De getuigenis-avonden in de Marekerk te Leiden Kreymborg DONDERDAG 4 MEI 1939 DE IJW5CHF COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 door Pater Wijnand Sluys o.f-m. III. Om met de deur in huis te vallen: onder het hoofdstuk „Oorsprong en geschiedenis van het pausdom" treedt ds. Bos op als iemand, die voorgeeft in alle oprechtheid een historisch-zakelijk en historisch-nauw- keurig verslag uit te brengen van wat ge noemd zou kunnen worden volgens domi- nee's inzichten de ontwikkeling van het overheidsambt in de oorspronkelijke Chris telijke Kerk. Blijkbaar staan den confe rencier twee doelpunten voor oogen: le. aan de hand van de historie duidelijk ma ken, dat Jezus Christus in Zijne Kerk op aarde geen volmachten, geen overheids ambt, geen apostolische opvolging heeft achtergelaten; 2e. aan de hand van de his torie bewijzen, dat deze verschijnselen welke door de Katholieke Kerk worden voorgesteld als van goddelijke instelling, inderdaad als van menschelijke oorsprong langzamerhand ongemerkt de Christelijke Kerk zijn binnengeslopen. De eerw. ge tuigenis-predikant schrijft dan ook niet ge schiedenis, maar hij maakt even geschie denis. Een onvolledig relaas van histori sche feiten wordt opgediend, waarvan kennelijk de vooropgezette tendenz de rangschikking en interpretatie verzorgt. Het kan niet anders of de samenstelling van deze bladzijden moet den auteur zeer veel hoofdbrekens gekost hebben. Omtrent „overheid in het oorspronkelijke Christen dom" feiten vermelden, welke historisch juist zijn, en dan toch tegelijkertijd by de toehoorders de meening te doen post vat ten dat er in het oorspronkelijke r"'risten - dom niettemin van overheid geen sprake is dat is niet ieders werk. Zoo iets is niet te bereiken zonder met de linkerhand uit te vlakken, wat met de rechterhand ge schreven is. Zonder onjuistheden, zonder verzwijgingen, zonder verdachtmakingen van de meest eerbiedwaardige oudste schrijvers, zonder vervalschingen, onware mededeèlingen komt men er niet. Wat is hier aan het woord? Volslagen onkunde of opzettelijk bedrog? De aposto lische geschriften zelf, de documenten -van de apostolische Vaders, van de apologeten uit de eerste en tweede Christen-eeuw, ze spelen blijkbaar geen rol; onderscheiding van tijdvakken, voor de geschiedenis van het oorspronkelijk Christendom zoo ge wichtig, ze wordt niet in acht genomen; naams- en zakenquaestie worden verward. Volmachten, omvang van volmachten, apostolische opvolging, bevoliriachtiging 't wordt maar in 't honderd weg door elkander geschud: historische gegevens worden niet gewogen, om naar waarde te worden geschat. Met de lompheid van den onna^i^nden doordraver, die op niets let dan op z'n te voren vastgesteld doel, om dit maar te bereiken langs den vlug sten en vooral den makkelijksten weg, maakt ds. Bos z'n eigen allerdwaaste ten- dentieuse opmerkingen er tusschen door, ten einde toehoorders en lezers in het spoor te duwen waar hij hen hebben wil. Dat ds. Bos „Rome" bestrijdt, is zijn zaak dat hij het op zulk een onverantwoorde lijke wijze doet, dat is mede onze zaak. Wij protesteeren daartegen wij wijzen dergelijke bestrijders op hun plicht. Voor eerst op den plicht, de waarheid te zeg gen en vervolgens op den plicht, de argu mentatie van „de Roomsche dwaling" on der handen te nemen. In zake oorspronke lijk Christendom beroept zich de Katho lieke geloofsverdediging èn op den Bijbel, voor zoover ook deze historische gegevens aan de hand doet niet één tekst, maar vele èn op de als zeker gekende resul taten van de historische critiek. Welk een heerlijke gelegenheid