NIEUWE GEVECHTSMACHINES
Mama wordt
opgevoed!
3)e Kcictoclte Gou/fccmt
Een standbeeld van Peter Stuyvesant werd bij de opening
van het Nederlandsch Paviljoen op de Wereldtentoonstel
ling te New York onthuld. De autoriteiten na de onthulling.
Rechts de Nederlandsche gezant, dr. Loudon
Met de traditioneele ceremoniën is dr. L Adam geïnstalleerd als gouverneur
van Djocja. Een foto tijdens de installatie-plechtigheid, welke door vele
inheemsche autoriteiten werd bijgewoond, die den nieuwen gouverneur hun
opwachting kwamen maken
Neville Chamberlain, de Engelsche premier, bij aankomst met zijn echtgenoote
in Albert Hall te Londen, waar hij voor 8000 vrouwen het woord voerde
over den internationalen toestand
FEUILLETON
Geautoriseerde vertaling door F. v. Velsen.
ROMAN VAN LO WILSDORI.
38).
Feitelijk had Bella gelijk; wat wist men
eigenlijk van het innerlijk wezen van die
eigenaardige vrouw? Dienden misschien
haar woorden om haar gedachten te ver
bergen? Was zij mogelyk een van die men-
schen, die zich niet kunnen uitspreken en
zich over zachtere gevoelens schamen?
Merkwaardig, dat hij nu plotseling zoo
veel verklaringen voor haar eigenaardig
heden zocht en vond, na zich zooveel jaren
over haar achterlijkheid, teruggetrokken
heid en afkeer van levensvreugde geërgerd
te hebben. Had zij gedurende de laatste we
ken dan niet getoond en duidelijk bewezen,
dat er een mogelijkheid bestond, haar te
overtuigen. Was zij niet grondig veranderd,
en dat zonder zijn hulp? Had men haar dus
feitelijk nooit begrepen? En was het nu te
laat? Zeker, het was te laat. Hier stond
het zwart op wit. Zij was voornemens zich
te verloven. Afgeloopen. Wilde te voren
haar kind materieel vorstelijk verzorgen.
Wat wilde men eigenlijk nog van Oliva
von Belamy?
„Zou het niet goed zijn, als je er zelf heen
ging?" vroeg Bella schroomvallig.
Op ruwen toon viel hij uit: „Waarvoor?
Met welk recht? Zij is oud genoeg om te
weten wat zij doet!"
Maar heel diep in zyn binnenste, op den
bodem van zijn hart, voelde hij het anders.
„Te laat! Te laat!" klonk het daar. Wegge
gooid had hy, wat voor hem nog geluk
heette. Weggegooid!
Bella had het kiekje van haar moeder la
ten inlijsten en het op haar schrijftafel ge
plaatst. Hij liep er heen en nam het er af.
Star hield hij zijn blik er op gevestigd. Heel
lang. Wat was zij toch mooi! Wat keken die
heeren naar haar om! En hij? Ruwe woor
den had hij haar toegevoegd. Was het dan
wonder, dat zij zich van hem afwendde?
Neen! Als eerlijk man mocht hij haar ge
luk niet in den weg staan. Ook al zou zijn
hart breken van verdriet, hij moest zich stil
houden. Had zij geen aanspraak op vrou-
v/engeluk, na een leven van eenzaamheid?
Kon hij het haar verbieden? Iets daarvan
sprak hij met stokkende stem tegen Bella
uit. Dan zwegen beiden. Pretorius begon
weer de kamer op en neer te stappen. Met
zijn kin op zijn borst en zijn handen op
den rug ineengeklemd bood mij een treu
rig beeld van radeloosheid.
Bella stond van hem afgewend, maar
haar schokkende schouders verraadden, dat
zij schreide. Met een ledig hart had mama
tusschen hen geleefd en niemand had zich
de moeite getroost haar te begrijpen. En
nu bood een vreemdeling haar zijn liefde
aan. Liefde, waarnaar zij misschien haar le
ven lang had gesmacht. Virgilius had gelijk
zij echter zij schreide alsof z\j haar
moeder had verloren. Geen oogenblik
kwam de gedachte in haar op, dat zij zelf
dit droeve misverstand had veroorzaakt.
HOOFDSTUK XIII.
Geen jonge minnaar had attenter en
voortvarender kunnen zijn dan zijne hoog
heid. Precies op het uur van bezoek en geen
minuut later, liet hy zich bij Oliva aandie
nen. Hij wist vermoedelijk niet en het
zou hem ook absoluut onverschillig ge
weest zijn, indien hij het had geweten
dat ongeveer alle aristocratische hotelgas
ten op de loer lagen, toen hy, gewapend
met een enorme bouquet zacht-rose rozen,
uit zijn auto stapte en in de hall op het ant
woord van den piccolo wachtte. Met zyn
monocle in het oog geklemd en een glans
van hoopvolle verwachting op zijn door
ploegd gezicht, kwam hij zyn opwachting
maken om de mooie weduwe een levens
vraag te stellen, een levensvraag, die hij
iti al die tientallen van jaren geen politie
ke overwegingen, geen familieconnecties of
adviezen tot stand hadden kunnen brengen
dat had mevrouw Oliva von Belamy, on
bewust, zonder het te weten, ja zelfs zon
der het te willen, bij hem bereikt. Sterker
nog; hij had zelfs geweigerd, informaties
naar haar te nemen, zooals zijn practische
zuster Lize hem ernstig had geraden. Zij
was toch slechts een kennis, die zij toeval
lig op reis hadden ontmoet.
