STADS
De 364stc Dies Natalis der
Leidsche Universiteit
WOENSDAG 8 FEBRUARI 1939
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
Herdenkingsrede van prof. dr. P. C. Flu
over „Een facet van het virusprobleem"
De 364ste Dies-herdenking der Leidsche
Universiteit heeft heden onder groote
óelangstelling plaats gehad.
De herdenkingsrede, door den rector
magnificus, prof. P. C. Flu geschreven, werd
uitgesproken door prof. J. van der Hoeve,
wijl de rector (magnificus nog steeds door
ziekte verhinderd is zijn functie waar te
nemen.
De herdenking in het Groot Auditorium
der Universiteit vond plaats in tegenwoor
digheid van Curatoren, hoogleeraren, doc
toren, studenten en verdere belangstellen
den.
Aan de rede van prof. Flu over: „Een
facet van het Virusprobleem", is het vol
gende ontleend:
Prof. dr. P. C. FLU,
rector magnificus.
In een kort historisch overzicht schetste
spr de theorieën, die voor de verklaring
\an fermentatieve processen zijn opgesteld.
Zoowel Berzelius als von Liebig zochten
de directe oorzaak van het gebeuren in
coode materie, die wel van buitenaf in de
stoffen, die het proces moesten ondergaan,
werd georacht, maar die, als hun functie
van inductor verricht was, het aan de stof
overliet het proces te onderhouden.
Voortbouwende op de ontdekking der
gistcellen door Cagniard Latour beschouw
de Pasteur fermentatie als correlatief aan
het leven van microben.
.Na Pasteur's verscheiden gelukte het aan
Buchner uit levende gistcellen een cel vrij
sap „zymase", te persen dat dezelfde func
tie als de levende gistcel, zij het dan ook
m veel minder intensieve wijze, ontplooide.
De zymase werkt katalytisch en wordt door
de levende gistcellen als een doode massa,
product van het levende protoplasma, ge
vormd.
Zoo bleek tenslotte de oorspronkelijke
gedachte van Berzelius toch de kern van
het probleem te hebben geraakt, al was
de voorstelling die hij zich van den kataly
sator gemaakt had wel wat al te simplistisch
De doctrine van Pasteur werd hierdoor niet
omvergegooid, zooals spr. nader aantoonde
Het gewichtige biologisch gebeuren der
gisting heeft men dus eerst zuiver che
misch meenen te kunnen verklaren, maar
tenslotte zegevierde de biologische idee;
toch heeft men nog aan de grondgedachte
der chemici van den voor-Pasteuriaanschen
tijd alle recht doen wedervaren, zooals uit
de definitie, die men van een ferment
geeft, blijkt.
Soortgelijke tegenovergestelde opvattin
gen kan men nu, bijkans een eeuw later,
constateeren in den strijd, die zich om de
verklaring van het wezen van het virus
ontwikkeld heeft.
Uit de onderzoekingen van Pasteur bij
hondsdolheid en van Beyerinck over de
mozaïekziekte der tabak was bekend ge
worden, dat deze ziekten door een virus
veroorzaakt worden, n.l. door een agens
dat zóó klein is dat het microscopisch niet
waargenomen kan worden.
Beyerinck is reeds in zijn eerste publi
catie bijna alle eigenschappen van het ons
thans zooveel beter bekende virus op het
spoor gekomen. Hij ontdekt zijn submi
croscopische afmetingen, toont aan dat het
alleen in nauw verband met levende cellen
zich vermeerderen kan, wijst op de on
mogelijkheid het bij afwezigheid van le
vende groeiende cellen te cultiveeren en
op den niet enzymatischen aard.
In geen der groote handboeken of mo-
nographieën die vóór 1920 verschenen,
vindt men over den aard van het virus een
opvatting afwijkend van die van Beyerinck
e a., die het als levend beschouwden.
Na 1920 valt een verrassende ommekeer
in de opvatting van een groot aantal mi
crobiologen, waaronder zeker niet de
minst vooraanstaanden, waar te nemen.
Zij beschouwen elk virus of zeker enkele
soorten niet als levend, maar als ongeor
ganiseerd en als een product van de levende
cel.