werd. dezen getuige nis-predikant aangeboden om eens gron dig te beredeneeren, dat deze bewijsvoe ring niet deugt. Zou ds. Bos' onbevoegd heid werkelijk zoo ver gaan, dat hy niet weet, dat meerdere toonaangevende niet- katholieke auteurs de Katholieke opvat ting zijn genaderd omtrent de wezens elementen van het oorspronkelijke Chris tendom? Indien de inzichten van ds. Bos met de inzichten van deze geleerde auteurs niet overeenstemmen, ware het dan niet eerlijker geweest zoo iets te zeggen als „de geleerden zijn 't allen niet eens met mijne voorstelling van zaken?" of „er zijn wel degelijk geleerden, die de identiteit van de Katholieke Kerk met het oorspronke lijke Christendom erkennen op grond van historische navorsching"; of zoo iets als „er zijn ook geleerden, die, deze identiteit er kennende, verklaren daarin een bewijs te zien, hoe reeds het oorspronkelijke Chris tendom in de eerste eeuw verknoeid was, ja zelfs reeds in apostolische tijden". Ver gis ik me niet dan werd zoo iets reeds ver klaard, o.a. door den door sommigen als „Man Gods" vereerden dr. Maarten Luther. Men mag een dergelijke uitspraak dwaas heid noemen, ze behelst tenminste niet draaierijen en geschiedvervalschingen. Ds. Bos zou er aan toe kunnen voegen, dat er ook „geleerden" zijn, die over der gelijke onderwerpen praten zonder zich de moeite getroost te hebben, ze eerst de gelijk te bestudeeren. „Geleerden", die den indruk vestigen zorgzaam zich te heb ben afgevraagd bij de samenstelling van „hun" geleerd relaas, welke opmerkingen, tusschenvoegingen, verdraaiingen, ver zwijgingen, insinuaties, qualificaties, ver doezelingen, verdachtmakingen het meest geschikt zijn om le. zeer zeker niet een zuiver historisch beeld te geven, hoewel men den schijn daarvan aanneemt. 2e. om wat uit de vermelding van historische fei ten ten gunste van „Rome" zou kunnen worden uitgelegd tegelijkertijd neer te ha len en 3e. om waar het voor „derge lijke" geleerden op aankomt bij toe hoorders U-A idee te wekken, dat de hiër archie van „Rome" een louter menschelijk product is en nog wel het slechtste. De pagina's 86 tot 90 van het door de pr 'i- kantcn uitgegeven boekje zijn van uit een oogpunt van historie zóó onwaar alsmede van uit een oogpunt van tendenz zóó mis leidend, dat. indien ds. Bos niet heeft ge schreven uit onkunde en verblinden haat. hij een leugenaar zou moeten genoemd worden, een opzettelijke volksbedrieger. Ik zeg „van het volk", doelende op het on geschoolde publiek, ongeschoold in dit on derdeel van de geschiedenis. Voor het oog van den geschoolde komt werkelijk wel de aap uit de mouw! Wat een dom tegen strijdig door elkander knikkeren van jaar tallen en tijdvakken! Wat een ondoordacht gebruik van die schijnbaar onnoozele woordjes „langzamerhand" en toch weer „weldra" en „pas in de brieven van Igna tius" en „reeds in de eerste eeuw". Nu heet 't „één bisschop" usurpeerde macht aan het einde van de eerste eeuw d~n weer „hier en daar trof men de opvatting aan, dat de apostelen bij de stichting der gemeenten de bisschoppen hadden aange steld als hun opvolgers", ook aan het ein de van de eerste eeuw. Zoo zouden we kunnen dcorgaan. Gaan we over tot de bespreking van het hoofdstuk, getiteld: „Hoe de R.K. Kerk he' pausdom verdedigt". Uit het kapittel zelf blijkt, dat ds. wil weergeven de bewijsvoe ringen van de Katholieke theologie aan gaande het Pausschap als goddelijke ia- stelling. Hij bedient zich daarbij van dr. M. Scheebens Dogmatiek 4e deel. Na een over zicht van Scheeben's inleiding op dit trac- taat gaat ds. Bos voort: „Vragen wij nu naar bewijzen uit