MEMEL-GEBIED NAAR DUITSCHLAND Het Blad Papier De heer G. W. Stroink nam Donderdag afscheid als burgemeester der gemeente Steenwijkerwold. De schooljeugd bracht den heer Stroink een zanghulde, waarna de burgerij door den scheidenden burgervader werd toegesproken De commandant van het veldleger, baron Van Voorst tot Voorst (x), woonde te Den Haag de herdenking bij van het 125-jarig jubileum van de Inspectie der Artillerie Majoor H. J. Phaff, adjudant van H. M. de Koningin (links), complimenteert generaal-majoor J. Harberts, inspecteur der Artillerie, tijdens de receptie ter gelegenheid van het 125-jarig jubileum van de Inspectie der Artillerie, welke Donderdag te Den Haag werd gehouden De hereeniging van het Memel-gebied met Duitschland. De Memel- Duitschers tijdens den feestelijken optocht, welke in Memel georgani seerd werd onmiddellijk na het bekend worden van den terugkeer van het gebied naar het Rijk De presidentieele post wordt per vliegtuig overgebracht door Lebruns specialën koerier tijdens het verblijf van den Franschen president in Londen Als het marktdag is in Memel, het gebied, dat weder Duitsch geworden is FEUILLETON door W. WANIEK (Nadruk verboden). 27) Alléén kunnen wij niets doen, anders ontsnapt ons de bende weer. Enige kranige gendarmen zullen wij goed kunnen gebrui ken. Maai* gauw dan! gauw! 't Is onver- dragelijk, in zulk een angst te moeten le- iven. U kunt gerust zijn, dokter. Zolang Jo nathan Holder niet zyn Judasloon van Fred Meingast heeft ontvangen, verkeert Maud Kandrun niet in onmiddellijk gevaar; zij is een te kostbaar pand, en vóór dat de oude heer John Green dood is zal het Mein- igast wel niet mogelijk zijn, met zijn tra wanten af te rekenen. Wie is die John Green? vroeg Kron berg, nog steeds hevig opgewonden. Roch klopte zich glimlachend tegen het voorhoofd. Wat ben ik vergeetachtig bekende hij. Ik dacht er niet aan, dat u van de heele zaak nog geen jota weet. In eenige zinnen gaf nu de detective een ibondig maar nauwkeurig overzicht van de jongste gebeurtenissen. Maud Kandrun een rijke Amerikaan- sche! In Kronberg's stem trilde eenig leedwe zen. Neen, dat had hij niet gewenscht. Binnen drie weken, ging de detecti ve voort, moet het huwelijk van Fred Meingast met de valsche Maud Kandrun voltrokken worden; dan zijn de dagen van den ouden heer geteld.... En die misdaad kunt u niet beletten? Ik heb voor alles gezorgd en Charles Kenton is een zeer bekwaam dectetive. Hoe sneller wij Maud Kandrun in veiligheid brengen, des te vroeger kan Kenton te New-York het noodige doen. Hebt u den ouden heer gewaar schuwd? Neen, ik heb daar wel aan gedacht, maar ik vreesde dat hij niet in staat zou zijn, tegenover zijn neef en diens verloofde zijn hol zóó te spelen, dat het mooie paar geen vermoedens kreeg. Ik begrijp u. In dat geval zou Maud Kandrun als levend bewijs van de misdaad in het grootste gevaar hebben verkeerd. Zóó is het. Wij moeten haar eerst in onze macht hebben, dan komt verder alles wel in orde. Bovendien heb ik den in houd van een fleschje vergif kunnen ver wisselen tegen een volkomen onschadelijke vloeistof, zoodat den ouden heer John Green geen onmiddellijk gevaar dreigt. En Kenton is op zijn post. Roch en Kronberg begaven zich naar het bureau van den commandant der gen darmerie, waar Roch een bevel tot aan houding van Jonathan Holder en zijn vrouw toonde en om de noodige hulp ver zocht. Ik geloof, dat we aan drie man ge noeg zullen hebben, zei Roch. Goed, maar ik ga mee, verklaarde de commandant, 't Is een verschrikkelijke his torie! Als dr. Kronberg niet toevallig den Schuilhoek van de bandieten had ontdekt, zouden we misschien dagen lang naar die plaats hebben gezocht. Ik ben benieuwd, waar die jneneer Jonathan Holder zich genesteld heeft. Mijn gendarmen kennen toch ieder huis. Kronberg beschreef zoo nauwkeurig mo gelijk de ligging van de vervallen hoeve. 