Een laatste pleidooi
voor Leiderdorp
De Dieren'
Jamboree
MAANDAG 13 FEBRUARI 1939
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 14
Politieke hereeniging
tusschen R. K. Staatspartij
en Kath Dem Partij
Wij lezen in „Onze Vaan":
Op initiatief van Staatspartijzijde heeft
een gemengde commissie uit de R.K.S.P.
en de K.D.P., onder leiding van den oud
minister, den heer mr. H. P. Marchant, de
mogelijkheid van herstel der Katholieke
politieke eenheid onderzocht. Haar rap
port leidt tot een voorstel van het P.B. om
de K.D.P. te ontbinden.
Het bovenstaande bericht zal allicht tot
verwondering aldus „Onze Vaan", het
weekblad der K.D.P., dat wij verder ci-
teeren misschien wel tot eenige sensa
tie leiden in en buiten de kring van onze
leden en lezers. Geen verwondering zal
het evenwel baren, als wij mededeelen,
dat het vraagstuk» der politieke hereeni
ging, der Katholieke politieke eenheid in
de laatste jaren steeds meer de hoofden
en harten van de leiders der partij en
dezer afdeelingen heeft bezig gehouden.
Wie de wereldomstandigheden gadeslaat,
die is zich met steeds grooter zorg gaan
afvragen, wat zal er met Nederland ge
beuren, wat zal het lot der Katholieke
Kerk ook in ons vaderland worden. De
tegenwoordige tijd roept, neen, schreeuwt
om eenheid op allerlei gebied, om samen
werking van alle beschikbare en goedwil
lende krachten tot leniging der stoffelijke,
maar vooral ook der geestelijke nooden, tot
heil van het vaderland, maar vooral ook
der Kerk. De verantwoordelijkheid begon
op de leiders in ons kamp, maar ook daar
buiten, steeds zwaarder te drukken. Van
eenig initiatief tot hereeniging kon om
verschillende redenen van onze kant geen
sprake zijn. Toen van de overkant een
welwillende hand werd uitgestoken, kwam
het vraagstuk in een acuut stadium. Na
rijp beraad kwam het P.B. tot een voor
stel, dat elders in dit nummer is omschre
ven en waarover het de beslissing vraagt
van ons congres, dat volgens art. 18 sub 1
van onze statuten „het hoogste gezag in
de partij vertegenwoordigt". Teneinde
onze leden volledig op de hoogte te stellen,
volge hier een uitvoerige toelichting.
Reeds bij schrijven van 16 April 1938
bereikte het bestuur van de afd. Amers
foort het verzoek tot een samenspreking
met enkele vooraanstaande leden der
R.K.S.P. in Amersfoort, namens wie de
heer Plomp, plaatselijk redacteur van
„Het Centrum", als gedelegeerde optrad.
Van het resultaat der daarop gevolgde be
sprekingen stelde onze p.g. Waterloo, voor
zitter onzer afd. Amersfoort, den partij
secretaris op de hoogte, die op zijn beurt
het P.B. inlichtte, dat op 26 Juni 1938 in
vergadering bijeen was. Inmiddels duurde
het nog geruïmen tijd eer de plannen
vastere vormen aannemen. D.d. 12 Nov.
zond Waterloo aan het P.B. een uitvoerig
schrijven over het verloop der zaken en
vroeg hij machtiging om met de uitwer
king der in onderling overleg vastgestel
de plannen voortgang te maken. Na over
leg in het P.B. kon de partijsecretaris op
8 Dec. '38 aan Waterloo berichten, „dat
bij het P.B. geen bezwaar bestaat tegen
het voortzetten der door u en den heer
Plomp aangevangen besprekingen". Hij
mocht daaraan nog toevoegen:
„dat het P.B. zijnerzijds waardeering
heeft voor het genomen initiatief en we
derom blijk wil geven van zijn goede ge
zindheid ten opzichte van de reeds meer
geuite wensch naar politieke eenheid door
het Hoogwaardig Episcopaat".
Als eerste werk diende nu te worden
samengesteld een z.g. Contactcommissie,
bestaande uit leden der R.K.S.P. en der
K.D.P., waarbij het bestuur der K.D.P. de
voorwaarde had gesteld, dat daarin over
en weer geen leden der partijbesturen
zouden worden opgenomen. Na veel cor
respondentie kwam die commissie tot
stand en hield haar eerste vergadering op
11 Jan. 1939 te Amersfoort. Zij bestond
uit voor de R.K. Staatspartij de Z.E. heer
J. H. Hooymarij pastoor te Amersfoort, de
H.H. dr. A. C. M. Moerdijk te Roosendaal
(N.-B.), H. C. Nijkamp te Enschede, J.
