De Zesde
CORRESPONDENTIE
Kees van Lent, Biezen Boskoop.
Je verjaardag is ingeboekt, Keesje, en
als dit je eerste briefje is, dan ben ik niet
bang, of je zult het wel leeren. Zoo, zit jij
al is de 3e klas. Dan ben je al een knappe
kerel en zul je als „misdienaar" vast en
zeker lang de minste niet zijn. Gerard
wordt „Witte Pater" zeg je. Waar studeert
hij? Dag Keesl Groet pa en moe en de
broertjes en zusjes van me en jij krijgt de
hand van me ten afscheid! Hoor ik nog eens
wat!
Annie v. Amsterdam, R'veen.
Jammer dat moeder dood is, maar zij heeft
het bij Ons Lieve Heer beter, dat wij op
aarde, geloof dat maar. Dat versje van jou,
vind ik zoo mooi, dat ik het zal plaatsen;
zóó mooi, dat ik er aan twijfel of het wel
eigen werk is en of het niet van buiten ge
leerd is en toen opgeschreven. Hoort, daar
komt Annie en zegt ons, hoe de haasjes en
het kabouter volkje op de wijde heide le
ven.
AL OP DE WIJDE HEIDE.
Al op de wijde heide,
Woont de familie Haas.
Daar komen haast geen menschen,
Daar zijn de haasjes baas.
Ze huppelen en trippelen
In het licht der zonneschijn
Op vlugge, teere voetjes
In pelsjes zacht en fijn.
Soms gaan de haasjes wandelen
Naar 't bosch in 't licht der maan,
Waar reuzendikke dennen
En paddenstoelen staan.
Waar naast de groene varens
De blauwe boschbes groeit,
En waar 't kabouter volkje
Des avonds speelt en stoeit.
Ook zusje Marie heeft voor ons een vers
je gemaakt. Zij zag de poes „Moortje" bin
nenstappen en had dadelijk een onderwerp,
waarover zij eens wat zou schrijven. Ook
dit versje is een plaats waard. Ik ben over
tuigd, dat ik van deze twee nichtjes een
paar flinke medehelpsters maken zal. Dag
jongens! Groet vader, broer en de zusjes
van me. En nu het versje!
MOORTJE.
Wij hebben een mooi poesje,
Ze is zoo zwart als roet.
We noemen haar steeds Moortje
En dat vindt zij heel goed.
Ze is wél eens ondeugend,
Maar dat kan er mee door.
Eens zat ze room te snoepen
Die stoute, zwarte Moor.
Verleden jaar, met Pinksteren
Ving zij zoo maar een musch.
Dat was heel stout van 't poesje,
Maar 'n poes is geen mensch, en dus?
Ons Moortje vangt ook muizen
En liefst heel dikke hoor.
En dan vinden wij ons poesje:
Een beste, lieve Moor.
Hoe vinden jullie deze twee dichteresjes?
Ik ben eens benieuwd, wie nu dit voorbeeld
volgen zal. Kitty Brans uit Amsterdam en
Anny en Marie v. Amsterdam geven een
pracht voorbeeld.
Corry van Dijk, Lisse. 11 Broer
tjes en zusjes, dat is zeker een aardig kop
peltje bij elkaar en ik kan me zoo voorstel
len, hoe gezellig het bij jullie is, als allen
rondom pa en moe vereenigd zijn. De ver
jaardagen zijn genoteerd, maar wanneer
zijn dc verjaardagen van Gerard, Corrie
en Adriaan ook weer. Zij zouden afge
voerd worden, maar wanneer is dat?
Schrijf mij dit eens! Dag Corry! Groeten
aan alle huisgenooten.
Miep Alkemade, Leiden.
Je stuurde een opstelletje over: „Jaantjes
verjaardag". Ik vond er geen brief bij, wat
je nu de bedoeling? Schrijf je dien brief
om eens te laten zien, hoe mooi je schrij
ven kunt, of om dit opstel geplaatst te zien,
of.... zoo kun je door gaan met vragen.