De oorzaak van dit gebeuren moet zeker
voor een belangrijk deel worden gezocht
in de ontdekking van den bacteriephaag
door d'Hérelle Volgens den ontdekker
moet het agens dat uit het filtraat der de
jecta van mensch of dier verkregen kan
worden als een levend wezen, een ultra
microbe tot de groep van het virus behoo-
rend, beschouwd worden. De eigenschappen
van bacteriophaag en virus zijn inderdaad
treffend, zooals spr. nader aantoonde. Wat
opvalt is ook de overeenstemming dezer
kwaliteiten met kenmerken, die men van
oudsher als attributen van het leven heeft
beschouwd.
Er zijn weinig onderzoekers die dit ont
kennen, maar zij verklaren dit alles niet als
een gevolg van eigenschappen die inhae-
rent zijn aan virus of phaag, maar wel aan
het levende plasma van de cel, waarbui
tenom nóch virus, nóch phaag zich ver
meerderen kunnen. Zoo wordt het een nut
teloos en vruchteloos streven te trachten
de levende natuur van virus of phaag te
bewijzen en heeft in de laatste jaren het
onderzoek zich geconcentreerd om de
vraag of virus en phaag cel vreemd of cel
eigen zijn.
Vervolgens werd besproken dat men alle
recht heeft te betwijfelen of men aan de
hypothese van Doerr met betrekking tot
het herpesvirus, of aan de onderzoekingen
van Carrel en Mc Intosh met betrekking
tot het Roussarcoma het recht mag ontlee-
nen te beweren, dat de intracellulaire oor
sprong van het virus, dat de genoemde af
wijkingen veroorzaakt, boven twijfel is
verheven.
Men heeft ook getracht te bewijzen, dat
de bacteriophaag „de novo" uit bacteriën,
die vooraf geen phaag produceeren, kan
worden verkregen.
Talrijk zijn de mededeelingen over ex
perimenten. die de spontane vorming van
phagen buiten twijfel moeten stellen.
Nooit kon spr. die sedert 1921 al derge
lijke experimenten zorgvuldig nadeed, de
resultaten van de onderzoekers bevestigen,
indien hij zeker phaagvrije microben ter
controle gebruikte, terwijl zonder de min
ste moeite uitkomsten, overeenkomstig de
hunne worden bereikt, indien de experi
menten met phaijigvormende microben her
haald worden.
Dit steeds negatieve resultaat wijst er op
dat inductie van phaagvrije bacteriën tot
phaagvorming niet mogelijk is.
Slechts van Den Dooren de Jong, die
voor den cellulairpn oorsprong van den
phaag in de bres sprong, konden de resul
taten door eer ieder die ze nadeed worden
bevestigd. Hij meende het onomstootelijk
bewijs te hebben geleverd dat de phaag
„de novo" uit ontkiemende sporen ontstond
Maar ook hier bleek dat een andere opvat
ting, steunende op niet minder overtui
gende experimenten, mogelijk en waar
schijnlijker was.
Sedert 1935 is het virusprobleem in een
bijzondere en nieuwe phase getreden.
Het gelukte toen aan Stanley om uit
hét perssap van door de mozaïekziekte
aangetaste tabaksplanten een eiwitach
tige, uit globuline bestaande massa te ver
krijgen, die in kleine ongeveer 0.03 m.m.
metende kristalletjes kristalliseert.
Merkwaardig zijn de betrekkelijk groo
te hoeveelheden waarin dit proteïne, dat
de eigenschappen van het mozaiekvirus
heeft, uit de zieke plantendeelen verkre
gen wordt. Volgens Stanley zou dit 0.2
van het ruwe materiaal bedragen.
Het is Stanley niet mogen gelukken
eenig feit op te sporen, dat recht zou ge
ven te veronderstellen dat niet het pro-
teine, maar een toevallige verontreiniging
door geadsorbeerd virus oorzaak is van
de infectiositeit van het virusproteine.
Toch is ook het herhaaldelijk omge-
kristalliseerde proteine niet zuiver, zooals
aan Chester bleek. Dit is in het geheel
geen bijzonderheid. Het is toch bekend
dat weinig chemische reagentia vrij van
verontreiniging kunnen worden verkre
gen.
