De Zesde CORRESPONDENTIE Stina en Grada Visser, Alphen. Zoo jongens, hebben julle ook eens een briefje geschreven en heeft Stina eens ge probeerd eer. rijmpje te maken? Dat is flink, Stina! Zoo kind, ga je nu weer ge regeld naar school. Ja, zoo thuis zitten wordt erg vervelend ten slotte, om je een pleizier te doen, laat ik het versje hier vol gen. Dag Stina! Dag Grada! Groeten jullie je ouders var. me. Nu komt het versje van Stina. Zij vertelt iets van de zieke Pop, die door den dokter weer genezen werd. Hoort, hoe zij dat zegt: DE ZIEKE POP. Pop is ziek En is erg verkouden. Zij hoest en niest En kan het haast niet houden. Zij moet naar dokter Gaan en krijgt dan pillen, Medicijn of poeders, Al zou zij dat niet willen. De poppenmoeder zegt: Wat ben je ziekjes, kindje? Doe maar goed, wat dokter zegt, Want hy is jou groot vrindje. Nu ligt ze heerlijk toegedekt En slaapt in 't warme bedje En na een dagje is ze weer, Mijn lief, klein zoete Netje. Eduard de Bruyckère, Leiden. Wel Eduard, heb jij ook eens gepro beerd een opstelletje, neen, wat zeg ik, een verhaaltje van vier bladzijden te ma ken. Dat is mooi van je. Ja jongen, weg moeten elkaar helpen, dan gaat alles wel En nu zou ik je zeker een plezier "doen, aJr ik dit verhaal eens liet afdrukken. Wat zouden dan je vrienden raar op den neus kijken, als ze van jou al iets gedrukt zagen en dat voor een jongetje van 9 jaar. Maar kom, je bent ook alle man niet. Ik laat het hier volgen. Opgepast jongens! Daar komt een jongetje uit de derde klas en zal eens een mooi verhaaltje vertellen en met dit verhaal zullen we voor van daag de Correspondentie besluiten. (Voor de kleinen). EEN KIKKER IN DE SCHOOL, door Eduard de Bruyckère. Jan, Jan! opstaan, 't is al acht uur! Ja moe, ik kom! riep een .stem van boven. Pat was Jan, die het riep. Jan stond heel gauw op, hij keek op' zijn horloge. Jon gens, het was kwart over acht! Hij ging r.aar de badkamer en ging zich kleeden. Eindelijk was hij klaar; rende naar bene den. In de huiskamer, stond- het ontbijt gereed. Toen Jan klaar was, borg hij zyn boeken in de tasch, zei moeder goeden dag, en ging naar school toe. Om naar school te gaan, moest hij langs den wanterkant. Toen hij er lang liep, zag hij opeens een kleine kikker zitten. Hy ljep er naar toe, pakte hem en keek naar he+ kleine diertje. Opeens kreeg hij een plan. Hij zou het diertje meenemen naar de school. En zou de heele klas laten schrikken! Hij deed het. Hij stopte het Q'ertje zoolang in z'n broekzak. Hij keek eens op zijn horloge. Wat een schrik! Het was al vijf minuten voor' negen Hij liep hard naar school toe! Precies was hij op tijd. Opeens dacht hij weer aan de kikker, even voelde hy nog, en ja hoor, hij zat er nog! Hij stapte de klas in. Hij zat nau welijks of daar ging de bel: ting, tingeling! De juffrouw deelde de Tekenschriften uit! Ze mochten beginnen. Jan kon maar niet rekenen. Hoe kwam dat toch? Wel? Jan dacht niet aan rekenen, hy dacht aan heel wat anders. Hij dacht hoe hij dat plan met die kikker zou doen! Ha! nu wist hij het al! hoor maar! Hij zou straks midden onder de taalles de kikker laten loopen op den grond! Dat was een mooi plan! Hij re kende verder! Hè, hè! eindelijk was het dan tijd! De Tekenschriften werden in de kast gedaan. De juffrouw zei tegen Jan: „Jan deel even de taalschriften uit!" Jan deed het! Jan was klaar! Onder de taaalles haalde Jan z'n kikker voor den dag. Hij liet hem los! Wat een kwajongen toch! Jan ging verder met taal net