Een laatste pleidooi voor Leiderdorp De Dieren' Jamboree MAANDAG 13 FEBRUARI 1939 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 14 Politieke hereeniging tusschen R. K. Staatspartij en Kath Dem Partij Wij lezen in „Onze Vaan": Op initiatief van Staatspartijzijde heeft een gemengde commissie uit de R.K.S.P. en de K.D.P., onder leiding van den oud minister, den heer mr. H. P. Marchant, de mogelijkheid van herstel der Katholieke politieke eenheid onderzocht. Haar rap port leidt tot een voorstel van het P.B. om de K.D.P. te ontbinden. Het bovenstaande bericht zal allicht tot verwondering aldus „Onze Vaan", het weekblad der K.D.P., dat wij verder ci- teeren misschien wel tot eenige sensa tie leiden in en buiten de kring van onze leden en lezers. Geen verwondering zal het evenwel baren, als wij mededeelen, dat het vraagstuk» der politieke hereeni ging, der Katholieke politieke eenheid in de laatste jaren steeds meer de hoofden en harten van de leiders der partij en dezer afdeelingen heeft bezig gehouden. Wie de wereldomstandigheden gadeslaat, die is zich met steeds grooter zorg gaan afvragen, wat zal er met Nederland ge beuren, wat zal het lot der Katholieke Kerk ook in ons vaderland worden. De tegenwoordige tijd roept, neen, schreeuwt om eenheid op allerlei gebied, om samen werking van alle beschikbare en goedwil lende krachten tot leniging der stoffelijke, maar vooral ook der geestelijke nooden, tot heil van het vaderland, maar vooral ook der Kerk. De verantwoordelijkheid begon op de leiders in ons kamp, maar ook daar buiten, steeds zwaarder te drukken. Van eenig initiatief tot hereeniging kon om verschillende redenen van onze kant geen sprake zijn. Toen van de overkant een welwillende hand werd uitgestoken, kwam het vraagstuk in een acuut stadium. Na rijp beraad kwam het P.B. tot een voor stel, dat elders in dit nummer is omschre ven en waarover het de beslissing vraagt van ons congres, dat volgens art. 18 sub 1 van onze statuten „het hoogste gezag in de partij vertegenwoordigt". Teneinde onze leden volledig op de hoogte te stellen, volge hier een uitvoerige toelichting. Reeds bij schrijven van 16 April 1938 bereikte het bestuur van de afd. Amers foort het verzoek tot een samenspreking met enkele vooraanstaande leden der R.K.S.P. in Amersfoort, namens wie de heer Plomp, plaatselijk redacteur van „Het Centrum", als gedelegeerde optrad. Van het resultaat der daarop gevolgde be sprekingen stelde onze p.g. Waterloo, voor zitter onzer afd. Amersfoort, den partij secretaris op de hoogte, die op zijn beurt het P.B. inlichtte, dat op 26 Juni 1938 in vergadering bijeen was. Inmiddels duurde het nog geruïmen tijd eer de plannen vastere vormen aannemen. D.d. 12 Nov. zond Waterloo aan het P.B. een uitvoerig schrijven over het verloop der zaken en vroeg hij machtiging om met de uitwer king der in onderling overleg vastgestel de plannen voortgang te maken. Na over leg in het P.B. kon de partijsecretaris op 8 Dec. '38 aan Waterloo berichten, „dat bij het P.B. geen bezwaar bestaat tegen het voortzetten der door u en den heer Plomp aangevangen besprekingen". Hij mocht daaraan nog toevoegen: „dat het P.B. zijnerzijds waardeering heeft voor het genomen initiatief en we derom blijk wil geven van zijn goede ge zindheid ten opzichte van de reeds meer geuite wensch naar politieke eenheid door het Hoogwaardig Episcopaat". Als eerste werk diende nu te worden samengesteld een z.g. Contactcommissie, bestaande uit leden der R.K.S.P. en der K.D.P., waarbij het bestuur der K.D.P. de voorwaarde had gesteld, dat daarin over en weer geen leden der partijbesturen zouden worden opgenomen. Na veel cor respondentie kwam die commissie tot stand en hield haar eerste vergadering op 11 Jan. 1939 te Amersfoort. Zij bestond uit voor de R.K. Staatspartij de Z.E. heer J. H. Hooymarij pastoor te Amersfoort, de H.H. dr. A. C. M. Moerdijk te Roosendaal (N.