De Getuigenis-avonden in de Marekerk te Leiden De inpoldering van de Zuiderzee. VRIJDAG 24 MAART 1939 DE LEICSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 Door Pater Wijnand Sluys O.F.M. klooster te Nieuwe Niedorp (Noord-Holland) I. Kort geleden verscheen een boekje, dat in dit blad reeds in het kort besproken is. Het is verschenen onder den titel „Protestantsche getuigenis in zake Room- sche dwaling", vier toespraken, gehouden „naar aanleiding van een Kerkeraadsbe sluit" der Nederd. Herv. Gemeente'te Den Haag, „als antwoord op samenkomsten te dezer stede van Roomsche zijde", door ds. D A. v. d. Bosch, ds. K. Gravemeyer, ds. L. Terlaak Poot, ds. G. Bos. Deze toespra ken zyn gehouden in de Marekerk te Lei den. Meerdere predikanten van het Protes tantsche getuigenis hebben vroeger zoowel bij weldenkende Protestanten als bij de Ka tholieken bittere ergernis verwekt met hun onderdoordachte redevoeringen tegen „Ro me". Zij echter namen geen andere allu res aan dan die van het van-ouds befaam de en onsterfelijke anti-papisme; de allu res n.l. van den pamflettist en van den het ze-prediker, van den haatzaaier en van den nijdigaard jegens Rome's successen. Ieder normaal mensch doorzag hen; niemand nam hen au serieux. Men luisterde, men opplau- disseerde en men lachte hen toch uit. 'n Stier kan niet zoo verwoed buiten zinnen raken bij het zwaaien van den rooden lap, als sommige predikanten van het Protes- tantsch getuigenis bij de gedachte aan de eeuwen trotseerende, alle dwaling veroordee lende, alle aanvallen overwinnende werke lijkheid, opdagende tegelijkertijd over de heele wereld: de Kath. Kerk. „Rome" moet je zeggen. Rome! De vernoemde vier Haagsche Dominees nemen echter de allures aan van doordacht, zelfs wetenschappelijk werk te leveren, voorgevende de waarheid te verkondigen als protest tegen „de Roomsche dwaling", uiteindelijk ter eere Gods alsook uit boven natuurlijke bezorgdheid voor het godsdien stig belang der menschen. Juist hierom stelt dit boekje zoo heel erg teleur, en verhelen wij het niet juist hierom wordt bij het lezen telkens op nieuw in ons binnenste vooral de verbitte ring aangekweekt en uit detent gelokt. Ge oefende zelfbeheersching zoowel in gedach ten als in gevoelens moet er bij te pas ko men, om de feilheid van de verbittering te bedwingen. De ergernis betreft niet 't feit, dat de heeren een andere geloofsovertuiging huldi gen; ook niet, dat de mannen van het vrije onderzoek hun inzichten voorstellen als de eenige waarheid, evenmin dat zij dc Kath. godsdienstleer als „Roomsche dwaling" aan den kaak stellen, veroordeelen en de men schen daartegen waarschuwen. De erger nis betreft de oppervlakkigheid, de slordig heid, de domheid en lompheid, waarvan de ze getuigenissen getuigen. Er buiten blij vende of het ter goeder dan wel te kwader trouw geschiedt, verklaard moet worden, dat dit Protestantsch getuigenis leugens en laster getuigt over de Kath. godsdienstleer over Kath. godsdiensttige practijken, over Kath. gebedsgesteltenissen. Nu de heeren de brutaliteit hebben ge had dit prul-werk in boekvorm te döen ver schijnen, maken we van de gelegenheid ge bruik onze critiek lo. nader te verant woorden; 2o. aan het oordeel te onderwer pen van het geheele Haagsche en Leidsche publiek, niet-Katholieken en Katholieken. Beginnen we met de twee eerste toespra ken. De eerste conferentie bespreekt I: Recht der Hervorming. Ziehier de aanhef: „De ti tel wil niet het Recht der Hervorming als een vraag opwerpen, waarover eerst nog gediscussieerd moet worden, maar eenvou dig dat recht poneeren als een feit in het wezen der Kerk zelf gefundeerd, door Gods woord geëischt altijd weer. Het woord „kerk" is