De Getuigenis-avonden in de
Marekerk te Leiden
De inpoldering van
de Zuiderzee.
VRIJDAG 24 MAART 1939
DE LEICSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
Door Pater Wijnand Sluys O.F.M.
klooster te Nieuwe Niedorp (Noord-Holland)
I.
Kort geleden verscheen een boekje, dat
in dit blad reeds in het kort besproken is.
Het is verschenen onder den titel
„Protestantsche getuigenis in zake Room-
sche dwaling", vier toespraken, gehouden
„naar aanleiding van een Kerkeraadsbe
sluit" der Nederd. Herv. Gemeente'te Den
Haag, „als antwoord op samenkomsten te
dezer stede van Roomsche zijde", door ds.
D A. v. d. Bosch, ds. K. Gravemeyer, ds.
L. Terlaak Poot, ds. G. Bos. Deze toespra
ken zyn gehouden in de Marekerk te Lei
den.
Meerdere predikanten van het Protes
tantsche getuigenis hebben vroeger zoowel
bij weldenkende Protestanten als bij de Ka
tholieken bittere ergernis verwekt met hun
onderdoordachte redevoeringen tegen „Ro
me". Zij echter namen geen andere allu
res aan dan die van het van-ouds befaam
de en onsterfelijke anti-papisme; de allu
res n.l. van den pamflettist en van den het
ze-prediker, van den haatzaaier en van den
nijdigaard jegens Rome's successen. Ieder
normaal mensch doorzag hen; niemand nam
hen au serieux. Men luisterde, men opplau-
disseerde en men lachte hen toch uit. 'n
Stier kan niet zoo verwoed buiten zinnen
raken bij het zwaaien van den rooden lap,
als sommige predikanten van het Protes-
tantsch getuigenis bij de gedachte aan de
eeuwen trotseerende, alle dwaling veroordee
lende, alle aanvallen overwinnende werke
lijkheid, opdagende tegelijkertijd over de
heele wereld: de Kath. Kerk. „Rome" moet
je zeggen. Rome!
De vernoemde vier Haagsche Dominees
nemen echter de allures aan van doordacht,
zelfs wetenschappelijk werk te leveren,
voorgevende de waarheid te verkondigen
als protest tegen „de Roomsche dwaling",
uiteindelijk ter eere Gods alsook uit boven
natuurlijke bezorgdheid voor het godsdien
stig belang der menschen.
Juist hierom stelt dit boekje zoo heel
erg teleur, en verhelen wij het niet
juist hierom wordt bij het lezen telkens op
nieuw in ons binnenste vooral de verbitte
ring aangekweekt en uit detent gelokt. Ge
oefende zelfbeheersching zoowel in gedach
ten als in gevoelens moet er bij te pas ko
men, om de feilheid van de verbittering te
bedwingen.
De ergernis betreft niet 't feit, dat de
heeren een andere geloofsovertuiging huldi
gen; ook niet, dat de mannen van het vrije
onderzoek hun inzichten voorstellen als de
eenige waarheid, evenmin dat zij dc Kath.
godsdienstleer als „Roomsche dwaling" aan
den kaak stellen, veroordeelen en de men
schen daartegen waarschuwen. De erger
nis betreft de oppervlakkigheid, de slordig
heid, de domheid en lompheid, waarvan de
ze getuigenissen getuigen. Er buiten blij
vende of het ter goeder dan wel te kwader
trouw geschiedt, verklaard moet worden,
dat dit Protestantsch getuigenis leugens en
laster getuigt over de Kath. godsdienstleer
over Kath. godsdiensttige practijken, over
Kath. gebedsgesteltenissen.
Nu de heeren de brutaliteit hebben ge
had dit prul-werk in boekvorm te döen ver
schijnen, maken we van de gelegenheid ge
bruik onze critiek lo. nader te verant
woorden; 2o. aan het oordeel te onderwer
pen van het geheele Haagsche en Leidsche
publiek, niet-Katholieken en Katholieken.