-B.), H. C. Nijkamp te Enschede, J. Plomp te Amersfoort. Voor de Kath. Dem. Partij, prof. mr. dr. J. A. Veraart te Den Haag, J. Houtsma te Zwolle, F. J. Bloemkolk Jr. te Amster dam, L. Waterloo te Amersfoort. Als voorzitter trad op Zijne Exc. mr. H. P. Marchant. De vergadering had plaats in de gast vrije pastorie van pastoor Hooyman en had een aangenaam verloop. Tot zoover de redactie van „Onze Vaan" (redacteur is de heer C. D. Wesseling, secretaris van de K.D.P.). Rapport prof. Veraart. In „Onze Vaan" is verder vermeld een uitvoerig rapport van prof. Veraart, waar van de conclusie is, dat de delegatie van de K.D.P. bereid is: aan het Partijbestuur de opheffing der K.D.P. voor te stellen, als de volgende voorwaarden in acht worden genomen: 1. De thans in Gemeenteraden of in Provinciale Staten zitting hebbende leden van de K.D.P. worden in de fracties van de Staatspartij opgenomen; 2. Bij de ee?lang plaats hebbende verkie zingen voor Gemeenteraad en Provinciale Staten worden die zitting hebbende leden van de Katholiek Democratische Partij op een verkiesbare plaats door de Staatspar tij als candidaat gesteld, die als zodanig door het Partijbestuur van de Katholiek Democratische Partij worden aangewezen; 3. Aan den tegen woordigen secretaris van het Partijbestuur van de Katholiek Democratische Partij, der hee- C. D. Wes seling, wordt een hem passende plaats in het werk van de Staatspartij aangeboden. Advies mr. Marchant. Aan het Bestuur de? R.K. Staatspartij, 's-Gravenhage, is door mr. Marchant een advies gegeven, waaraan wij het volgen de ontleenen: Indien het mij als rapporteur wordt ver oorloofd, mijn meening te zeggen over het wederzijdsche streven van leden van bei de organisaties om de politieke eenheid onder de Nederlandsche Katholieken te versterken, moge ik het volgende opmer ken: Het is een heugelijk verschijnsel, dat de noodzakelijkheid om de eenheid te her stellen aan weerskanten wordt beseft. Het verweer tegen de aanvallen, die in onze dagen de Kerk van Christus heeft te ver duren, gedoogt geen verdeeldheid in de organisatie; ook niet op politiek gebied. Door de eenheid van organisatie is niet te bereiken eenheid van staatkundig-so ciale overtuiging. De uiteenloopende „denk richtingen", zooals het verschil in staat kundige overtuiging wel eens is genoemd, zullen noodzakelijk blijven leven; gelijk ze ook zijn blijven leven onde? hen, die in de Staatspartij georganiseerd zijn ge bleven. Alleen kan worden bereikt, dat ondanks dit verschil de eenheid van or ganisatie wordt hersteld, welke, in deze dagen vooral, een belang is, dat de andere geestelijke belangen overheerscht. Wie in de loop der jaren deze moeilijk heid men zie niet voorbij, dat het een moeilijkheid is. gestadig heeft over dacht, moet zijn aandacht vooral hebben gegeven aan de vraag, welke voorwaar den moeten zijn vervuld, om het samen leven in hetzelfde huis mogelijk te maken zonder voortdurend gevaar te loopen om opnieuw in een inwendige crisis te ver vallen. Te dezen aanzien meen ik, dat de be woners van hetzelfde huis nimmer uit het oog moeten verliezen, dat het uiteenloo pend inzicht welbewust als een feit moet worden aanvaard niet alleen, maar dat voor het leven van deze verschillende in zichten ruimte en lucht moet worden ge laten. De moeilijkheden, die de Staats partij ondervond, vloeiden voort uit de waan, dat men door het opstellen en alge meen aanvaarden van een bepaald pro gram aan de verschillen een einde had gemaakt en dat het er toen verder alleen op aankwam om door een straffe leiding alle paarden te dwingen in het gareel van het centraal gezag. Wie terugdenkt aan den tijd, voordat Schaepman zijn eenheidsgedachte had ge formuleerd, zal