DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Het Herderlijk Schrijven van Haarlem's Bisschop MAANDAG 27 FEBRUARI 1939 30ste Jaargang No. 927 S)e £cki6elveSoij^<mt Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 15, Administratie 935. Adv. en Abonn.-tarleven zie pag. 2 Giro 103003. Postbus 11. Tegen het doordringen van een heidenschen geest JOANNES PETRUS HUIBERS, DOOR DE GENADE GODS EN DE GUNST VAN DEN APOSTOLISCHEN STOEL Bisschop van Haarlem. Aan de Geestelijkheid en Geloovigen van Ons Bisdom ZALIGHEID IN DEN HEER! Bij alle moeilijkheden, welke ons omrin gen, bij alle gevaren, welke soms heel de menschheid bedreigen, zijn wij als kinde ren Gods boven anderen bijzonder bevoor recht. Immers wat anderen moeten onder gaan zonder eenige hoop op verbetering, wordt voor ons dragelijk gemaakt en kan voor ons zelfs een reden tot heilige vreug de worden. Wij weten toch: eerstens dat wij nooit boven onze krachten kunnen be proefd worden, maar dat God met de be proeving steeds uitkomst geeft 1) en ver volgens, dat al het lijden van dezen tijd niet in vergelijking kan komen met de heerlijk heid welke eenmaal in ons zal worden ge openbaard 2). Een kind van God ziet al tijd met liefde en vertrouwen de toekomst tegemoet. Dit is voor ons echter geen reden om werkeloos te blijven, neen, wij moeten onet alle kracht het kwade weren en het goede doen zegevieren. Het is iederen dag meer duidelijk, dat de geestelijke strijd hoe langer zoo feller wordt, dat de levensbeschouwingen, die de wereld trachten te overmeesteren, zoowel die van de godloozen als die van de moder ne heidenen, lijnrecht staan tegenover de leer van onzen Heer Jezus Christus en van Zijn H. Kerk. Men ziet dat onze grootste en heiligste goederen groot gevaar loopen en dat op duivelsche wijze getracht wordt het Christendom of op de ééne of op de an dere manier van de aarde te doen verdwij nen. Daartegen moeten wij waken daarte gen moeten wij strijden „om het erfdeel onzer Vaderen vast te houden" 3). Dat is de plicht van iederen katholieken man en van iedere katholieke vrouw en van iederen katholieken jongen en van ieder katholiek meisje. Alle kracht moet worden ingespannen om nauw aaneengesloten onverdroten te strijden voor het behoud van het H. Ge loof en het beleven van dat Geloof door de goede en reine, christelijke zeden. Bij de vertroosting welke Ons geschon ken wordt door het prachtige voorbeeld van zooveel ijverige Katholieken, is het Ons een groote droefheid te moeten zien, hoe door de slapheid van vele anderen juist het tegendeel geschiedt en de weg wordt be reid voor het heidendom en hoe dit onge merkt en langzaam binnensluipt in vele ka tholieke harten en vele katholieke gezin nen. Men doet dit nift altijd met opzet, men wil het ook niet, maar men leeft heidensch en doet heidensch, zonder er bij na te den ken en zonder het in te zien en zonder het eenigszins zwaar te tellen. Het gevaar is er echter niet minder om. Er zijn teekenen, die Ons doen vreezen, dat de heidensche geest reeds veel verder is doorgedrongen dan velen vermoeden. Op enkele van die onheilspellende tee kenen moeten Wij heden met nadruk wij 1. Wij noemen allereerst de ontheili ging van den Zondag. De viering van den dag des Heeren is door God zelf ingesteld „Gedenkt dat gij den Sabbatdag heiligt" 4) en door de H. Kerk nader bepaald. Op dien dag onthouden wij ons van den daagschen arbeid om gezamenlijk en open lijk aan Onzen Schepper en Weldoener onze hulde en onzen dank te brengen en om, doorq Hem onderwezen en gesterkt, met nieuwen moed den strijd van het leven voort te zetten. Wij zien reeds lang, dat bij ongeloovigen de Zondag is uitgekozen als de dag van ver maak en losbandigheid. Alle christelijke gedachte wordt aan den Zondag en aan de feestdagen ontnomen de groote beteéke- nis is voor hen: sport, feestvieren