RECHTZAKEN Het drama te Koedijk. DINSDAG 13 JUNI 1939 DE LEIDSCHE COURANT TWÜF.DE BLAD - PAG. 7 Kantongerecht te Lelden. Overtreding wet op de uit- verkoopen. De koopman M. v. d. K. te den Haag had op de Haarlemmerstraat te L e i d e n op 14 April een winkel in ongeregelde goe deren geopend en de daarbij behoorende reclame gemaakt, als bij zulke zaken ge schiedt. De volgende opschriften hadden den volke kond gedaan, dat er in den win kel ongeregelde goederen verkocht werden tegen verminderde prijzen: „Huis te huur. Overgenomen door de bekende kooplie den. Alles moet weg". Bovendien wa ren de prijzen doorgestreept, terwijl in het rood nieuwe prijzen er.onder gezel waren. De ambtenaar vond, dat de wet op de uitverkoopen op een listige manier was overtreden en eisohte een geldboete van 50 suibs. 25 dagen. Verdachte riep de uiterste clementie in. «ndat hij reeds groote schade had geleden. De uitspraak werd een boete van 25 sube. 10 dagen. Valsche oormerken. P. J. V. en P. C. J. V. te N o o r d w ij- kerhotit zouden zich schuldig gemaakt •hébben aan het gebruiken van valsche oor merken voor twee varkens zwaarder dan 120 K.G. Een getuige verklaarde, dat het te zien was, dat de oormerken door onibevoegden waren aangebracht. Misschien waren de oormerken oorspronkelijk goed geweest, maar dan waren ze toch voor de tweede maal gebruikt. Deze zaak was zeer verward. De vader zei, dat de varkens aan zijn zoon behoor den en de zoon weer, dat ze van den vader waren, zoodat de ambtenaar deze zaak aan hield om alsnog een getuige te hooren. Ongekeurd vleesch. J, C. v. d. H, te V o o r s c h o t e n was aangehouden toen hij per rijwiel stukken IcaLfsvleesch vervoerde, welke stukken vleesch niet voorzien waren van de ver- eischtie stempels. Verder was er bij ver dachte in een bed aangetroffen een hoe veelheid! spek. Daarna was er ongeveer een* maand later door'de keurmeesters ontdekt, dat verdachte een hoeveelheid varkens- vleesoh aanwezig had gehad, ook al zonder de voorgeschreven stempels. Wel was er op dit laatste vleesch een ander stempel gevonden, maar dit was niét geldig voor de gemeente Voorschoten. De eisch en de uitspraak werden een geld boete van 20 subs. 14 d'agen met verbeurd verklaring van het inbeslaggenomene. Een sijsjeslijmer. De katoendrukker J. H. van L. te L e i d e n had te Oegstgeest geprobeerd sijsjes te lijmen waarvoor hij den 'bekenden en be- noodigden stok met lijm gebruikte. Toen verdachte zich ontdekt zag had hij geprobeerd den dans nog te ontspringen door den lijmstok weg te werpen, maar het had hem niet veel geholpen want er was nog een sijsje -bij hem aangetroffen, opgesloten in een zak en dat beest zal wel niet uit zich zelf in die zak gekomen zijn. De ambtenaar eischte een geldboete van 10 subs. 5 diagen. Het vonnis werd een geldboete'van 5 subs. 2 dagen met verbeurdverklaring van het inbeslaggenomene. Een jaar geen borreltjes. P. O. te Leiden bad 'dronken langs 's Heeren wegen gewandeld en aangezien dit niet voor de eerste maal was geweest, werd het vonnis een voorwaardelijke geld boete van 15 of 5 dagen met een proef tijd van een jaar en met de bijzonde're voorwaarde, dat verdlachte gedurende één jaar geen sterken drank mag ge bruiken en gedurende een jaar niet in zaken mag komen, waar die „heerlijk heid" verkocht wordt. Geen dierenvriend. J. van V. te Voorschoten had een hond en dat beest was voor het trekken afgekeurd. Trots dit feit en terwijl het dier bovendien nog een grooten wond had, had verdtaChte bet dier voor zijn wagen ge