Beginnen we met de twee eerste toespra
ken.
De eerste conferentie bespreekt I: Recht
der Hervorming. Ziehier de aanhef: „De ti
tel wil niet het Recht der Hervorming als
een vraag opwerpen, waarover eerst nog
gediscussieerd moet worden, maar eenvou
dig dat recht poneeren als een feit in het
wezen der Kerk zelf gefundeerd, door Gods
woord geëischt altijd weer. Het woord
„kerk" is afgeleid van eeh Grieksch woord,
dat beteekent „toebehoorend aan den
Heere", den Heere Jezus".
Onderscheid tusschen Hervorming in de
zeden en Hervorming in de leer wordt
maar eventjes over 't hoofd gezien, doch
niet 'n benijdenswaardige zorg, alsof het
voor 't betoog onmisbaar is, wordt er mel
ding van gemaakt, dat 't woord „kerk" is
afgeleid uit 'n andere taal.
Poneeren zonder bewijzen, is „eenvou
dig". Wie zal het ontkennen? Nu het „Pro
testantsch getuigenis" geldt inzake Room
sche dwalingen", nu ware het de taak van
den ponent om maar niet eenvoudig te po
rieeren, maar grondig te bewijzen.
Het recht n.l., een Hervorming van
de leer te bewerken. „De Roomsche
dwaling" ontkent zelfs de mogelijkheid
v an 'n Hervorming in de leer en biedt daar
voor hare grondige bewijzen. Zij ontzegt
elk goddelijk leergezag aan lieden, die van
Christus-wege niet zijn bevolmachtigd, en
zj.; biedt ter staving grondige bewijzen.
Deze bewijzen eischen een weerlegging
van Dominee's kant. Ds. v. d. Bosch herin
nert er zelfs niet aan. Ondanks z'n voor
gewend „eenvoudig poneeren", schijnt hij
te willen beweren: in den loop der chris
ten-eeuwen zijn herhaaldelijk menschen
opgestaan om een godsdienstleer te verkon
digen, welke afweek van de al-oude Moe
derkerk dus hebben zij het recht daai-
tue. Op zulk 'n onverantwoordelijk slon-
sige manier wordt 'n dergelijk allergewic
ligst kapittel afgehandeld. Ergerlijk.
De eerste conferentie behandelt H. Rijk
dom der Hervorming. Gedurende den kor
ten tijd van 'n halven conferentie-avond
werden maar liefst de vijf volgende onder
werp-jes in behandeling genomen, n.l,:
lo, geloof; 2o. zekerheid van de zaligheid;
3o. sola-fides leer; 4o. Bijbel alleen; 5o.
geen bevolmachtigden van Jezus' wege.
Niemand kan van den Eerw. spreker ver
gen, dat hij deze vijf onderwerpen grondig
behandelt binnen één uur. Niettemin is
grondige behandeling een eisch. 'n Derge
lijke manier van „getuigen", d.i. in 'n vloek
en 'n zucht, moet voeren tot oppervlakkig
heid en slordigheid. Ware de beschikbare
tijd nog maar besteed aan de onderwer
pen, doch, helaas, bovendien 2 pagina's
vol met misselijke praatjes over Roomsche
practijken en Roomsche ziels-geateltenis-
gen. (pag. 12 en 13). 't Raakt kant noch
wal. Walgelijk! Eén staaltje: „nog marte
len naar rust en vergeving dorstende zie
len zich af met knielend en biddend dien
trap (n.l. den z.g. Pilatus-trap te Rome) te
beklimmen".
Voorzoover beide eerste toespraken hande
len over geloof en werken, bespreken we
van nu af in dit eerste artikel beide rede
voeringen.
Van 'n Protestantsche getuigenis mag op
de eerste plaats worden verwacht 'n dui
delijke en volledige toelichting van het
„Protestantsch getuigenis" zelf, d.i. niet de
zienswijze van een of andere groep noch
ook van een of anderen Dominee, maar van
alle Protestanten. Is één avond daartoe piet
voldoende, dan meerdere avonden daaraan
besteden. In elk geval mag het publiek niet
in den waan worden gebracht, alsof dit hier
uitgesproken getuigenis „het" Protestant
sche getuigenis uitmaakt.