de H. Schrift, dan zegt Scheeben, dat Jezus aan Petrus bijzondere onderscheidingen gegeven heeft. Het Nieu we Testament spreekt op bijzondere wijze van hem". Vervolgens worden door ds. Bos opgesomd de vele bijbelsche gegevens, dóór Scheeben gememoreerd, waaruit blijkt, dat volgens de Schriften van het Nieuwe Testament de apostel Petrus reeds in de apostolische tijden feitelijk een eer ste plaats inneemt (niet dat de apostel „een grooten mond heeft"). Zonder te ver melden, dat Scheeben hierin niét de be wijsvoering ziet voor Petrus' Primaat doch slechts een nadere belichting van hetgeen de drie- klassieke Petrus-teksten uitdruk kelijk uitspreken, schrijft ds. Bos pg. 94: „Dit alles, zegt Scheeben, leert het pri maat van Petrus ex professo krach tens profetie) zoolang Christus op aarde is. Dat dit een prachtig staaltje van inleg kunde is behoeft wel geen betoog. Men kan op die manier alles uit de H. Schrift te voorschyn tooveren, wat men tot bewijs van stellingen noodig heeft". Naar aanleiding van deze regels de vol- ppr.de zeer ernstige aanmerkingen: le. Dr. Scheeben kent als schriftbewijzen voor Petrus' Primaat slechts de 3 klassieke schriftbewijzen, ontleend aan Matth. 16, Luc. 22, Joh. 21. Van de door ds. Bos ge citeerde gegevens, waaruit blijkt, dat Pe trus herhaaldelijk feitelijk op den voor grond treedt en voorrang geniet, ver klaart Scheeben uitdrukkelijk, dat zij geenszins zijn Primaat bewijzen evenmin als zij aantoonen, dat de apostelen nog tij dens Jezus' Jeven op aarde Petrus gehoor zaamheid verschuldigd waren. Ds. Bos daarentegen schrijft: „Dit alles, zegt Scheeben. leert het primaat van Petrus ex professo krachtens profetie) zoolang Christus op aarde is". Wat moet men nu van ds. Bos denken! Slordigheid of opzet? 2e. Waar haalt de man den onverwerkba ren onzin vandaan om „ex professo" te vertalen met „krachtens profetie". Het is toch ook werkelijk onnoozel. Een leerling van de Mulo kan 't hem verbeteren. Laat mij duidelijk maken, wat „ex professo" bebeekent. Indien 4 Haagsche Dominees hun 4 toespraken van „Protestantsche ge tuigenis inzake Roomsche dwaling" uitge ven en, als dan in deze toespraken de eene domheid na de andere wordt uitgespro ken, dan is hun optreden „ex professo" een dom optreden. Of had ds. dit „krachtens profetie" noodig om des te be ter te laten uitkomen, hoe „Rome" solt met den Bijbel!! Ds. Bos mag de Katho lieke dogmatiek-boeken „er in leggen" en „er uit tooveren". Hoe zou ds. Bos aan dit „ex professo" zijn gekomen? Wel omdat ook Scheeben dezen term bezigt, d.w.z. volgens den juisten zin niet „krachtens profetie" juist om te verklaren, dat dergelijke gegevens de teksten belichten, welke Petrus' Primaat „ex professo" ver kondigen; bijgevolg deze gegevens doen dat niet ds. Bos is zijn stof niet meester - of -? - Voor zoover deze heeren ds. in hun toe spraken van plan zijn te herinneren aan de Belijdenis van „Rome" traghten zij met voorbedachte rade eerst een stemming aan te kweeken, welke Rome's getuigenis een ongunstige ontvangst bereidt. Vooral ds. Bos volgt deze tactiek. Na eerst met z'n onverantwoordelijk historisch relaas en vervolgens met z'n „Scheeben" en dan met z'n „krachtens profetie" de echte anti- Pausstemming te hebben voorbereid, be gint de bespreking van „Rome's" argu mentatie. Op de eerste plaats: de algemeen beken de Petra-teksten. Zie hier, hoe ds. Bos de Katholieke verklaring weerlegt, le. Jezus heeft Petrus ook Satanas genoemd dus kan Hij Petrus niet tot Paus hebben aan gesteld. 2e. Omdat Paus Calixtus (207 222) de eerste Paus is, van wien men weet, dat hij den „Petra-tekst" bezigt, moet de Petra-4ekst wel niet duiden op het Primaat. 