niet hebben geconcludeerd, dat daarmede 't geestelijk verschil tusschen Schaepman en Vermeulen uit de wereld was. Neen, dat verschil is daarna precies hetzelfde gebleven Men kan zoodanige verschillen alleen uit de wereld trachten te krijgen dor overtuigen, door bekeeren; niet door het formuleeren van een pro gram, waarbij allen zich kunnen neer leggen. Men bereikt hiermede alleen een organisatorische eenheid, geen eenheid, in de geestesrichting. Uit deze waarheid volgt, dat voor elke geestesrichting binnen de organisatie le venslucht en ruimte moet blijven. Te dien aanzien valt er niets op te leggen. Dit kan alleen in geloofszaken de Kerk van Christus doen, omdat zij van Christus daartoe de opdracht heeft ontvangen. Hoe groote? een partij is, des te onver mij delijker is het verschil van inzicht binnen de partij. Wat de K.D.P. wil prijs geven, is de zelfstandige organisatie. Wat zij niet prijs geven kan, evenmin als haar geestver wanten binnen de Staatspartij dit kun nen, is het eigen inzicht, haar „denkrich ting". Het heeft mij getroffen, dat er geen be zwaar ligt in het verschil van program. Wat alleen wordt verlangd, is waarborg voor het eigen vrije geestesleven. Dit wordt terecht verlangd, en de vrijheid is voorwaarde voor een krachtig leven. De voorwaarde, dat een gering aantal zetels, in Provinciale Staten en Gemeen teraden, thans door candidaten van de K.D.P. bezet, om zoo te zeggen door de Staatspartij worden overgenomen, is re delijk. De reglementaire eisch, dat een candidaat tenminste een jaar lid moet zijn van de Staatspartij, kan men vervullen door de te treffen regeling met de K.D.P. te beschouwen als een restitutio in inte grum, waardoor de K.D.P.'ers, toetredende tot de Staatspartij, worden aangenomen met terugwerkende kracht. Door de tijde lijk gebleken uittreding wordt een streep gehaald. Aanvankelijk scheen mij de voorwaarde, dat aan den secretaris der K.D.P. in de Staatspartij een bezoldigde werkzaam heid zal worden verzekerd, die hem het levensonderhoud waarborgt, dat hij thans heeft in de K.D.P., de eenige, die moeilijk zou zijn te vervullen. Nu ik echter de daarover gehouden besprekingen heb ge volgd, ben ik daarvan teruggekomen. Het spreekt vanzelf, dat in de scherpe strijd, die is gevoerd, van weerskanten met wapenen, die men in een andere strijd niet zou hebben gebruikt, de onderlinge waardeering der strijdende partijen heeft moeten lijden. Men is wel eens, ook in zijn politieke accenten, verder gegaan dan te verantwoorden viel. Doch het herstel brengt als consequentie mee, dat ook hier door een streep wordt gehaald. De gestelde voorwaarde zou moeilijker zijn te vervullen, indien deze schrijver niet ware een bruikbare kracht. Dit ech ter zal niemand kunnen volhouden. Antwoord bestuur R.K. Staatspartij. Het Bestuur der R. K. Staatspartij be sloot in zijn vergadering van 21 dezer aan den heer Marchant het navolgende mede te deelen: 1. Het bestuur verklaart zich bereid om aan den Partijraad der R. K. Staatspartij j die op 25-25 Febr. a.s. bijeenkomt, een voorstel voor te leggen, waardoor de mo gelijkheid zou worden geopend voor daar voor in aanmerking komende Statenkrin- gen der R. K. Staatspartij om zonder stemming candidaten toe te voegen aan de bij de gehouden partijstemming vastge stelde officieele candidatenlijsten. Deze dispensatie-bepaling ad hoe zou dan door Statenkringbesturen (of door de besturen van combinaties van Statenkrin- gen) kunnen worden benut om thans in de Provinciale Statenzittende leden der K.D.P. op de officieele candidatenlijst der R. K. Staatspartij te plaatsen. Voor de gemeenteraadsverkiezing wordt dan eveneens een dispensatie-bepaling voorgesteld, die in verband met de meer dere tijdsruimte voor deze candidaatstel- ling beschikbaar, anders zou kunnen lui den. Het Bestuur der R. K. Staatspartij acht het niet mogelijk om den partijraad een verderstrekkende dispensatiesbepaling in overweging te geven. Met name acht dit bestuur het uitgesloten Statenkringen van de R. K. Staatspartij dwingend op te leg gen om te aanvaarden, dat de uitslag der in hun Kringen gehouden partijstemming, als uitspraak van de georganiseerde kie zers, wordt doorkruist door een tusschen- voeging van candidaten van de zijde van de centrale Partijleiding. 