Stanley geeft dan ook toe dat men het
steeds mogelijk moet blijven achten dat
niet het kristallijne eiwit, maar een ge
adsorbeerd virus de oorzaak is van de in
fectiositeit van de kristallijne substantie
en dat deze onder den invloed van het
virus specifiek wordt gevormd.
Het zou volgens hem even onlogisch
zijn de eigenschappen van voor analyse
bestemd keukenzout, dat hoe goed ook ge
reinigd ongeveer 0.03 pet. onzuiverheid
bevat, toe te schrijven aan de verontrei
niging en niet aan de NaCl moleculen, als
te willen beweren dat de eigenschappen
van het virusproteine niet aan de mole
culen van dit proteine, maar aan de 0.1
pet. onzuiverheden die deze bevatten, moe
ten worden geweten.
Dit argument moge voor hen, die virus
en phaag als doode materie beschouwen,
afdoende zijn, degene, voor wien virus
en phaag leven, komt al heel weinig on
der den indruk. De laatste zal het volko
men logisch vinden dat, indien de veront
reiniging het geadsorbeerde vi
rus is, dit virus en niet het proteine de
mozaiekziekte veroorzaakt. Een veront
reiniging van 0.1 pet. van het kristallijne
*-rof. dr. J. v. d. HOEVE,
die de herdenkingsrede van prof. Flu
uitsprak.
proteine met virus zou beteekenen dat in
de 1 ccm infectieuse hoeveelheid van het
tot 109 verdunde virusproteine toch nog
35.000 virusdeeltjes bevat kunnen zijn.
Met het vinden van het virusproteine
is het virusprobleem dus niet opgelbst of
zijn oplossing genaderd.
Indien men het proteine als dood be
schouwt, blijft het onmogelijk de ver
meerdering van het virus in de plant te
verklaren, zooals nader werd uiteengezet.
Ook het gedrag van het organisme, waar
in het virusproteine geraakt, kan slechts
verklaard worden wanneer men levende
kiemen in dit organisme brengt.
Zij, die de stelling verdedigen dat virus
en phaag de novo uit het celplasma ont
staan, zijn door de ontdekking van het
virusproteine in de door de mozaiekziekte
aangetaste planten in het geheel niet in
het gelijk gesteld.
Thans, bijna 100 jaar nadat Pasteur
streed om zijn inzichten aangaande het
wezen van gisting, rotting en infectie ziek
ten te doen triumfeeren, herhaalt zich de
historie. Ook nu weer ziet men een aan
tal onderzoekers de levende natuur van
virus en phaag verdedigen tegen een an
der aantal voor wie de smetstof van vi
rusziekten, die in epidemiologisch opzicht
in niets van echte bacterieele ziekten ver
schillen, slechts doode levenlooze materie
is, die de cel zelf, op een ook voor hen
volkomen mysteïieuse wijze, produceert.
Ooi- nu doemt opnieuw, zij het onder een
ander kleed, het dogma van de generatio
spontanea op.
Het zou niet enkel, voor de kennis van
virus phaag, maar stellig voor de ge-
he< J biologie van groote beteekenis zijn,
indien het feitenmateriaal een beslissing
in dezen strijd mogelijk zou kunnen ma
ken.
Helaas zijn wij nog ver van dit ideaal
verwijderd.
Indien wij werkelijk in virus en phaag
primitieve vormen van het leven mogen
zien, dan openen zich wellicht perspectie
ven voor hen die den moed niet opgeven
en '::có^ n d vun on
vermoeid en ijverig zoeken naar het my
sterie der krachten, die o.a. eiwitmicellen
qualiteiten verleenen die hen in de rij
der levende wezens doen treden, met suc
ces zal worden beloond.
Zal dit verlangen naar helderheid en
openbaring van het geheim ooit worden
bevredigd?
Hoe wij ook aan het succes van ons po
gen wanhopen en hoe groot ook de nei
ging moge zijn deemoedig te buigen in
eerbied en overgave aan datgene, dat ach
ter den schijn der dingen aanwezig moet
zijn, toch zal dit ons niet weerhouden
rusteloos te pogen om al was het maar
een tipje van den sluier te lichten, die de
essentieele verschillen tusschen de parti
kels van doode en levende materie, die
door directe zintuigelijke waarneming
niet kenbaar zijn, nog steeds blijft bedek
ken.