spannen. Als men nu nog weet, dat de kar veel te zwaar geladen was, dan zal het niemand verwonderen, dat het beest veel pijn leed toen het moest trekken. Gezien de geldelijke omstandigheden werd het vonnis een geldboete van 5 subs. 3 dagen. Een, die bofte. J. C. de G.. veehouder teVoorscho- t e n, had op- 20 April twee schapen die zich in verregaande staat van ontbinding be vonden, begraven te Voorschoten. Verdachte bekende volmondig, maar wees op iets in de dagvaarding. En hoewel de ambtenaar het feit buitengewoon ernstig vond, moest hij verdachte vrijspreken om dat er in de dagvaarding stond Veursche weg te Leiden in plaats van Veursche weg te Voorschoten. viool gemaakt I w Werkelijk, en waar heb Ie de snaren. Haagsche Politierechter Een oude diefstal met een ver rassend slot voor den verdachte. Aan den chauffeur Adr. J. B. te B o d e- graven was ten laste gelegd diefstal subs, verduistering van twee ladders. Nu moet u niet denken dat deze ladders eenige maanden geleden op een onrechtmatige manier van eigenaar veranderd waren. Oh neen. Het was reeds geschied in September 1932. Maar een zaak die de politie een maal in handen heeft blijft haar aandacht houden ook al komt de oplossing niet dade lijk, maar niet als hier, jaren later. Omdat het reeds zoo lang geleden was waren de diverse verklaringen nogial verward en on duidelijk. Zoo vertelde de eigenaar van de ladders dat zij jaren geleden van hem weg genomen zouden zijn, terwijl de verdachte zeide, dat de ladders bij hem op het erf gedeponeerd waren. Toen de eigenaar nader over dit punt werd ondervraagd bsgon hij te twijfelen en zeide dat het best mo gelijk geweest was dat hij de ladders in derdaad daar geplaatst had. Hij wist het niet meer zoo precies. Maar toen kon de Officier ook geen ver oordeeling van verdachte vragen wegens diefstal, maar bleef toch nog het subs, ten laste gelegde over n.l. de verduistering die bewezen werd geacht, maarde ver duistering was inmiddels verjaard», zoodat verdachte ook daarvoor niet meer veroor deeld kon worden. Je moet maar boffen. Schildcrscompagnonschap. M. V„ schilder te Nieuwkoop, moest terecht staan terzake verduistering ten na- deele van zijn gewezen compagnon C. van H. eveneens schilder te Noorden Nieuw koop. Vast kwam allereerst te staan dat ver dachte samen was gaan werken met de ge tuige. Zij hadden te zamen verschillende schilderwerken uitgevoerd. De verdachte schilder had na afloop verschillende kwi tanties geïnd tot een totaal bedrag van 332.50 en moest daarvan de helft afstaan aan zijn „medebaas" de getuige schilder, zijnde dus 116.25. Hij had zulks echter niet gedaan en zou dus verduistering heb ben gepleegd maar ook in deze zaak scho l-en verschillende addertjes onder het gras, want bij het verhoor van de getuige schilder kwam aan bet licht dat ook deze kwitan ties had geïnd o.a. kwitanties van 44, 50 en 6. Ook hij had de helft aan zijn compagnon moeten betalen maar had het niet gedaan. Een aardige compagnonschap is dat anders geweest. Het volgende punt was dat de getuige schilder woonde in een huis van den verdachte schilder maar den laatsten tijd in gebreke was gebleven om de vereischte huur te.betalen. Verder meen de men geLd tegoed te hebben van elkaar vanwege gekochte materialen. Nadat de schilders elkaar d-e noodige ver wijten naar het hoofd geslingerd hadden, vond dé Politierechter dat het hier een civielrechterlij ke kwestie betrof omdat bet compagnonschap was ontbonden. De verdachte werd vrijgesproken van het hem ten la-te gelegde. Zich zelf