Ik wacht je brief af, en dan hoor ik de
bedoeling wel. Eenvoudiger ware het ge
weest, als je bij het opstel een briefje ge
voegd had. Dan waren we zoo klaar ge
weest.
Theo Wagenaar, Wassenaar.
Dat uitstapje naar de Artis in Amster
dam is voor een jongetje van 10 jaar heel
goed. En tot slot van deze Corresponden
tie. èn om jou een plezier te doen, laat ik
dit stukje hier volgen. Daar komt Theo
en vertelt van zijn uitstapje naar den
grootsten „Dierentuin" van ons land.
EEN DAG UIT.
Wij zijn in de groote vacantie een dag
met de Prinses Juliana" naar Amster
dam geweest. Het was een fijne dag.
's Morgens om zes uur waren we al op om
broodjes klaar te maken. Hè, eindelijk
gingen we naar de tram. Wat duurde het
lang eer hn kwam. Gelukkig, daar kwam
hij in de verte aan. Vlug stapten we in en
de tram bracht ons in Leiden. We waren
nog net op tijd. Daar klonk de stoomfluit
drie keer over het water en de boot ver
trok. De muzikanten begonnen te spelen
DE PAASCHBRIEF
van
Anny van Diest
(Ter navolging).
Beste Oom Wim,
We schrijven nu 28 Maart en moet 't dus
al sedert een week „lente" heeten. Ja, dat
kan nu eenmaal niet anders! Toch wil
ik hopen, dat u er beter aan toe is dan
mijn persoontje, want ik ben smoor ver
kouden, en dat is heusch geen pretje. Een
schrale troost is evenwel dat mijn vrien
din evenzoo is; ook snip-verkouden; en nu
blaffen we om 't hardst! 't Lijkt wel een
luidruchtige, stilzwijgende wedstrijd, wie
't meest kabaal kan maken. Wie de meeste
kans van winnen heeft, zal ik later wel
eens uit knobbelen. Gelukkig, het concours
zit er bijna weer op; ik ben erg benieuwd,
hoe mijn rapport er uit zal zien. Dat is ook
nog een gewichtig probleem! A.s. Zondag
is er weer expositie van al onze handwer
ken van 't afgeloopen jaar; dat is heusch
wel de moeite waard om bezichtigd te wor
den! Als u nu maar niet denkt, dat 't in
hoofdzaak „eigen roem" is, want er is van
alle klassen, plus van de kleuterschool en
naaischool zooveel te zien en te bewonde
ren, dat ik niet eens aan mijn eigen spul
letjes denk; althans niet in de eerste
plaats!
Verleden week is de expositie in de an
dere afdeeling van de kleuterschool ge
weest; en natuurlijk ben ik ook gaan kij
ken met een paar vriendinnen. Wat kun
nen zulke kleine pukken leuk werk maken!
Maar wat een geduld is daarvoor noodig
voor de Zuster, om 't die kleintjes zoo keu
rig te laten doen! Ik kan me niet meer
voorstellen, dat ik ook zulke werkjes ge
maakt heb en toch eigenlijk wel ook!
?n Raadseltje? 't Lijkt er wel wat op! Ik
zie me nog in die kleine bankjes zitten
met een vlechtmatje of zoo iets dergelijks!
Zou dat nu eigenlijk ook nietleuker zijn
dan sommen maken of een taaloefening te
maken? Ik zal 't Zuster eens voorstellen!
Denkt u dat 't plan lukken zal?
Als we nu in de aanstaande vacantie
maar beter weer treffen, dan 't nu in de
laatste dagen gewees is; dat zou ons zeer
aangenaam zijn!
Maarieder weerbericht zegt: regen,
betrokken lucht en zelfde temperatuur!
Helaas, waar blijven de negen zomersche
dagen, die iedere maand Maart ons, volgens
traditie brengen moet? De bloemen laten
zich ook nog niet zien!
