Het Blad Papier
DE DEENSCHE ZWEMSTERS IN ZWOLLE
FEUILLETON
door
W. WANIEK.
(Nadruk verboden).
22)
Hoe langer de vreemdeling hem met be
hulp van zijn kijker in de oogen schouwde,
des te sterker werd bij hem de gewaarwor
ding, dat hij ze reeds vroeger moest heb
ben gezien. Waar en wanneer kon dat ge
weest zijn?.... Plotseling verscheen er een
glimp van voldoening op zijn gelaat. Hij
had ze herkend; 't waren dezelfde oogen,
welke hij achtdagen geleden gedurende
een fractie van een seconde had zien fon
kelen, vóórdat hij, door een verschrikkelij-
ken slag getroffen, in Jefferson-Street in
New-York bewusteloos op den grond was
gevallen:
De bespieder was namelijk Karl Koch.
Zijn instinctmatig gevoel van een onmiddel
lijk dreigend gevaar had hem toen het le
ven gered. Hen had zich nog op het laatste
oogen blik een weinig ter zijde kunnen wen
den, zoodat de met lood gevulde knuppel
zijn s'aap niet had getroffen. Toen hij na
verloop van eenige uren in het politiezie-
kenhuis uit zijn bewusteloosheid ontwaak
te, had hij verzocht zijn vriend Kenton te
verwittigen van het incident. Niet heel
lang daarna vond een onderhoud plaats
tusschen Foch, Kenton en het hoofd der
politie en als resultaat van die bespreking
werd aan de dagbladen de officieele mede-
deeling aangaande den moord, op Roch ge
pleegd, overgegeven. Het was namelijk ge
bleken, dat de telefonische uitnoodiging
aan Roch, naar de herberg „In den lusti-
gen matrcos" te komen, bedrog was ge
weest. Deze omstandigheid, het uitzenden
van Hofer naar San Francisco en waar
schijnlijk cok 't verbod van Dickson, vreem
den toe te laten in Green's villa op River
side Drive moesten worden beschouwd als
bewijzen, dat de misdadigersbende kennis
had gekregen van Roch's aanwezigheid te
New York en daar zij gevaar rook
besloten had, hem uit den weg te ruimen,
't Was derhalve beter, Roch's taak niet nut
teloos te bemoeilijken; wilde men den de
tective niet aan een nieuwen moordaanslag
blootstellen, dan moesten de misdadigers op
een dwaalspoor worden gebracht.
Daarom ook werd aan de bladen een
valsch bericht overgemaakt.
Toen Roch na verloop van drie dagen het
ziekenhuis volkomen hersteld verliet, gaf
hij aan zijn voorkomen die veranderingen,
welke hem maakten tot den gentleman met
den zwarten baard en de geelachtige teint,
die nu op een boom in de Odirondack
Mountame zat en met behulp van een uit
stekenden kijker den kerel, die hem had
willen vermoorden, gadesloeg.
Dat gezicht had hij ook vóór zijn ver
trek uit Hamburg opgemerkt een bestel
ler, die zakken aan boord droeg, en la
ter in Jersey City een beschonken ma
troos, die voor hem en Kenton in de straat-
goot was getuimeld.
Roch was dus geen dag onbespied geble
ven. Dat vervulde hem met een gevoel van
schaamte. Hij had zich zoo veilig gevoeld,
was lichtzinnig als een nieuweling ge
weest.
Kon ik nü maar hooren wat die twee
bandieten zeggen! dacht hij woedend. Een
fraai gezelschap op John Green's eigen
grond!
De oude was zeker de huisbewaarder:
maar de jonge? Misschien zijn zoon, die
hem een bezoek was. komen bréngen. Doch
waar bevr nd zich de .vrouw? Hofer had im
mers van een echtpaar gerept.
Roch liet zich langzaam van den tak zak
ken en s.oop naar het venster, 't Was te
hoog. Maar hij bemerkte een grooten steen,
die in de nabijheid lag. Voorzichtig schoof
hij dien steen dichterbij en stapte er op.
Nu bevond hij zich ter hoogte van het ven
ster. Hij drukte zijn oor tegen de ruit,
maar kon trots alle inspanning slechts een
soort gemompel opvangen, dat dikwijls
door ruw gelach werd onderbroken.
Hij veiliet zijn post, schoof den steen
weer terug en werkte zich langs de goot
omhoog raar het dak van het blokhuis.
Daar legde hij zich op den buik en kroop
voorzichtig tot aan een venstertje, dat hij
aanvankelijk niet had opgemerkt. Met de
uiterste behoedzaamheid poogde hij het te
openen; 't was gelukkig van binnen niet
gesloten. Langzaam, duim vor duim, hief
hij het op, steeds luisterend. Niets bewoog
zich. De kamer beneden hem moest niet
bewoond zijn, anders had men zeker het
binnendringen van de zeer kille nachtlucht
bespeurd. Toch was het mogelijk, dat in
het dakkamertje gewoonlijk iemand sliep.