2. Het Bestuur der R. K. Staatspartij is tot het onder 1. vermelde bereid onder voorwaarde, dat a. De Katholiek Democratische Partij een besluit neemt tot opheffing dier partij over te gaan; b. Het Bestuur van de K. D. P. zich be reid verklaart te voren aan de leden dier partij te adviseeren om toe te treden tot de R. K. Staatspartij 3. Het Bestuur der R. K. Staatspartij is niet bereid den heer C. D. Wesseling een plaats in het werk van de R. K. Staats partij aan te bieden, en ook niet, desge vraagd, hem zulk een plaats te geven. Er is nu een vergadering van de K.D.P. op 19 Febr., waarop het bestuur voorstelt, om de K.D.P. op te heffen. De griep in het land. Dan Mijnhardtjes bij de hand. 4749 Doos 30 en 50 ct. WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN DENK AAN HET GROENE ZOODJE Wij ontleenen aan een driestar in de Volkskrant: „Het Nationale Dagblad heeft in tusschen nog een andere pijl op zijn boog tegen den minister van Justitie. De dictatoriale neigingen, waarvan deze minister dan blijk geeft, zijn niet nieuw, verzekert het geschiedkundig zeldzaam on derlegde dagblad. Reeds Johan de Witt heeft op 3 Augustus 1652 een uiterst scherp plakkaat tegen de vrijheid van drukpers en seditieuze (oproe rige) personen uitgevaardigd. „Wij dreigen niet" (het staat er letter lijk), „herinneren slechts: de suppoost van het Gevangenpoortje te 's Gravenhage kan u de kamer wijzen, waarin hij de laatste uren van zijn leven heeft doorgebracht, al vorens hij, door het naar vrijheid snakken- ke volk, is doodgeslagen Deze spiegel wordt „wij dreigen niet" den minister van Justitie voorgehouden. Wij hebben het niet over de wijze waar op het drama der De Witten in een notedop wordt verteld. De bestorming van de Gevangenpoort door het Haagsche gepeupel („het naar vrijheid snakkende volk"), dat Johan de Wit en diens broeder den pensionaris van Dordrecht op de laagste wijze ter dood bracht en daarna de geschonden lijken op het Groene Zoodje aan de galg hing. Deze lage daad wordt als een volkomen rechtmatige executie voorgesteld. Alsof dit al niet erg genoeg ware, wordt „wij dreigen niet, herinneren slechts" dit voorval meer is het immers niet den minister van Justitie onder den neus geduwd. Als afschrikwekkend voorbeeld blijkbaar wat tirannen en inquisiteurs te wachten staat wanneer „het naar vrijheid snakkende volk" losbreekt. Nog nooit is, voor zoover wij ons kunnen herinneren, op zoo verholen brutale wijze een beroep gedaan op de laagste instinc ten van een misleide volksmenigte. De heer Mussert moge verklaren, dat hij een dergelijke herinnering „zonder dreige ment" afkeurt, hij kan zich niet ontveinzen Is terugkeer naar het oorspronkelijk plan mogelijk „Wat nu?" is de titel van een bij de NV. Nijgh en v. Ditmar te Rotterdam versche nen brochure over de kwestie van centrali satie of decentralisatie van het internatio nale luchtverkeer. De brochure is van de hand van mr. L. J. v. d. Valk, die reeds eerder over dit zelfde onderwerp heeft geschreven. Maar toen verkeerde het vraagstuk nog in een ander stadium. Thans hebben wij de uitspraak van de Tweede Kamer achter den rug, welke alles behalve duidelijke uitspraak ons heeft ge plaatst voor de vraag: Wat nu? Men zal zich herinneren, dat de op 20 December 1938 met groote meerderheid in de Tweede Kamer aangenomen motie al dus luidde: „De Kamer, erkennende, dat Regeeringsbemoeiing met het luchtverkeer tusschen Nederland en het buitenland noodzakelijk is; van oordeel dat naast Amsterdam ook Rot terdam behoefte heeft aan een vliegveld, passend in het internationale luchtverkeer; spreekt het vertrouwen uit, dat de Re geering bij hare luchtvaartpolitiek ten vol le rekening zal houden met de internatio nale beteekenisder beide economische centra; en gaat over tot de orde van den dag". Wat is de beteekenis van deze motie? Heeft de Tweede Kamer hiermede het denkbeeld van een centraal vliegveld ver worpen? Neen, zegt mr. v. d. Valk in zijn brochu re, over dit punt heeft de Kamer zich niet uitgesproken. De regeering was na zich aanvankelijk uitgesproken te hebben voor den aanleg van een centraal vliegveld en wel in le buurt van Leiderdorp overstag gegaan en verdedigde nu de vestiging van het centrale vliegveld op het reeds bestaan de Schiphol. Maar de Kamer zei: Neen, dat in geen geval. Indien het internationale luchtverkeer op één vliegveld geconcen treerd wordt, zal dat in ieder geval niet Schiphol kunnen zijn, doch een zoowel ten opzichte van Amsterdam als van Rotter dam werkelijk centraal gelegen vliegveld. In zooverre was het oordeel van de Ka mer dus negatief. Er blijven nu nog twee oplossingen over: ofwel Amsterdam en Rotterdam krijgen ieder een vliegveld, of wel beide worden georiënteerd op één wer kelijk centraal gelegen vliegveld. Volgens mr. v. d. Valk kan van de eer ste oplossing geen sprake zijn. Het gaat nl. om twee vragen, welke men goed ge scheiden moet houden, n.l. lo. of centrali satie noodzakelijk moet worden geacht en 2o. zoo ja, waar het centrale vliegveld moet komen. De eerste vraag heeft de regeering met de grootste stelligheid bevestigend beant woord en de Kamer (hoewel minder posi- dat zijn leer en de manier waarop die door zijn functionarissen wordt verkondigd tot dergelijke uitersten leidt. Van de geschiedenis een verwrongen voorstelling geven is erg; die verwrongen geschiedenis toepassen op het heden, het lot van Johan de Witt een onzer ministers tot waarschuwing voorhouden, is een grofheid zonder weerga. En dan te moeten bedenken hoe in een dictatoriaal bestuurd land een gelijkge schakelde pers geen verre van onvertogen woord kan zeggen over welke willekeurige daad van welken willekeurigen ambtenaar ook. Voor een naar vrijheid snakkend volk een prettig perspectief!" TEN-LASTE-LEGGING. De Utrechtsche Courant van Zaterdag schrijft: „Begin dezer week noodigden we „Volk en Vaderland" uit, de plaats aan te wij zen, waar (volgens dit weekblad der N. S. B.) het propaganda-bureau van de R.K. Staatspartij zou geschreven hebben: „Te gen de N.S.B. is alles geoorloofdWel licht zullen er dooden vallen, maar dat hindert niet". Het blad verklaart thans uit het geheu gen geciteerd te hebben. In den tekst, waarop het doelde, 'zouden de zinnen, waarop 't aankomt, woordelijk aldus heb- tief) heeft zich daar niet tegen verklaard. Alleen bij de tweede vraag is volgens den schrijver van de brochure de minister (overgaande van Leiderdorp naar Schip hol) gedesavoueerd door de Tweede Ka mer. Het is alleen ten aanzien van deze tweede vraag, dat van de regeeringstafel een ander voorstel zal moeten komen. En dat andere voorstel kan geen betere zijn dan het oude: een vliegveld bij Leider dorp. Of de minister zich belachelijk maakt of niet, doet weinig ter zake; het lands belang is gebaat met een werkelijk cen traal gelegen vliegveld en het landsbelang gaat boven het persoonlijk prestige van een minister. Aldus is het betoog van mr. v. d. Valk en men kan niet ontkennen, dat het een klem mend betoog is. Indien een centraal vliegveld inderdaad van zoo groot belang is, als de regeering heeft uiteengezet en de argumentatie was inderdaad indrukwekkend dan is het