Plomp te Amersfoort.
Voor de Kath. Dem. Partij, prof. mr. dr.
J. A. Veraart te Den Haag, J. Houtsma te
Zwolle, F. J. Bloemkolk Jr. te Amster
dam, L. Waterloo te Amersfoort.
Als voorzitter trad op Zijne Exc. mr.
H. P. Marchant.
De vergadering had plaats in de gast
vrije pastorie van pastoor Hooyman en
had een aangenaam verloop.
Tot zoover de redactie van „Onze Vaan"
(redacteur is de heer C. D. Wesseling,
secretaris van de K.D.P.).
Rapport prof. Veraart.
In „Onze Vaan" is verder vermeld een
uitvoerig rapport van prof. Veraart, waar
van de conclusie is, dat de delegatie van de
K.D.P. bereid is: aan het Partijbestuur de
opheffing der K.D.P. voor te stellen, als
de volgende voorwaarden in acht worden
genomen:
1. De thans in Gemeenteraden of in
Provinciale Staten zitting hebbende leden
van de K.D.P. worden in de fracties van
de Staatspartij opgenomen;
2. Bij de ee?lang plaats hebbende verkie
zingen voor Gemeenteraad en Provinciale
Staten worden die zitting hebbende leden
van de Katholiek Democratische Partij op
een verkiesbare plaats door de Staatspar
tij als candidaat gesteld, die als zodanig
door het Partijbestuur van de Katholiek
Democratische Partij worden aangewezen;
3. Aan den tegen woordigen secretaris
van het Partijbestuur van de Katholiek
Democratische Partij, der hee- C. D. Wes
seling, wordt een hem passende plaats in
het werk van de Staatspartij aangeboden.
Advies mr. Marchant.
Aan het Bestuur de? R.K. Staatspartij,
's-Gravenhage, is door mr. Marchant een
advies gegeven, waaraan wij het volgen
de ontleenen:
Indien het mij als rapporteur wordt ver
oorloofd, mijn meening te zeggen over het
wederzijdsche streven van leden van bei
de organisaties om de politieke eenheid
onder de Nederlandsche Katholieken te
versterken, moge ik het volgende opmer
ken:
Het is een heugelijk verschijnsel, dat de
noodzakelijkheid om de eenheid te her
stellen aan weerskanten wordt beseft. Het
verweer tegen de aanvallen, die in onze
dagen de Kerk van Christus heeft te ver
duren, gedoogt geen verdeeldheid in de
organisatie; ook niet op politiek gebied.
Door de eenheid van organisatie is niet
te bereiken eenheid van staatkundig-so
ciale overtuiging. De uiteenloopende „denk
richtingen", zooals het verschil in staat
kundige overtuiging wel eens is genoemd,
zullen noodzakelijk blijven leven; gelijk
ze ook zijn blijven leven onde? hen, die
in de Staatspartij georganiseerd zijn ge
bleven. Alleen kan worden bereikt, dat
ondanks dit verschil de eenheid van or
ganisatie wordt hersteld, welke, in deze
dagen vooral, een belang is, dat de andere
geestelijke belangen overheerscht.
Wie in de loop der jaren deze moeilijk
heid men zie niet voorbij, dat het een
moeilijkheid is. gestadig heeft over
dacht, moet zijn aandacht vooral hebben
gegeven aan de vraag, welke voorwaar
den moeten zijn vervuld, om het samen
leven in hetzelfde huis mogelijk te maken
zonder voortdurend gevaar te loopen om
opnieuw in een inwendige crisis te ver
vallen.
Te dezen aanzien meen ik, dat de be
woners van hetzelfde huis nimmer uit het
oog moeten verliezen, dat het uiteenloo
pend inzicht welbewust als een feit moet
worden aanvaard niet alleen, maar dat
voor het leven van deze verschillende in
zichten ruimte en lucht moet worden ge
laten. De moeilijkheden, die de Staats
partij ondervond, vloeiden voort uit de
waan, dat men door het opstellen en alge
meen aanvaarden van een bepaald pro
gram aan de verschillen een einde had
gemaakt en dat het er toen verder alleen
op aankwam om door een straffe leiding
alle paarden te dwingen in het gareel van
het centraal gezag.
