HET DUITSCHE LEGER IN „TSJECHEI".
Het Blad Papier
De begrafenis van den patriarch Miron Chris'tea heeft te
Boekarest met groote plechtigheid plaats gehad. De aankomst
van het stoffelijk overschot
Duitsche soldaten onderhouden zich, nade bezetting van
Praag in een der hoofdstraten van de stad met eenige
inwoners
Een scene uit „Eine kleine Prühlingsreise mit dir waarvan
Donderdagavond in den Princesseschouwburg te Den Haag
de première ging in verband met het 12'/»-jarig bestaan der
Fritz Hirsch operette
Na de bezetting van Bratislawa. De wacht voor het Deutsche Haus, dat
versierd is met hakenkruisvlaggen, Slowaaksche- en Hlinkavlaggen
De jaarlijksche
Paaschvee-
tentoonstelling te
Rhenen is Donder
dag gehouden. Tal
rijke fraaie exem
plaren waren, on
danks de minder
gunstige weers
omstandigheden,
aangevoerd
Prachtexemplaren op de eerste voorjaarspaardenmarkt, welke Donderdag
in de veemarkthallen te Den Bosch werd gehouden
Burgemeester dr. W. de Vlugt volgde met aandacht de luchtbeschermings
oefening, welke Donderdagavond in Amsterdam Oost werd gehouden
FEUILLETON
door
W. WANIEK.
(Nadruk verboden).
21)
Van al dat mooie hebben we hier
reeds flink geprofiteerd; heel gaarne zal ik
elders een kijkje gaan nemen, spotte Lene.
Aanstaande Zaterdag trekt ons gezelschap
er op uit. Een oude beroemde abdij is ook
wel 't bezichtigen waard, en een mooie ski
gelegenheid is niet te versmaden.
Intusschen mag ik thuis zitten knie
zen.
Lene bleef plotseling staan en keek
Kronberg vast in de oogen.
Zou je waarlijk lust hebben om mee
te gaan?
En Kronberg ontweek geenszins haar
blik en van de beteekenis van zijn luid en
forsch „ja!" was hij zich ten volle bewust.
Lene's hartje beefde, toen zij weer sier
lijke kringen op de prachtige ijsbaan be
schreven.
Kronberg voelde het en er kwam een ge
voel van gerustheid over hem," een gevoel
van veilig geborgen zijn in een behagelijk
nest, ver van alle stormen des levens, van
alle duistere avonturen. Naar zoo iets had
hij eigenlijk reeds verlangd, totdat een zeld
zame gebeurtenis.neen, niet meer daar
aan denken! Nooit meer!
En Kronberg besloot aan de ski-partij
deel te nemen en bij die gelegenheid het be
slissende woord te spreken.
In de gelagkamer van de herberg „Adi
rondack" te Tawakus, zat een heer van
middelbare grootte, te naastenbij 35 jaar
oud; uit zijn zwart haar, zijn niet minder
zwarten baard en zijn geelachtige teint kon
men opmaken, dat hij tot .een zuidelijk ras
behoorde. Zijn kleeding, zijn hooge lederen
slobkousen en een paar tegen den muur
staande ski's deden veronderstellen, dat
de vreemdeling naar die plaats was geko
men om aan wintersport te doen. Hij had
juist de lunch gebruikt en vroeg nu den
waard om een kop sterke koffie. Vervol
gens. stak hij een sigaar op en haalde uit
zijn binnenzak een landkaart te voorschijn,
die hij openvouwde, voor zich op de tafel
legde en ijverig begon te bestudeeren. Na
verloop van eenige minuten bracht de
waard de gevraagde koffie en vroeg, met
een blik op de kaart:
Wilt u vandaag nog verder?
Ja, naar Adirondack, maar ik vrees,
dat het een beetje te ver zal zijn.
Ongeveer 16 kilometer en altijd bergop
't Spijt me zeer, maar dat zal inder
daad te veel zijn; ik heb vandaag al een
flinke marsch achter den rug.
Is u van plan, nog al lang te Adiron
dack te blijven?
Neen, ik wil er enkel overnachten, om
den volgenden morgen den Indian-Pas in
de richting van Adirondack te passeeren en
aan verder naar Lake Placid te gaan.
De waard glimlachte.
Een tochtje door den Indian-Pas? Voor
het oogenblik onmogelijk, mijnheer.
En waarom?
Alles ligt onder sneeuw en ijs. 't Zou
levensgevaarlijk zijn. U zoudt niet eens een
gids kunnen krijgen, en zonder gids was het
eenvoudig zelfmoord.
Gelooft u dat werkelijk?
-—Ja. Nog geen veertien dagen geleden
zijn drie toeristen, die alle waarschuwingen
in den wind sloegen, verongelukt.
't Is waarlijk een teleursteling voor
mij. Ik ben met den trein van New York
naar Hammandville gekomen en wilde de
Adirondack Mountains dwars doortrek
ken.