Maarmorgen gaat het beter! En op
tafel staat een bosje elsekatjes, die met
wat kachelwarmte hun best doen een aan
gename voorjaarssfeer in de huiskamer te
tooveren. Poesje springt ondertusschen
pardoes op mijn stoel; 't wil zeker ook
lezen, wat ik te vertellen heb. O, dat leuke
speelsche ding brengt zooveel vroolijkheid
in huis! Toch maakt ze 't af en toe wel
eens te bar, is ze wel eens te lastig; onder
anderen als moe kousen stopti of als ik
aan 't breien ben, pakt ze telkens weer den
draad. Ga dan maar eens verder met het
werk! Houdt u ook van poesjes, Oom
Wim? Ik ben er dol op; ik zou 't diertje
niet meer kunnen missen! En nu zend ik
u, traditie getrouw weer wat actueel,
Paasch- en lentewerk. Ik hoop, dat u dat
weer zult kunnen plaatsen. En hoewel 't
nog wel wat vroeg is, wensch ik u, ook
namens Moe en Cor alvast een zalig en
een vroolijk prettig Paaschfeest; terwijl ik
u de hartelijke groeten over breng van
Moe en Cor en mijn persoontjje
Uw nichtje
Anny van Diest
en al gauw lag Leiden achter ons.
Mijn vader bestelde zes glazen cider en
ook zes amandelbroodjes. Die gingen er
vlug in, want 's morgens zoo vroeg heb je
niet veel trek. Toen we die op hadden,
kregen we Aalsmeer in zicht. Daar
stonden een heeleboel menschen te kij
ken. We kwamen toen gauw bij Schiphol,
maar we gingen er niet uit. We gingen
door naar Amsterdam. Daar kwam de
„Schinkelkade" in zicht en we stapten
van de loopplank af. Wij liepen de brug
over en stapten in een tram. Die bracht
ons naar de Artis. Mijn vader nam de
kaartjes en wij mochten de Artis binnen
stappen. Eerst eens kijken naar de papa
gaaien Toen kwamen de herten aan de
beurt. Dnarna gingen we naar de roof
dieren. Vooral de beren waren erg grap
pig. Een groote bruine beer danste als je
het hem vroeg en als hij het gedaan had,
kreeg hij een klontje suiker. Toen naar
de kinderdierentuin. O, ik vond het een
beetje eng, die jonge leeuwtjes. Opeens
kwam een olifant op mij af; ik had een
zakje met pinda's in mijn hand en stond
naar de marmotten te kijken. Toen nam
hij het zakje uit mijn hand. De klok wees
tegen vijven en om half zes moesten we
bij de boot zijn. Dan vertrok die weer. Wij
hadden nog een leuke avond op de boot
en toen we in Leiden aankwamen, was ik
zoo moe, dat ik nauwelijks op mijn bee-
nen kon staan. De tram bracht ons gauw
in Wassenaar en toen we thuiskwamen,
als de wind naar bed.
Het was een fijne dag geweest.
Op Caivarië
door Piet Homan.
Jezus, als ik naar U zie
Daar op dien hooien berg,
Dan word ik zoo bedroefd,
Gij lijdt daar oh zoo erg!
Uw voeten zijn zoo dief' gewond
Uw armen zoo wreed gerekt;
O ja, ik weet 't lieve Jezus,
Gij houdt ze naar mij uitgestrekt.
Die doornenkroon in 't hoofd gedrukt,
Doorstoken werd Uw hart,
Daar is 't lieve Jezu mijn
Dat Ge leedt die diepe smart.
Lieve Jezus, ik kom, al ben ik klein,
'k Wil zoo gaarne troost U geven;
En als ik eenmaal groot zal zijn
Dan wil ik voor U blijven leven.
Paschen
door Toosje v. d. Salm.
De Heer van alle lijden,
Is heden opgestaan,
Wat heeft hij moeten strijden?
Heeft dat als mensch gedaan!
Gegeeseld en doornageld,
Met doornenkroon bespot,
Met gal, azijn Hem lavend,
Werd U, mijn Heer en God.
Voorbij is al dit lijden.
Zijns Vaders wil voldaan.
De klokken konden blijde,
Dit als een feestzang aan.
Kom, laten wij God danken,
En bidden immer meer,
Als blijde vreugdeklanken,
Heil Jezus, lof en eer!
Gebed
door Aftny van Diest.