Wie terugdenkt aan den tijd, voordat
Schaepman zijn eenheidsgedachte had ge
formuleerd, zal niet hebben geconcludeerd,
dat daarmede 't geestelijk verschil tusschen
Schaepman en Vermeulen uit de wereld
was. Neen, dat verschil is daarna precies
hetzelfde gebleven Men kan zoodanige
verschillen alleen uit de wereld trachten
te krijgen dor overtuigen, door bekeeren;
niet door het formuleeren van een pro
gram, waarbij allen zich kunnen neer
leggen. Men bereikt hiermede alleen een
organisatorische eenheid, geen eenheid, in
de geestesrichting.
Uit deze waarheid volgt, dat voor elke
geestesrichting binnen de organisatie le
venslucht en ruimte moet blijven. Te
dien aanzien valt er niets op te leggen.
Dit kan alleen in geloofszaken de Kerk van
Christus doen, omdat zij van Christus
daartoe de opdracht heeft ontvangen.
Hoe groote? een partij is, des te onver
mij delijker is het verschil van inzicht
binnen de partij.
Wat de K.D.P. wil prijs geven, is de
zelfstandige organisatie. Wat zij niet prijs
geven kan, evenmin als haar geestver
wanten binnen de Staatspartij dit kun
nen, is het eigen inzicht, haar „denkrich
ting".
Het heeft mij getroffen, dat er geen be
zwaar ligt in het verschil van program.
Wat alleen wordt verlangd, is waarborg
voor het eigen vrije geestesleven. Dit
wordt terecht verlangd, en de vrijheid is
voorwaarde voor een krachtig leven.
De voorwaarde, dat een gering aantal
zetels, in Provinciale Staten en Gemeen
teraden, thans door candidaten van de
K.D.P. bezet, om zoo te zeggen door de
Staatspartij worden overgenomen, is re
delijk. De reglementaire eisch, dat een
candidaat tenminste een jaar lid moet zijn
van de Staatspartij, kan men vervullen
door de te treffen regeling met de K.D.P.
te beschouwen als een restitutio in inte
grum, waardoor de K.D.P.'ers, toetredende
tot de Staatspartij, worden aangenomen
met terugwerkende kracht. Door de tijde
lijk gebleken uittreding wordt een streep
gehaald.
Aanvankelijk scheen mij de voorwaarde,
dat aan den secretaris der K.D.P. in de
Staatspartij een bezoldigde werkzaam
heid zal worden verzekerd, die hem het
levensonderhoud waarborgt, dat hij thans
heeft in de K.D.P., de eenige, die moeilijk
zou zijn te vervullen. Nu ik echter de
daarover gehouden besprekingen heb ge
volgd, ben ik daarvan teruggekomen.
Het spreekt vanzelf, dat in de scherpe
strijd, die is gevoerd, van weerskanten
met wapenen, die men in een andere strijd
niet zou hebben gebruikt, de onderlinge
waardeering der strijdende partijen heeft
moeten lijden. Men is wel eens, ook in
zijn politieke accenten, verder gegaan dan
te verantwoorden viel. Doch het herstel
brengt als consequentie mee, dat ook hier
door een streep wordt gehaald.
De gestelde voorwaarde zou moeilijker
zijn te vervullen, indien deze schrijver
niet ware een bruikbare kracht. Dit ech
ter zal niemand kunnen volhouden.
Antwoord bestuur R.K. Staatspartij.
Het Bestuur der R. K. Staatspartij be
sloot in zijn vergadering van 21 dezer aan
den heer Marchant het navolgende mede
te deelen:
1. Het bestuur verklaart zich bereid om
aan den Partijraad der R. K. Staatspartij
j die op 25-25 Febr. a.s. bijeenkomt, een
voorstel voor te leggen, waardoor de mo
gelijkheid zou worden geopend voor daar
voor in aanmerking komende Statenkrin-
gen der R. K. Staatspartij om zonder
stemming candidaten toe te voegen aan de
bij de gehouden partijstemming vastge
stelde officieele candidatenlijsten.
Deze dispensatie-bepaling ad hoe zou
dan door Statenkringbesturen (of door de
besturen van combinaties van Statenkrin-
gen) kunnen worden benut om thans in
de Provinciale Statenzittende leden der
K.D.P. op de officieele candidatenlijst der
R. K. Staatspartij te plaatsen.
Voor de gemeenteraadsverkiezing wordt
dan eveneens een dispensatie-bepaling
voorgesteld, die in verband met de meer
dere tijdsruimte voor deze candidaatstel-
ling beschikbaar, anders zou kunnen lui
den.