en uit gaan. Is het niet ontstellend te zien, dat onder ons, Katholieken, die opvatting, die gedachte veel te veel wordt overgenomen? Zeker Wij verheugen ons, dat zooveel trouwe Katholieken wekelijks de kerken vullen en met heel hun hart en hun ziel aan God hun liefde toonen en Gods liefde gaven ontvangen. Maar: hoevélen ontbréken er? Hoe zou het er op meerdere plaatsen heel anders uit zien, als de kinderen Gods in het huis van God, hun Vader, allen vereenigd waren. Wij weten dat een gepast vermaak op den Zon dag zeker geoorloofd is. Maar, hoevelen zijn er, die hun zwaarste verplichtingen zelfs verzuimen om alleen te doen wat zij wil len, te zoeken wat hun genot geeft en op dien dag door hun losbandigheid nog meer zonden bedrijven dan op andere dagen. En zijn er niet velen, die in de vroegte nog wel juist genoeg doen om zich niet aan doodzonde schuldig te maken, maar voor het overige zóó opgaan in aardsche dingen, dat van een heiliging van den dag des Hee ren en van een versterking van hun gees telijk leven hoegenaamd niets terecht komt. Wanneer de christelijke geest niet krach tig wordt gevoerd, dan kwijnt hij weg. In zulke harten komt of woont reeds de geest van het heidendom. 2. Dat zien wij ook in het sóórt van ver maken dat wordt nagestreefd. Wij denken hier aan die menschonteeren- de excessen op sportgebied als bijv. som mige bokswedstrijden, een zesdaagsche en. andere en alles wat daarmede samen hangt. Zonnebaden en zwemsport wor den niet zelden een openlijke aanfluiting van de allereerste beginselen van kuisch- heid en eerbaarheid. Wij denken aan het strandleven. Daar zijn meerdere plaatsen in Ons Bisdom, die in de laatste jaren een treurige vermaardheid hebben verworven, omdat het strand de meeste dagen van het seizoen onveilig is onveilig voor kinderen maar even on veilig voor ieder fatsoenlijken volwassene. En is het nu niet heel erg droevig: te weten dat Katholieken, die door God als zijn kinderen zijn uitverkoren, daarheen gaan en meedoen met dat heidensch gedoe? Die buiten het bereik van hun gewone om geving zich vrijheden veroorloven, waar voor zij anders wel zouden oppassen, zich kleeden als hadden zij alle schaamte ver loren, hun oo>gen verlustigen aan het kwaad van anderen en zelf ergernis ge ven en in niets zich ontaerscheiden van die genen die God niet kennen, die zijn Naam wdien zien weggevaagd van de wereld7 Is dat niet meehelpen aan het rijk van den duivel? 3. Wij denken aan de danswoede zoo moeten Wij het helaas wel noemen de danswoede, die vooral sommige streken heeft aangetast en daar de goede zeden 'ernstig bedreigt. Ook vele van onze katho lieke jongens en meisjes lijken daar door. den dans koortsachtig aangegrepen, ze zoe ken daarin hun grootste geluk, zij laten zich door geen ouders, door geen priesters, door niets weerhouden om de prikkeling der zinnen te ondervinden. Zij waren kin deren Gods, zij waren braaf zij waren de hoop voor de toekomst; in hun dartel heid verliezen zij hun edelste en schoon ste goed. De reine zeden gaan verloren en dientengevolge het behaud van het ge loof: onze steun voor de toekomst valt weg. Dansende bereiden zij den weg naar het heidendom. 4. Wij zien met schrik naar dien vloed van neutrale lectuur van anti-godsdien stige en anti-katholieke en anti-zedelijke geschriften die openlijk worden uitge stald en, die op onverantwoordelijke wijze worden toegelaten en worden binnenge haald in onze katholieke gezinnen. Terwijl zoovele katholieke buitenlanders ons benijden om onze mooie en goede ka tholieke Pers en de prachtige katholieke werken, waar wij zoo schoon de juiste rich ting vinden voor ons leven in dezen tijd, vinden velen dat te min. Zij meenen dat het groot en breed en wetenschappelijk is om zich in deze niet te storen aan eenige wet van Kerk of natuur. Zij zullen zelf wel uitmaken wat goed is en zij verdiepen zich dag in dag uit in de dwalingen de waandenkbeelden die de niet-geloovi- gen en anti-christenen als de hoogste wijs heid beschouwen. En zij begrijpen niet dat zij het heidendom indrinken en dat hun geest gevangen wordt in de strikken van het ongodisme. 