De theoretische physica en chemie heb
ben ons getoond van hoe gtoot belang het
voor een beter begrijpen der materie is
geweest met het onderzoek steeds maar te
zijn gedaald naar kleinere afmetingen dier
materie.
De virusonderzoeker, die weet hoe sa
mengesteld ook de laagst georganiseerde
ééncellige wezens, bacteriën en protozoën
zijn, met hun veelheid en verscheidenheid
van levensuitingen, die zóó door elkaar
heenloopen dat hun afzonderlijke analyse
haast wanhopig aandoet, ziet in het virus
met zijn meer beperkte organisatie en ge
ringere afmetingen, die het brengt in de
orde der moleculen, een geschikt object,
waarbij hij misschien datgene bereiken
kan, waarin men tot heden niet mocht
slagen.
Laten we hem, aldus spr., die hope la
ten zonder welke het onmogelijk zou zijn
verder te zoeken en te strijden.
Eerste Leidsche
Begrafenisonderneming
voor Roomsch Katholieken
GEVESTIGD 1882
G.H.KLEINHANS
Pieter de ia Courtstraai 22
TRANSPORT - TELEFOON 1455
LEIDSCH UNIVERSITEITSFONDS.
De Raad van het Universiteitsfonds hield
heden haar jaarvergadering.
Aan het verslag der Commisie van Uit
voering is het volgende ontleend:
In het afgeloopen jaar leed de Raad een
gevoelig verlies door het overlijden op 6
September 1938 van mr. P. Droogleever
Fortuyn, die met zijn beste krachten het
Leidsch Universiteitsfonds heeft gediend.
Het was de Commissie van Uitvoering
aangenaam te mogen vernemen, dat het
kapitaal van het Fonds wederom vergroot
door verschillende schenkingen en een
legaat. Het betreft hier een schenking van
mr. J. W. C. Milders te Bergen aan Zee,
naar aanleiding van zijn gouden docto
raat, verder een bedrag, dat de curatoren
van het Legatum Stolpianum ter beschik
king van de Commissie van Uitvoering
hebben gesteld ten behoeve van een of
meer bijzondere leerstoelen, welker doel
stelling met die van het Legatum Stol
pianum verwant is, en ten slotte een le
gaat, dat wijlen jhr. mr. N. C. de Gijse-
laar, onder vruchtgebruik, voor het Fonds
heeft besproken en dat aldus een laatste
blijk is van de warme belangstelling, die
jhr. de Gijselaar steeds voor de universi
teit heeft getoond.
De samenwerking met het College van
Curatoren kwam dit jaar wederom tot
uiting in een herhaald overleg bij het toe
kennen van subsidies. Ook thans kon de
Commissie mr. Idenburg den noodigen
steun verleenen voor het honoreeren van
een hulpkracht in verband met zijn druk
ke bezigheden. Daar mr. Idenburg van het
hem door de Commissie aangeboden cre-
diet voor zijn belangrijke reis naar Zuid-
Afrika, tot het aanknoopen van cultuïee-
le relaties, ten slotte geen gebruik be
hoefde te maken, werd, in overleg met
hem, een andere bestemming aan dit be
drag gegeven, en wel in den vorm van
een financieelen steun voor prof. Engel-
brecht uit Pretoria, ten behoeve van zijn
reis naar Nederland.
Met dit academie-jaar is de opleiding
van candidaat-notarissen en belastingamb
tenaren, krachtens de hiertoe in het leven
geroepen stichting, vanwege het Fonds
ter hand genomen.
Het is der Commissie een groote vreug
de te kunnen mededeelen, dat door het
voortvarende optreden van mr. G. C. van
Buttingha Wichers het lang gehoopte her
stel in zake de verzorging van de belan
gen en de administratie van het Fonds
onder de in Ned. Oost Indië woonachtige
leden is ingetreden.