't Is misschien het kot van Langwee- ser, zei een der aanwezig beambten. Die kerel staat bekend, als een onverbeterlijk luiaard en voorts als iemand, die tot alles in staat is. Best mogelijk is het. dat hij de andere schurken onderkomen heeft ver leend. Dat lijkt mij niet onwaarschijnlijk; doch laten we nu gaan.... XV. Eenigë minuten later suisde een groote auto door Linz; zij reeds over de indruk wekkende Donau-brug en sloeg den weg naar Ottensheim in. Kronberg zat vóór bij den chauffeur, ter wijl Roch met den commandant en drie manschappen achter in de auto plaats had den genomen. Het begon reeds een weinig te schemeren. Kronberg's opgewondenheid steeg nu van minuut tot minuut. Thans, nu hij alles wist, vreesde hij bijna het oogenblik van de beslissing. Arme Móud! Wat moest zij geleden hebben! In welken staat zou hij haar, die sinds maanden geheel zijn hart vervulde, aantreffen? Kronberg keek scherp voor zich uit, om het miserabele kalvalje juister gezegd: de houten loods, niet te missen. Immers, van den weg af kon men 't niet zien; 't lag die per, op de glooiing van de rivier en de loods dekte het aan de voorzijde. Langzaam! beval Kronberg den chauf feur. - Aan een bocht van den weg gekomen, ontdekte hij nu op eenigen afstand de loods. In een oogwenk waren Roch, de comman dant en de drie manschappen uit de auto gesprongen. Jij, Keppinger, bewaakt dezen kant van den weg, voor 't geval dat de kerels zouden trachten, langs daar te ontkomen. De chauffeur verspert met zijn auto den anderen kant. In de sneeuw, die tot aan de knieën reikt, zullen de bandieten niet ver komen. In geval ik fluit, kom je ons te hulp. Keppinger, een van de gendarmen, knik te, en merkte op; Is Langwieser ook thuis, dan zult u 't niet gemakkelijk hebben, commandant. Wij zullen zien.... Roch had intusschen rondgekeken en eenige stappen in de richting van de loods gedaan. Plotseling bleef hij staan en liet de anderen dichterbij komen. Wat is er? fluisterde Kronbex*g. Ik vrees, dokter, dat men u heeft ge zien, 't nest is leeg. Verschrikkelijk! Maar dat is immers niet mogelijk! Kijk maar: uit de loods leidt een versch spoor naar den weg. Dat komt mij zeer verdacht voor. Ik wed, dat de loods leeg is. En, helaas! Roch had gelijk.De man nen ijlden naar de hoeve: alles was geslo ten, men hoorde niet het minste geluid. Openbreken! beval de commandant. Met een van mijn steeksleutels zal het sneller gaan, zei Roch. En hij haalde uit zijn zak 'n heelen bos van die nuttige dingen te voorschijnè Het oude, verroeste slot knarste, en men keek in een donkere gang. Rechts twee kleine hoerenkamers, waar men nog maar kort geleden een pijp moest hebben ge rookt; links een keuken de kachel was nog warm, op de tafel zag men resten van een maaltijd, in een hoek een aantal leege flesschen; naast de keuken een vertrekje, bijna geheel met allerlei voorraden gevuld; boven een dakkamer en daarnaast een met planten afgeschoten ruimte, met een open bed. Ook hier wanorde en vuiligheid Geen spoor van misdadigers en hun slachtoffer Wanhoop maakte zich meester van Kron berg. Hij was zoo dichtbij geweest, zoo dichtbij, enWaarschijnlijk had iemand, die zich in de dakkamer bevond, hem in het oog gekregen, verdacht gevonden, mis schien zelfs herkend ennu was alles v/eer vruchteloos! De commandant liep woedend op en neer: Die schoften! die canailles! Als ik ze pakken krijg, zullen z mij leeren kennen Kronberg zuchtte: Onverdragelijk! on verdragelij k! Dat arme, ongelukkige schepsel! Naar welke hel mag men naar hebben gesleurd? Hier hield men haar zeker opgeslo ten in die met planken opgesoten ruimte, zei Roch. In dat elllendig, smerig kot, waar het ijskoud is? Roch knikte. Jacommandant u ziet, dat de planken nieuw zijn, nog maar kortgeleden vastgetimmerd. Twee zware sloten en bo ven die een ijzeren stang. Dat was de ge vangenis van Maud KandrunGeen venster! Men kon er niet binnen tenzij dooi de dakkamer en waarschijnlijk heeft ook daar iemand op haar gelet. Wordt varvnlctdV

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 9