Het ware de plicht geweest van de hee
ren terdege goed te onderscheiden het ge
tuigenis van Luther en het getuigenis van
Calvijn; te verklaren of zij zich daarbij aan
sluiten of daarvan afwijken. Omtrent ge
loof, omtrent al of niet verliesbaarheid van
het geloof, omtrent noodzakelijkheid van
goede werken en van het onderhouden van
de geboden. Omtrent de nuttigheid daar
van. In welk opzicht wel noodzakelijk, in
welke opzicht niet noodzakelijk, in welk op
zicht nuttig. De heeren moeten aangaande
deze stukken Calvijn en ook Luther eens
goed bestudeeren. Indien ik 't op 'n Confe
rentie voor niet-Katholieken zou durven be
staan zonder meer te verzekeren: „Het Pro
testantisme leert, dat de Protestanten geen
goede werken behoeven te verrichten noch
ook de geboden te onderhouden", er zou
'n storm van verontwaardiging opsteken
over mijn onkunde van 't Protestantsche ge
loof. En toch, de heeren Dominees vesti
gen zeer sterk den indruk, dit te verkon
digen. Is dat niet oppervlakkig, is dat niet
slordig? of is dat onkunde met de Pro
testantsche godsdienst-leer? of zijn de hee
ren het niet eens met Calvijn? of durven de
heeren geen gewag maken van de ver
deeldheid der inzichten? of achten ze het
raadzame? maar niet precies te zeggen, wat
Luther hieromtrent leerde? Zijn dan vol
gens het „Protestantsch getuigenis" de
christenen ontslagen van de onderhouding
der geboden en van het verrichten van goe-
do werken? Wat leert precies Calvijn? Wat
leeren nü de Calvinisten? Wat leert pre
cies Luther? Wat leeren nü de Luthera
nen? Wat verkondigt, zoo precies mogelijk,
U,. heeren Dominees? Of zegt het U niets,
hoe Luther en Calvijn volgens U toch
Gods mannen er over dachten! Uit uw
geschrift zou men dat niet opmaken.
In conferenties over het onderhavige on
derwerp zijn onmisbaar: le. heldere én vol
ledige toelichting der begrippen: geloof,
werken, geboden; 2e. onderscheiding: na
tuurwet, Mozaische wet, Evang. wet;3e.
onderscheiding: zijn de werken noodzake
lijk? zoo ja, in welk opzicht; zijn de wer
ken nuttig? waartoe? zijn ze verdienste
lijk? zijn ze loonend voor eeuwige zalig
heid?; 4e. ónderscheiden: kunnen de ge
boden Gods worden onderhouden? moeten
ze onderhouden worden? en dan elke
uitspx-aak volgens uw overtuiging van
..Bijbel is eenige bron van geloofskennis"
verantwoorden aan de hand van den Bij
bel. Om 't voorzichtig uit te drukken: af
gaande op de woorden zou men toch zog
gen, dat de Bijbel herhaaldelijk werken
voorschrijft, zelfs op straffe van eeuwige
zaligheid te derven; dat. de Bijbel herhaal
delijk de goede werken als loonend voor
stelt.
De heeren Dominees reppen over dat al
les geen woord. De tientallen van allerge
wichtigste Schriftuur-teksten ze schij
nen voor deze mannen van den Bijbel-al-
leen niet te bestaan ze achten 't blijk
baar niet de moeite waard er de aandacht
op te vestigen.
Heeren getuigenis-predikanten: ..de
Roomsche dwaling" maakt met al die tek
sten hooge ernst. Daar U getuigt „in zake
Roomsche dwaling" had U zich moeten ver
dedigen tegen de Roomsche dwaling. U
verzuimt 't een, U verzuimt 't ander,
heusch, U daast maar een beetje over sola-
fides-leer (de leer van „alleen geloof').