Daar de contributies van de leden een
zeer belangrijke bron van inkomsten voor
het Fondr vormen, stelt de Commissie het
steeds op hoogen prijs, wanneer zij steun
ondervindt bij haar actie tot het werven
van nieuwe leden.
Daarom maakt zij dankbaar gewag van
de bereidwilligheid van prof. Flu om aan
alle door hem in te schrijven studenten
een prospectus betreffende de doelstelling
van het Fonds uit te reiken, verder van
de welwillendheid, waarmede de redac
ties van den Gids voor Studeerenden en
van het Leidsch Universiteitsblad de be
kende „rose briefkaarten" bij haar uitga
ven voegen, en ten slotte van het groote
aantal nieuwe leden, dat dit jaar werd
aangebracht zoowel door de Vereeniging
van Vrouwelijke Studenten als door den
heer I. Opstelten, hoofdredacteur van het
Leidsch Universiteitsblad.
DE EGYPTISCHE MONUMENTEN IN DE
OASE EL-CHARGEH.
In het Rijksmuseum van Oudheden al
hier hield gisteravond Dr. W. D. van Wijn
gaarden de eerste der aangekondigde voor
jaarslezingen over bovengenoemd onder
werp.
Bij zijn bezoek, dat de spreker in het
najaar van 1937 aan deze, om verschillen
de redenen zoo interessante, oase bracht,
trof het hem, welk een rijk veld hier nog
op systematisch onderzoek wacht. Hier lig
gen monumenten uit de oudheid, welke be
wijzen, dat deze oase ook voorheen een
bloeiende cultuur bezat.
Het belangrijleste daarvan is de tempel
van Hibis, gesticht door Darius I. Spreker
behandelt uitvoerig dezen tempel, die een
mooi voorbeeld is van laat-Egyptische ar
chitectuur. Vooral de reliëfs daarvan zijn
van groote beteekenis voor onze kennis
van de laat-Egyptische mytholqgie. In de
jaren 19081910 is deze tempel door een
Amerikaansche expeditie van het stuifzand
bevrijd en gerestaureerd.
De overige ruïnen in de oase dateeren
uiv den Grieksch-Romeinschen en den
vroeg-Christelijken tijd. Spreker behan
delt daarvan twee door hem bezochte tem
pels en de Christelijke necropolis. Deze
laatste bestaat uit ongeveer 200 boven-
grondsche grafkapellen, van tegels ge
bouwd, belangrijk om hun architectuur.
Enkele daarvan vertoonen van binnen nog
wandschilderingen, die een aantal Bijbel-
sche en allegorische figuren voorstellen.
De genoemde Amerikaansche expeditie
heeft ook deze begraafplaats, dateerend uit
de 3de4de eeuw na Chr., met de daarbij
behoorende graven onderzocht.
Tenslotte wees spreker er op, dat na de
verovering door de Arabieren in de 7de
eeuw na Chr. de oase in verval geraakte
cn vergeten werd. Eerst in de 19de eeuw
trok zij weer de aandacht der Europeesche
geleerden. Spreker is er van overtuigd, dat
verder systematisch onderzoek rijke resul
taten kan opleveren voor onze kennis van
de laatste perioden der oud-Egyptische
kunst en beschaving.
Het overzicht der Vervoersopbrengst van
de Noord Zuid-Hollandsche Tramweg Mij.
N V. gedurende Januari 1939 (ongecontro
leerd) geeft de volgende cijfers: Totaalop-
brengst in 1939: 255.586.vorig jaar 1938:
251.030.—.
Bijzondere leerstoelen
aan. de Leidsche
Universiteit
In vergelijkend Koloniaal
Staatsrecht en in de
Economische Geschiedenis
Gisteren is uitgegeven Staatsblad 1362,
houdende Kon. Besl. van 16 Januari 1939,
tot aanwijzing overeenkomstig art. 170 der
Hoogeronderwijswet van de stichting
„Leidsch Universiteits-Fonds", als bevoegd
om bij de faculteit der rechtsgeleerdheid
aan de Rijksuniversiteit alhier een bijzon
deren leerstoel te vestigen in het vergeljj--
kend koloniaal Staatsrecht.
