HET VORSTELIJK HUWELIJK TE CAIRO. DE PIJP VOOR DE „ORANJE" Het Blad Papier Het huwelijk van den Kroonprins van Iran met Prinses Fawzia van Egypte. Van links naar rechts: Konigin Farida en Koning Farouk van Egypte, het bruidspaar en Koningin-moeder Nazli. De bruid draagt de bruidsbouquet, waarvan de bloemen door de Aalsmeerder kweekers geleverd werden De pijp van het in aanbouw zijnde mailschip „Oranje" is Maandag van de Ned. Dok Mij. naar de Ned. Scheeps bouw Mij. te Amsterdam vervoerd en in twee gedeelten aan boord van het schip geheschen De kabelballons, die in navolging van Engeland ook Berlijn zullen moeten be schermen bij eventueele luchtaanvallen, ontbraken niet op den „Tag der Wehr- macht" in de Duitsche hoofdstad Bij het monument van wijlen H. M. Koningin Emma te Den Haag is Maandag door „de Princevlag" een krans gelegd ter herdenking van haar sterfdag Traditiegetrouw zijn voor de jeugd te Sittard weer de „krombroodjes" van den Kollendberg geworpen, om ze te bemachtigen Op de lijnen Den Haag - Voorschoten en Den Haag Loolaan is Maandag het eerste automatische blokstelsel met lichtseinen oij de Ned. Spoorwegen in dienst gesteld. Het verschil tusschen het oude en het nieuwe seinpaal-type komt op bovenstaande foto's duidelijk uit FEUILLETON door W. WANIEK. (Nadruk verboden). 24) Achter in de zaal, links in den hoek, zat in een wijden prachtig besneden leunstoel 'n bejaard heer, omringd door eenige da mes en heeren. Roch herkende hem onmid dellijk: 't was Green. Zijn gezicht was nu echter een weinig minder bleek en ingeval len dan eenigen tijd geleden. Tegenover Green, aan den anderen kant der zaal, stond de dame, die hem bij het uitstapje per auto had vergezeld. Zij was inderdaad een opmerkelijke schoonheid en met den fijnsten smaak gekleed. Haar groote grijze oogen schitterden van inwen dige vreugde en voldoening. Als een cijns, die haar van rechtswege toekwam, nam zij met eenvoudige gracie de hulde aan, die haar van alle zijden werd gebracht. Zij was juist in gesprek met twee jonge heeren. Een dezer moest een koddige op merking hebben gemaakt, want zij ant woordde erop met een lach, die wel wat luid klonk. Dit moest ook de meening van den ouden heer Green zijn; want hij maak te plotseling een driftige beweging en keek, naar 't Roch voorkwam, niet bijster vrien delijk naar de dame. Naast deze stond Meingast. Roch had hem nog maar ééns en dan nog vluchtig gezien, toen hij voor de fabriek in Jersey City uit zijn auto was gestapt. Nu had hij gelegenheid om hem eens goed op te nemen. Hij was een knap mensch, onge veer dertig jaar oud, gladgeschoren, met donkerbruin, eenvoudig naar achter ge kamd haar. Zijn in het oog vallend zinne lijke mond paste niet bijzonder goed bij de breede, energieke kin en dat gaf aan zijn overigens regelmatige trekken iets onuit staanbaars, nog verergerd door de uitdruk king van de oogen, die nu eens trots en een gevoel van triomf, dan weer bezorgd heid en zelfs ongerustheid verrieden. Roch liep weinig gevaar onder de tal rijke aanwezigen, als ongenoodigd gast te worden herkend, maar zekerheidshalve verliet hij toch zoo spoedig mogelijk de zaal en ging naar het aangrenzend vertrek. Ook daar bevonden zich een groot aantal genoodigden, die verscheidene groepen vormden, drukke gesprekken voerden of het zich in de wijde clubs gemakkelijk hadden gemaakt. In kunstig geslepen kristallen glazen werd campagne rondge diend. Roch nam een glas, ledigde het staande en slenterde toen weer naar een andere kamer, waar eenige bridge-tafel- tjes waren aangebracht. Die kamer was leeg. Blijkbaar zou met 't spel eerst laat een begin worden gemaakt. De detective bevond zich, naar 't scheen, in het laatste aan dezen kant voor de ge noodigden bestemd vertrek, want de tweede deur, op den achtergrond, was gesloten. Roch vergewiste zich ervan, dat niemand hem gadesloeg, opende vervolgens snel die tweede deur en bevond zich toen in een gang, die minder feestelijk was verlicht en waarschijnlijk naar de particuliere vertrek ken leidde. Hy hield rechts aan en kwam al spoedig aan een wenteltrap. Hij keek nog eens scherp om zich heen en niemand ge waar wordende, beklom hij voorzichtig die trap. Boven stond hij weer in een gang, waarop verscheidene deuren uitkwamen. Hier moesten zich de privé-vertrekken bevinden. Daar hij al de leden der familie beneden bij 't feest had gezien en waar schijnlijk ook geheel, 't dienstpersoneel daar werd opgehouden, was de hoop ge rechtvaardigd, dat hij bij zijn expeditie niet zou worden