ENTENUMMER S)e VAN DINSDAG 21 MAART '39 I© EERSTE PAGINA 08 1 51 5,53 Jlffl 58 na gg t>< i 01® 'ÜI 6^p) ~T~ oeristische schoonmaaktijd De geuren van een, in een plotseling uitbundige stemming gekocht, toefje Maartsche viooltjes en van de eerste raapstelen, vermengen zich thans in de kamers met die van boenwas en pas ge witte plafonds. De noodzaak van devoor jaarsschoonmaak is voor de Nederlandsche vrouw nu eenmaal een axioma een axioma, omdat de gewoonte zooveel ge slachten lang geheerscht heeft, dat nie mand eigenlijk weet of een huis er anders uit zou zien, indien er géén groote schoon maken in werden gehouden. Doch dat is slechts een veronderstelling, welke alleen maar in het brein van een man kan op komen, zoodat zij van geen enkel prac- tisch nut kan worden genoemd. Ons man nen wordt in zoo'n geval toegevoegd, dat wij ons met onze eigen zaken moeten be moeien maar hebben wij op dit ter rein eigen zaken? Inderdaad, al kost het soms wat pein zen om te ontdekken. Maar is het toeris me niet altijd bij uitstek het domein van den man geweest; d.w.z. wat dan de tech niek ervan betreft? En is er iets op tegen, nen, pleit er niet alles vóór, om juist nu, terwijl het echte toerisme weer binnen enkele weken gaat beginnen, onze eigen schoonmaak te houden? Natuurlijk, men doet misschien verstandig met de kleeren even uit te zonderen; die liggen in de mot- tenkist op min of meer onzijdig terrein. Maar er zijn nog zooveel andere dingen, die beslist nagezien moeten worden. Hoe is het b.v. mét de fietsen van het gezin? Sommige hebben misschien den heelen winter ergens op zolder met leege banden gestaan zijn die banden nog goed en betrouwbaar? Ontbreken er geen spaken, draaien de pedalen niet stroef, is het niet eens goed, dat de heele fiets flink opgéwreven en gesmeerd wordt? Om nog niet eens te spreken van het achterlichtje, dat gemonteerd moet worden! Laat men de kinderen ook precies op geven, wat er aan hun karretjes man keert, wellicht zulen ze een paar dagen naar school moeten loopen, als er ingrij pende herstellingen noodig zijn. Doch al leen al uit een oogpunt van veiligheid, mogen dergelijke reparaties niet worden uitgesteld. Dan is er het kampgerei; hoe is de tent den winter doorgekomen? Zijn er niet juist den laatsten kampdag van het vori ge jaar wat afgeleefde haringen in den af- valkuil achtergebleven? En er staat iemand altijd zoo flauwtjes nog wel iets bij, dat men nu nooit bepaald een succes gevonden heeft, doch dat men zich pas weer helder voor den geest kan brengen, als alles eens uitgepakt en nagekeken, wordt. Een kapotte thermosflesch, een onvoltallig eetbestek, al zulke zaken kun nen nu zoo prachtig eens even verbeterd worden. Wat echter vooral de aandacht vraagt en dat geldt zoowel voor de vrouwen als de mannen is het lichaam! Onge oefend maakt men, na er een heelen win ter niet werkelijk geregeld op uit te zijn geweest, heusch niet voor zijn pleizier denzelfden wandel- of fietstocht, of rit te paard, welken men vorigen zomer zonder eenige moeite volbracht. Ook het lichaam moet weer in conditie gebracht worden, zonder dat men nu direct aan strenge trai- ningseischen behoeft te deken. Echter juist bij het toerisme kan men in dit opzicht zoo uitstekend het nuttige met het aangename vereenigen. Doch dan moet men er ook zoo zoetjes aan mee beginnen en daarbij de klaagwoorden van Génestet over onze Noordsche Mei, rustig negeeren; want hoeveel waars zij ook mo gen bevatten, zij stammen uit een andere eeuw, met andere eischen, vooral op toe ristisch gebied! „Toeristenkampioen". EEN BESTIJGING VAN DEN OLYMPOS DE GODENBERG DER GRIEKEN. Mr. P. A. L. VAN OGTROP. Op de grens van Thessalië en Macedo nië in breede kammen uit de golf van Sa- loniki oprijzend ligt het woeste kalkgeberg- te van den Olympos, hoogste bergketen (2918 M.) van Griekenland' en waarschijn lijk van den