of er niets gebeurd was! Een jongen begon opeens zoo erg te schreeuwen, dat de juffrouw van schrik haar vulpen liet vallen! De jongens keken verschrikt op! maar zoo gauw ze den kikker zagen begon nen ze ook al te schreeuwen! Dc juffrouw ook al! toen ze de kikker zag! Jan stond te lachen, te lachen! o! zoo iets had hij nog nooit meegemaakt. Toen ze allen tot be daren waren gekomen, zei de juffrouw wie heeft cie kikker op den grond laten loo pen? Jan stek zijn vinger op. O! O! zei de juffrouw, heb jij dat gedaan, nou het is een schandaal, maar je zult gestraft wor den. Jan kreeg 10Ó strafregels en 's mid dags kreeg hij nog van vader een pak slaag en moest voor straf naar bed. Nooit heeft Jan dat meer gedaan en hij wist, wat ie wist! Tot de volgende week. Wie een brief schrijft, krygt een ant woord terug. •ui tm ra o o LEER NU HET TIJD ISl door Oom Wim. „Wat Jantje niet leert, leert Jan zeker niet' Is een waarheid, die klinkt als 'n klok. Je hoorde zoo vaak dit in school en in huis, Als je stikum het lijntje weer trok. Als de deur van de scuool is gesloten, m'n vrind, Er je staat, waar de arbeid je wacht. Dan is slechts de vraag, wat je kent en je weet: Wat je mee van school hebt gebracht Dan wordt er gewikt en gewogen, geschift Fr gaan de geschikten wis voor. Zy waren de Jantjes, die leerden op school En deden hun best al maa door. Zij maakten 't huiswerk en kregen nooit straf, Maar waren van zessen steeds klaar. Zij luisterden toe, hoe 't was en 't moest, En geen woordje nntginj hun zoowaar. Zy plukten de vruchten, jr zie je 't wel, Zij staan al zo waar in de rij. Met opgericht hoofd en ..iet trots in hun blik, Wacht d' arbeid, die vrij maakt en blij. Wie raadt mee Ingezonden door? 1. In welke huizen vindt men nooit muizen? 2. Op welke pan past geen deksel? 3. Met p vindt gij mij bij de kachel, met m ben ik een gemeente in Limburg. 4. Uit welk bord eet men nooit? 5. Wie is het langste in de kerk? 6. Welke spiegel is niet van glas? 7. Welke moordenaar wordt niet in de gevangenis gezet? 8. Welke nagels kan men in geen hout slaan? 9. Op welke bank zit men niet? 10. Welke bellen geven geen klank? 11. Wat kan rollen en is toch niet rond? 12. Voor welke verteering heeft men geen geld noodig? 13. Wat is de nauwste schoorsteen? 14. Welk dier is toch een mensch? 15. Welke zak is toch een mensch? 16. Welk stuk kan de beste muzikant niet spelen? 17. Welke stokken neemt men niet in de hand? 18 Welk paard gebruikt men niet voor trekdier? 19 Wi'e heeft zijn vader helpen doodma ken? 20. Zonder kop en staart is het een zucht. 21. Wat hangt aan de muur dat iedereen de hand geeft? 22 Wat gaat in het water en wordt niet nat? 23. Waarop kan een haas het vlugst loo pen? 24. Welk land wordt niet bewoond? 25. Welke boog hebben de Chineezen al- tyd bij zich? 26. Ik ben een dier en ook een kleeding- stuk?- 27. Wat is altijd het einde van plezier? Allerlei Schoolstraffen in de 16e eeuw. Overtuigd als ik ben, dat elk uwer wel eens graag wil weten, hoe het 400 jaar ge leden in de school toeging, heb ik -ens een oud werk geraadpleegd en daarin vond ik iets heel byzonders over het straffen en hoe men strafte. Ik zal dan eenige art ne men uit het reglement van' de groote (la- tijnsche) school van Delft van den jare 1547 en daaruit krijgen we een getrouw beeld, hoe men over schoolstraffen in dien tyd dacht. (Ik schrijf in de taal van nu!). Art. I: Op feestdagen moeten allen des morgens ten zeven uur aanwezig zijn, te kerk gaan en tot