Het Bestuur der R. K. Staatspartij acht
het niet mogelijk om den partijraad een
verderstrekkende dispensatiesbepaling in
overweging te geven. Met name acht dit
bestuur het uitgesloten Statenkringen van
de R. K. Staatspartij dwingend op te leg
gen om te aanvaarden, dat de uitslag der
in hun Kringen gehouden partijstemming,
als uitspraak van de georganiseerde kie
zers, wordt doorkruist door een tusschen-
voeging van candidaten van de zijde van
de centrale Partijleiding.
2. Het Bestuur der R. K. Staatspartij is
tot het onder 1. vermelde bereid onder
voorwaarde, dat
a. De Katholiek Democratische Partij
een besluit neemt tot opheffing dier partij
over te gaan;
b. Het Bestuur van de K. D. P. zich be
reid verklaart te voren aan de leden dier
partij te adviseeren om toe te treden tot
de R. K. Staatspartij
3. Het Bestuur der R. K. Staatspartij is
niet bereid den heer C. D. Wesseling een
plaats in het werk van de R. K. Staats
partij aan te bieden, en ook niet, desge
vraagd, hem zulk een plaats te geven.
Er is nu een vergadering van de K.D.P.
op 19 Febr., waarop het bestuur voorstelt,
om de K.D.P. op te heffen.
De griep in het land.
Dan Mijnhardtjes bij de hand.
4749 Doos 30 en 50 ct.
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
DENK AAN HET GROENE
ZOODJE
Wij ontleenen aan een driestar in de
Volkskrant:
„Het Nationale Dagblad heeft in tusschen
nog een andere pijl op zijn boog tegen den
minister van Justitie.
De dictatoriale neigingen, waarvan deze
minister dan blijk geeft, zijn niet nieuw,
verzekert het geschiedkundig zeldzaam on
derlegde dagblad.
Reeds Johan de Witt heeft op 3 Augustus
1652 een uiterst scherp plakkaat tegen de
vrijheid van drukpers en seditieuze (oproe
rige) personen uitgevaardigd.
„Wij dreigen niet" (het staat er letter
lijk), „herinneren slechts: de suppoost van
het Gevangenpoortje te 's Gravenhage kan
u de kamer wijzen, waarin hij de laatste
uren van zijn leven heeft doorgebracht, al
vorens hij, door het naar vrijheid snakken-
ke volk, is doodgeslagen
Deze spiegel wordt „wij dreigen niet"
den minister van Justitie voorgehouden.
Wij hebben het niet over de wijze waar
op het drama der De Witten in een notedop
wordt verteld.
De bestorming van de Gevangenpoort
door het Haagsche gepeupel („het naar
vrijheid snakkende volk"), dat Johan de
Wit en diens broeder den pensionaris van
Dordrecht op de laagste wijze ter dood
bracht en daarna de geschonden lijken op
het Groene Zoodje aan de galg hing.
Deze lage daad wordt als een volkomen
rechtmatige executie voorgesteld.
Alsof dit al niet erg genoeg ware, wordt
„wij dreigen niet, herinneren slechts"
dit voorval meer is het immers niet
den minister van Justitie onder den neus
geduwd.
Als afschrikwekkend voorbeeld blijkbaar
wat tirannen en inquisiteurs te wachten
staat wanneer „het naar vrijheid snakkende
volk" losbreekt.
Nog nooit is, voor zoover wij ons kunnen
herinneren, op zoo verholen brutale wijze
een beroep gedaan op de laagste instinc
ten van een misleide volksmenigte.
De heer Mussert moge verklaren, dat hij
een dergelijke herinnering „zonder dreige
ment" afkeurt, hij kan zich niet ontveinzen
Is terugkeer naar het
oorspronkelijk plan
mogelijk
„Wat nu?" is de titel van een bij de NV.
Nijgh en v. Ditmar te Rotterdam versche
nen brochure over de kwestie van centrali
satie of decentralisatie van het internatio
nale luchtverkeer.
De brochure is van de hand van mr. L. J.
v. d. Valk, die reeds eerder over dit zelfde
onderwerp heeft geschreven. Maar toen
verkeerde het vraagstuk nog in een ander
stadium.
Thans hebben wij de uitspraak van de
Tweede Kamer achter den rug, welke alles
behalve duidelijke uitspraak ons heeft ge
plaatst voor de vraag: Wat nu?