Deze „Roomsche dwaling" vraagt al
eeuwen tevergeefs om opheldering, d.w.z.
eene die in overeenstemming is met den
Bijbel. Bedenkt, dat wij lieden van de
„Roomsche dwaling" hersenen hebben en
niet kolengruis in plaats van hersenen, en
dat wij 'n hart hebben, en dat dit Room
sche hart op de juiste plaats zit. Veel kunnen
we verdragen, maar domheid en valschheid
't moeilijkste. Welnu: Uwe manier van „ge
tuigen" kan den toets van de critiek niet
doorstaan, in geen enkel opzicht. De gees
ten, welke U met Uwe getuigenis hebt op
geroepen, hebt U nog niet bezworen. „De
Roomsche dwaling" beweert, dat de Pro
testantsche leer over „geloof en werken",
althans zooals deze door sommigen wordt
verkondigd, krachtens haar beginsel moet
leiden tot immoreel (in den breeden zin)
leven. Kent ook U eenige uitspraken van
Luther? Ik heb nu nog niet eens op 't oog
zijn „Zondig maar geloof nog dapper, ster
ker", maar op andere tekst.
Reeds Hugo de Groot schreef: „Het
weerstaat het christenhart, geloofsartike
len te belijden, welke de godsvrucht scha
den en afbreuk doen, als is: „Zondig dap
per, maar geloof sterker en ge zult er geen
nadeel van ondervinden al zou je ook hon
derd moorden begaan en duizend ontuch
tigheden" deze zijn de bloed-eigen vruch
ten van dat leerstuk," etc.
Wat een heerlijke taak ware het voor de
getuigenis-predikanten geweest al die be
schuldigingen te weerleggen om hun „Pro
testantsche getuigenis" te doen huldigen als
'n onbesmette, in den Bijbel gefundeerde,
tot alle goeds aansporende geloofsstelling.
Om ook eens een voorbeeld te noemen
van wat ik bedo'el met helder toelichten en
ontwarren, luistert: Het scherp begrip
godsd. geloof kan behelzen: le. als waar er
kennen (op getuigenis van Gods mededoe-
lin); 2e. vertrouwen op Jezus als het God
delijk Verzoeningsoffer.
Het eerste begrip schijnt voor de hee
ren Dominees niet te bestaan. Hoe zou
den zjj nu deze moeilijkheden oplossen,
welke „de Roomsche dwaling" hen voor
houdt. Om te kunnon gelooven in Jezus
als Verzoeningsoffer, moet de mensch
toch ook gelooven, dat Jezus is de
Mensch geworden Zoon Gods én dat Hij
heeft geopenbaard, Verzoeningsoffer te
z(jn. Hoe kan er van Uw geloof sprake
zijn zonder dat andere geloof....? of po
neert U maar eenvoudig, ook hier.
Hier is nog zoo'n kleinigheid: 'n
mensch moet zalig worden door geloof
alleen niets van 's menschen kant
maar overgaan tot een volharden in dèt
geloof, is dat niet 'n daad ,,'n praestatie"
van den mensch? Nog zoo'n onnoozele
moeilijkheid: De mensch wordt gerecht
vaardigd door te gelooven, dat hij reeds
gerechtvaardigd is. „De Roomsche dwa
ling" begrijpt dit niet, zij verwijt Uw so
la-fides leer tegenspraak. Waarom nu
niet bij Uw „Protestantsche getuigenis
inzake Roomsche dwaling" haar weer
legd.
Schoone kansen, heeren, hebt U zich
laten ontglippen. Niet zonder reden mag
ik verklaren, dat U den schijn op U gela
den hebt de stof, welke 1/ behandelt niet
meester te zijn. Ik voor mij, heeren v. d.