5. Wij zouden nog moeten wijzen op het misbruik van film en radio en het gemis van liefde en rechtvaardigheid en op zoo vele andere zaken. Wij willen Ons beperken door met groo- ten nadruk te wijzen op het grootste gevaar waaraan wij blootstaan: de ontkerstening van het gezin en v&n het huwelijk. 6. In een vorigen Vastenbrief 5) hebben wij het christelijk gezin beschouwd als de kern van de christelijke maatschappij. Verleden jaar hebben Wij gewaar schuwd tegen de ongehoorde lichtzinnig heid, waarmede sommigen een huwelijk aangaan. Wat moeten Wij zeggen van die genen, die het huwelijk beleven op de meest onnatuurlijke wijze, die juist als de godlpozen zich niet storen aan de heiligste wetten waarop God zelf het hu welijk heeft gegrondvest, die alleen be vrediging zoeken voor hun eigen zin en hun eigen lust! Mag men ze nog katholieken noemen, die het huwelijk even lichtvaardig verbreken als zij het hebben aangegaan? Dat alles is toch geheel heidensch, dat behoeft toch geen betoog dat is niet overdreven gezegd. Het is een losmaken van de heiligste banden, waarmede God zelf twee men- schen heeft verbonden en die Onze Heer Je zus Christus onverbreekbaar heeft ge noemd; het is het ondermijnen van het krachtigste bolwerk in de christelijke maatschappij. Zulk een gezin draagt uiterlijk nog den naam van katholiek, maar dat is maar schijn. In werkelijkheid is het een voor post van het heidendom. En het gezin dat God heeft ingesteld tot zegen van ouders en van kinderen en van bet nageslacht wordt gemaakt tot een ramp voor een geheèle nakomelingschap. Het is een der grootste triomfen welke de duivel behalen kan. Waarom zeggen Wij nu dit alles? Heb ben Wij geen vertrouwen in de toekomst? Ongetwijfeld. Wij weten het: „Aan de Heer behoort de aarde en al hare volheid" 6). Bovendien Wij hebben de belofte: „De poorten der hel zullen Haar niet overwel digen" 7). En dat andere woord: Ver trouwt, Ik heb de wereld overwonnen" 8). Wij weten het ook, dat God kan helpen door weinigen zoo goed als door velen. God zij gedankt: Wij mogen nog steunen op velen: op een breede schare van ijveri ge, toegewijde priesters en kloosterlingen, op een leger van vastberaden mannen en vrouwen, op een jeugd, die teekenen geeft van wilskracht en godsdienstzin. Maar het gevaar is groot, dat bij ons ge beuren zal wat zoo dikwijls in de geschie denis, ook in onzen tijd heeft plaats gehad, dat door het overnemen van de slechte ge bruiken van de niet-geloovigen, mét de goede zeden ook het geloof verloren gaat. Dan zal men in de ure der beproeving ver steld staan, hoevelen er zullen bezwijken en hoever de heidensche geest reeds is doorgedrongen. Zeker: de Kerk zal niet ver gaan, zij- zal alle stormen trotseeren. Maar als wij niet oppassen, dan loopt zij gevaar velen van hare kinderen te verliezen. Daartegen moéten Wij waken tot iederen PrÜs. Daarom de roep van den Paus, door de Bisschoppen van heel de wereld herhaald, cm allen paraat te maken om het kwaad in de eigen gelederen te stuiten en het goe de te beoefenen met alle kracht. De oproep die zich richt tot iederen katholiekn man en iedere katholieke vrouw en iederen ka tholieken jongen en ieder katholiek meisje, zonder eenige uitzondering. Daarom het prachtige werk van het Co mité Van de Actie voor God, dat geen offers en geen moeite spaart om het geweten wak ker te schudden en ook in het openbare le ven God geëerd en Gods Wetten geëer biedigd te zien. Daarom ook het werk der Katholieke Actie, dat in Ons Bisdom reeds geruimen tijd gestadig wordt