Men zal zich herinneren, dat de op 20
December 1938 met groote meerderheid in
de Tweede Kamer aangenomen motie al
dus luidde:
„De Kamer,
erkennende, dat Regeeringsbemoeiing
met het luchtverkeer tusschen Nederland
en het buitenland noodzakelijk is;
van oordeel dat naast Amsterdam ook Rot
terdam behoefte heeft aan een vliegveld,
passend in het internationale luchtverkeer;
spreekt het vertrouwen uit, dat de Re
geering bij hare luchtvaartpolitiek ten vol
le rekening zal houden met de internatio
nale beteekenisder beide economische
centra;
en gaat over tot de orde van den dag".
Wat is de beteekenis van deze motie?
Heeft de Tweede Kamer hiermede het
denkbeeld van een centraal vliegveld ver
worpen?
Neen, zegt mr. v. d. Valk in zijn brochu
re, over dit punt heeft de Kamer zich niet
uitgesproken. De regeering was na zich
aanvankelijk uitgesproken te hebben voor
den aanleg van een centraal vliegveld en
wel in le buurt van Leiderdorp overstag
gegaan en verdedigde nu de vestiging van
het centrale vliegveld op het reeds bestaan
de Schiphol. Maar de Kamer zei: Neen, dat
in geen geval. Indien het internationale
luchtverkeer op één vliegveld geconcen
treerd wordt, zal dat in ieder geval niet
Schiphol kunnen zijn, doch een zoowel ten
opzichte van Amsterdam als van Rotter
dam werkelijk centraal gelegen vliegveld.
In zooverre was het oordeel van de Ka
mer dus negatief. Er blijven nu nog twee
oplossingen over: ofwel Amsterdam en
Rotterdam krijgen ieder een vliegveld, of
wel beide worden georiënteerd op één wer
kelijk centraal gelegen vliegveld.
Volgens mr. v. d. Valk kan van de eer
ste oplossing geen sprake zijn. Het gaat
nl. om twee vragen, welke men goed ge
scheiden moet houden, n.l. lo. of centrali
satie noodzakelijk moet worden geacht en
2o. zoo ja, waar het centrale vliegveld moet
komen.
De eerste vraag heeft de regeering met
de grootste stelligheid bevestigend beant
woord en de Kamer (hoewel minder posi-
dat zijn leer en de manier waarop die door
zijn functionarissen wordt verkondigd tot
dergelijke uitersten leidt.
Van de geschiedenis een verwrongen
voorstelling geven is erg; die verwrongen
geschiedenis toepassen op het heden, het lot
van Johan de Witt een onzer ministers tot
waarschuwing voorhouden, is een grofheid
zonder weerga.
En dan te moeten bedenken hoe in een
dictatoriaal bestuurd land een gelijkge
schakelde pers geen verre van onvertogen
woord kan zeggen over welke willekeurige
daad van welken willekeurigen ambtenaar
ook.
Voor een naar vrijheid snakkend volk
een prettig perspectief!"
TEN-LASTE-LEGGING.
De Utrechtsche Courant van
Zaterdag schrijft:
„Begin dezer week noodigden we „Volk
en Vaderland" uit, de plaats aan te wij
zen, waar (volgens dit weekblad der N.
S. B.) het propaganda-bureau van de R.K.
Staatspartij zou geschreven hebben: „Te
gen de N.S.B. is alles geoorloofdWel
licht zullen er dooden vallen, maar dat
hindert niet".
Het blad verklaart thans uit het geheu
gen geciteerd te hebben. In den tekst,
waarop het doelde, 'zouden de zinnen,
waarop 't aankomt, woordelijk aldus heb-
tief) heeft zich daar niet tegen verklaard.
Alleen bij de tweede vraag is volgens
den schrijver van de brochure de minister
(overgaande van Leiderdorp naar Schip
hol) gedesavoueerd door de Tweede Ka
mer. Het is alleen ten aanzien van deze
tweede vraag, dat van de regeeringstafel
een ander voorstel zal moeten komen.
En dat andere voorstel kan geen betere
zijn dan het oude: een vliegveld bij Leider
dorp. Of de minister zich belachelijk maakt
of niet, doet weinig ter zake; het lands
belang is gebaat met een werkelijk cen
traal gelegen vliegveld en het landsbelang
gaat boven het persoonlijk prestige van een
minister.
Aldus is het betoog van mr. v. d. Valk en
men kan niet ontkennen, dat het een klem
mend betoog is.