logisch, dat men terugkeert tot de oor spronkelijk gedachte plaats (Leiderdorp), ook al had men om geheel andere rede nen die plaats weer opgegeven, indien de Tweede Kamer met die andere plaats geen genoegen neemt. Er is evenwel een betoog, dat zich wei nig aan logica stoort en dat is het betoog van de militaire noodzaak. Bij het Kamerdebat in December heeft de minister vertelaard, dat het zeer ernstige motieven van Defensie zijn geweest, waar om Defensie tenslotte bevorderd heeft, dat niet Leiderdorp zon moeten worden geko zen tot centraal vliegveld. Mr. van der Valk trekt in zijn brochure deze verklaring van den minister in twijfel. Alleen door „het getreuzel van Waterstaat" deze uitdrukking is van schr. is door Defen sie moeten worden afgezien van de meest ideale oplossing ook uit defensie-oogpunt (Waalhaven en Schilhol militaire vliegvel den) en ook uit internationaal verkeers- oogpunt (centrale luchthaven Leiderdorp). Het moge waar zijn, maar inmiddels is gebleken, dat besloten is, de plannen tot het aanleggen van een militair vliegveld bij Katwijk ten uitvoer te leggen. Daarme de verdwijnt de mogelijkheid van een cen traal vliegveld te Leiderdorp. Bovendien heeft de gemeenteraad van Rotterdam be sloten bij de regeering aan te dringen op spoedige verleening van toestemming tot den aanleg van het luchtvaartterrein in den polder Zestienhoven, waarheen de burger luchtvaart van Waalhaven zal moeten ver huizen. De feiten wijzen dus geheel en al in de richting van decentralisatie, ondanks de vertoogen van mr. v. d. Valk, die, naar men op goede gronden aanneemt, geheel en al de meening weergeeft van de K. L. M. Het spreekt vanzelf, dat Leiden met leed wezen aldus de zoo redelijke en aanbeve lenswaardige oplossing van het internatio nale luchtverkeersprobleem ziet vervagen en verwaaien in den martialen wind van de militaire defensie-maatregelen. Maar Leiden heeft bij deze kwestie nimmer zijn eigen belang in het geding gebracht. Het betoog van mr. v. d. Valk is een laat ste poging om Leiderdorp te redden. Wij vreezen, dat het niet meer te red den is. Mr. H. F. A .GEISE. ben geluid: „Vergeet daarbij niet, dat te gen de N.S.B. alles geoorloofd is.... Er mogen klappen vallen, desnoods dooden, dan kunt gij u niets verwijten". Ook in dezen 'vorm aarzelen we niet de stelling als onzedelijk en onmenschelijk te blijven brandmerken. De vraag is maar: waar en wanneer heeft een erkend orgaan der R.K.S.P. zich aldus uitgelaten? „Volk en Vaderland" beroept zich op een artikel, dat 4 September 1936 zou verschenen zijn in „De Wekelijksche Nieuwsbron", en waarboven de verwijzing zou hebben gestaan: „Wij ontvingen van het Centr. Prop. Bureau der R.K. Staats partij het volgende ter plaatsing". We kennen deze „nieuwsbron" niet. Maar we kennen de bedoelde circulaire wel. Die n.l. een listige provocatie was afkomstig hetzij van uiterst 'rechts of van uiterst links, maar in ieder geval een pro vocatie. Het Algemeen Secretariaat der R. K. Staatspartij heeft er indertijd al met klem tegen geprotesteerd en gewaarschuwd. Tijd en plaatsruimte ontbreken ons nu, om dat omstandiger uiteen te zetten. Maar we komen erop terug!" Wij hebben ook het eerste artikel van onzen Utrechtschen collega overgenomen. Daarom plaatsen wij ook dit en het in het vooruitzicht gestelde volgende ar tikel. 87. En die rare Big huppelde nog steeds rond, nu als een Tyroler. Hy maakte een paar gekke danspassen, nam een groote sprongf in de lucht en riep er bij: „Tjoehoe!" Maar de sprong viel wat erg hoog uit en 88. Big sloeg voorover op den grond. De s^hok was zoo hevig, dat de emmer los schoot en hobbelend een heel eind verder terecht kwam. Een Japansche kraanvogel had in heel zijn land nog niet zoo'n grappige Big ontmoet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 14