afgeleid van eeh Grieksch woord, dat beteekent „toebehoorend aan den Heere", den Heere Jezus". Onderscheid tusschen Hervorming in de zeden en Hervorming in de leer wordt maar eventjes over 't hoofd gezien, doch niet 'n benijdenswaardige zorg, alsof het voor 't betoog onmisbaar is, wordt er mel ding van gemaakt, dat 't woord „kerk" is afgeleid uit 'n andere taal. Poneeren zonder bewijzen, is „eenvou dig". Wie zal het ontkennen? Nu het „Pro testantsch getuigenis" geldt inzake Room sche dwalingen", nu ware het de taak van den ponent om maar niet eenvoudig te po rieeren, maar grondig te bewijzen. Het recht n.l., een Hervorming van de leer te bewerken. „De Roomsche dwaling" ontkent zelfs de mogelijkheid v an 'n Hervorming in de leer en biedt daar voor hare grondige bewijzen. Zij ontzegt elk goddelijk leergezag aan lieden, die van Christus-wege niet zijn bevolmachtigd, en zj.; biedt ter staving grondige bewijzen. Deze bewijzen eischen een weerlegging van Dominee's kant. Ds. v. d. Bosch herin nert er zelfs niet aan. Ondanks z'n voor gewend „eenvoudig poneeren", schijnt hij te willen beweren: in den loop der chris ten-eeuwen zijn herhaaldelijk menschen opgestaan om een godsdienstleer te verkon digen, welke afweek van de al-oude Moe derkerk dus hebben zij het recht daai- tue. Op zulk 'n onverantwoordelijk slon- sige manier wordt 'n dergelijk allergewic ligst kapittel afgehandeld. Ergerlijk. De eerste conferentie behandelt H. Rijk dom der Hervorming. Gedurende den kor ten tijd van 'n halven conferentie-avond werden maar liefst de vijf volgende onder werp-jes in behandeling genomen, n.l,: lo, geloof; 2o. zekerheid van de zaligheid; 3o. sola-fides leer; 4o. Bijbel alleen; 5o. geen bevolmachtigden van Jezus' wege. Niemand kan van den Eerw. spreker ver gen, dat hij deze vijf onderwerpen grondig behandelt binnen één uur. Niettemin is grondige behandeling een eisch. 'n Derge lijke manier van „getuigen", d.i. in 'n vloek en 'n zucht, moet voeren tot oppervlakkig heid en slordigheid. Ware de beschikbare tijd nog maar besteed aan de onderwer pen, doch, helaas, bovendien 2 pagina's vol met misselijke praatjes over Roomsche practijken en Roomsche ziels-geateltenis- gen. (pag. 12 en 13). 't Raakt kant noch wal. Walgelijk! Eén staaltje: „nog marte len naar rust en vergeving dorstende zie len zich af met knielend en biddend dien trap (n.l. den z.g. Pilatus-trap te Rome) te beklimmen". Voorzoover beide eerste toespraken hande len over geloof en werken, bespreken we van nu af in dit eerste artikel beide rede voeringen. Van 'n Protestantsche getuigenis mag op de eerste plaats worden verwacht 'n dui delijke en volledige toelichting van het „Protestantsch getuigenis" zelf, d.i. niet de zienswijze van een of andere groep noch ook van een of anderen Dominee, maar van alle Protestanten. Is één avond daartoe piet voldoende, dan meerdere avonden daaraan besteden. In elk geval mag het publiek niet in den waan worden gebracht, alsof dit hier uitgesproken getuigenis „het" Protestant sche getuigenis uitmaakt. Het ware de plicht geweest van de hee ren terdege goed te onderscheiden het ge tuigenis van Luther en het getuigenis van Calvijn; te verklaren of zij zich daarbij aan sluiten of daarvan afwijken. Omtrent ge loof, omtrent al of niet verliesbaarheid van het geloof, omtrent noodzakelijkheid van goede werken en van het onderhouden van de geboden. Omtrent de nuttigheid daar van. In welk opzicht wel noodzakelijk, in welke opzicht niet noodzakelijk, in welk op zicht nuttig. De heeren moeten aangaande deze stukken Calvijn en ook Luther eens goed bestudeeren. Indien ik 't op 'n Confe rentie voor niet-Katholieken zou durven be staan zonder meer te verzekeren: „Het Pro testantisme leert, dat de Protestanten geen goede werken behoeven te verrichten noch ook de geboden te onderhouden", er zou 'n storm van verontwaardiging opsteken over mijn onkunde van 't Protestantsche ge loof. En toch, de heeren Dominees vesti gen zeer sterk den indruk, dit te verkon digen. Is dat niet oppervlakkig, is dat niet slordig? of is dat onkunde met de Pro testantsche godsdienst-leer? of zijn de hee ren het niet eens met Calvijn? of durven de heeren geen gewag maken van de ver deeldheid der inzichten? of achten ze het raadzame? maar niet precies te zeggen, wat Luther hieromtrent leerde? Zijn dan vol gens het „Protestantsch getuigenis" de christenen ontslagen van de onderhouding der geboden en van het verrichten van goe- do werken? Wat leert precies Calvijn? Wat leeren nü de Calvinisten? Wat leert pre cies Luther? Wat leeren nü de Luthera nen? Wat verkondigt, zoo precies mogelijk, U,. heeren Dominees? Of zegt het U niets, hoe Luther en Calvijn volgens U toch Gods mannen er over dachten! Uit uw geschrift zou men dat niet opmaken. In conferenties over het onderhavige on derwerp zijn onmisbaar: le. heldere én vol ledige toelichting der begrippen: geloof, werken, geboden; 2e. onderscheiding: na tuurwet, Mozaische wet, Evang. wet;3e. onderscheiding: zijn de werken noodzake lijk? zoo ja, in welk opzicht; zijn de wer ken nuttig? waartoe? zijn ze verdienste lijk? zijn ze loonend voor eeuwige zalig heid?; 4e. ónderscheiden: kunnen de ge boden Gods worden onderhouden? moeten ze onderhouden worden? en dan elke uitspx-aak volgens uw overtuiging van ..Bijbel is eenige bron van geloofskennis" verantwoorden aan de hand van den Bij bel. Om 't voorzichtig uit te drukken: af gaande op de woorden zou men toch zog gen, dat de Bijbel herhaaldelijk werken voorschrijft, zelfs op straffe van eeuwige zaligheid te derven; dat. de Bijbel herhaal delijk de goede werken als loonend voor stelt. De heeren Dominees reppen over dat al les geen woord. De tientallen van allerge wichtigste Schriftuur-teksten ze schij nen voor deze mannen van den Bijbel-al- leen niet te bestaan ze achten 't blijk baar niet de moeite waard er de aandacht op te vestigen. Heeren getuigenis-predikanten: ..de Roomsche dwaling" maakt met al die tek sten hooge ernst. Daar U getuigt „in zake Roomsche dwaling" had U zich moeten ver dedigen tegen de Roomsche dwaling. U verzuimt 't een, U verzuimt 't ander, heusch, U daast maar een beetje over sola- fides-leer (de leer van „alleen geloof'). Deze „Roomsche dwaling" vraagt al eeuwen tevergeefs om opheldering, d.w.z. eene die in overeenstemming is met den Bijbel. Bedenkt, dat wij lieden van de „Roomsche dwaling" hersenen hebben en niet kolengruis in plaats van hersenen, en dat wij 'n hart hebben, en dat dit Room sche hart op de juiste plaats zit. Veel kunnen we verdragen, maar domheid en valschheid 't moeilijkste. Welnu: Uwe manier van „ge tuigen" kan den toets van de critiek niet doorstaan, in geen enkel opzicht. De gees ten, welke U met Uwe getuigenis hebt op geroepen, hebt U nog niet bezworen. „De Roomsche dwaling" beweert, dat de Pro testantsche leer over „geloof en werken", althans zooals deze door sommigen wordt verkondigd, krachtens haar beginsel moet leiden tot immoreel (in den breeden zin) leven. Kent ook U eenige uitspraken van Luther? Ik heb nu nog niet eens op 't oog zijn „Zondig maar geloof nog dapper, ster ker", maar op andere tekst. Reeds Hugo de Groot schreef: „Het weerstaat het christenhart, geloofsartike len te belijden, welke de godsvrucht scha den en afbreuk doen, als is: „Zondig dap per, maar geloof sterker en ge zult er geen nadeel van ondervinden al zou je ook hon derd moorden begaan en