Indien een centraal vliegveld inderdaad
van zoo groot belang is, als de regeering
heeft uiteengezet en de argumentatie
was inderdaad indrukwekkend dan is
het logisch, dat men terugkeert tot de oor
spronkelijk gedachte plaats (Leiderdorp),
ook al had men om geheel andere rede
nen die plaats weer opgegeven, indien de
Tweede Kamer met die andere plaats geen
genoegen neemt.
Er is evenwel een betoog, dat zich wei
nig aan logica stoort en dat is het betoog
van de militaire noodzaak.
Bij het Kamerdebat in December heeft
de minister vertelaard, dat het zeer ernstige
motieven van Defensie zijn geweest, waar
om Defensie tenslotte bevorderd heeft, dat
niet Leiderdorp zon moeten worden geko
zen tot centraal vliegveld. Mr. van der
Valk trekt in zijn brochure deze verklaring
van den minister in twijfel. Alleen door
„het getreuzel van Waterstaat" deze
uitdrukking is van schr. is door Defen
sie moeten worden afgezien van de meest
ideale oplossing ook uit defensie-oogpunt
(Waalhaven en Schilhol militaire vliegvel
den) en ook uit internationaal verkeers-
oogpunt (centrale luchthaven Leiderdorp).
Het moge waar zijn, maar inmiddels is
gebleken, dat besloten is, de plannen tot
het aanleggen van een militair vliegveld
bij Katwijk ten uitvoer te leggen. Daarme
de verdwijnt de mogelijkheid van een cen
traal vliegveld te Leiderdorp. Bovendien
heeft de gemeenteraad van Rotterdam be
sloten bij de regeering aan te dringen op
spoedige verleening van toestemming tot
den aanleg van het luchtvaartterrein in den
polder Zestienhoven, waarheen de burger
luchtvaart van Waalhaven zal moeten ver
huizen.
De feiten wijzen dus geheel en al in de
richting van decentralisatie, ondanks de
vertoogen van mr. v. d. Valk, die, naar men
op goede gronden aanneemt, geheel en al
de meening weergeeft van de K. L. M.
Het spreekt vanzelf, dat Leiden met leed
wezen aldus de zoo redelijke en aanbeve
lenswaardige oplossing van het internatio
nale luchtverkeersprobleem ziet vervagen
en verwaaien in den martialen wind van
de militaire defensie-maatregelen. Maar
Leiden heeft bij deze kwestie nimmer zijn
eigen belang in het geding gebracht.
Het betoog van mr. v. d. Valk is een laat
ste poging om Leiderdorp te redden.
Wij vreezen, dat het niet meer te red
den is.
Mr. H. F. A .GEISE.
ben geluid: „Vergeet daarbij niet, dat te
gen de N.S.B. alles geoorloofd is.... Er
mogen klappen vallen, desnoods dooden,
dan kunt gij u niets verwijten".
Ook in dezen 'vorm aarzelen we niet de
stelling als onzedelijk en onmenschelijk
te blijven brandmerken. De vraag is maar:
waar en wanneer heeft een erkend orgaan
der R.K.S.P. zich aldus uitgelaten?
„Volk en Vaderland" beroept zich op
een artikel, dat 4 September 1936 zou
verschenen zijn in „De Wekelijksche
Nieuwsbron", en waarboven de verwijzing
zou hebben gestaan: „Wij ontvingen van
het Centr. Prop. Bureau der R.K. Staats
partij het volgende ter plaatsing".
We kennen deze „nieuwsbron" niet.
Maar we kennen de bedoelde circulaire
wel. Die n.l. een listige provocatie was
afkomstig hetzij van uiterst 'rechts of van
uiterst links, maar in ieder geval een pro
vocatie.
Het Algemeen Secretariaat der R. K.
Staatspartij heeft er indertijd al met klem
tegen geprotesteerd en gewaarschuwd.
Tijd en plaatsruimte ontbreken ons nu,
om dat omstandiger uiteen te zetten.
Maar we komen erop terug!"
Wij hebben ook het eerste artikel van
onzen Utrechtschen collega overgenomen.
Daarom plaatsen wij ook dit en het in
het vooruitzicht gestelde volgende ar
tikel.
87. En die rare Big huppelde nog steeds rond, nu als een
Tyroler. Hy maakte een paar gekke danspassen, nam een
groote sprongf in de lucht en riep er bij: „Tjoehoe!" Maar
de sprong viel wat erg hoog uit en
88. Big sloeg voorover op den grond. De s^hok was zoo
hevig, dat de emmer los schoot en hobbelend een heel eind
verder terecht kwam. Een Japansche kraanvogel had in
heel zijn land nog niet zoo'n grappige Big ontmoet.