voorbereid, maar dat weldra in alle parochies, waar het eenigs zins mogelijk is, kernen zal vormen, uit al le rangen en standen om onder de leiding van het kerkelijk gezag allen te doen deel nemen aan den gemeenschappelijken strijd voor de eer van God en het waarachtig geluk van de menschen. Maar met onze persoonlijke actie mogen wij niet wachten, geen dag en geen uur. Willen wij het kwaad stuiten in onze ge lederen, dan moet van dit oogenblik af iedereen ophouden met meedoen aan die heidensche werken, die Wij hebben aange wezen en al dat onheilige weren van zich zelf en van zijp gezin. En niet alleen moet ons werk negatief zijn. Wij moeten het kwaad overwinnen door het goed 9). Ieder onzer kan reeds aanstonds beginnen met den dag des Hee ren te heiligen, eerbaar te zijn in kleeding, eerbaar in vermaak, eerbaar in het. huwe lijksleven, gehoorzaam aan de Wetten van God en van de Kerk, nauwgezet zijn plich ten vervullen en in alles zich te gedragen als een echt Katholiek. Wij weten wel dat er zijn, die ons zullen beschuldigen van kleingeestigheid, van hek jeszetterij en dergelijke dingen, maar wat deert het ons, wat de menschen zeggen wanneer wij met God zijn en God met ons is? Wij herinneren U aan het bemoedigend woord, dat de H. Apostel Paulus sprak tot de Philippiërs, die leefden in een heiden sche omgeving: „Doet alles zonder morren „en aarzelen, opdat gij onberispelijk moogt „zijn en ongerept, vlekkelooze kinderen „van God te midden van een krom en ver draaid geslacht, waaronder gij schittert „als sterren in het heelal" 10). Hoe kan dat alles? Dat kan, wanneer de liefde Gods in ons leeft, wanneer deze wordt uitgestort in on ze harten door den H. Geest 11). De wereld heeft God niet lief. Zij haat God. Zij zoekt alleen zichzelve in eigen liefde. Wij moeten God beminnen boven alles, dat verdient Hij met het volste recht. Wij moeten niet ons zeiven zoeken maar Hem, die ons oneindig bemint en Zich zeiven voor ons geheel gegeven heeft 12). Dat leert ons de Apostel in het overschoone epistel van dezen dag: „Zonder de liefde, ben ik niets". En daartegenover: De liefde maakt ons tot alles in staat: „alles gelooft zijk alles hoopt zij, alles verdraagt zij en.... zij vergaat nimmer 13). Laten wij met deze gedachten den hei ligen Vastentijd ingaan, biddende en boe tende: met heiligen ijver, met blijden moed. De voortdurende en aandachtige overwe ging van het lijden Onzes Heeren, dat Hij ons in het Evangelie van dezen Zondag zelf heeft voorspeld, zal de liefde in onze harten ontvlammen tot «en brandend vuur. Wij zullen één zijn met Hem en Hij met ons. En als God met ons is, wie is dan te gen ons 14). Als de liefde Gods werkelijk in ons is, dan zal God ons beveiligen, dan zal Hij ons sterken, dat het rijk van den duivel, het moderne heidendom ons niet zal overweldigen en dat het H. Geloof en de goede zeden ongerept worden bewaard en krachtig worden gehandhaafd. Wat een eer voor ons, als wij daartoe mogen medewerken met den Zoon van God ook al kost het ons offers. Moge dit geschieden door Gods onmisba- ren zegen onder de hoede en onder de voor spraak van de Allerheiligste Maagd Maria en van alle heiligen van ons vaderland. En zal dit Ons herderlijk schrijven op den eersten Zondag van de Vasten in alle kerken en kapellen waarover een Rector is aangesteld onder alle H.H. Missen won den voorgelezen. Gegeven te Haarlem, 23 Januari 1939. t JOANNES PETRUS, Bisschop van Haarlem. Op last van Z. Hoogw. Excellentie, H. W. AGTEROF, Secretaris. 1) I Cor. X. 13. 2) Rom. VIII. 18. 3) I Macch. XV. 34. 4) Ex. XX. 8. 5) 1937. 6) Ps. XXIII. 1. 7) Mt. XVI. 18. 8) Jo XVI. 33. 9) Rom. XII. 21. •10) Phil. II. 14. 11) Rom. V. 5. 12) Gal. II. 20. 