het einde van den dienst daar blyven. Art. II: Hetzelfde geldt ten opzichte van het morgen- en avondgebed op de dagen en uien dartoe bepaald. Wie wegblijven, zullen naar mate van hun schuld te be- oordeelen door den rector met de plak of met de roede gestraft worden. Art. III: Leugen of zeer onbetamelijk gedrag in de school, op de straat of in de kerk zol met roeden gestraft worden. Art. IV: Oneenigheid of twist tusschen leerlingen zal door hun meester of door den rector gestraft worden. Art. V: Gaat de twist in een vechtpartij over, dan zal hy, die het eerst geslagen heeft, met roeden gestraft worden. Art. VI: Wie zoo verre gaat, dat hy in drift het mes trekt, zal aan een paal ge bonden worden en op den blooten rug met roeden gegeeseld worden. Art. VII: In elke klas zal er één zijn, die op al die misdrijven acht geeft. Hy moet al wai de leerlingen misdoen nauwkeurig opteekenen zonder iemand te sparen. Art. VIII: Indien de aanbrenger met op zet nagelaten heeft iemand te ontzien, zal hy dezelfde straf krijgen als de schuldige zou krygen. (Zoo ging het in de latijnsche school en zoo ging het in de lagere scholen eveneens toe. De straf was gewoon zooveel slagen met de plak of met de roede). Oom WIM. U viaa 1 1. Hoe groot was op 1 Jan. van dit jaar ae bevolking van Nederland? 2. Hoeveel inwoners heeft Rusland? 3. Hoeveel Katholieken wonen er in Duitschland? 4. En hoeveel protestanten? 5. Hoeveel Katholieken zouden in Pa- est in a wonen? 6. In welk jaar namen de Watergeuzen dtn Briel? I/VIf antwoorden 1. Op 1 Januari 1939 telde Nederland 8 727.231 zielen. 2. Rusland heeft volgens de volkstelling "an 17 Jan. 1939, 170.126.00Ü zielen. 3. In naam katholiek 37 S millioen (43.1 pet.) verleden jaar Maart. 4. De helft van alle Duitschers zijn in naam Protestant, 43 H millioen. 5. 22.000 Katholieken. Het totaal aantal Christenen bedraagt echter 111.796, dus 5 maal zooveel. Dit was zoo in Juni 1938. 6. In li'2. Een Fietstochtje door Tonia Verhagen. Op een mooie Zondagmiddag, met stil weer, maakten we met ons beidjes een fietstochtje. We vertrokken om kwart over éénen en wc gingen over Stompwijk de Di van Noortstraat af. En zoo over Zoeter- woude en over Leiderdorp. Doordat ze daar de honden aan het leeren waren, stepten we, en bleven even staan kijken. Maar de tijd ging door en 't was intusschen half drie geworden. Dus we gingen met spoed verder. Toen we op Hoogmade waren kwamen we een ijsco-wagen tegen en we kochten elk een ijsje van vyf cent. Zoo gingen we weer verder naar Woubrugge. ue plaats, die we afgesproken hadden. Toen we in dat dorp aankwamen wisten we zelf niet waar we heen zouden gaan. We zijn maar naar tante Lena gegaan die aan Ofwegen woonde. Want we moesten den dag toch om zien te komen. Mijn tante was erg in haar schik, dat ze visite uit Stompwijk kreeg. Daar zijn we gebleven tot 's avonds half negen. En toen hebben we van alles wezen kijken: koeien, kippen, konijnen, paarden, en allerlei machines zoowel maaimachine. dorschmachine enz. enz. Toen myn oom klaar was met melken om zeven uur gingen we boterhammen el en. Toen we onze buikjes dik en rond hadden, gingen we weer naar huis. Maar toen kwam Jootje weer aanzaniken, dat we haar pop en de mooie wieg even kwa men kijken. Die had oom Arie pas gewon nen uit een loterij. En grootsch dat ze er mee was! Maar we moesten toch weer naar huis, want het werd al hoog tyd. Het is rog anderhalf uur fietsen. De terugreis naar huis hadden we veranderd, inplaats over