Misschien de oude vrouw, .welke hij tot nu
toe niet te zien had gekregen.
Roch wachtte nog~eenige minuten, knip
te toen zijn electrische zaklantaarn aan en
liet het licht naar beneden vallen, 't Was
een klein, laag kamertje, met een leeg bed,
een kast en een paar stoelen. De detective
liet zich nu behoedzaam zakken, zette een
stoel onder het dakvenster, om zich een
eventueel plotseling noodzakelijk gewor
den aftocht te vergemakkelijken en opende
toen voorzichtig de deur van de kamer.
Zoo kwam hij in een soort gang, van
waar de houten trap naar het gelijkvloers
gelegen vertrek leidde; dat kon hjj opma
ken uit het van beneden opdringende
schijnsel van de lamp.
Blijde opgewondenheid en koortsige span
ning maakten zich van hem meester, toen
hij nu zeer duidelijk kon hooren wat be
neden werd gezegd.
't Was een verddwaasheid van je!
Hij wilde het zoo.
Je had niet moeten toegeven.
Wat had ik dan moeten doen?
Als hij niet wilde, zelf de zaak in
orde brengen.
Dat heb ik ook geprobeerd.
Zoo, zoo! En?....
Ze hebben 't mij belet,
Lafaard! zich door zulk volk de wet
laten voorschrijven!
Wees blij, dat je mjjn vader bent, an
ders had je al een paar duim staal tus
schen je ribben.
Bluffer!
Hoor eens je moet mij niet driftig
maken; anders zou ik kunnen yergeten.
Wat?
Een geweldige vuistslag dreunde op de
tafel.
De jonge kerel gaf geen antwoord en
spoelde zijn toorn weg met een slok rum;
want bijna onmiddellijk daarna hoorde men
het neerzetten van een glas op de tafel.
Na verloop van een paar minuten begon
de oude weer:
En waarom wilde hij niet?
Hij vertrouwt Meingast niet.
De oude lachte schril:
Holder is een fijne schoft. Hij wil ze
ker 't meisje als pand in zijn macht hou
den, totdat Meingast heeft betaald?
Zóó is het. Hij heeft het mij ronduit
gezegd.
Ik kan het hem eigenlijk niet kwalijk
nemen, hoewel 't feitelijk dwaasheid is.
Men kan haar zoo gemakelijk ontdekken!
Wees gerust, op die plaats zal nie
mand haar vinden.
Had hij haar tenminste in Weenen
gelaten! In zoo'n groote stad kan men ge-
makelijker iemand verbergen; daar bekom
mert zich de een niet om den ander.
Dat was niet mogelijk. Die verd....
Roch zat ons dicht op de hielen. Van dien
kerel, ging hij met een spotlachtje voort,
hebben wij gelukkig niets meer te vreezen,
maar desnietemin is het beter, dat ze blijft
waar ze is.
En waarom?
Een gemeene lach van den jongen
schurk:
Vermoorden is geen kunststuk, vooral
wanneer men met zoo'n dingetje al6 die
Maud te doen heeft. Maar het wegvoeren
van het lijk: dat is moeilijk, gevaarlijk
werk. En juist dat zullen wij gemakkelijk
hebben. Op dertig stappen van het huis
stroomt de Donau.
Razende woede maakte zich meester van
Roch. Hij zou liefst den bandieten naar
de keel zijn gesprongen; maar hij wist zich
nog te beheerschen en luisterde verder.
(Wordt vervolgd).
3)e £eicbofic
In lange karavanen trekken ieder jaar omstreeks halt Maart
de verhuizende Limburgsche pachtboeren van de eene
hoeve naar de andere, daarbij trouw geholpen door de
naaste buren
Ter herdenking van den 50sten sterfdag van prol. dr. Alberdingk Thijm werd
Vrijdag op zijn graf te Amsterdam een krans gelegd namens de studenten-
vereeniging „Sanctus Thomas Aquinas"
Koningin Farida, in gezelschap van Haar moeder
Met gemengde gevoelens ontving de bevolking van Praag de gemotoriseerde
Duitsche troepenafdeelingen, die de stad kwamen bezetten
Gemotoriseerde artillerie in de straten
van Praag tijdens de bezetting der
stad door de Duitsche troepen
De Nederlandsche taal is moeilijk; ook voor de Deensche zwemsters, die
Vrijdagavond in het Sportfondsenbad te Zwolle een gevarieerd programma
afwerkten. Ragnhild Hveger laat een geïnteresseerd auditorium haar vordering
in onze taal hooren
Maarschalk Pétain, de nieuwe Fransche
gezant bij Franco, bij zijn aankomst
te Irun in gezelschap van verschillende
Spaansche nationalistische autoriteiten