Balkan. Door de eeuwen heen heeft het zijn sfeer van ongenaakbaarheid weten te behouden. Als eeuwige verblijf plaats der goden door Homerus bezongen en nog dooh de Romeinen als hinderpaal in hunne veldtochten gevreesde, raakte het massief gedurende de Middeleeuwen in vergetelheid en eerst in de négentiende eeuw, toen de Grieksche vrijheidsoorlogen romantisch Europa in rep en roer brachten, herleefde ook de belangstelling voor dezen bakermat der goden, zij het dan ook, dat deze inmiddels bleken te zijn gedegene reerd tot roovens, lie nog tot het begin dezer eeuw Noord-Griekenland den naam bezorgde van een der onveiligste streken van Europa. De geschiedenis dezer, „klephten" (die ven) is merkwaardig. Gedurende de Turk- sche overheersching vormde het Olympos- gebergte het ontoegankelijke toevluchts oord der vrijheidslievende Grieken, die in een meedoogenlooze guerilla hun wreede meester de macht bleven betwisten. Nooit is het de Turken gelukt in deze streken hun gezag te vestigen. Ook na de vestiging van onafhankelijk Griekenland in 1833 kwam in dezen toestand weinig verande ring. Het grensgebied van den Olympos bleef het uitgangspunt voor rooftochten in Turksch Macedonië en wee den reiziger, die zich zonder geleide in het gebergte waagde. Groote opschudding verwekte nog in 1911 de ontvoering van den Duitschen topograaf Richter, die alshoewel door twee gendarmen vergezeld plotseling zijn begeleiders door feillooze schoten van onzichtbare belagers zag neergeveld, meer dan twee maanden de gevangene der roo- vers bleef en eerst tegen betaling van een half milioen goudmarken zijn vrijheid her kreeg. Toen na den tweeden Balkanoorlog in 1913 ook Macedonië onder Grieksch bewind kwam en de grenzen van het land zich beoosten Saloniki verplaatsten, vervielen de klephten, die mischien voordien nog in hun diepgewortelden Turkenhaat een moti veering hunner rooverijen konden aanvoe ren, tot het zuiverste bandietendom. Veni- zelos komt de eer toe hieraan een einde te hebben gemaakt. In 1923 werd de laatste roover neergelegd en zijn hoofd in Athene den volke getoond; vele anderen hadden reeds eerder naar verre landen een goed heenkomen gezocht. Aan die beruchte onveiligheid, gepaard aan zijne moeilijke bereikbaarheid, valt de late exploratie van het gebied toe te schrij ven; wel zijn beschrijvingen (Heuzey) uit de vorige eeuw bekend, doch de onbetwist bare eerstbestijging van de Mitika (2918 M) geschiedde in 1913 door de Zwitsers Baud- Bovy en Boissonnas uit Gefiève. In 1921 werd het gebied ten slotte in opdracht van de Grieksche rege.ering gronddig geëxplo reerd door den Zwitserschen topograaf Marcel Kurz, die in een voortreffelijke bi- bliographie het Olymposgebied heeft be schreven én in kaart gebracht (Le Mont Olympe, ed. Attingür Neuchatel 1923 met kaart 1 op 20.000). Tevens staat de eerstbe stijging van den troon van Zeus (2909 M.) op .zijn naam. Thans wordt het Olymposgebied wel re gelmatig bezocht, doch in verband met zijn verwijderde ligging blijft het aantal bezoekers beperkt, alhoewel door de goede zorgen der Grieksche Alpenclub, sinds 1930 werkzaam, thans op een der meest klassie ke plekken ter wereld de vrij geriefelijke hut van Mavrolongons (2000 M.) is verre zen. In Juni 1934 Griekenland bezoekend werd ook tot een bestijging van den Olym pos besloten. Mr. J. G. Sillem, Nederlandsch zaakgelastigde te Athene, had den tocht georganiseerd. In den avond van 14 Juni vertrokken wij met den nachtexpresse naar Saloniki, welke met speciale permissie in het dorpje Litochoron zou stoppen. Gezien de beperkte reismogelijkheden in Grieken land beteekent een dergelijke tegemoetko ming een tijdsbesparing van meer dan 24 uur. Op het traject Athene-Saloniki loo pen immers slechts twee treinen 4)er dag. De nachttrein passeert Litochoron in den vroegen morgen, doch stopt er volgens de dienstregeling