Zoeterwoude waren wij langs de Vliet gereden, kwart over Menen waren we thuis, maar we hadden hard gereden. En mijn vriendin woonde op Zoetermeer. De weg is nog a' mooi, zc was er nog al gauw. Toen we thuis waren, gingen we gauw naar bed, want we waren erg moe. De mid dag was wel gcuw om geweest en we hadden veel pleizier gehad. Maandag, de waschdag, was nog prettiger, bij de herin nering aan het uitstapje naar Tante Lena in het mooie landelijke plaatsje, dat Wou brugge heet. (Voor de kleinen). De verjaardag van opoe door Anny van Zijp „Wat zullen we voor opoe koopen" klonk de vraag van Tineke „Ik denk" zei moeder, toen ze de spaarpotten van Gerda Tineke en Joop nakeek, waar ruim 0.80 inzat van de opgespaarde centen, die ze voor 't boodschappen doen van Opoe altijd kregen. „Jullie moesten maar een plantje koopen. Je weet, dat opoe daar veel van houdt". „Ja, zei Gerda, dat is wat, dat is geen „rommel" en daar heb je wat aan." „Ja, ja",klonk 't uit de overige mondjes „dat doen we". Toen ze de volgende dag uit school kwa men, beraadslaagden ze, wat voor een plant 't wezen moest. „Een begonia", zei Joop, die 6 jaren telde, en dus niet begreep dat dit veel te duur was. „Ben je mal", zei Gerda de oudste „veel te duur, een cactus". „Heeft opoe al", begon Tineka „een gera nium." „Ja, ja." En met dit besluit stapten ze de volgende dag de winkel in. „Een gegera-geranium" zei Joop hakkelend, blij dat het gewichtig woord er uit was „Astu- blieft" zei de juffrouw „50 cents". Betalen mocht Tineke doen, ieder wat. Toen stapten ze de winkel wéér uit en gingen 't een zame landweggetje op naar Opoe's huisje. 't Was helder weertje, de hemel mooi blauw en de boterbloemen en made liefj°"! stonden tr H'nsteren in de —mne- sehijn. Ha, daar zagen ze opoe's huisje al, netjes en proper zag het er uit. Een keurig verzorgd perkje lag er voor en een stenen paadje ging naar het huisje. Gerda trok aan de klopper en grootmoe's gezicht ver scheen om de deur. „Dag, kinders", zei ze, maar voordat ze uitgepraat was. riepen de drie kinderen haar een hartelijk geluk- wensch toe. Daarna reikte Tineke haar de bloempot aan. „Da's aardig, da's aardig" riep opoe, maar nog grooter werd haar verbazing toen Gerda het wenschje dat ze steeds op haar rug gehouden had opzei, „Zoo, en nu lusten jullie zeker wel een krentebol". Nou dat bliefden ze wel. En even later zaten ze heerlijk te smullen van de krentebollen, chocolademelk en de ge vulde koek. En toen ze 's awonds weer in hun bedje lagen dachten ze nog na over dien heerlijken dag. Humoreske Ik genoot echt op den molen, waar ik mijn vacantie doorbracht; of eigenlijk bij den molen, want ik zat natuurlijk niet bo ven op den molen! Veronderstel; ik zie mijn lange beenen al beng'len tusschen de wieken! Absurd! Enfin; ik genoot! Hoe heerlijk rustig was hier alles; de uitge strekte landeryen, doorkliefd door snel vlietende beekjes of prozaïsche slootjes, die door mijn verbeelding werden omgetoo- verd in kanalen! 't Gezicht op de wijde pol ders, 't vee en weidebloempjes inspireerde me tot dichten. Dichterlijk bloed brulschte, kookte, ziedde door mijn aad'ren. Hoe lieflyk is de groene wel. Waar de bloempjes bloeien! 