Hoe groot is toch mijn zondenschuld,
Hoe zwaar heb ik misdreven;
O Jezus, laat mij troost U geven
In uw lijden, zoo eindeloos vol geduld,
't Spijt me zoo, o Jezus, dat mijn zonden
D' oorzaak zijn van zooveel pijn en leed;
En dat ik, door 't kwaad dat ik deed
Uw hai-t zoo vi-ees'lijk moest doorwonden
O Jezus, wil mij genadig zijn
En mij vergiffenis schenken.
In liefde mijner weer gedenken,
En maak mijn ziele toch weer rein.
Heilig Kruis, orize schutse
door Cor. van Diest.
O ziet op, ziet op naar 't heilig Kruis,
Daar vinden we sterkte en ook kracht;
Vlucht daarheen, in nooden en gevaar,
Waar Jezus ons steeds wacht.
Daar toeft onze ziel toch zoo graag,
Daar vindt men kalmte weer en rust;
Wanneer 't Kruis waakt over ons,
Dan is 't leven ons een lust.
O heilig, ons zoo dierbaar Kruis,
Geheiligd door Gods een'ge Zoon.
U volgen wij, in last of druk
Om dank te brengen Hem in 's Hemels-
woon.
Hei paaschhaasje
door Riekie Homan.
'n Haasje huppelde door 't land,
Torste voorzichtig 'n groote mand,
Vol eitjes, rood- en geel en blauw
Die 't de kind'ren brengen wou!
't Haasje ging zoo vroolijk
Keek daarbij zoo oolijk!
Zeker had 't lieve dier
Erg veel plezier!
Geen wonder! Voor 't eerst dit jaar
Maakte 't zelf de eitjes klaar,
En hij- schilderde met veel pret,
En figuurtjes er nog op gezet!
Haasjelief, pas op en struikel niet,
Anders heb je vast nog veel verdriet
En de kinderen zouden tevergeefs
Gaan zoeken hier en daar of zou het niet?
Haasje, ga nu vlug weer door,
En wees maar wat voorzichtig, hoor!
Stop eitjes weg, goed weg,
Wij zullen ze dankend zoeken zeg!
U vraagt
1. Hoeveel inwoners had FrankrijkEn
geland, Italië en Duitschland 100 jaar ge
leden?
2. En 100 jaar later of nu?
3. Hoe komt men aan 't woord meute voor
honden?
4. Ik las in een boek „minstreel". Wat
is dat eigenlijk?
5. Hoe komt men aan 't woord poeëet
voor dichter?
6. Wat is een polder?
Wij antwoorden
1. In 1838 had Frankrijk met Elzas-Lotha-
ringen 33.900.000 inwoners.
Wie zijn jarig?
Van 7 tot en met 13 ApriL
Op 7 April:
Nico Schouten, Staalw.str. 29.
Ali Warmerdam, 's-Graveweg 42, Voor
hout.
Lena Bosman, N.B. F170, Z.'woude.
Adri Grimbergen, Vondell. 13.
Dirk v. Niekerk, Rijndijk A120, Hazers-
woude.
Annie Blom, Hoogstr. C97, Z'woude.
Jan Elderhorst, Kerkweg 79, Nootdorp.
Op 8 April:
Louis Creijghton, Hooigracht 46.
Piet van Steijn, Maria Hoeve, N.'hout.
Op 9 April:
Jan Bernsen, Breestraat 157.
Nellie v.è d. Walle, Hansenstraat 13.
Johan Vorst, v. 't Hofstraat.
Wout v. Schooten^ IJmuiderstr. 21, Noord-
wijk.
Herman Habraken, Molenstraat 27.
Gerard Otto, Al54 Langeraar.
Op 10 April:
Kees van Lent, Biezen 95, Boskoop.
Piet van Zijp, Waldeck Pyrm.str. 70.
Arina Siebert, Celebesstr. 37.
Piet de Jong, Benthuizen B 234.
Annie Kluivers, Schoolstraat 8.
Op 11 April:
Corrie Berg, Dorpsstraat 65. Z.'woude.
Jannie Brugman, v. d. Werfstraat 27a.
Cornelia Meyers, Oosthavenstraat 11.
