NA DE RAMP VAN DE „THETIS".
Een avontuur op
den Balkan
3)e Seidaefte Gou/fccmt
De winnaar der zware klasse in de autoraces te Zandvoort,
de heer R. E. L. Tielens, schijnt over de door hem behaalde
zege danig in zijn nopjes
De „Hollandia"-roeiwedstrijden te Alphen aan den Rijn. In het nummer achtriemsgieken juniores
werd „Aeglr" (voor) winnaar, gevolgd door „Njord"
Voor den legerdag, welke Zaterdag te
Enschede gehouden is, bestond zeer
groote belangstelling. Een overzicht
tijdens het défilé langs het stadhuis
voor de autoriteiten
flp y y
In angstige spanning wachtten zeer velen voor de scheepswerf van Cammell
laird te Birkenhead op de laatste berichten na de ramp van den Engelschen
onderzeeër .Thetis"
Een interessant snapshot bij den bouw van een nieuwe schacht op de Staats
mijn .Emma" te Hoensbroek. Een installatie zorgt voor het bevriezen der
aardlagen waardoor de mijnwerkers op den bodem der schacht arbeiden in
een temperatuur van 20 Celcius onder nul
Spontaan hielp Z. K. H. Prins Bernhard mede bij het overvaren van een
vijver op een door padvinders vervaardigd vlot tijdens Zijn bezoek aan de
„koempoelan der R.K. verkenners te Wassenaar
FEUILLETON
door
ERNST KLEIN.
10)
En die stilte. Nergens is de stilte plech
tiger en verhevener dan in een bergwoud
en vooral in de wouden van den Olympos,
welke door geen spoorwegen, geen auto
mobielen ontwijd worden. Hier en daar
ruischt een beek, die zich langzaam naar
het dal slingert. In het loover ritselt het,
zacht, geheimzinnig, en door het trotsche,
zwijgende woud gaat zwaar en heilig de
adem der natuur.
Dan bereikt de straat de bronnen der
Navroneri, die zich heel in de hoogte een
weg baant en zich bij Katherini in zee
stort. Zij heeft haar bedding gegraven in
het dal, dat zijn bergwanden steil hemel
waarts heft. Men ziet haar niet, wanneer
men de straat langs rijdt, alleen het brui
sen hoort men. Hier en daar ligt een fijne
waterregen over de boomen langs de bed
ding; dat zijn de plekken, waar de wilde
bergstroom zich heenstort over een paar
rotsen, die hem den weg willen versper
ren. Valt het zonnelicht er op, dan fonke
len honderdduizend paarlen, verzonken
schatten uit lang vergeten sprookjes.
De zes mannen hadden echter niet veel
oog voor de poëtische schoonheid van de
steil omhoogstiijgende bergstraat, waarop
hun paarden volgende de gewoonte der
lastdieren vlak langs den rand met
langzamen, doch statigen stap voortgin
gen.
Ook Vitus hield ooren en oogen wijd
open. Juist omdat hij, zoo pas aan de stof
fige rumoerige groote stad ontsnapt, zoo
bijzonder van den rit genoot. Want roman
tiek mag een heel mooi ding zijn, maar zoo
zonder meer van een paard geschoten te
worden, is zelfs op zoo'n heerlijken zomer
morgen geen genoegen.
Vooraan reden Ismael en een zijner
mannen. Een eindje daarachter kwamen
Vitus en Salomon, en ten slotte de beide
andere gendarmen. Allen hadden de gela
den karabijn aan den zadelknop. Voortdu
rend spiedden zij de straat op en af. Voor
al de andere zijde van de bedding hielden
zij in het oog. Eens meende Ismael iets
achter de boomen te zien bewegen. Een
groot rotsblok verhief zich juist hier op
de straat Petra, een van ouds bekend punt
van den weg. Zij wierpen zich er achter op
den loer. Lagen er bijna een vol uur. Een
der gendarmen hield de paarden vast, de
anderen lagen roerloos op de rots, den vin
ger aan den trekker en den blik gericht
op den ondoordringbaren bladerwand aan
den overkant. Totdat Vitus verklaarde:
Die kerels kunnen voor mijn part doen
wat ze willen, maar ik heb geen zin hier
te overnachten.
Beschermd door de rots stegen zij te
paard en stoven alle zes tegelijk den straat
weg op. In gestrekten draf ging het voort
tot de volgende bocht, maar het bleef stil,
geen kogel vloog hen achterna.
Tegen den middag bereikten zij Ajos
Dimitrios.
In loodrechte, verzengende stralen lag
de zon op de armelijke hutten en geen le
vend wezen vertoonde zich op het dorps
plein. Zwaarmoedig plaste onder een oer
oude plataan een kleine fontein.
Zij stegen af en de gendarmen sloegen
met de kolven op de deur van het eenige
dragelijk uitziende huis, dat tegenover de
fontein stond. Hier woonde de burgemees
ter, die dadelijk na de vriendelijke aan
kondiging verscheen en de gasten met die
pe buigingen ontving. Hoezeer hij zich
ook dwong, om zijn tandeloozen mond tot
een vriendelijken grijnslach te vertrekken,
tcch kon men aan het trekken om den
langen gebogen neus zien, hoe weinig hij
met het hooge bezoek in zijn schik was.