3e. Christus zou niet gezegd hebben tot Petrus: „Gy zijt de rots" maar „Uwe belijdenis is de rots". Welnu alle apostelen hebben Jezus' Godheid be leden. Derhalve: alle apostelen zijn de rots. 4e. Ook de sleutelmacht^ is aan alle apostelen gegeven. Immers: Jezus zeide tot allen tezamen: „Zoo gij iemands zon den vergeeft etc.". „Rome's dwaling" komt niet aan het woord, zoodat de auteur na deze kernachtige, weloverwogen hokus- pokus Bijbel-uitleggingen werkelijk wel gerechtigd is, plechtstatig te verklaren: „Het apstolaat van Rome is een wanpro duct een onverdraaglijk ambt", „weerzin wekkend pausdom" en dan weer zoo'n al lerzotste opmerking als b.v. „Petrus bouwt niet, Jezus Christus bouwt door Zijn Woord en Geest. En daarom is apos tolische successie evenals het primaat van Petrus een verzinnen, niet van de dingen, die Gods zyn, maar die der menschen zijn en dus een aanstoot". Ga nu even door. Ds. Bos. Mag ik 't doen voor u? Welaan dan, luister: Jezus zeide tot „Rome": ga weg Duivel jij bent een vuile anti- Christ! Ziezoo nu zyn we er. Ach, ds. Bos, dat u en meerdere van uw collega's „de Roomsche dwaling" in zake de Petra tekst niet onder de oogen durft zien vermindert niets aan het feit. dat zelfs vele niet Katholieke niet scctarische Schrift-vcrschers de Katholieke uitleg ging :n den Petra-tekst uitroepen als de eenig juiste, terwijl ze die oud-orthodoxe Protestantsche verklaring als een over wonnen vesting beschouwen. In zijn „Pro- testantsch getuigenis inzake Roomsche dwaling" was ds. Bos een schitterende ge legenheid geboden als man van kennis, begaafd met scherpzinnig verstand en zeggingskracht, z'n eigen geloofsgenooten op een beredeneerde wijze in hun geloof te versterken, te vcorzien van wapenen, waarmede zy hun overtuiging tegen an deren kunnen verdedigen. Het lust me niet meer de bespreking van de andere twee teksten te behande len. Die bespreking is van hetzelfde ge halte. Alleen de volgende tirade moeten we toch nog even in herinnering bren gen. pg. 102: „En dan ook nog een psy chologisch argument". Spitst uw ooren, dames en heeren. Een psychologisch argu ment! waarvoor? dat doet er niet toe. In elk geval gaat het tegen den Paus, en let wel, 't is werkelijk iets nieuws; heusch niet, gelijk de rest, uit dö oude doos. Psy chologisch argument, kostelijk. Nu opge let. 't Duiveltje komt uit het doosje: „Ge moet u 'ns indenken, wat het zeggen wil voor den mensch, die plaatsbekleeder voor Christus op aarde i6. Hy is een mensch, een zondaar, een „denkende rietstengel" (Pascal) en hij moet steeds tegen zich zelf zeggen: ik ben de plaatsbekleeder van Je zus Christus op aarde! Deze man moet waanzinnig worden, een psychopaat wor den of zal in zijn waan alle gevoel van zedelijke en geestelijke distantie moeten verliezen" Mooi gebruld, leeuw! Kerel, wat is dat weer eventjes fijn gezegd. Ds. Bes heeft gelijk. Een mensch, die steeds tegen zich zeiven moet praten en dan steeds hetzelfde zeggen die moet wel gek worden. Ik zou zeggen; die is gek. La ten we 't nu ds. Bos dan ook toegeven, dat de Pausen „psychopaten" zijn en „waanzinnigen" en ook dat zij missen „alle gevoei van zedelijke en geestelijke distantie!" Wat beteekent dit? Doet er niet aan toe. De Pausen missen dat. Daarmee uit. Begrijpt u nu, dat het Primaat van Rome's bischop wat zeg ik „van de Roomsche bisschoppen" een blasphemi- sche en diabolische usurpatie is! Aange zien wij, Katholieken, allemaal zoo'n beetje de klap van de molenwiek te pak ken hebben, net als onze Pausen, begrij pen we er