13) I Cor. XIII. 14) Rom. Villa 31. Bescherming van de industrie Wijziging van de tariefwet WELKE POSTEN WORDEN VERHOOGD? Thans is bij de Tweede Kamer ingediend een wetsontwerp tot wijziging van de Ta- riefwet-1934 en van de Wet op het statis- tiekrecht, welke wijziging beoogt aan een aantal daarvoor in aanmerking komende takken van bedrijf eenigen steun te ver- leenen ter versterking van hun positie op de binnenlandsche markt, in den vorm van een verhooging van invoerrecht. Dit zal voor de eindproducten, die zijn dus artikelen welke thans in het algemeen met 12 pet. zijn belast, 20 pet. van d ewaarde met overschrijden. De tariefherziening betreft de volgende takken van nijverheid: 1. de glas- en aardewerkindustrie; 2. de textiel- en kleedingindustrie; 3. de papierindustrie; 4. de hout- en houtbewerkingsindustrie; 5. de leder- en lederwarenindustrie; 6. de metaalnijverhend. Het ligt niet in het voornemen de onder havige voorstellen binnen afzienbaren tijd Oil nummer beslaat uil vier bladen. VOORNAAMSTE NIEUWS Buitenland Het einde van den Spaanschen burger oorlog in het zicht. (2de blad). De anti-Duitsche stemming in Polen. (2de blad). - I De Britsche regeering heeft een nieuw plan tot regeling van het Palestijnsche pro bleem. De Joden verzetten zich er tegen. (2de blad). De positie der vreemdelingen in Italië, (2de blad). Binnenland Verhooging van de invoerrechten ter bescherming van bepaalde industriën. (Ie blad). Verlaging invoerrecht sigarettenpapier en wijziging voorschriften omtrent zegeling (le blad.). De vergadering van de Partijraad der RJK. Staatspartij. (2e blad). Te Delft verongelukten twee jongens door onvoorzichtigheid. (3de blad). Ernstige brand in sitroocartonfabriek te Sappemeer. (3de blad). Sport en Wedstrl|den Voetbal: Het Nederlandsche elftal boekt een fraaie 32 overwinning op Hon garije. (4de blad). Zwemmen: Nieuw wereldrecord van Inge Sörensen op de 500 M. schoolslag. (4de blad). Gymnastiek: De jaarvergadering van den D.H.G.B. en D.H.A.K. (4de blad). door andere dergelijke te doen volgen. Ver dere maatregelen op tariefgebied tot be scherming van de binnenlandsche nijver heid zullen in dit verband beperkt kun nen blijven tot eventueele toepassingen van art. 2 der tariefmachtigingswet. Dus tot ïpcidenteele gevallen waarin een noodtoe stand aanwezig moet worden geacht, welke onmiddellijke voorziening vereischt. De totstandkoming van de onderhavige voorstellen zal, naar reeds in de millioe- nennota werd berekend, ongeveer 5 millioen gulden per jaar in de schatkist brengen. De Regeeringspersdienst meldt: Op 24 Februari j.l. is een wetsontwerp tot wijziging van de Tariefwet 1934 en de wet op het statistiekrecht (Staatsblad 1932 No. 231) ingediend. De in dit wetsontwerp vervatte wijzigingen der invoerrechten tre den ingevolge een in de Staatscourant van heden opgenomen, op de Tariefmachti- gingswet 1934 gegrond koninklijk besluit van 24 Februari 1939, No. 17, met 1 Maart a.s. voorloopig in werking. Laatstgenoemd besluit houdt ook voor zieningen in omtrent teruggaaf van invoer recht voor goederen waarvan de invoer rechten zijn verhoogd. Voor teruggaaf ko men in beginsel alleen in aanmerking goe deren waarvoor ten genoegen van den mi nister van financiën wordt aangetoond, dat het verschil in invoerrecht ingevolge een reeds vóór 24 Februari 1939 gesloten overeenkomst van koop en verkoop,niet of niet ten volle op den kooper dier goederen kan worden verhaald. Het wetsontwerp opent mede de moge lijkheid tot een gedeeltelijke vrijstelling van het voor benzolkoolwaterstoffen ver schuldigde invoerrecht. Zij, die meenen aanspraak te kunnen ma ken op teruggaaf van invoerrecht, zullen goed doen nopens hetgeen hun hiervoor te doen staat inlichtingen te vragen aan de in specteurs of ontvangers der invoerrechten. Inlichtingen omtrent de wijzigingen v n het tarief van invoerrechten worden even eens door genoemde ambtenaren verstrekt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 1