vergeten. A. R. uit Leiden had ruzie gekregen met een juffrouw en deze dame uitgemaakt voor minder nette dingen die de dame niet kon accepteeren en waarop derhalve een klacht was gevolgd. De verdachte begon met dadelijk te ver klaren „maar zij heeft ook gescholden". Politierechter: „Man dat geloof ik dade lijk, maar dat mag voor u geen reden zijn om ook te gaan schelden". Verdachte: „Dus moet ik mij maar uit laten schelden, zonder wat terug te schel den". Politierechter: „Je hoeft je niet uit te laten schelden, want ja kunt naar de politie gaan om een klacht in te dienen, net als de juffrouw gedaan heeft". Dat snapte verdachte niet bijster goed; hij had gedacht als ze mij uitschelden, dan scheld ik terug en zijn we quitte. Had hij echter hard naar de politie geloopen en was hij er voor de dame gearriveerd, dan had hij getuige mogen zijn en de dame ver dachte. De Politierechter legde het hem nogmaals uit en bracht het aldus onder woorden: „Er zijn honderden menschen op deze we reld en ook in Nederland die ruzie met elkaar hebben. Veronderstel nu eens dat zij elkaar maar hartelijk uit gingen gaan schelden zonder dat er iets aan gedaan werd, dan zou op het laatst alles daveren". Dat snapte verdachte en er trok een oolijk lachje over zijn gelaat alsof hij het in zij'n gedachte reeds hoorde. Natuurlijk kwam de dame als getuige en hevig verontwaardigd moest zij herhalen waarvoor zij uitgescholden was. En zulks deed zij dan, maar al ging het niet van harte, want het is nooit leuk om zoo in het openbaar te gaan staan vertellen waar voor je uitgemaakt bent. Een kleine straf en een waarschuwing voor de dame zal het wel geweest zijn. Tien gulden eischte de Officier tegen de scheldende meneer. „Teveel voor die paar woorden-", vond verdachte. Na naar zijn geldelijke omstandigheden geïnformeerd te hebben, werd het vonnis een geldboete van 5 subs. 5 dagen. Maar voortaan zal de meneer wel zor gen het eerst bij de politie te zijn. HAAGSCHE RECHTBANK. Hij vond het een grapje. P. van P. afkomstig uit Leiden laatst wonend in den Haag en thans gedetineerd vertelde met een dood nuchter gezicht, dat hij het heele geval als een grapje beschouw de. Wat was" dat grapje dan wel? Verdachte zag ergens in den Haag een damesrijwiel staan en nam heel brutaal dat vehikel weg. Zulks werd gezien door eenige voorbijgangers die aanstalten maakten om den fietsendief te grijpen. Dit ziende had verdachte het rijwiel weer netjes op zijn plaats gezet en had verkondigd, dat hij het maar voor de grap gedaan had. De om standers hadden het grappige van het ge val niet ingezien en hadden een politie agent gewaarschuwd. Deze had den „grappenmaker" maar meegenomen waar na een onderzoek was ingesteld ten zijnen huize en daar was gebleken, dat verdachte nog 12 rijwielen had staan. Ook dit vond hij niets bijzonders, want hij bewaarde ze immers maar voor een ander en had ver der nergens iets mee te maken. De Officier kon het grappige van het geval maar niet ontdekken en noemde het aanwezig hebben van 12 gestolen rijwielen heling en het „grapje: poging tot diefstal." De eisch tegen verdachte werd dan ook twee jaar gevangenisstraf. En dat vond verdacht* heelemaal niet grappig. De uitspraak werd bepaald op over 14 dagen. Hij wist van niets. In April was er ingebroken in een per ceel in den Haag, waarbij de dader was binnen gekomen door middel van een valschen sleutel. Als verdacht van dezen diefstal was aangehouden C. H. M. af komstig uit Leiden laatst wonend in den Haag en thans gedetineerd. Trots het feit, dat