duizend ontuch tigheden" deze zijn de bloed-eigen vruch ten van dat leerstuk," etc. Wat een heerlijke taak ware het voor de getuigenis-predikanten geweest al die be schuldigingen te weerleggen om hun „Pro testantsche getuigenis" te doen huldigen als 'n onbesmette, in den Bijbel gefundeerde, tot alle goeds aansporende geloofsstelling. Om ook eens een voorbeeld te noemen van wat ik bedo'el met helder toelichten en ontwarren, luistert: Het scherp begrip godsd. geloof kan behelzen: le. als waar er kennen (op getuigenis van Gods mededoe- lin); 2e. vertrouwen op Jezus als het God delijk Verzoeningsoffer. Het eerste begrip schijnt voor de hee ren Dominees niet te bestaan. Hoe zou den zjj nu deze moeilijkheden oplossen, welke „de Roomsche dwaling" hen voor houdt. Om te kunnon gelooven in Jezus als Verzoeningsoffer, moet de mensch toch ook gelooven, dat Jezus is de Mensch geworden Zoon Gods én dat Hij heeft geopenbaard, Verzoeningsoffer te z(jn. Hoe kan er van Uw geloof sprake zijn zonder dat andere geloof....? of po neert U maar eenvoudig, ook hier. Hier is nog zoo'n kleinigheid: 'n mensch moet zalig worden door geloof alleen niets van 's menschen kant maar overgaan tot een volharden in dèt geloof, is dat niet 'n daad ,,'n praestatie" van den mensch? Nog zoo'n onnoozele moeilijkheid: De mensch wordt gerecht vaardigd door te gelooven, dat hij reeds gerechtvaardigd is. „De Roomsche dwa ling" begrijpt dit niet, zij verwijt Uw so la-fides leer tegenspraak. Waarom nu niet bij Uw „Protestantsche getuigenis inzake Roomsche dwaling" haar weer legd. Schoone kansen, heeren, hebt U zich laten ontglippen. Niet zonder reden mag ik verklaren, dat U den schijn op U gela den hebt de stof, welke 1/ behandelt niet meester te zijn. Ik voor mij, heeren v. d. Bosch en Gravemeyer, ben van oordeel dat, dat dit onderwerp boven Uw portée ligt. Als U beiden eerst eens zou gaan studeeren? Het systeem, heeren, van de theologische wetenschap, der „Rocmsche dwaling", welke dc grootste genieën der menschheid hebben helpen opbouwen, wordt door Uw kwajongens-achtigen aanval niet in 'n minder gunstig daglicht gezet. Den bevoegden lezer tempteeren met dat onverduwbare gewauwel over „volle vrome handen", „ik in plaats van God", „wettisch", waarbij geen enkel on derscheid wordt gemaakt tusschen Mozaï sche wet en Evangelie, ja zelfs de per soonlijke onvolmaaktheden van de Fari- zaeën over 't hoofd worden gezien; den ernstigen schriftuurvorscher verbijsteren met exegetische grapjasserij, welke ech ter als ernst wordt opgediend; teksten voor de helft citeeren (24), verkeerde op gave doen van personen, tot wie Christus zich richt (37). „Roomsche dwaling" mis vormd voorstellen die kunst verstaan de heeren in de perfectie. Zelden heb ik van H.H. Dominees zulk opervlakkig, slordig, dom werk onder de oogen gehad. Ook lomp. De lompheid blijkt in de bestrijding. Ziehier 'n ridderlijke regel voor rede naars, die bestrijden. „Hij oordeelt schen dig, schoon hij 't juiste vonnis spreekt als eisch en tegenweer in het rechtsge ding ontbreekt". De heeren Dominees hadden in hun ge tuigenissen het woord moeten geven aan de Roomsche dwaling, d.w.z. zij hadden haar moeten laten zien in hare w-*re ge daante en niet in dat harlekijnspakje; dc Roomsche dwaling en hare zelf-ver- antwoording. Dan zouden ze recht gehad hebben dwaling en zelfverdediging te lo genstraffen. Een en ander was hun reHit, niet minder hun plicht, althans op 'n Ge tuigenis-avond in zake „Roomsche c wa ling". Dan ook zouden alle luisteraars en lezers kennen: le onderscheid tus schen Jezus kennen, Jezus liefhebben, op Jezus hopen, aan Jezus gehoorzamen; 3e onderscheid tusschen geopenbaard- waarheden kennen en Jezus