Bovendien is uitgegeven Staatsblad 1363,
houdende Kon. Besl. van 16 Januari 1939,
tot aanwijzing overeenkomstig art. 170 der
Hooger-onderwijswet van de stichting
.Leidsch Universiteits-Fonds", als bevoegd
om bij de faculteit der rechtsgeleerdheid
aan de Rijksuniversiteit alhier een bijzon
deren leerstoel te vestigen in de economi
sche geschiedenis.
INTERNATIONALE STUDENT SERVICE.
Jaarvergadering van het Nederlandsche
Comité.
Onder voorzitterschap van Prof. N. van
Wijk vond j.l. in de Senaatskamer der Uni
versiteit alhier de jaarvergadering van het
Nederlandsch Comité van International
Student Service plaats.
Het van de zich steeds meer uitbreiden
de werkzaamheden getuigende jaarverslag
werd goedgekeurd. Aan de internationale
conferentie te Lund, Les Avants en Arflina
werd door een Nederlandsche delegatie
deelgenomen, terwijl te Leiden een En-
gelsch-Nederlandsch-Indische conferentie
plaats vond, die de onderwijsproblemen in
Britsch- en Nederlandsch-Indië besprak.
De bestudeering van enkele vraagstukken,
die zich in verband met het door de Com
missie Limburg opgestelde rapport over de
overbevolking der universiteiten voorde
den, werd met kracht voortgezet. Ook werd
voor enkele internationale enquêtes op
universitair gebied het benoodigde mate
riaal voor Nederland verschaft. E« hulp
verleen ingsactie ten bate der Chineesche
universiteiten bracht een bedrag van meer
dan 2600.op.
In de samenstelling van het Comité
kwam, uitgezonderd de periodieke wisse
lingen, slechts één verandering door het
aftreden van Mej. E. Elias als secretaresse.
Het Comité bekrachtigde de door het Da-
gelijksch Bestuur gedane benoeming van
den heer I. Opsteiten tot secretai-is.
Na een bespreking van enkele huishou
delijke aangelegenheden, deed de secreta
ris eenige mededeelingen over de in 1939
door I.S.S. te organiseeren conferenties. Te
Boedapest zal het onderwerp „Student
Health" besproken worden. In Frankrijk
zal een conferentie plaats vinden, die tot
punt van bespreking heeft „State, Commu
nity and Individual in contemporary poli
tical and social life". Naar deze conferentie
zal het Nederlandsch Comité zoo mogelijk
een delegatie afvaardigen. In Denemarken
zal „Selection and furthering of gifted stu
dents" het centrale onderwerp eener con
ferentie zijn. De jaarconfentie zal te South
hampton in Engeland plaats vinden in be
gin Augustus.
Besloten werd de actie, die thans in alle
landen gevoerd wordt om te komen tot de
stichting van een „Sanatorium Universi
taire International" te ondersteunen.
Een langdurige gedachtenwisseling vond
plaats over de nieuwe hulpactie ten bate
van noodlijdende buitenlandsche studenten
uit China, Tsjecho-Slowakije, Oostenrijk
en Duitschland. De verschillende plaatse
lijke vertegenwoordigers van I.S.S. brach
ten verslag uit van de werkzaamheden
dienaangaande in hun universiteitsstad. In
deze maand zal vrijwel in iedere stad, die
een universiteit of hoogeschool bezit, een
beroep gedaan worden op de Academische
wereld om deze actie te doen slagenr zoo
dat ook Nederland aan de leniging van den
grooten nood onder vele buitenlandsche
studenten zijn deel mag hebben.
Wederom zal dit jaar de organisatie van
een werkkamp plaats vinden onder de ge
zamenlijke auspiciën van Studiosi Iuvare
Delectamur en het Ned. Comité van I.S.S.
Met vertrouwen mag het Nederlandsch
Comité de toekomst tegemoet zien. De
werkzaamheden van International Student
Service verkrijgen grootere bekendheid en
ondervinden van vele zijden waardeering.
Ztó#
tjtHH-i
Weineen! Gas los
laten -desnoods wat
bijremmen, als u zoo'n
waarschuwingsbord
passeert. Wan» dat
staat slechts op plaat
sen, waar onverwacht
gevaar kan dreigen.
Dusweest op uw
hoede 1