er eenige dagen later op verdachte een aantal gouden sieraden gevonden waren, welke vermist waren uit het huis, waar de inbraak gepleegd was ont kende verdachte ten stelligste iets van de' inbraak af te weten. Hij had de sieraden gekregen van een onbekende om te over handigen aan een anderen onbekende. Ver dachte was dus alleen maar tusschen- persoon geweest tusschen de diverse on bekenden. Nierpand geloofde dat verhaal, ook de Officier vond het hoogst onwaarschijnlijk, zoodat de eisch werd een jaar gevangenis straf. Onder een vloed vgn tranen probeerden verdachte nogmaals aannemelijk te maken, dat hij van niets had geweten en dat hij de andere personen absoluut niet had gekend. De rechtbank zal alles nog eens over wegen en over 14 dagen vonnis wijzen. VERMOORDDE EEN VADER ZIJN DRIE KINDEREN? Verdachte voor het gerechtshof. Na een sensationeele terechtzitting van de rechtbank te Alkmaar sprak dit college den melkrijder B. uit Bergen vrij van do hem tenlaste gelegde moord op zijn drie jeugdige kinderen -Anna, Emerentia en Wilhelmina en poging tot moord op zijn vrcuw en zijn baby. Een afschuwelijk misdrijf, dat door den officier van justitie te Alkmaar bewezen werd geacht en waarvoor hij tegen ver dachte na een bewogen zitting levenslan ge gevangenisstraf eischte. Het O.M ging van het vrijsprekende vonnis in appèl en vandaag stond de melk rijder terecht voor Viet gerechtshof te Am sterdam, gepresideerd door mr. Joh. M. Jolles. Raadsheeren waren mr. W. Smit en mr. S. G. C. Canis. De advocaat-generaal, mr. dr. D. Reilingh nam het O.M. waar. De tragische gebeurtenis. In den laten avond van den 2en Januari van het vorige jaar had een vreeselijk on geluk plaats, door het O.M, in de dag- vaardiging beschreven als opzettelijk ver oorzaakt. De melkrijder was dien dag pel huurauto, die door hemzelf werd bestuurd, van Bergen naar zgn schoonouders te de Weere gereden. Op den terugweg, dien hp aanvaardde met zijn vrouw, de baby en zijn drie jonge kinderen, merkte hij. dat de weg glad was. Bij Koedijk reed hij langs het Noord-Hollandsch kanaal, de- auto slipte bij het uitwijken voor een hond, aldus verklaarde de man, cn reed het water in. De auto verdween vrijwel geheel onder water. De verdachte, zijn vrouw en hun baby konden worden gered. De drie dochtertjes verdronken jammer lijk. Aanvankelijk dacht niemand aan mis drijf, zoodat de lijkjes van de kleine dren kelingen onmiddellijk door de justitie wer den vrijgegeven. Geruimen tijd later ont ving het parket te Alkmaar een brief van den oud-journalist R. K., vroeger redac teur bij een dagblad te Schagen. Deze man kwam met een verhaal voor den dag. dat hij van een meisje, juffrouw D., had gehoord, dat er opzet in het spel was. Dit meisje had een ongeoorloofde verhouding met den melkrijder. Deze wilde van zijn vrouw af en hij zou het vreeselijke onge luk opzettelijk hebben veroorzaakt, om haar cp deze wijze van het leven te be- roovon. Volgens het meisje, die eenigen tijd huishoudster was bij K., had zij vroe ger een verhouding gehad met B., n.l. toen zij te Bergen bij haar ouders vertoefde. Zij was naar Schagen gegaan en had de verhouding verbroken. Verdachte B. had haar eenige maanden voor het ongeluk op gezocht; in een twistgesprek zou hij ge zegd hebben alles voor haar over te heb ben, hij zou.... zijn auto met vrouw en kinderen in het kanaal rijden om vrij te zijn om haar te trouwen. Na het onge luk had het meisje B. in het ziekenhuis opgezocht. Volgens haar zou hij toen over een „mislukking" hebben gesproken. De