kennen; 4<^. woord Gods als Zoon Gods en woord Gods als boekenwoord van den Bijbel; 5e. hciligmakende genade; hooggeachte hee ren Dominiees, van deze waarheid mooki U zich niet af met 'n sneer of 'n gnnr.ik; 6e. de Katholieke dogmata in deze stuk ken. De aandacht had er op moeten ge vestigd worden, dat volgens de Roomsche dwaling als axioma geldt: „het beginsel van de verdienste valt niet onder ile ver dienste" verdienste de condlgno en de congruo bij alles: goddelijke vast-stel- ling; 7e. onderscheid van de zekerheid (der zaligheid) als 'n geopenbaarde ze kerheid aan elk afzonderlijk, welke de Katholieke leer ontkent, en moreele ze kerheid, welke volgens de Katholieke leer 'n ieder kan bezitten. Alle Katholie ken lachen bij de beschrijving der Domi nees over Katholieke angst ten opzichte van God en Zaligheid als zij niet de tanden op elkaar klemmen van verbeten woede over zooveel kletspraat. Ik meen de, dat de Katholieken bij de geloovigen van het Protestantsche getuigenis bekend stonden als juist niet zoo in vreeze en be ven hun zaligheid verzorgende. Dc hee ren Dominees moeten eens rondkijken in eigen milieu, 'n Waarachtige christelijke blijheid en gerustheid als onder de Ka tholieke geloovigen vindt men nergens buiten de Katholieke Kerk vooral in de kloosters, heeren maar U. U zijt zoo bekrompen en eenzijdig om Uw oordeel over kloosterlingen te vormen naar één type, dat juist als kloostertype niet deugt: Dr. Maarten Luther. Ook van „Monniko- hebben de Dominees geen verstand. Dat blijkt. Ze kletsen maar raak. Om een en ander te kunnen onderwij zen is gezette studie noodig. Ziet U daar toe geen kans, of vindt U de bespreking van dat alles te zwaar voor het publiek, welnu, dan blijve U met Uw vingers van dergelijke onderwerpen af en late dat werk aan anderen over. Hooggeachte Kerkeraad en hooggeacht Predikanten-ministerie. Zoo lang ais dit boekje bestaat, wordt mede onder Uw vlag de Katholieke Kerk belagen en be lasterd, en daarmede alle Katholieke ge loovigen ten diepste gegriefd in hun hei lige overtuigingen. Nu gaan we eerst even 'n sigaartje op steken, want nu volgt 'n zeer plaisant ge deelte, nml. ten bloem-lezing uit deze twee eerste toespraken. Pg. 5: „Dus 'n Protestant is een getui ge voor dc waarheid tegen allerlei dwa ling, die de waarheid probeert te onder graven". Ds. v. d. Bosch is aan het woord. Koddig, dut.hij 'n regel te voren zoo uit drukkelijk opmerkt „in etymologlschen zin van het woord". Hierop zullen wé dan ook den nadruk leggen. Pg 25: „Arme Roomsche, die onmondig als hij gehouden wordt, oenvoudig maar heeft aan te nemen, wat de Kerk hem leert, wat menschen, toch feilbare zondi ge menschen, hem voorzeggen endaaraan niet twijfelen mag" Bravo! Dominee, bravo-bravo-bravlssi- mo. Vooral dat „onmondig" en „voorzeg gen" doen 't goed. Hoort U niet 't oor- verdoovend applaus. In 't bijzonder Jan Rap en z'n maat met de supporters slaan 'n helsch kabaal van louter enthousiasme. Kerel waar haal Je 't vandaan. Benijdens waardig! nog nooit gehoord, en 't is ook nog nooit weerlegd. Prachtig! Vele Room- scben zullen nu wel tot uwe gemeente overgaan. Pg. 25: „Welk een Rijkdom bracht ons dc Hervorming door ons te leiden tot de Ipron der levende wateren zelf!" Dat zal ik U 'ns beantwoorden, Dominee he laas is 't antwoord minder plaisant. De Hervorming heeft gebracht 'n onnaspeui*- lijke lijst van elkander tegensprekende geloofsbelijdenissen 'n onnaspeurlijke scheuring onder de christenen vrij zinnigheid alsook volslagen loochening van bovennatuurlijke geopenbaarde ge heimen ja zelfs: volslagen ongeloof. In de Ned. Herv. Kerk Van Nederland kun nen Godloochenaars en anarchisten toch Dominee blijven. U vraagt