gestoord. "Baker had hem bij de eerste kennisma king gezegd, dat Meingast den linkervleugel van het huis bewoonde. Volgens zijn bere kening moesten het deze vertrekken zijn. Hij opende dus met de uiterste.behoedzaam heid de eerste deur en toen bevond hij zich, zooals hij met rechtmatige voldoening on middellijk zag, in Meingast's slaapkamer. Een vluchtige blik zei hem duidelijk ge noeg, dat hier waarschijnlijk niets bijzon ders voor hem te vinden was. Links gaf een deur toegang tot de badkamer; rechts kwam men door een andere in een vertrek, waar een rij hooge kasten stond de garderobe. Roch opende de kasten en begon het eene kleedingstuk na het andere te onderzoeken, in de hoop misschien in een van de zakken een 'brief, aanteekening of iets anders te vinden, dat voor hem van belang kon zijn. Maar hij ontdekte niets van dien aard, wes halve hij naar de aangrenzende kamer ging, blijkbaar Meingast's werkkabinet. Dicht bij het venster stond een groote schrijftafel. De detectieve ging erheen en bemerkte in het mandje, dat er naast stond een stuk pa pier. Snel nam hij het papier eruit en nau welijks had hij er een blik op geworpen, of een glimlach van innige voldoening gleed over zijn gezicht. Hij zou wel een kreet van blijdschap hebben willen slaken! Dus eindelijk toch een aanknoopingspunt, een spoor, dat hem kon leiden naar de plaats, waar de arme Maud Kandrun werd gevangen gehouden èn nog altijd in het grootste gevaar verkeerde. 't Was de omslag van een aan Meingast geadresseerden brief, en dit omslag droeg duidelijk den poststempel: „Linz a. D." (Linz aan den Donau). Het adres was ze ker geschreven door Holder, alias Streller. Hoewel hij daaraann iet twijfelde, nam hij uit zyn portefeuille het stukje papier, waar op Holder in de Nationale Bibliotheek te Weenen de door hem verlangde boeken had aangevraagd, alsook het inschrijvingsformu lier van Triëst. Het schrift van die twee papieren vergeleek hij met dat van de en veloppe. Geen twijfel: alles kwam van de zelfde hand. Daarmee stemde trouwens ook overeen de daags tevoren afgeluisterde op merking van den bandiet, dat op 30 schre den afstand van Holder's schuilplaats de Donau stroomde. Volgens den New-Yorkschen stempel was de brief pas aangekomen. Meingast had hem zeker kort voor het begin van 't feest ontvangen en toen, in strijd met zijn ge wone voorzichtigheid, den omslag in het papiermandje geworpen. Hij moest op dat oogenblik aan zooveel andere dingen te denken hebben gehad! Roch wilde dat voor hem zoo belangrijke stuk papier in zyn zak steken, maar hij be dacht zich en legde het terug in 't mandje: Meingast zou 't zich kunnen herinneren, er naar zoeken, en als hij 't' niet vond, arg waan kunnen krijgen Daarna toog de detective voorgoed aan het werk. Hij haalde uit zijn zak eenige zeer eigenaardige werktuigjes te voorschijn en begon met de behendigheid va i een ervaren inbreker de laden van de schrijftafel te openen. Hij onderzocht den inhoud ervan en sloot ze dan weer. Helaas! niets, dat hem te pas zou kunnen komen. Foto's, handels brieven, teekeningen, berekeningen, een paar obscene boeken, een doos met allerlei sleutels en andere rommel. Eindelijk kwam de laatste lade aan de beurt. Zij was tot boven toe met teekenin gen gevuld, waarschijnlijk ontwerpen van nieuwe machines. Reeds wilde Roch de lade weer sluiten, toen hi, achter de groote pa pieren iets verborgen vond, dat in de hoog ste mate zijn belangstelling wekte: een glazen fleschje, gevuld met een vloeistof, die zoo helder als water was. Hij trok er het glazen stopje af. rook eraan, haalde toen uit zijn zak een ander fleschje te voor schijn, dat volkomen op het eerste geleek en goot den inhoud van het ontdekte flesch je voorzichtig daarin over. Vervolgens spoedde hij zich naar de badkamer, spoelde het ledige fleschje zorgvuldig uit, vulde het met water en legde het weer op zijn oude plaats in de lade, welke hij daarna sloot. Hier was hij nu gereed; maar ook in de kamer van de jonge dame moest even in spectie worden gehouden. Hij vermoedde, dat men haar welstaanshalve zoo ver mo gelijk van Meingast, dus in den rechtervleu gel van het gebouw, kamer had gegeven. Roch ijlde dus door de lange gang en open de de kamer, die zich aan het eind daarvan bevond. Hij had zich niet vergist: 't was een tot haar appartement behoorende kleine salcn; dat kan men opmaken uit de aan wezigheid van allerhande dingen, die ge woonlijk slechts door jonge, rijke dames worden gebruikt (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 16