit
meisje had een ongeoorloofde verhouding
met den melkrijder. Deze wilde van zijn
vrouw af en hij zou het vreeselijke onge
luk opzettelijk hebben veroorzaakt, om
haar cp deze wijze van het leven te be-
roovon. Volgens het meisje, die eenigen
tijd huishoudster was bij K., had zij vroe
ger een verhouding gehad met B., n.l. toen
zij te Bergen bij haar ouders vertoefde.
Zij was naar Schagen gegaan en had de
verhouding verbroken. Verdachte B. had
haar eenige maanden voor het ongeluk op
gezocht; in een twistgesprek zou hij ge
zegd hebben alles voor haar over te heb
ben, hij zou.... zijn auto met vrouw en
kinderen in het kanaal rijden om vrij te
zijn om haar te trouwen. Na het onge
luk had het meisje B. in het ziekenhuis
opgezocht. Volgens haar zou hij toen over
een „mislukking" hebben gesproken.
De journalist had het meisje er toe be
wogen hem te Vertellen, wat er tusschen
haar en verd. B, was besproken.
Toen het ongeluk later precies zoo ge
beurde, had de journalist nog lang geaar
zeld, doch tenslotte had hij zich tot de
justitie gewend. Reeds gingen er in Ber
gen en omgeving geruchten....
Verdachte werd gearresteerd. Bij hoog
en bij laag hield hij vol volkomen onschul
dig te zijn. Wel was de gedachte aan een
dergelijk ongeluk wel eens bij hem opge
komen, maar het gebeurde op 2 Januari
was een ongeluk geweest.
Zijn verdediger mr. de Groot uit Alk
maar deed tevergeefs een beroep op dc
raadkamers van rechtbank en gerechtshof.
Verd bleef in arrest en pas na het vrij
sprekend vonnis werd hij in vrijheid ge
steld.
Het hof heeft twee dagen, n.l. vandaag
en Donderdag vcor deze zaak gereser
veerd.
Op de vragen van den president naar
naam, woonplaats en geboortedatum, ant
woordt verdachte met een kort woord. Hij
is kalm en beheerscht. Staande hoort hij
het voorlezen van de dagvaarding aan. Het
O. M. heeft twintig getuigen gedagvaard, de
verdediger heeft zijnerzijds geen getuigen
opgeroepen.
„Blijft u bij uw verklaring in eersten
aanleg?"
„Ja", zegt verdachte.
„Dus u blijft er bij, dat het een ongeluk
was?"
„Zeker".
„U hebt dus niets aan uw verklaringen
toe te voegen? U hebt er ook nooit over
dacht, of gesproken, dat u uw vrouw door
verdrinking om het leven wilde bren
gen?"
„Ook niet.... ik ben volkomen onschul
dig".
De eerste getuige is de landbouwer Prins.
Hij had van een afstand het ongeluk zien ge
beuren.
De weg was tamelijk glad, de auto was
hem met een kalm gangetje voorbiigereden.
Plotseling hoorde hg een vreemd geluid.
Getuige keek om en zag de wagen pardoes
in het kanaal verdwijnen. Direct was hij
te hulp geschoten. Verd. was al uit de auto
en stond in het water en schreeuwde om
hulp. Hij deed zoo vreemd, dat ik dacht dat
hij gek was. De auto stond parallel aan den
weg, op een afstand van een paar meter uit
den wal. De kooli^hten brandden, maar in
de auto waren de lichten uit.
Preside.it: „F.n wat deed verdachte?"
Getuige: ;,Hij wilde het water in en riep:
Help, help. m'n vrouw en de kinderen".
Inmiddels waren er meer menschen te
hulp geschoten en de vrouw en de baby wa
ren met veel moeite uit de auto gehaald.
Toen de drie zusies od den wal waren ge
bracht, bleken de levensgeesten reeds ge
weken.
President: „En sprak verdachte direct na
de redding reeds over een hondje, dat over
den weg had geloopen??
Getuiget: „Neen, daar praatte hij pas
over, toen ik hem in het ziekenhuis bezocht.
Getuige vertelt dan nog, dat ter plaatse
geen kuil in den we? was: „Ik ben huurder
var de bermen, dus ik weet 't. Wel was de
linkervoorbnnd van de huurauto glad".
Pres.: „En weet up iets van honden in
de buurt".
„Neen" .antwoordde de getuige, „daar is
me niets van bekend. Tk ben een ven de wei
nigen in de buurt, die een hond heeft en
de mijne lag kalm achter du kachel".
Getuige vertelt dan nog het een en ander
over de diepte van het kanaal.