Bosch en Gravemeyer, ben van oordeel
dat, dat dit onderwerp boven Uw portée
ligt. Als U beiden eerst eens zou gaan
studeeren? Het systeem, heeren, van de
theologische wetenschap, der „Rocmsche
dwaling", welke dc grootste genieën der
menschheid hebben helpen opbouwen,
wordt door Uw kwajongens-achtigen
aanval niet in 'n minder gunstig daglicht
gezet. Den bevoegden lezer tempteeren
met dat onverduwbare gewauwel over
„volle vrome handen", „ik in plaats van
God", „wettisch", waarbij geen enkel on
derscheid wordt gemaakt tusschen Mozaï
sche wet en Evangelie, ja zelfs de per
soonlijke onvolmaaktheden van de Fari-
zaeën over 't hoofd worden gezien; den
ernstigen schriftuurvorscher verbijsteren
met exegetische grapjasserij, welke ech
ter als ernst wordt opgediend; teksten
voor de helft citeeren (24), verkeerde op
gave doen van personen, tot wie Christus
zich richt (37). „Roomsche dwaling" mis
vormd voorstellen die kunst verstaan
de heeren in de perfectie.
Zelden heb ik van H.H. Dominees zulk
opervlakkig, slordig, dom werk onder de
oogen gehad. Ook lomp. De lompheid
blijkt in de bestrijding.
Ziehier 'n ridderlijke regel voor rede
naars, die bestrijden. „Hij oordeelt schen
dig, schoon hij 't juiste vonnis spreekt
als eisch en tegenweer in het rechtsge
ding ontbreekt".
De heeren Dominees hadden in hun ge
tuigenissen het woord moeten geven aan
de Roomsche dwaling, d.w.z. zij hadden
haar moeten laten zien in hare w-*re ge
daante en niet in dat harlekijnspakje;
dc Roomsche dwaling en hare zelf-ver-
antwoording. Dan zouden ze recht gehad
hebben dwaling en zelfverdediging te lo
genstraffen. Een en ander was hun reHit,
niet minder hun plicht, althans op 'n Ge
tuigenis-avond in zake „Roomsche c wa
ling". Dan ook zouden alle luisteraars en
lezers kennen: le onderscheid tus
schen Jezus kennen, Jezus liefhebben,
op Jezus hopen, aan Jezus gehoorzamen;
3e onderscheid tusschen geopenbaard-
waarheden kennen en Jezus kennen; 4<^.
woord Gods als Zoon Gods en woord
Gods als boekenwoord van den Bijbel; 5e.
hciligmakende genade; hooggeachte hee
ren Dominiees, van deze waarheid mooki
U zich niet af met 'n sneer of 'n gnnr.ik;
6e. de Katholieke dogmata in deze stuk
ken. De aandacht had er op moeten ge
vestigd worden, dat volgens de Roomsche
dwaling als axioma geldt: „het beginsel
van de verdienste valt niet onder ile ver
dienste" verdienste de condlgno en de
congruo bij alles: goddelijke vast-stel-
ling; 7e. onderscheid van de zekerheid
(der zaligheid) als 'n geopenbaarde ze
kerheid aan elk afzonderlijk, welke de
Katholieke leer ontkent, en moreele ze
kerheid, welke volgens de Katholieke
leer 'n ieder kan bezitten. Alle Katholie
ken lachen bij de beschrijving der Domi
nees over Katholieke angst ten opzichte
van God en Zaligheid als zij niet de
tanden op elkaar klemmen van verbeten
woede over zooveel kletspraat. Ik meen
de, dat de Katholieken bij de geloovigen
van het Protestantsche getuigenis bekend
stonden als juist niet zoo in vreeze en be
ven hun zaligheid verzorgende. Dc hee
ren Dominees moeten eens rondkijken in
eigen milieu, 'n Waarachtige christelijke
blijheid en gerustheid als onder de Ka
tholieke geloovigen vindt men nergens
buiten de Katholieke Kerk vooral in
de kloosters, heeren maar U. U zijt zoo
bekrompen en eenzijdig om Uw oordeel
over kloosterlingen te vormen naar één
type, dat juist als kloostertype niet deugt:
Dr. Maarten Luther. Ook van „Monniko-
hebben de Dominees geen verstand.