zoo van uit de hoogte „Wat kiest gij?" me dunkt, heerejj, er is alle roden voor U 'n toontje lager te zingen. Pg. 27: „Maar wanneer ziet de Room sche nu eens waarlijk onbelemmerd met het oog des geestes Jezus. Nooit. Altijd staat de priester er tusschen". Verduiveld! hier heb je het anti-papis- tische-pardon, het Protestantsche getui genis op z'n best d.w.z. op z'n smalst. Neen man, zoo dom ben je niet in Room sche leer en praktijk, of je weet nu, dat je liegt en lastert. Sohande! Kath. ge- loofsgenooten blijft U beheerschen er volgen nog fiaaiere dingen. Pg. 44: „Hoe minder christelijk, hoe meer Roomsch" Laat mij 'n afdoend voorbeeld geven b.v. mijn heilige Va der Franciscus van Assisie onovertrof fen toonbeeld van „monnikerei" dus: volgens U de grootste heiden. Pg. 44: „De afwijking v. h. ware Evan gelie werkte de verheffing van den Bis schop van Rome tot Paus in dc hand en het pausdom bevorderde op zijn best de dwaling. Op buitengewoon scherpzinnige wyzc is in den loop der eeuwen onder allerlei invloeden, welke wij nu niet zul len aanwijzen, een stelsel opgebouwd, dat een verwonderlijk samenstel is geworden van tegenstrijdigheden". Pg. 45: „Er komen priesters, die zich als gevolmachtigden gedragen in plaats van als herders en leeraars verkondigers te zijn v. h. Evangelie van J. Chr." Die zit! 10—0 voor Wittenberg, Genève en Dordt tegen Rome. De laster van Calvijn uit z'n Institutiones verbleekt er bij. Pg. 46: „En meer en meer verdwijnt de zonde in de lijst der zonden en de gena den in de genaden en".... ik schei er mee uit. Komt, kath: geloofsgenooten. laten wc toonen het goede werk der zelfsbeheer- sching te beoefenen door te zingen, den heeren Dominees ter eere. Opgelet: één- twee jij daar, meezingen „Lang zul len ze leven leven, lang zullen ze leven, lang de gloria. Hiep, hiep, hiep hoe- rah!" Kath. geloofsgenooten van Den Haag en Leiden, neemt U met mij 'ns in over weging, of wij drang zullen uitoefenen op de Kerkeraad v. d. Nederd. Herv. ge meen te Den Haag en op het Predikan- tenministerie, om hen te bewegen tot openbaar eerherstel aan de Kath. Kerk. Komi U allen als één man achter mij staan? De tweede getuigenis avond besloot: „Zoo gaan wc stil ootmoedig heen, lo vende en prijzende Gods driemaal heili gen Naam Hoe zalig is 't volk, dat naar Uw klanken hoort." In den mond van deze h.h. Dominees na dergelijke „Getuigenissen" klinkt ons, katholieken, dat in de ooren als huichel achtig godzalig gefemel. 't Is te verklaren, dat de schrijver, door zooveel beleedigende onkunde en tar tende brutaliteit van enkele predikan- Eerste Kamer Gisteren is de Eerste Kamer in laatste vergadering voor het Paaschreces bijeen gekomen. De begrootingen van Waterstaa., Verkeersi'onds en Staatsmijnen werden zonder hoofdelijke steming aangenomen met aanteekening dat de N.S.B. wensch- te geacht te worden te hebben tegen gestemd doch niet dan nadat negen sprekers gerepliceerd hadden op 's Minis ters rede van gisteren. MINISTER VAN BUUREN zeide in zijn antwoord o.m., dat de studie van het vraag stuk der blnnenlandsche vliegtuigindustrie het beste kan geschieden door een interde partementale commissie. De minister voel de er niets voor. dit te doen geschieden door een commissie, waarin vertegenwoor digers van industrie .en K.L.M. zitting zou den hebben. Na de middagpauze kwamen o.m. de begrootingen van het Zuider Zeefonds en van het openbaar lichaam „De Wieringer- meer" voor 1939 in behandeling. Na eenige discussie, waarin de heer HELDRING (Lib.) aandrong op een grondige studie van de economische zijde alvorens een be sluit te nemen ten opzichte van de Zuid- polder en de heer Hlermstra (S.D. de wensch uitsprak, dat niet te lung gewacht