't Beekje kabbelt rust'loos voort, En logge koeien loeien! Hè, nee; dat klinkt niet fijn genoeg! En weer begon ik opnieuw: „O, uitgestrekte, Hollandsche land ouwen", O, schei uit, kreet myn dierb're vrien din, die over mijn schouder deze eerste re gel gelezen had, en gierde van pret. „Waarom", bitste ik; dat is.... „Een ode aan de leuke koetjes en lieve varkentjes, met rose snuitjes", proestte mijn kwelgeest! „Ach wat, jij hebt toch zeker geen...." „Dichterlijk bloed ln mijn prozaïsche ade ren". en mijn vriendin lachte.... lachte zoo uitbundig dat ik vreesde dat ze een zenuwschok te pakken had. Ik snelde naar de pomp haalde de zwengel over en vulde een glas met dat heerlijk nat; ijlde daar vlug mee naar Greet, die op 't zien daar van weer opnieuw een zenuwschok te pak ken scheen te krijgen. Ik liet haar met rust en probeerde na eenige minuten voor zichtig om 't hoekje te kijken; gelukkig ze was gekalmeerd! Zullen we eens een wandeling maken door je uitgestrekte, Hollandsche land ouwen" vroeg ze; waartoe ik dadelijk be reid was. „En toch is 't hier zalig!" kreet ik toen we even op weg waren. Greet stemde dat ook ten volle in. „Zie nu daar dat molentje zijn vier ar men uitsteken, te midden van 't vlakke land", zong ik in verukking; „is 't niet een bekoorlijk tafereeltje, een idylle?" „Ja, hoor eens" aldus prozaïsche Gré, „in zulke hooge regionen voel ik me niet thuis; ik heb trek in een ijsco!" En weg was ze; ze had in de verte het belletje van een ijscokar gehoord! Een andere kijk kreeg ik op den molen, toen het een keer stormde! De wind beukte tegen de wieken, die rondgierden met de kracht van een sprook jesreus! Het hout kraakte als van een schip dat tegen vollen stormwind optornt! De molen zelf scheen een dreigende gewelde naar; waar alles voor sidderen en beven moest! Een fantoom! Binnen in den mo len schenen spoken hun lusten te botvie ren! Rond de wieken waren spoken aan 't krijgertje spelen; raven en uilen kras ten luidruchtig, akelig snijdend. Ik zag de heksen op hun bezemstelen dreigend de dik-bewolkte luchten door klieven! Heur haren wapperden zwierend om haar heen! Ik rilde en beefde van angst en tegelijkertijd genoot ik van zulk een romantisch avontuur! Nu begreep ik welk een diepe, ontzegwekkende indruk spoken en heksen op onze voorouder in vroegere eeuwen moesten hebben gemaakt Ai, daar voel ik een spook duidelijk langs me heen glijden; zijn snuivende adem geeft een golf van wind in mijn hals en beweegt mijn haren. Ik houd me doodstil, durf me niet te bewegen! Ik wil schreeuwen, maar kan geen geluid uitbrengen! Zijn witte kleeren fladderen om me heen! Wat zou dat rfpook met me willen doen? Ik houd mijn adem in; zou ik betooverd worden; zou ik ver anderen in een krassende uil, of in een heks of een bezemsteel?" O, zoo de lucht te doorklieven en nimmer meer op myn twee lange beenen te staan? Vreeselijk, afschuwelijk!" „Slaap je, edele prinses? Waarom ook zoo lang in 't donker blyven zitten?" Het was Greet, die me in mijn gepeinzen was komen storen! „Soonk", zei ik, en ik meende het op dat oogenblik *">n ^rte. ANNY v. DIEST door Anton Roels. VI. Meneer Fransen keek de klas eens rond en vervolgde toen: „Over twee weken be gint de groote vacantie en we weten, wat dal beteekent. Voor sommigen vallen de schooldeuren voorgoed dicht, omdat ze iets arders gaan doen dan studeeren; anderen trekken naar de Mulo, de H. B. S. of het Gymnasium in de stad; een enkele verlaat de oude omgeving om op het seminarie te gaan leeren. In ieder geval blijft er van ons groepje, zooala we hier op hét oogen- biJc bij elkaar zitten en zooals we nu bijna een jaar lang lief en leed met elkander hebben gedeeld, weinig over. Tenminste., als er niet iets was. dat ons bij elkaar zou kunnen houden ondanks het feit. dat