„Bij mii *oor de deur even verder
is het veel iieper, daar zou van de auto
niets meer te zien zijn geweest".
De tweede getuige, M. Muis, was thuis
door Prins gewaarschuwd dat er een onge
luk gebeurd was. Hij was direct naar de
plrats des onheils gesneld. De auto lag be
trekkelijk dicht bg den kant. Het dak stak
deels boven we te; uit.
Toen verd. gered was, wilde hij weer in
't water gaan om zijn vrouw cn kinderen te
helpen.
Verdachte was in de woning van Muis
gebracht en het bleek, dat do iokker, die hij
droeg, nagenoeg droog was. Wel waren de
slipnen en zlin broekspijpen nat. Over een
hondje en slippen had verd. ook tegenover
dezen getuige niet gesproken.
Later wel. toen hij uit hot ziekenhuis was
ontslagen en hem getuige had opge
zocht om hem te bedanken.
„Verdachte", zegt de president, „u blijft
er dus bii. dat u bg het uitwijken voor een
hondfe, sliote".
„Ja", zegt verdachte met zachte stem
en op de kaart, die-oo de tafels voor het Ge
rechtshof ligt. wiist hij aan wclkê manoeu
vre de auto maakte.
President: „En wanneer sprong u er uit?"
Verdachte; „De auto hing boven het wa
ter, op het oo°enblik sprong lk er uit cn
kwam half in het water teercht. Ik voelde
bii het slippen, dat het niet goed ging. ik
schreeuwde en rukte be' nortier open. Even
lal'T zakte de auto weg".
Een juffrouw uit de buurt had in de verte
de auto zien aankomen. Zii zag de lichten,
plotseling hoorde zn een plons, en de auto
lichten waren verdwenen.
Een hond had zii evenmin als de andere
get"i«cn in do buurt gezien.
Getuide J. Stevn. die bij de redding ge
holpen had en die het dak van de auto had
opengesneden, vertelt, dat de weg ter plaat
se erg glad was, oen paar uur tevoren had
hii van gladheid niets gemerkt.
Visser was met Stevn over een ladder op
de kap va nde auto geklommen. De vrouw,
twee meisies, en oe baby waren op het
droee gebracht. Later kwam men tot de
ontdekking, dat er nog een derde meisje in
de auto zat. de drie meisjes waren reeds
overleden, kunstmatige ademhaling mocht
niet meer baten.
Tegen een aaent van politie uit Alkmaar,
die kort na het ongeluk ter plaatse ver
scheen bud verd. gezegd: „Wat ben ik stom
geweest".
„Herinnert u zich dat verdachte?" vraagt
de president.
„Ik herinner me daar niets van, maar het
is wel mogelijk. Ik zal dan bedoeld hebben,
dat het stom was om te gaan rijden met die
gladheid".
Pres.: „Waarom was u er zoo op gesteld
om dicnzelfden avond nog naar huis te
gaan".
Verd.: „Ik had de auto voor dien dag ge
huurd en ik moest weer thuis zijn".
Pres.: „Waarom hebt u geen anderen weg
genomen?"
Verd.: Dat was om en toen ik wegreed
was het nog maar weinig glad".
De chef-veldwachter A. van der Kooy
uit Bergen was ter plaatse gekomen, toen
alle inzittenden zich op het drogo bevon
den. Verd's jas was droog. Uitvoerig be
spreekt het Hof met dezen getuige de situa
tie, waarin de auto door hem werd aange
troffen. Een slipspoor had getuige niet ge
vonden, wel had hij een wielspoor op den
we«bere eczien
Dr. J. H. den Hartogh was de eerste dok
ter, die ter plaatse kwam. Verd. die onder
gebracht was in du woning van Mens, was
overspannen. Hg wilde naar bulten om zijn
vrouw en kinderen te redden. Getuige had
niet den indruk, dat verd. cohiedie speel
de. De weg was zeer glad, de dokter wilde
het zuurstofapparaat laten halen, maar nie
mand had er gezien de gladheid van den
weg zin in, zoodat getuige zelf gegaan
was.
Dr. J. A. Blok uit Bergen had de vrouw
van verd. en de zuigeling zuurstof toege
diend. Getuige had aan verd.. die wild om
vrouw en kinderen schreeuwde, eon injec
tie gegeven. Hij kon moeilijk in bedwang
worden gehouden, doch hij had zich door
den dokter rustig de nols Jnten voelen en
een injectie doen toedienen.
„Ik vond zijn reactie niet normaal, hij
deed erg vreemd", concludeert de dokter,
die echth niet nader kan dcfinieeren, waar
om hij vérd.'s reactie niet normaal vond.