niets van en voelen ons geneigd te denken, dat er iets niet in orde is in de bovenkamer van ds. Bos. Psychologisch argument! Als een Katholieke lezer over de verontwaardiging heen is, begint hij te lachen. Psychologisch argument! Be lachelijk! Ds. Bos moet zelf de woorden „wanproduct" en „weerzinwekkend" maar niet veel op de lippen nemen. Tot slot 'n enkel woord over het laat ste hoofdstuk: „Wat is het werk van den H. Geest?" Dit hoofdstuk zal heusch wel allerhande mooie dingen willen zeggen op een mooie manier. Ik voor mij begrijp er hier en daar niet veel van. Hoe 't ook zij, ds. Bos schrijft: „Jezus zelf is de eerste parakleet" „De Heilige Geest is de andere WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN DE KWESTIE-ARNOUD Naar aanleiding der befaamde kwestie- Arnoüd stelt (Dr. L. G. K(ortenhorst) in de Katholieke Werkgever een tweetal vragen: I. Kan de Overheid, zonder in strijd te komen met de eischen der rechtvaardig heid en billijkheid, haar besluiten wyzigen of intrekken, wanneer belangrijke schade voor particulieren daaruit voortvloeit? II. Kan de Overheid zulks ook doen, wanneer een betrokken particulier te goe der trouw van meening was, dat de Over heid op een eenmaal genomen besluit niet zou terugkomen? Deze vragen verplaatsen ons onmiddel lijk naar het terrein der verhouding van Overheid tot staatsburger. Deze is uit haar aard een publiekrechtelijke. De Overheid als behartigster van het openbaar belang vindt uitsluitend door dat belang haar ge- dragsnocmen aangewezen. De constructie dier verhouding is niet die van een „contract social" of van een andere daarop gelijkende civielrechtelijke over eenkomst, waarbij twee partyen als gelijk waardig en gelijkgerechtigd tegenover el kaar staan, maar in de relaties van Over heid tot onderdaan is het belang van den onderdaan ondergeschikt aan dat van het algemeen welzijn. Toezeggingen tegenover particulieren dat de Overheid haar poli tiek voortaan op een andere basis wil schoeien, kunnen dan ook nooit anders wor den opgevat dan onder het voorbehoud „zoolang het algemeen welzijn den nieu wen toestand gedoogt". De Overheid kan zich op het terrein der typische overheids zorg (zuiver contractueele verhoudingen vallen daar natuurlijk buiten) nooit tegen over een particuliere verbinden, dat zij bij gewijzigde omstandigheden de belangen van dien éénen burger zal laten voorgaan boven de belangen van het algemeen. Waar zou het heengaan, wanneer van de zen stringenten regel zou worden afgewe ken? Eenige voorbeelden mogen dit verdui delijken. Gesteld, dat een Regeering op verzoek van een industrieel een contingenteering of een anderen protectionistischen maatregel afkondigt en dat deze fabrikant na over leg met de betrokken Regeerings-instantie zijn onderneming gaat vernieuwen en uitbreiden, zou de Regeering dan het recht uit handen hebben gegeven om in een later stadium b.v. in verband met het afslui ten van een handelstractaat de eens ge- parakleet". Wat bedoelt ds. nu precies? Is er geen sprake meer van gemeenschap met Christus zoodra de H. Geest is uit gestort? Wat beteekent allemaal „die uit- gestoken hand" dat „gegrepen zijn". Werkt Christus door den H. Geest in ons op ons? Zoo ja waarom zouden dan ook niet menschen Christus' volmachten door den H Geest kunnen uitoefenen! Je zus heeft eenigen bevolmachtigd; de be- volmachtigden troden op onder invloed, leiding van den H. Geest, aldus leert „de Roomsche dwaling" En zij geeft hare ver antwoording van deze belijdenis. Onze getuigenis-predikanten in zake Roomsche dwaling ontkennen het. ze vallen „Rome" aan, maar zij weerleggen haar niet. Had den ze dan ook maar hun aanvallen op „Roomsche dwaling" achterwege gelaten. Dit is duidelyk uit het „mooie" boekje, dat deze vier Haagsche Dominees tegen „de Roomsche dwaling" nog niet zijn op gewassen. (Volgt: algemeene na-beschouwing). PRIJSVRAAG TOT 1 JULI Fl. 0000.