we verschillende scholen gaan bezoel&n of een heel anderen werkkring zullen vinden. Dat iets is de voetbalclub, die jullie van plan bent op te richten. Waarschijnlijk weet jullie al, hoe ik erover denk. Ik vind het, kort gezegd, een heel aardig idee en Jullie voornemen is voor mij een bewijs, dat ik met voor niets mijn best gedaan heb om het jullie dit jaar zoo aangenaam mogelijk te maken. Het is op het oogenblik wat warm om over voetballen te praten en met het vooruitzicht op het proefwerk van ae volgende week is het misschien wat voorbarig, maar tóch heb ik nu de gele genheid gegrepen om Jullie een moment over die vereeniging te spreken. Als er goed gewerkt wordt, is er ook ontspanning roodig. Ik verwacht, dat jullie Je best blijft doen, zooals het in de zesde klas is gegaan, Op die voorwaarde mogen we ook aan de sport denken. Natuurlijk hebt Jullia allemaal al gehoord, wat ik voor de club heb gedaan. Een van de weinige dingen, waarover nog geen beslissing is gevallen, is de naam! Hoe moet onze voetbalclub hceten?Weet niemand een gesemkten naam? Nu dan zal ik er een noemen: Hoe lijkt jullie de naam „de Zesde"? Na een oogenblik stilte klonk bijna ge lijktijdig uit alle monden: „Ja, dat is een prachtige naam, meneer! Onze club moet „de Zesde" heeten!" „Goed zoo! Ik heb aan Jan en Piet Ver hoeven al gezegd, dat Jullie voor vnetbal- kleeren moeten zorgen. Zouden we niet het beste doen, eenvoudig een zwarte broek en een wit shirt te kiezen? Je weet: eenvoud siert den mensch. Het voornaamste is, dat we goed spelen. De uitrusting doet er dan minder toe!" Ook dit voorstel vond algemeen bijval. Tenslotte zei Meester nog: „Degenen die Jfd willen worden, betalen iedere week ran iemand, dien we daarvoor zullen aan wezen, een dubbeltje. Na vier uur moeten ze zich maar aan mij opgeven! Maar denkt eraan: je moet toestemming van Vader en Moeder hebben; andera kan er niets komen van voetballen!" Opgetogen klapten de jongens ln de han den. Nog nooit hadden zij zóóveel pleizier in de Taalles en nog nooit letten allen zóó voortreffelijk op. Om vier uur kwamen allen om Meester's leisenaar staan en niet minder dan twee- en-twintig van de dertig lieten hun naam opschrijven. „Juist genoeg voor twee elftallen!" zei meneer Fransen lachend, maar hij dacht bij zichzelf: „Er zullen cr nog wel een paar afvallen. Er zullen allicht een paar rakkers zijn, die geen toestemming hebben ge vraagd aan Vader en Moeder, en die zich hebben opgegeven met de gedachte, dat Meester het wel thuis in orde zal maken." De kreet, waarmede, ondanks de hitte, de zesde dien middag de school uitstorm de, geleek een overwinningslied. In op- tochkglng het naar de wei, waar het graa al was gemaaid en waar.... reeds tim merlieden bezig waren aan het kleedlo kaal, dat grootere afmetingen acheen te kiijgen, dan iemand zich had durven voor stellen. Ademloos-stil keken de jongens toe van af den weg. Een bruggetje was er nog niet en de timmerlui hadden de plank ingetrok ken. Maar anders hadden do rakkers stel lig een wilde wedloop gedaan rond het veld uit pure vreugde. Deze wei was hun voetbal terrein gewor den. (Wordt vervolgd). DE OPLOSSING van de Raadsels, ingezonden door An toon Roels van verleden week waren: I. Blasius Vreezen Kletsen Landman Cholera Barbara Torpedo. De gevraagde naam is: Bredero. II. Biljartbal. III. Hossen lossen rossen. IV. Al is de leugen nog zoo snel, de waarh*H neht^fhao't '--'ar wl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 11