Dr. H. W. J. M. Poot tiit Boegen is verd.'s
huisarts. Hij heeft den doodschouw op do
drie meisjes van drie, vier en vijf jaar, ver
richt,
In 't ziekenhuis was verdachte nog over
spannen. Hij riep voortdurend om vrouw cn
kinderen. Deze getuige had geen moment
aan 'n misdrijf gedacht, hij vond dat verd.
hoewel uiterst opgewonden normaal
reageerde.
Pres: „En vond u het gezin vroeger ge
lukkig?"
Deskundige: „Buitengewoon!"
Pres.: „Maar toen wist u niets van een
onwettige verhouding".
„Neen", antwoordt de dokter.
Dr. Poot is ook niet van oordeel, dat
verd. in het ziekenhuis simuleerde of zijn
toestand overdreven heeft. De dokter
heeft verd., die psychisch gestoord was,
een slaapkuur laten ondergaan.
Het is mogelijk, dat verd.'s herinnerings
vermogen verzwakt was in den tijd,* door
hem in het ziekenhuis doorgebracht. Zoo
kan hij zich misschen ook niet nauwkeurig
herinneren of Maria D. hem alleen of in
gezelschap van zijn vrouw heeft opge
zocht.
J. E. Miltenburg, directeur van de melk
fabriek te Bergen, in wiens dienst verd.
was, is zeer over verdachte tu spreken. Hij
deed zijn werk goed. Hij heeft geleerd een
auto te besturen en door hem werd een
rijbewijs aangevraagd, omdat hij hoopte
als vaste chauffeur in dienst van de-fabriek
te khnnen komen als opvolger van een
ouden chauffeur. Thnns is hij tijdelijk m
dienst van de fabriek ais chauffeur.
P. Bakker uit Bergen had aan verdachte
op 2 Januari de auto verhuurd tegen 6 ct.
per K M.
Pres.. En wanneer hij den volgenden dag
pas was teruggekomen, had hg dan meer
moeten betalen?
Getuige: Och, dat weet ik niet, waar
schijnlijk niet, maar we hadden er niet
over gesproken.
De auto was goed in orde, alleen dc
linkervoorband was afgesleten.
Een religicuse verpleegster uit Alkmaar
hart verd. van 2 tof 17 Januari verpleegd
in net R.K. ziekenhuis te Alkmaar, Aan
vankelijk riep hij voortdurend om zijn
vrouw en kinderen.
En kreeg hij wel eens bezoek?
Getuige: Ja. een meisje bezocht hem.
Pres.: Was dot Maria D. of zijn zuster?
Getuige weet dit niet, want de bezoek
ster had zich niet voorgesteld.
Pres.: En heeft verd. toen een stuk ge-
teekend?
Getuige: Daar weet ik niets van.
Pres.: Maar het meisje beweert, dat u
pen en inkt hebt gegeven.
Getuige: Dat is absoluut niet waar. Tij
dens het bezoek was getuige niet in dc
kamer gebleven. Ze wist ook niet, hoe laqg
het meisje gebleven was. Wel had zij erg
aangedrongen om bij verd. te worden toe
gelaten.
De zitting wordt dan ge.sehor.st tot twee
uur.
Na de pauze stijgt de spanning in de zaal,
want Maria D., de hoofdgetuige cn vroegere
vriendin van verdachte, ver. chijnt voor het
getuigenhekj*. Zij ia 26 jaar en dienst
bode te Heemstede. Zij houdt zich aan haar
verklaringen voor de rechtbank. Zg heeft
er niets aan toe te voegen, noch wil zij iets
intrekken. Eerst confront».- rt de president
haar met de zuster uit het ziekenhuis. Het
meisje houdt vol, dat verd. in het zieleen-
huis een stuk een machtiging tot ont
vangen van steun heeft gctcckcnd. De
zuster houdt vol, dat zij geen pen en inkt
op de kamer heeft gébracht....
Pres.: P^eijc D., kan het niet zijn, dat
verdachte heeft gezegd: „teeken het thuis
maar voor mg".
Neen, dat weet ze zéker, zóó is het niet
gebeurd. Ze heeft van de zuster schrijf
materiaal gekregen.
Pres. (tot verd.): Kunt u die machtiging
later hebben gcteckend?
Verdachte weet het niot, hij herinnert
zich niets van een machtiging.
Mr. Canis: Wie heeft dsn het geld ge
kregen op die machtiging?
Het meisje: Dat weet ik niet meer.
Mr. Canis; Lag hij in bed toen hU tee-
kende? Had hij een onderlegger?
Neen, een onderlegger om het papier te
steunen had hij niet gehad. Hij had in bed
geteekend, hij was nog erg suf.