Conny Bisschop, Langebr. 40.
Piet v. d. Burg, Geeregr. 19.
Hennie v. Rijn, Os- en Paardenl. 34.
Kees Slobbe, Haven 112, Hillegom.
Albert Warmerdam, 's-Grav.weg, Voor
hout.
Reinier v. Vliet. Pr. Hendr.str. la. Alphen.
Gretha v. Meijgaarden, Bijdorpstr. 13,
Voorschoten.
Agnes Augustinus, Engelschel. 15, Voor
hout.
Op 12 April:
Joop van Bemmelen, Dr. v. Noortstr.,
Stomp wijk.
Rika van Munsteren, Nipponstraat 30.
Toosje van Es, Clarast. 20c.
Pleuni Bunnig, Maredijk 8.
Leen v. d. Voort, Rusthofl. 40, Sassen-
heim.
Arthur v. Valderen, Heerenstr. 68.
Ali va Velzen, Kort Galgew. 19.
Theodora Senne, O.-Wetering Al.
Op 13 April:
Grada Borst, Javastraat 22, Oegstgeest.
Bep. v. Hamersveld, Papengracht 30.
Leni Straathof. Weip. B72 Z.'woude.
Martien v. Well, Leeuwerikstr. 35.
Jan v. Goozen, 208A Hazerswoude.
Leni Thorn, Anna v. Saksenstr. 3.
Ant. de Kroon, H. Rijndijk F8, Z'woude.
Rietje Tol, Binnenvestgr. 31.
Joos v. Dijk, Plantsoen 99.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, schrijve minstens 14 da
gen vóór den verjaardig. Zoo ook wie
na het verlaten van de school van deze
.lijst wil afgevoerd worden.
Zoo ook bij verandering van woonplaats,
straat of huisnummer.
ATTENTIE.
Over deze verjaringslijst moet ik nog een
enkel woord zeggen.
I. Deze lijst is alleen voor schoolgaande
kinderen.
II. Wie opgenomen wil worden, moet
dit in een briefje beleefd vragen, en moet
zijn voornaam VOLUIT schrijven met op
gave van leeftijd.
III. Wie afgevoerd wil worden, schrij
ve zijn of haar vrjaardag erbij. Ik kan die
lange lijst van 3000 kinderen niet telkens
nalezen.
IV. Wie zich aan deze voorwaarden niet
stoort, zal niet opgenomen worden, noch
afgevoerd,
Dan wensch ik alle neefjes en nichtjes,
groot en klein en ook de ouders een: „Za
lig Paaschfeest" en de schoolgaande jeugd
nog een prettige vacantie.
OOM WIM.
Engeland met geheel Ierland 25.000.000
inwoners.
Italië zonder Zuidelijk Tirol en Istrië
22 000.000 inwoners.
Duitschland zonder Elzas-Lotharingen
28.000.000 inwoners.
2. Diezelfde landen hadden 100 jaar later
of in 1938 de volgende inwoners:
Frankrijk 42.800.000.
Engeland 50.000.000.
Italië 43.800.000. z
Duitschland 79.000.000.
3. Meute is Fransch bet. troep jachthon
den; ook partij; oproerige hoop menschen.
4. Dat is Engelsch, bet. zanger, bard;
ook liedjeszanger.
5. Poëet is Grieksch en bet. dichter.
6. Een polder is een ingedijkt stuk land
met de noodige watermolens, om er het
overtollige water uit te malen.
door
ANTON ROELS.
L
Als de maand Juli in zicht komt, kan
men ieder jaar opnieuw een ongekende
bedrijvigheid in ons wereldje waarnemen.
Het is niet de drukte van zakenmenschen,
die moeten sjouwen en zwoegen om opge
geven bestellingen op tijd klaar te ma
ken en af te leveren Het is iets van gansch
anderen aard. Er worden groote plannen
gemaakt, al naar gelang de barometer
goed gezind is in zijn voorspellingen.