„Wat heb ik aan informaties!" vroeg hij.
„Wat zou ik van Oliva willen weten? Dat
zy een buitengewone vrouw is, zien wy
zelf. Dat zij geen avonturierster is, even
eens. Geen enkele wet van myn huis ver
hindert my en ik zeg het je eerlijk, lief
ste zus zou mij kunnen verhinderen,
haar ten huwelijk te vragen. Alleen haar
wil is.beslissend."
Zijn zuster Lize zweeg. Zij wilde hem niet
tegenwerken, want zij waren dol op el
kaar en zouden elkaar nooit, met wat dan
ook, onaangenaam willen zyn. Hun levens
opvattingen stemden volkomen overeen en
deze mevrouw von Belamy zou zich, on
danks haar veel jeugdiger leeftijd, zeer
harmonisch aanpassen; dat zag de oude da
me ook wel in.
Kon haar broeder nog ter elfder ure het
geluk vinden, dan zou het wreed zyn, hem
te ontnuchteren. Daarentegen vreesde zij
en niet ten onrechte, dat het prinselijk
kroontje Oliva zou verblinden. Op geen
enkele toespeling was zij ingegaan. Zorg
vuldig had zij vermeden, op een of andere
wenk te reageeren en daarom was Lize Fro-
heim uitermate verbaasd geweest, toen
haar broer gisteravond mededeelde, dat
Oliva hem half en half toestemming had
gegeven, althans met zijn huwelijksaanzoek
voor den dag te komen. En nu was het zoo
ver. Nu stond hy voor Oliva, die, ofschoon
bleek en afgemat, er zoo ontroerend jong
en mooi uitzag. Want aangezien zij zeer
goed wist, wat zijne hoogheid haar te zeg
gen had, was zij er op bedacht geweest haar
kleeding in overeenstemming te brengen
met die plechtigheid. Zy droeg nu een lich
te japon, hetgeen zy zelden deed. Daar
door won het tooneeltje aan feestelijkheid;
en zijne hoogheid was er zichtbaar door
ontroerd. Hij liet ook niet na, zich by zijn
huwelijksaanzoek aan de ouderwetsche
vormen te houden, die onder de gegeven
omstandigheden een eigenaardigen indruk
maakten. Met vomelyke waardigheid en
welgekozen woorden, overhandigde hij
Oliva eerst de prachtige rozenbouquet en
vroeg haar daarna haar hand.
Oliva echter werd nog een tinje bleeker
en sloot haar oogen, alsof zij pijn leed. Dan
herstelde zij zich energiek. Neen, nu geen
zwakheid toonen. Het kon toch niet zoo
moei' "k vallen, naast dezen goedigen,
ouden heer een stuk van haar levensweg
te bewandelen, vooral, wanneer het hem
zoo gelukkig scheen te maken. Wien had
zy in haar leven ooit gelukkig gemaakt?
Haar overleden echtgenoot aan wien zij
slechts met weerzin kon denken? Of haar
eigen dochter? En Virgilius Pretorius, die
haar ronduit had verklaard, dat zij een
man aan haar zijde slechts rampzalig zou
maken?
En terwijl dat alles door haar hoofd ging,
hoorde zij naast zich de stem van den grijs
aard woorden zeggen, waarvan zij eerst de
ware beteekenis niet vatte, doch die haar
dan zoo ontroerden, dat de tranen in haar
oogen schoten.
„Je zult er geen berouw van hebben, Oli
va", zei hij, nadat zij hem impulsief haar
hand had toegestoken. „Je zult er geen be
rouw over hebben. Zie je, ik was een har
teloos, onverschillig mensch en plukte hier
en daar de bloemen, die toch zelf niet an
ders wilden. Door jou heb ik echter de
waarde van edele Vrouwelijkheid leeren
kennen. Wel laat voor mij, helaas! Ik ben
een grijsaard, wiens leven spoedig ten ein
de kan zijn. Maar juist daarom verlang ik
nog naar geluk, omdat het zoo onverhoopt
en overweldigend tot mij komt. Wat ik je
kan aanbieden, Oliva, zijn slechts uiterlijk
heden. Maar wanneer je mij daarvoor in
ruil wilt toestaan, je te mogen beminnen,
als een geliefd, aangebeden kind, dan ben
iic rijkelijk beloond. Je moet je zelf tot niets
dwingen, dat niet met je hart overeen
stemt".
(Wordt vervolgd)