Dat blijkt. Ze kletsen maar raak.
Om een en ander te kunnen onderwij
zen is gezette studie noodig. Ziet U daar
toe geen kans, of vindt U de bespreking
van dat alles te zwaar voor het publiek,
welnu, dan blijve U met Uw vingers van
dergelijke onderwerpen af en late dat
werk aan anderen over.
Hooggeachte Kerkeraad en hooggeacht
Predikanten-ministerie. Zoo lang ais dit
boekje bestaat, wordt mede onder Uw
vlag de Katholieke Kerk belagen en be
lasterd, en daarmede alle Katholieke ge
loovigen ten diepste gegriefd in hun hei
lige overtuigingen.
Nu gaan we eerst even 'n sigaartje op
steken, want nu volgt 'n zeer plaisant ge
deelte, nml. ten bloem-lezing uit deze
twee eerste toespraken.
Pg. 5: „Dus 'n Protestant is een getui
ge voor dc waarheid tegen allerlei dwa
ling, die de waarheid probeert te onder
graven". Ds. v. d. Bosch is aan het woord.
Koddig, dut.hij 'n regel te voren zoo uit
drukkelijk opmerkt „in etymologlschen
zin van het woord". Hierop zullen wé
dan ook den nadruk leggen.
Pg 25: „Arme Roomsche, die onmondig
als hij gehouden wordt, oenvoudig maar
heeft aan te nemen, wat de Kerk hem
leert, wat menschen, toch feilbare zondi
ge menschen, hem voorzeggen endaaraan
niet twijfelen mag"
Bravo! Dominee, bravo-bravo-bravlssi-
mo. Vooral dat „onmondig" en „voorzeg
gen" doen 't goed. Hoort U niet 't oor-
verdoovend applaus. In 't bijzonder Jan
Rap en z'n maat met de supporters slaan
'n helsch kabaal van louter enthousiasme.
Kerel waar haal Je 't vandaan. Benijdens
waardig! nog nooit gehoord, en 't is ook
nog nooit weerlegd. Prachtig! Vele Room-
scben zullen nu wel tot uwe gemeente
overgaan.
Pg. 25: „Welk een Rijkdom bracht ons
dc Hervorming door ons te leiden tot de
Ipron der levende wateren zelf!" Dat zal
ik U 'ns beantwoorden, Dominee he
laas is 't antwoord minder plaisant. De
Hervorming heeft gebracht 'n onnaspeui*-
lijke lijst van elkander tegensprekende
geloofsbelijdenissen 'n onnaspeurlijke
scheuring onder de christenen vrij
zinnigheid alsook volslagen loochening
van bovennatuurlijke geopenbaarde ge
heimen ja zelfs: volslagen ongeloof. In
de Ned. Herv. Kerk Van Nederland kun
nen Godloochenaars en anarchisten toch
Dominee blijven. U vraagt zoo van uit de
hoogte „Wat kiest gij?" me dunkt,
heerejj, er is alle roden voor U 'n toontje
lager te zingen.
Pg. 27: „Maar wanneer ziet de Room
sche nu eens waarlijk onbelemmerd met
het oog des geestes Jezus. Nooit. Altijd
staat de priester er tusschen".
Verduiveld! hier heb je het anti-papis-
tische-pardon, het Protestantsche getui
genis op z'n best d.w.z. op z'n smalst.
Neen man, zoo dom ben je niet in Room
sche leer en praktijk, of je weet nu, dat
je liegt en lastert. Sohande! Kath. ge-
loofsgenooten blijft U beheerschen er
volgen nog fiaaiere dingen.
Pg. 44: „Hoe minder christelijk, hoe
meer Roomsch" Laat mij 'n afdoend
voorbeeld geven b.v. mijn heilige Va
der Franciscus van Assisie onovertrof
fen toonbeeld van „monnikerei" dus:
volgens U de grootste heiden.