journalist had het meisje er toe be wogen hem te Vertellen, wat er tusschen haar en verd. B, was besproken. Toen het ongeluk later precies zoo ge beurde, had de journalist nog lang geaar zeld, doch tenslotte had hij zich tot de justitie gewend. Reeds gingen er in Ber gen en omgeving geruchten.... Verdachte werd gearresteerd. Bij hoog en bij laag hield hij vol volkomen onschul dig te zijn. Wel was de gedachte aan een dergelijk ongeluk wel eens bij hem opge komen, maar het gebeurde op 2 Januari was een ongeluk geweest. Zijn verdediger mr. de Groot uit Alk maar deed tevergeefs een beroep op dc raadkamers van rechtbank en gerechtshof. Verd bleef in arrest en pas na het vrij sprekend vonnis werd hij in vrijheid ge steld. Het hof heeft twee dagen, n.l. vandaag en Donderdag vcor deze zaak gereser veerd. Op de vragen van den president naar naam, woonplaats en geboortedatum, ant woordt verdachte met een kort woord. Hij is kalm en beheerscht. Staande hoort hij het voorlezen van de dagvaarding aan. Het O. M. heeft twintig getuigen gedagvaard, de verdediger heeft zijnerzijds geen getuigen opgeroepen. „Blijft u bij uw verklaring in eersten aanleg?" „Ja", zegt verdachte. „Dus u blijft er bij, dat het een ongeluk was?" „Zeker". „U hebt dus niets aan uw verklaringen toe te voegen? U hebt er ook nooit over dacht, of gesproken, dat u uw vrouw door verdrinking om het leven wilde bren gen?" „Ook niet.... ik ben volkomen onschul dig". De eerste getuige is de landbouwer Prins. Hij had van een afstand het ongeluk zien ge beuren. De weg was tamelijk glad, de auto was hem met een kalm gangetje voorbiigereden. Plotseling hoorde hg een vreemd geluid. Getuige keek om en zag de wagen pardoes in het kanaal verdwijnen. Direct was hij te hulp geschoten. Verd. was al uit de auto en stond in het water en schreeuwde om hulp. Hij deed zoo vreemd, dat ik dacht dat hij gek was. De auto stond parallel aan den weg, op een afstand van een paar meter uit den wal. De kooli^hten brandden, maar in de auto waren de lichten uit. Preside.it: „F.n wat deed verdachte?" Getuige: ;,Hij wilde het water in en riep: Help, help. m'n vrouw en de kinderen". Inmiddels waren er meer menschen te hulp geschoten en de vrouw en de baby wa ren met veel moeite uit de auto gehaald. Toen de drie zusies od den wal waren ge bracht, bleken de levensgeesten reeds ge weken. President: „En sprak verdachte direct na de redding reeds over een hondje, dat over den weg had geloopen?? Getuiget: „Neen, daar praatte hij pas over, toen ik hem in het ziekenhuis bezocht. Getuige vertelt dan nog, dat ter plaatse geen kuil in den we? was: „Ik ben huurder var de bermen, dus ik weet 't. Wel was de linkervoorbnnd van de huurauto glad". Pres.: „En weet up iets van honden in de buurt". „Neen" .antwoordde de getuige, „daar is me niets van bekend. Tk ben een ven de wei nigen in de buurt, die een hond heeft en de mijne lag kalm achter du kachel". Getuige vertelt dan nog het een en ander over de diepte van het kanaal. „Bij mii *oor de deur even verder is het veel iieper, daar zou van de auto niets meer te zien zijn geweest". De tweede getuige, M. Muis, was thuis door Prins gewaarschuwd dat er een onge luk gebeurd was. Hij was direct naar de plrats des onheils gesneld. De auto lag be trekkelijk dicht bg den kant. Het dak stak deels boven we te; uit. Toen verd. gered was, wilde hij weer in 't water gaan om zijn vrouw cn kinderen te helpen. Verdachte was in de woning van Muis gebracht en het bleek, dat do iokker, die hij droeg, nagenoeg droog