Geloof mij, door den Indian-Pas is het
nu onmogelijk. Maar u kunt van hier over
Hotel Sagamore aan het Long Lake ko
men. Dat is een minstens even schilder
achtig landschap, en die tocht levert geen
bijzonder gevaar op.
't Is wel de moeite waard, dat plan
in ernstige overweging te nemen. Hoe ver
zijn we hier van Hotel Sagamore?
Ongeveer tien kilometer.
De vreemdeling dacht een oogenblik na
en zei toen:
Ik geloof, dat u gelijk hebt; 't is beter,
niet meer aan den Indian-Pas te denken.
Mijn toeristische eerzucht gaat niet zoo
ver, dat iK mij aan gevaar zou willen bloot
stellen. Ik zal dus 't beste doen, hier te
overnachten en morgen naar hotel Saga-
more te gaan. Hebt u een kamer vrij?
Zeker; ik zal u de beste geven, die ik
heb.
Uitstekend. Laat ze in orde brengen
en flink verwarmen. Ik maak intusschen
nog een kleine wandeling.
De vreemdeling stond op en ging naar
buiten, 't Was een prachtige avond. De zon
was reeds verdwenen achter de bergen, die
zich donker tegen de lucht afteekenden en
het begon al te schemeren.
De vreemdeling volgde den weg naar
Adirondack. Hij had zijn sneeuwschoenen
in de herberg gelaten, want de sterke zui
den wind, die sinds twee dagen blies, had
in de laagten de sneeuw geheel doen smel
ten. Hij had bijna een uur gewandeld, toen
hij plotseling bleef staan en zich snel ver
borg in het dichte sparrenbosch aan den
rechterkant van den weg. Toen hij meende,
niet meer te worden gezien, bleef hij staan
onder een hoogen boom, haalde een verre
kijker te voorschijn en nam uit zijn schuil
plaats den omtrek schelp op.
Ongeveer 300 meter vóór hem lag een
boerderij, afgesloten door een hooge, groen
geverfde heining. Achter die heining zag
hij twee houten huizen. Het eene het
grootste met open veranda's en een sier
lijk torentje, lag met zijn voorgevel* naar
den weg gekeerd; 't andere, een eenvoudig
blokhuis van kleine afmetingen, stond vlak
achter de heining. De houten vensterluiken
van het grootste gebouw waren gesloten,
waaruit men kon opmaken, dat het niet
was bewoond, terwijl een lichtschijnsel uit
de vensters van 't blokhuisje de aanwezig
heid van menschen verried.
De vreemdeling wachtte nog eenigen
tjjd, totdat het geheel donker was gewor
den en sloop toen, met zorg alle gedruisch
vermijdende, door het bosch naar de boer
derij. Na verloop van eenige minuten stond
hij binnen de heining, achter het blokhuis-
je, waarvan ook aan dien kant een venster
was verlicht. Met de lenigheid van een kat
slingerde hij zich op den tak van een
boom, en van daar kon hij in de kamer van
't blokhuis kijken, 't Was een geluk voor
hem, dat de wind nog heviger was gewor
den en hem tegenwoei: anders hadden de
twee wolfshonden, die hij zag rondloopen,
hem zeker in den neus gekregen.
Na zich er van te hebben vergewist, dat
hem van den kant der honden voorloopig
geen gevaar dreigde, begon hij rustig de
kamer in oogenschouw te nemen, 't Was
een nog al ruim, eenvoudig maar net inge
richt vertek; aan den eenen kant gaf een
deur toegang tot de keuken, terwijl aan de
tegenovergestelde zijde een houten trap,
naar de onder het dak gelegen slaapkamer
tje moest leiden.
Het midden van de kamer werd in beslag
genomen door een groote eiken tafel, waar
aan twee mannen, die een druk gesprek
voerden, gezeten waren. Een half geledig
de flesch rum en de zware tabaksdamp,
dien zij uit hun pijpen bliezen, bewezen,
dat zij de kunst verstonden, aan het onder
houd in ieder geval een aangename zijde te
geven. Het licht van de helder brandende
lamp, die boven de tafel hing, stelde den
bespieder in staat, de twee mannen goed
op te nemen. De oudste, die reeds diep in
de vijftig moest zijn, had een grijzen, ru
wen baard, die bijna geheel zijn gezicht be
dekte en aan zijn voorkomen iets wilds,
iets dreigends gaf. Een zeer groote haviks
neus en grijze, onheilspellende oogen ver
sterkten nog dien indruk.
De andere moest ongeveer dertig jaar
oud zijn. Hij was kleiner dan de oude,
maar zijn gedrongen, gespierde gestalte
vended buitengewone lichaamskracht. Hoe
wel zijn gezicht glad geschoren was, bood
het zekere gelijkenis met dat van den an
deren man; hij had denzelfden haviksneus,
welke dreigend boven een smallen mond
stond. Het meest karakteristieke deel van
zijn gezicht waren de oogen, kleine grijze
oogen met een loertnde, listige uitdruk
king.
(Wordt vervolgd).