- PRIJZEH geven protectie weer ongedaan te maken? Zoo gesteld, zal wel niemand deze vragon ontkennend beantwoorden. Men kan het geval nog anders constru- eeren. De Regeering beweegt door deelname in het kapitaal van een onderneming particu lieren eveneens hun geld daarin te steken; na eenigen tijd wordt het voortbestaan van die fabriek onmogelijk gemaakt door bui- tenlandsche dumpingmethoden; de Regee ring neemt maatregelen tot verweer en ani meert bovendien de burgerij om mede te doen aan een kapitaalsuitbreiding. Kort daarop veranderen de omstandig heden en de Regeering laat die fabriek aan haar lot over met alle gevolgen daarvan voor de aandeelhouders en de in de onder neming werkende personen. Zou de Overheid juridisch of moreel in gebreke gesteld kunnen worden? Ook nu moeten wij geen moment aarzelen om op deze vraag een ontkenning te laten volgen. Maar gesteld nu, dat een 'hooge functio naris, ja dat zelfs de Minister persoonlijk beloofd had, dat hij ten eeuwigen dage het voortbestaan der fabriek zou garandee ren? Het wil ons voorkomen, dat ook dan de Overheid als zoodanig geen woordbreuk zou plegen, wanneer zij het algemeen belang als eenig richtsnoer zou nemen voor haar beleid. Alleen zou 't ons naar onze meening in hooge mrfte onverantwoordelijk voor komen, wanneer iemand in Overheid ge steld, zoo'n dwaze toezegging zou doen. Wanneer zij toch zou zijn afgelegd ge steld, dat dit onomstootelijk vast zou staan dan zou er wellicht aanleiding bestaan het verleenen van een schadevergoeding te overwegen. Wanneer wij nu terugkeeren tot het geval van de „Arnoud" zouden wij dit standpunt willen innemen, dat een eens gegeven toe stemming om met twee ploegen te arbei den, de Overheid allerminst verplicht om deze concessie ten eeuwigen dage voort te zetten, ook niet wanneer tegenover deze concessie zware financieele offers van een, bepaalde industrie hebben gestaan. Het is een beleidsvraag, of de Regeering by het bepalen van haar standpunt op vol doende wijze het algemeen belang tegen over het particuliere belang heeft afgewo gen; m.a.w. de Regeering mag niet op wil lekeurige of. lichtzinnige wijze ingrijpen in bestaande verhoudingen. Zonder in de materie zelf te treden en de zaken volkomen theoretisch beschouwend, kan onze slotsom niet anders zijn, dan dat de Overheid, wanneer zij rechtmatig han delt gelyk in casu het geval is geweest niet van onrecht beticht kan worden. Een soortgelijk geval heeft zich indertijd voorgedaan met betrekking tot het intrek ken van art. 40 van het Bezoldigingsbesluit en ook toen Ls aangenomen, dat een toezeg ging om geen verlaging van salarissen toe te passen voor den betrokken ambtenaar geen titel oplevert, waaruit hij eenig pri vaatrecht kan ontleenen. Het wil ons voorkomen, dat degenen, die nog bij voortduring den minister van So ciale Zaken over de genomen beslissing in het geval van de „Arnoud" lastig vallen, onvoldoende begrip aan den dag leggen omtrent de verhouding Overheid en onder daan. WAARBORG-KIEEDING heeft dat aparte, wat de man van goede smaak verlangt Waarborg-Kleedlng alléén bij: De plechtige installatie van den nieuwen Soesoehoenan van Solo had Woensdag 26 April plaats. Na de plechtigheid maakte de Soenan in de galakoets een rondrit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 9