was. Wel waren de slipnen en zlin broekspijpen nat. Over een hondje en slippen had verd. ook tegenover dezen getuige niet gesproken. Later wel. toen hij uit hot ziekenhuis was ontslagen en hem getuige had opge zocht om hem te bedanken. „Verdachte", zegt de president, „u blijft er dus bii. dat u bg het uitwijken voor een hondfe, sliote". „Ja", zegt verdachte met zachte stem en op de kaart, die-oo de tafels voor het Ge rechtshof ligt. wiist hij aan wclkê manoeu vre de auto maakte. President: „En wanneer sprong u er uit?" Verdachte; „De auto hing boven het wa ter, op het oo°enblik sprong lk er uit cn kwam half in het water teercht. Ik voelde bii het slippen, dat het niet goed ging. ik schreeuwde en rukte be' nortier open. Even lal'T zakte de auto weg". Een juffrouw uit de buurt had in de verte de auto zien aankomen. Zii zag de lichten, plotseling hoorde zn een plons, en de auto lichten waren verdwenen. Een hond had zii evenmin als de andere get"i«cn in do buurt gezien. Getuide J. Stevn. die bij de redding ge holpen had en die het dak van de auto had opengesneden, vertelt, dat de weg ter plaat se erg glad was, oen paar uur tevoren had hii van gladheid niets gemerkt. Visser was met Stevn over een ladder op de kap va nde auto geklommen. De vrouw, twee meisies, en oe baby waren op het droee gebracht. Later kwam men tot de ontdekking, dat er nog een derde meisje in de auto zat. de drie meisjes waren reeds overleden, kunstmatige ademhaling mocht niet meer baten. Tegen een aaent van politie uit Alkmaar, die kort na het ongeluk ter plaatse ver scheen bud verd. gezegd: „Wat ben ik stom geweest". „Herinnert u zich dat verdachte?" vraagt de president. „Ik herinner me daar niets van, maar het is wel mogelijk. Ik zal dan bedoeld hebben, dat het stom was om te gaan rijden met die gladheid". Pres.: „Waarom was u er zoo op gesteld om dicnzelfden avond nog naar huis te gaan". Verd.: „Ik had de auto voor dien dag ge huurd en ik moest weer thuis zijn". Pres.: „Waarom hebt u geen anderen weg genomen?" Verd.: Dat was om en toen ik wegreed was het nog maar weinig glad". De chef-veldwachter A. van der Kooy uit Bergen was ter plaatse gekomen, toen alle inzittenden zich op het drogo bevon den. Verd's jas was droog. Uitvoerig be spreekt het Hof met dezen getuige de situa tie, waarin de auto door hem werd aange troffen. Een slipspoor had getuige niet ge vonden, wel had hij een wielspoor op den we«bere eczien Dr. J. H. den Hartogh was de eerste dok ter, die ter plaatse kwam. Verd. die onder gebracht was in du woning van Mens, was overspannen. Hg wilde naar bulten om zijn vrouw en kinderen te redden. Getuige had niet den indruk, dat verd. cohiedie speel de. De weg was zeer glad, de dokter wilde het zuurstofapparaat laten halen, maar nie mand had er gezien de gladheid van den weg zin in, zoodat getuige zelf gegaan was. Dr. J. A. Blok uit Bergen had de vrouw van verd. en de zuigeling zuurstof toege diend. Getuige had aan verd.. die wild om vrouw en kinderen schreeuwde, eon injec tie gegeven. Hij kon moeilijk in bedwang worden gehouden, doch hij had zich door den dokter rustig de nols Jnten voelen en een injectie doen toedienen. „Ik vond zijn reactie niet normaal, hij deed erg vreemd", concludeert de dokter, die echth niet nader kan dcfinieeren, waar om hij vérd.'s reactie niet normaal vond. Dr. H. W. J. M. Poot tiit Boegen is verd.'s huisarts. Hij heeft den doodschouw op do drie meisjes van drie, vier en vijf jaar, ver richt, In 't ziekenhuis was verdachte nog over spannen. Hij riep