Be vacantie op komst! Reeds komt hier
en daar een enkeling terug, met stralend^
oogen en heerlijk bruingebrand door een
verre, milde zon, die hier maar niet schij
nen wil. Hij discht wonderlijke verhalen
op van vreemde ontmoetingen en grillige
avonturen. En hij doet den armen „stak
kerd", die nog puffend en steunend over
stapels werk gebogen zit, watertanden
van verlangen om ook naar buiten te trek
ken en ongestoord te genieten van de
weidsche natuur. Maar als die weinige
vroege vacantiegangers zich weer hebben
ingeburgerd in hun oude, vertrouwde om
geving en als hun gezicht weer in de plooi
en op „storm" gaat staan, omdat de wer
kelijkheid nog ergerlijker is dan ze die in
hun vacantierust hadden voorgesteld, dan
worden ze onwillekeurig geweldig afgun
stig op de uitverkorenen, die nu plannen
aan -het maken zijn voor een heerlijken
tijd, die nog komen moet en dien zij, pech
vogels, helaas alweer achter den rug heb
ben.
Plannen maken is vaak veel pleizieriger
dan plannen ten uitvoer brengen. De
mensch is nu eenmaal in zijn nietigheid uit
gerust met een zeer beperkt vermogen. Van
hetgeen hij wil, wordt slechts een gering
gedeelte werkelijkheid Zoo droomen duizen
den van 'n paar weken in Zwitserland of
Noorwegen. Maar als de groote dag is aan
gebroken, waarop ze gepakt en gezakt de
werkende wereld vaarwel zeggen, dan
zijn ze vaak overgelukkig, als ze aan het
stationsloket „een derde Scheveningen"
kunnen koopen.
Maar, waar de reis ook naar toe gaat,
het staat vast, dat jong en oud verlangen
naar den vacantietijd en tellen of rekenen,
hoelang het nog duren zal, vóór het zoover
gekomen is.
Jan en Piet Verhoeven maakten op dezen
regel geen uitzondering. Ze zaten beiden
in de zesde klas en behoorden daar tot de
beste leerlingen. Voor het eindrapport be
hoefden ze niet bang te zijn. Dat zou aan
vader en moeder stellig alle reden tot te
vredenheid geven. Maar er was dit jaar iets
bijzonders aan de hand. De onderwijzer,
meneer Fransen, had de laatste maand
meer last van het tweetal dan in het ge-
heele jaar. Ze waren verstrooid en zaten
veel te praten; en zoo gebeurde het, dat
er straf gegeven moest worden en de twee
ling op een prachtigen middag een uurtje
langer in school moet blijven om regels
te schrijven,- de meest-gehate straf, die er
denkbaar was.
Meneer Fransen was een verstandig man,
die zijn jongens uitstekend begreep. Hij
zag heel goed, dat Jan en Piet iets in het
schild voei'den. Anders waren ze het voor
beeld voor de klas, geen „heilige boontjes",
rnaar eerlijke, opgewekte en ijverige kna
pen, die van een aardigheidje hielden,
maar daar nimmer misbruik van maakten.
Nu ineens waren ze veel 'ongezeglijker.
Daar moest wat achter steken!
Af en toe keek hij eens ongemerkt naar
het tweetal, dat met gebogen hoofden aan
het strafwerk bezig was. Hij had veel ple
zier gehad van de jongens. Wat waren ze
vlug van begrip! En op de speelplaats had
hij keer op keer gezien, dat ze ook daar
bij de eersten behoorden. Vrijwel alle an
deren mochten hen gaarne lijden, want ze
hielden niet van klikkerij en hielpen graag
een kameraad, die hulp bij zijn werk noo
dig had. En bovendien, Jan en Piet kon
den soms zóó uitgelaten zijn, dat je moest
lachen, of je wilde of niet!
Toen Piet een oogenblik zuchtend opkeek
van zijn strafwerk, stond meneer Fransen
naast hem, en deze keek heel wat vrien
delijker dan straks, toen hij gezegd had,
dat ze moesten schoolblijven na vieren.
Nu wil ik toch wel eens weten," zei
meneer na een oogenblik, „waarom jullie
zoo ongedurig zijn. Daar heb ik eigenlijk
nog nooit last van gehad, alleen de laatste
dagen!"
(Wordt vervolgd).