Pg. 44: „De afwijking v. h. ware Evan
gelie werkte de verheffing van den Bis
schop van Rome tot Paus in dc hand en
het pausdom bevorderde op zijn best de
dwaling. Op buitengewoon scherpzinnige
wyzc is in den loop der eeuwen onder
allerlei invloeden, welke wij nu niet zul
len aanwijzen, een stelsel opgebouwd, dat
een verwonderlijk samenstel is geworden
van tegenstrijdigheden".
Pg. 45: „Er komen priesters, die zich als
gevolmachtigden gedragen in plaats van
als herders en leeraars verkondigers te
zijn v. h. Evangelie van J. Chr." Die
zit! 10—0 voor Wittenberg, Genève en
Dordt tegen Rome. De laster van Calvijn
uit z'n Institutiones verbleekt er bij.
Pg. 46: „En meer en meer verdwijnt de
zonde in de lijst der zonden en de gena
den in de genaden en".... ik schei er
mee uit.
Komt, kath: geloofsgenooten. laten wc
toonen het goede werk der zelfsbeheer-
sching te beoefenen door te zingen, den
heeren Dominees ter eere. Opgelet: één-
twee jij daar, meezingen „Lang zul
len ze leven leven, lang zullen ze leven,
lang de gloria. Hiep, hiep, hiep hoe-
rah!"
Kath. geloofsgenooten van Den Haag
en Leiden, neemt U met mij 'ns in over
weging, of wij drang zullen uitoefenen op
de Kerkeraad v. d. Nederd. Herv. ge
meen te Den Haag en op het Predikan-
tenministerie, om hen te bewegen tot
openbaar eerherstel aan de Kath. Kerk.
Komi U allen als één man achter mij
staan?
De tweede getuigenis avond besloot:
„Zoo gaan wc stil ootmoedig heen, lo
vende en prijzende Gods driemaal heili
gen Naam Hoe zalig is 't volk, dat naar
Uw klanken hoort."
In den mond van deze h.h. Dominees na
dergelijke „Getuigenissen" klinkt ons,
katholieken, dat in de ooren als huichel
achtig godzalig gefemel.
't Is te verklaren, dat de schrijver, door
zooveel beleedigende onkunde en tar
tende brutaliteit van enkele predikan-
Eerste Kamer
Gisteren is de Eerste Kamer in laatste
vergadering voor het Paaschreces bijeen
gekomen. De begrootingen van Waterstaa.,
Verkeersi'onds en Staatsmijnen werden
zonder hoofdelijke steming aangenomen
met aanteekening dat de N.S.B. wensch-
te geacht te worden te hebben tegen
gestemd doch niet dan nadat negen
sprekers gerepliceerd hadden op 's Minis
ters rede van gisteren.
MINISTER VAN BUUREN zeide in zijn
antwoord o.m., dat de studie van het vraag
stuk der blnnenlandsche vliegtuigindustrie
het beste kan geschieden door een interde
partementale commissie. De minister voel
de er niets voor. dit te doen geschieden
door een commissie, waarin vertegenwoor
digers van industrie .en K.L.M. zitting zou
den hebben.
Na de middagpauze kwamen o.m. de
begrootingen van het Zuider Zeefonds en
van het openbaar lichaam „De Wieringer-
meer" voor 1939 in behandeling. Na eenige
discussie, waarin de heer HELDRING
(Lib.) aandrong op een grondige studie
van de economische zijde alvorens een be
sluit te nemen ten opzichte van de Zuid-
polder en de heer Hlermstra (S.D. de
wensch uitsprak, dat niet te lung gewacht
zou worden met de instelling van den
.Wieringermeer als een zelfstandige ge
meente, kreeg de Minister het woord.