voortdurend om vrouw cn kinderen. Deze getuige had geen moment aan 'n misdrijf gedacht, hij vond dat verd. hoewel uiterst opgewonden normaal reageerde. Pres: „En vond u het gezin vroeger ge lukkig?" Deskundige: „Buitengewoon!" Pres.: „Maar toen wist u niets van een onwettige verhouding". „Neen", antwoordt de dokter. Dr. Poot is ook niet van oordeel, dat verd. in het ziekenhuis simuleerde of zijn toestand overdreven heeft. De dokter heeft verd., die psychisch gestoord was, een slaapkuur laten ondergaan. Het is mogelijk, dat verd.'s herinnerings vermogen verzwakt was in den tijd,* door hem in het ziekenhuis doorgebracht. Zoo kan hij zich misschen ook niet nauwkeurig herinneren of Maria D. hem alleen of in gezelschap van zijn vrouw heeft opge zocht. J. E. Miltenburg, directeur van de melk fabriek te Bergen, in wiens dienst verd. was, is zeer over verdachte tu spreken. Hij deed zijn werk goed. Hij heeft geleerd een auto te besturen en door hem werd een rijbewijs aangevraagd, omdat hij hoopte als vaste chauffeur in dienst van de-fabriek te khnnen komen als opvolger van een ouden chauffeur. Thnns is hij tijdelijk m dienst van de fabriek ais chauffeur. P. Bakker uit Bergen had aan verdachte op 2 Januari de auto verhuurd tegen 6 ct. per K M. Pres.. En wanneer hij den volgenden dag pas was teruggekomen, had hg dan meer moeten betalen? Getuige: Och, dat weet ik niet, waar schijnlijk niet, maar we hadden er niet over gesproken. De auto was goed in orde, alleen dc linkervoorband was afgesleten. Een religicuse verpleegster uit Alkmaar hart verd. van 2 tof 17 Januari verpleegd in net R.K. ziekenhuis te Alkmaar, Aan vankelijk riep hij voortdurend om zijn vrouw en kinderen. En kreeg hij wel eens bezoek? Getuige: Ja. een meisje bezocht hem. Pres.: Was dot Maria D. of zijn zuster? Getuige weet dit niet, want de bezoek ster had zich niet voorgesteld. Pres.: En heeft verd. toen een stuk ge- teekend? Getuige: Daar weet ik niets van. Pres.: Maar het meisje beweert, dat u pen en inkt hebt gegeven. Getuige: Dat is absoluut niet waar. Tij dens het bezoek was getuige niet in dc kamer gebleven. Ze wist ook niet, hoe laqg het meisje gebleven was. Wel had zij erg aangedrongen om bij verd. te worden toe gelaten. De zitting wordt dan ge.sehor.st tot twee uur. Na de pauze stijgt de spanning in de zaal, want Maria D., de hoofdgetuige cn vroegere vriendin van verdachte, ver. chijnt voor het getuigenhekj*. Zij ia 26 jaar en dienst bode te Heemstede. Zij houdt zich aan haar verklaringen voor de rechtbank. Zg heeft er niets aan toe te voegen, noch wil zij iets intrekken. Eerst confront».- rt de president haar met de zuster uit het ziekenhuis. Het meisje houdt vol, dat verd. in het zieleen- huis een stuk een machtiging tot ont vangen van steun heeft gctcckcnd. De zuster houdt vol, dat zij geen pen en inkt op de kamer heeft gébracht.... Pres.: P^eijc D., kan het niet zijn, dat verdachte heeft gezegd: „teeken het thuis maar voor mg". Neen, dat weet ze zéker, zóó is het niet gebeurd. Ze heeft van de zuster schrijf materiaal gekregen. Pres. (tot verd.): Kunt u die machtiging later hebben gcteckend? Verdachte weet het niot, hij herinnert zich niets van een machtiging. Mr. Canis: Wie heeft dsn het geld ge kregen op die machtiging? Het meisje: Dat weet ik niet meer. Mr. Canis; Lag hij in bed toen hU tee- kende? Had hij een onderlegger? Neen, een onderlegger om het papier te steunen had hij niet gehad. Hij had in bed geteekend, hij was nog erg suf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 7