niet; de dagtrein wel, doch in den laten middag en na een eindeloos geboemel gedurende de groote hitte van den dag. Nu kwamen wij frisch in dit kuststa- tion aan; anders moet men ook nog in het 9 primitieve dorp overnacht in een vies ho tel, hoofdzakelijk door ongedierde be- zooht. Aan den trein vonden wij onzen gids, Christos Kakalos, eigenlijk meer een gems jager, behept met een niet te overtreffen knoflookstank, welke na twee dagen Olym pische lucht nog nauwelijks was verdwe nen. Hij bleek overigens een betrouwbaar en aangenaam mensch, die ook de eerste be stijgers op hun tocht vergezelde. In een antieke Ford hob Pelden wij over een ty- pischen Griekschen landweg met alleen ga ten naar het dorp, waar muilezels de ba gage vernamen. Voor den bepaald redelij ken prijs van 75 drachmen (zegge: een gul den vijf cent) per dag brachten deze hun vrachtje naar de hut van Mavrolongos, daarbij een hoogteverschil van bijna 2000 M. overwinnend. Na eén vluchtig ontbijt verlieten wij Litochoron, armelijk plaatsje, de huizen alle met getraliede vensters, herinnering aan onzekere tijden langs een goed muil dierpad in westelijke richting. De breede kloof, waardoor de bergbeek Vythos zich een uitweg baant naar zee, wordt aan de Noordzijde omgaan, een uur verder be vindt zich reeds in een volledig bergland schap en valt or van invloeden der Egeï- sche zee niets meer te bespeuren, diep in het dal verschijinen de hoogste toppen van het gebied. „C'est tout un massif, aride ou boisé, allonge ou précipiteux, plissé, dé- chiré par les revolutions anciennes; tout un monde de contrastes, de couleurs, d'om- bres et de lumièies". Deze suggestieve be schrijving van Kurz kan moeilijk worden verbeterd. Slechts vermeldt hij niet de tal rijke gieren, welke in het gebergte voorko men en er een sfeer van nog grooter on genaakbaarheid scheppen. Het pad slingert zich met matige stij ging opwaarts door prachtige dennebos- schen, afgewisseld dx>r groepen noteboo- men. Nat twee uur klimmen voert een zij weg naar het klooster Haghios Donnysios, in het diepst van het doel, een der weinige gebouwen door de Turken gespaard. Niet zonder grond vermoedden deze, dat de klephten door de monniken werden inge licht of van voedsel voorzien, waarbij het bedreigen met plundering zijn uitwerking wel niet zal hebben gemist. Twee uur ver der opent het dal zich in de alpenweiden van Prioni. Wij rusten er in de nabijheid van eenige plaggenhutten, door nomaden bevolkt; een nederzetting der Koutro Wa- lachen, een stam van Roemeensche af komst, welke zich echter niet met de Grieksche bevolking vermengt. Nu de ge wone bestijging langs dit dorp voert, zijn de bewoners er min of meer aan bezoe kers gewend. Het is echter een primitief volkje en het verband met de vroegere klephten ligt weer voor de hand; in welbe grepen eigenbelang moesten de bewoners deze gevaarlijke buren te vriend houden, voor zoover zij zelve niet deel van hunne benden uitmaakten. Vandaar is het nog vier uur tot de hut, die in een waarlijk schitterend woud van larixdennen is ge bouwd. Het weer was den geheelen dag onzeker geweest, tegen den avond trok ken de nevels weg en genoten wij van een grandioos uitzicht tot over de baai van Sa loniki. De hut bleek comfortabel, echter van geen dekens en fornuis, wel van een groote haard te zijn voorzien. Waar wij slechts plannen tot bestijging van den hoogsten top hadden gemaakt, ver lieten wij de hut eerst tegen 6 uur onder wolkeloozen hemel, met een schitterenden dag in het vooruitzicht. Homerus bezingt de toppen in de Odyssee: „Hen schokt geen storm, geen regen die stroomend ooit ze bevocht, geen sneeuw, die ze treft; maar helder en wolkenloos is er 't uitspansel en altend glanzend de ether; daar leeft immer in vreugde het geslacht van de zalige „go den". <3%

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 9