zou worden met de instelling van den .Wieringermeer als een zelfstandige ge meente, kreeg de Minister het woord. MINISTER VAN BUUREN verklaarde dat het economisch volkomen verantwoord is, werken als deze inpolderingen te doen uit voeren; de werkloosheid wordt hierdoor tegengegaan. Voor de verdere inpoldering zal de uiterste studie, ook op economisch gebied, worden gemaakt. Ten aanzien van den wensch, van den Wieringermeer een zelfstandige gemeente te makent zeide dc minister, dat ook hij hoopt, dat zoo spoedig mogelijk tot een normaal gemeentebestuur kan worden gekomen, doch dat voor 1943 die zelfstandigheid niet bereikt zal kun nen zijn. Zonder hoofdelijke stemming werden de ontwerpen aangenomen. RECHTZAKEN NASLEEP VAN NOODLOTTIG AUTO-ONGELUK BIJ HALFWEG. Tegen chauffeur vier muahden hechtenis geëischt. In den nacht van 19 op 20 November van het vorig jaar is op den Haarlemmerweg bij Halfweg een ernstig auto-ongeluk ge beurd, waarbij de heeren mr. O. ter Haar. mede-directeur van het kontoor Haarlem der Twentsche bank en mr. S. W. Hendriks, lid van de directie der scheepvaartmaat schappij „Oceaan" om het leven zijn ge komen. Zij waren met hun echtgenootcn in een taxi op weg van Amsterdam naar hun woon plaats Heemstede. Even voorbij Halfweg reed de auto met een snelheid van ongeveer zeventig kilometer tegen een betonnen mast van de bovenleiding der tram en werd vrijwel geheel vernield. Alle inzit tenden werden gewond. Vooral de beide heeren waren er srnstig aan toe en zij over leden dan ook korten tijd na het ongeluk. De chauffeur van de taxi, do vijftigjarige J. van der K. uit Amsterdum, stond gis terenmiddag voor de Haarlemsche recht bank terecht wegens het veroorzaken van dood door schuld. Als getuige werd o.a. een gemeenteveld wachter, gehoord, die enkele oogenblik- ken na het ongeluk ter plaatse was geku- men. Zijn onderzoek had uitgewezen, dat de sporen van de taxi geleidelijk steeds meer naar rechts afweken, zoodot van een plotselinge manoeuvre waarschijnlijk geen sprake was geweest. De volgende getuige, een Amsterdamsche chauffeur, verklaarde dat de taxi hem voor bijgereden was en daarna plotseling sterk naar rechts overhelde. Een moment later botste de wagon tegen den paal. Deze ge tuige meende dan ook, dat het ongeluk door het breken van een fusiepen of een as was veroorzaakt. Efen getuige-deskundlgc, kapitein bij het corps motordienst te Haarlem, deelde even wel mede, geen sporen van een breuk of een ander defect aan dc stuurinrichting van de auto te hebben gevonden, welke ont staan konden zijn, voordat het ongeluk ge beurde. De wagen was z.i. geleidelijk van den weg afgeraakt. De officier van Justitie, mr. W. M. Paar- dekooper Overman, was van oordeel, dat de verdachte een oogenblik geestelijk af wezig moet zijn geweest. Een andere ver klaring voor de oorzaak van het ongeluk is niet te vinden, nu de deskundige geen fouten in de constructie van de auto heeft kunnen vinden. De officier eischte een hechtenissstraf van vier maanden en in trekking van verdachte's rijbewijs voor den tijd van zes maanden. Mr. Houthoff uit Amsterdam drong aan op clementie. De rechtbank zal op 6 April uit spraak doen. ten getroffen en gegrelfd, op niet malschc wijze daarop reageert! Ten overvloede zij hier nog 'ns nadrukkelijk gezegd, dat in het optreden van bedoelde predikanten niet mag worden gezien het optreden van de Protestansche pre dikanten. Dat zou onzerzijds een laster lijke aantijging zijn! Vele Protestantsche predikanten moeten al zijn deze het ook met de Katholieke Kerk en dc Ka tholieken niet eens van dergelijk be krompen anti-papisme niets hebben. Red. L.Crt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 7