Het ligt niet in de gewoonte van de
Turksehe gendarmen, zich veel te bekom
meren om de gevoelens, welke hun ver
schijnen bij hun medemenschen opwekt.
Ismael deed, ^alsof de Griek niet bestond
en noodigde Vitus uit naar binnen te gaan,
juist alsof het zijn eigen huis was.
Boven waren een paar dekens en kapot
te kisten voor de ontvangst in gereedheid
gebracht. Het waren geen groote schatten,
die de eerste burger van Ajos Dimitrios
zijn eigendom noemde. Het beetje, dat hij
bezat, had hij teT beschikking gesteld van
den gast uit het Westen, dien Ismael hem
gisteren, toen hij naar Katherini reed, had
aangekondigd. Nu stond hij daar, zijn muts
ia de hand, een niet bepaald indrukwek
kend toonbeeld van klappertandenden
angst en grimmigen haat. Een arme duivel,
evenals al deze boeren in de grensgebie
den, die jaar in, jaar uit door gevechten
tusschen gendarmen en roovers geteisterd
worden. Aan den eenen kant de nationale
..helden", de komitadschis. aan den ande
ren kant de Turksehe zaptiehs; men blij-
ve ten eeuwigen dagen gespaard voor zul
ke maalsteenen.
De Servische en Bulgaarsche benden
plunderden den Grieksche boer en be
ledigden zijn vrouw en dochters.
Ingevolge het later door verscheidene
verheven en doorluchtige persoonlijkheden
verkondigde principe, dat gelijke rechten
voor alle volken predikt, hetgeen echter
in deze gezegende streken van den Bal
kan reeds lang in zwang was, plunderden
do Grieksche benden wederom de Servi
sche en Bulgaarsche boeren uit, de Bulga
ren en van hunt weer de Grieken en Ser-
van een dorp een bende rondzwierf, dan be-
men overhoop, vooropgesteld, dat zij hen
te pakken kregen. Indien in de nabijheid
van een dorp een bende rndzwierf, dan be
taalde de boer het gelag. Dubbel natuurlijk.
Uit gegronden angst voor zijn armzalig le
ven waagde hij het nooit,, zijn nationale
kwelgeesten aan te geven. Dan zette de
zapties hem eenvoudig tegen den eersten
den besten muur. En de hemel zij het dorp
genadig, in welks omtrek een Turksch on
derdaan vermoord werd. Dan bleef er van
het ongelukkige dorp niets over: geen huis,
geen vrouw, geen kind, niets. Alleen het
vee liet de Turk in het leven. Ofschoon hij
barbaarsch met zijn vijanden omsprong,
spaarde hij de dieren
Verre zij het van ons, hier een verhan
deling te houden over de ethiek van den
Balkan. Maar daar wij het nu eenmaal op
ons genomen hebben, de geschiedenis van
Vitus Thavon, die zich daar afspeelt, te be
schrijven, moeten wij toch ook de omge
ving schilderen, zooals die in werkelijk
heid is. Anders ergert de zeer geëerde le
zer zich, wanneer hem in den verderen
loop van de avontuurlijke geschiedenissen,
welke Vitus nog zal beleven, onder de
oogen komen en zegt hij, dat het allemaal
maar gelogen en verzonnen is. Dat zooiets
ir Europa niet bestaat, nooit bestaan heeft.
Ja, misschien voor vijftig jaar in het roem-
renk bekende wilde Westen of in de oer
wouden van Australië, maar in Europa, in
dezen tijd, vier en twintig uur per snel
trein van de centra der cultuur.
En toch was het zoo en zal het weer zoo
zijn.
Wel is er thans een tijdperk van rust
en kalmte ingetreden. De Turken heeft
men er verjaagd. De Bulgaren hebben
zich in den oorlog aan de verkeerde zijde
geschaard, behooren tot de overwonnen
partij en zijn dus machteloos.
De Grieken hebben voor hun machtige
vrienden in Klein-Azië hun laatste bloed
vergoten. Dus blijven thans alleen nog de
Serven over. Die zijn voorloopig nog sterk
genoeg om de orde te houden. Doch wacht
maar, totdat de Bulgaren de handen weer
vrij en de Grieken weer bloed in leege
aderen hebben. Dan zijn de Albaneezen er
ook nog. Den een of anderen dag gaan de
poppen weer aan het dansen met even
veel wreedheid en evenveel vernielings
woede als onder het oude, beminnelijke,
Turksehe régime. De Balkan is en blijft
de Balkan. Zij haten elkaar daar en zullen
elkaar blijven haten. Zij kunnen niet an
ders. Zij staan elkaar in den weg. Ieder var
hen wil heerschen, ieder van hen wil d«
eerste zijn.
(Wordt vervolgd).