MINISTER VAN BUUREN verklaarde dat
het economisch volkomen verantwoord is,
werken als deze inpolderingen te doen uit
voeren; de werkloosheid wordt hierdoor
tegengegaan. Voor de verdere inpoldering
zal de uiterste studie, ook op economisch
gebied, worden gemaakt. Ten aanzien van
den wensch, van den Wieringermeer een
zelfstandige gemeente te makent zeide dc
minister, dat ook hij hoopt, dat zoo spoedig
mogelijk tot een normaal gemeentebestuur
kan worden gekomen, doch dat voor 1943
die zelfstandigheid niet bereikt zal kun
nen zijn.
Zonder hoofdelijke stemming werden de
ontwerpen aangenomen.
RECHTZAKEN
NASLEEP VAN NOODLOTTIG
AUTO-ONGELUK BIJ HALFWEG.
Tegen chauffeur vier muahden
hechtenis geëischt.
In den nacht van 19 op 20 November van
het vorig jaar is op den Haarlemmerweg
bij Halfweg een ernstig auto-ongeluk ge
beurd, waarbij de heeren mr. O. ter Haar.
mede-directeur van het kontoor Haarlem
der Twentsche bank en mr. S. W. Hendriks,
lid van de directie der scheepvaartmaat
schappij „Oceaan" om het leven zijn ge
komen.
Zij waren met hun echtgenootcn in een
taxi op weg van Amsterdam naar hun woon
plaats Heemstede. Even voorbij Halfweg
reed de auto met een snelheid van ongeveer
zeventig kilometer tegen een betonnen
mast van de bovenleiding der tram en
werd vrijwel geheel vernield. Alle inzit
tenden werden gewond. Vooral de beide
heeren waren er srnstig aan toe en zij over
leden dan ook korten tijd na het ongeluk.
De chauffeur van de taxi, do vijftigjarige
J. van der K. uit Amsterdum, stond gis
terenmiddag voor de Haarlemsche recht
bank terecht wegens het veroorzaken van
dood door schuld.
Als getuige werd o.a. een gemeenteveld
wachter, gehoord, die enkele oogenblik-
ken na het ongeluk ter plaatse was geku-
men. Zijn onderzoek had uitgewezen, dat
de sporen van de taxi geleidelijk steeds
meer naar rechts afweken, zoodot van een
plotselinge manoeuvre waarschijnlijk geen
sprake was geweest.
De volgende getuige, een Amsterdamsche
chauffeur, verklaarde dat de taxi hem voor
bijgereden was en daarna plotseling sterk
naar rechts overhelde. Een moment later
botste de wagon tegen den paal. Deze ge
tuige meende dan ook, dat het ongeluk
door het breken van een fusiepen of een
as was veroorzaakt.
Efen getuige-deskundlgc, kapitein bij het
corps motordienst te Haarlem, deelde even
wel mede, geen sporen van een breuk of
een ander defect aan dc stuurinrichting van
de auto te hebben gevonden, welke ont
staan konden zijn, voordat het ongeluk ge
beurde. De wagen was z.i. geleidelijk van
den weg afgeraakt.
De officier van Justitie, mr. W. M. Paar-
dekooper Overman, was van oordeel, dat
de verdachte een oogenblik geestelijk af
wezig moet zijn geweest. Een andere ver
klaring voor de oorzaak van het ongeluk
is niet te vinden, nu de deskundige geen
fouten in de constructie van de auto heeft
kunnen vinden. De officier eischte een
hechtenissstraf van vier maanden en in
trekking van verdachte's rijbewijs voor den
tijd van zes maanden.
Mr. Houthoff uit Amsterdam drong aan op
clementie. De rechtbank zal op 6 April uit
spraak doen.
ten getroffen en gegrelfd, op niet
malschc wijze daarop reageert! Ten
overvloede zij hier nog 'ns nadrukkelijk
gezegd, dat in het optreden van bedoelde
predikanten niet mag worden gezien
het optreden van de Protestansche pre
dikanten. Dat zou onzerzijds een laster
lijke aantijging zijn! Vele Protestantsche
predikanten moeten al zijn deze het
ook met de Katholieke Kerk en dc Ka
tholieken niet eens van dergelijk be
krompen anti-papisme niets hebben.
Red. L.Crt.