RECHTZAKEN
De Dieren-Jamboree
DINSDAG 10 JANUARI 1939
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 10
KANTONGERECHT TE LEIDEN
Koe vervoerd van besmet
terrein.
P. V., landhouwer te Leiderdorp,
moest terecht staan omdat hij een koe ver
voerd had van een terrein dat besmet was
met het gevreesde mond- en klauwzeer.
Verdachte zeide, dat hij de koe voor een an
der had vervoerd en dat hij niet geweten
had dat het terrein besmet was geweest.
Een getuige vertelde, dat verdachte het ze
ker had kunnen weten, want dat er aan den
ingang een papier was aangebracht waarop
stond dat het besmet terrein was. Om nog
een getuige te hooren werd de zaak aan
gehouden.
Links gereden.
B. H. K. te Voorschoten had op de
Papelaan te Voorschoten met zijn auto
links gereden, wat de gebruikelijke botsing
tengevolge had.
Verdachte voerde aan dat er voor hem
ruimte was om links te passeeren, maar ge
tuigen verklaarden het tegendeel, zoodat
de ambtenaar een geldboete eischte van
10 subs. 4 dagen, tot welke boete de kan
tonrechter veroordeelde.
Met auto het trottoir op
J. A. J. te L e i d e n had op de Haarlem
merstraat te Leiden een handwagen willen
passeeren, hoewel hij zag dat de ruimte
zulks niet toeliet. Verdachte had het toch
gedaan met het gevolg, dat hij de handwa
gen omver reed en vervolgens het trottoir
was opgereden en waardoor een dame die
daar liep te wandelen, aangereden was en
ernstig verwond.
Door het getuigenverhoor kwam vast te
staan dat verdachte heel langzaam gereden
had. De ambtenaar eischte een geldboete
van 12.50 subs. 6 dagen, waarmede de
kantonrechter zich kon vereenigen.
Wielrijder omver gereden
B. J. H., bouwkundige te Leiden, had
op 19 October een wielrijder omver gere
den op de Haarlemmerstraat te Leiden,
doordat hij met zijn auto niet voldoende
had uitgehaald.
De eisch en uitspraak werden een geld
boete van 5 subs. 2 dagen.
De zig-zag rijdende auto
A. W., kistenmaker te Leiden, had op
de Trekvaartbrug te Leiden een wielrijder
aangereden, doordat hij met zijn auto zig
zag over den weg reed.
De aangeredene als getuige gehoord ver
klaarde in gelijken zin en meende, dat ver
dachte niet heelemaal „frisch" was geweest,
want ook was hij na de aanrijding doorge
reden en weer zig-zag.
Verdachte gaf toe eenige glazen bier ge
dronken te hebben, maar van dronken zijn
was volgens hem geen sprake geweest.
Om dat nu eens te onderzoeken werd de
zaak voorloopig aangehouden.
Dure hazenbout
E. de la B. te Leiden had zonder de
gebruikelijke toestemming een haas ver
schalkt op een jachtterrein te Voorscho
ten, alwaar de heer van Mens te Leiden het
jachtrecht had.
Verdachte vertelde wel een vergunning
te hebben en liet het bewuste document
zien, maar toen bleek dat het „ding" kant
noch wal raakte en niet veel met een jacht-
acte uitstaande had.
De eisch werd een boete van 10 subs.
4 dagen. Uitspraak 7.50 subs. 3 dagen.
Onvoorzichtig gereden.
C. P., handelaar te Haarlemmermeer,
was met zijn auto plotseling een zijweg te
Noord wij kerhout uit komen rijden
en had daarbij niet voldoende opgelet, met
het gevolg, dat hij geen voorrang had ver
leend aan verkeer van rechts. Een wielrij
der was de dupe van deze onachtzaamheid
geworden en diende een civiele vordering
in van 28.60.
Nadat de aangereden wielrijder, J. C. de
Winter uit Noord wij kerhout, als getuigel
was gehoord, eilschte de ambtenaar een
boete van 10 subs. 5 dagen.
Uitspraak 7.50 subs. 3 dagen en toewij
zing c. v. ad 28.60.
Hij zag er verdacht uit
Op de Boulevard te Noordwijk aan
Zee liep een agent de voorbijgangers te
bekijken en daarbij was hem iets vreemds
opgevallen. Hij zag den visscher A. v. d.
W., uit Noordwijk, wandelen, alsof er geen
vuiltje aan het uitspansel was. Maar het te
gendeel was waar, want v. d. W. bleek in
het bezit te zijn van een borstkas, die nooit
aan een normaal manspersoon kon toebe-
hooren.
Hij had een praatje aangeknoopt en ge
vraagd hoe of onzen visscher aan zulk een
ontwikkelde borstkas kwam. Deze deed
eerst of zijn neus bloedde, maar even later
kwam de aap uit de mouw of juister ge
zegd kwam de haas uit de borstkas te voor
schijn, want bij nader ingesteld onderzoek
bleek het dat er eerst te voorschijn kwam
een grove jutezak en in de zak zat een nog
warmen haas. Natuurlijk gevonden, vroeg
de kantonrechter en inderdaad zeide ver
dachte, dat het zoo was.
Maar de heeren kennen deze vondsten
wel en noemen het strooperij.
Wegens deze overtreding werden eisch
en uitspraak 10 subs. 4 dagen.
De serenade.
Het stond zoo echt ondichterlijk in de
dagvaarding alsdat de student H. J. J. A.
N. te Leiden nachtelijk rumoer gemaakt
had op 29 October des nachts op 2.45 uur.
Maar het werd dichterlijk, want de stu
dent vertelde dat hij tezamen met zes an
dere studeerenden een aubade gebracht had
aan een meisje, dat op de Breestraat
woonde.
De kantonrechter meende, dat er wel
hard gebruld zou zijn, maar de student
zeide, dat er heel netjes en meerstemmig
gezongen was. Het was volgens hem werke
lijk koorzang geweest.
De ambtenaar wees er op, dat men hier
niet in Venetië is, waar serenades bren
gen iets heel gewoons is, maar dat men in
Leiden was en dat het hier burengerucht
werd genoemd, deze hulde van verliefden
aan meisjes, vooral als dat des nachts ge
beurd door zeven stemmen gelijk. Spr. wil
de geen hooge boete eischen maar volstaan
met 2 te vragen.
Dat verhaal van Venetië was koren op
den molen van den student en hij begon
een langen boom op te zetten over verlief
den en de daaraan vastklevende serenades,
hetwelk tot slotsom had, dat er niet alleen
in Venetië verliefde jongelingen en maag
delij ns waren, maar dat het ook in Leiden
voorkwam.
Het pleidooi had een verkeerde uitwer
king, want de kantonrechter noemde het
ergerlijk lawaai en veroordeelde verdachte
tot een geldboete van 5 subs. 2 dagen.
Op het jachtgoed van
de Koningin
J. J. v. d. B. was met een aantal ja
gers meegegaan naar het jachtveld te
Voorscheten en had het geschoten
wild op moeten zoeken. Toen er weer een
eend geschoten was en het dier een eind
verder neerkwam, was v. d. B. het beest
gaan halen en toen was de misère begon
nen, want het geschoten dier was neerge
komen op het landgoed Raaphorst, hetwelk
aan H.H. de Koningin toebehoort.
Natuurlijk waren er dadelijk jachtopzie
ners of anderen geweest die de wildopraper
hadden aangehouden en verdachte doodsbe
nauwd. Hij had een brief geschreven naar
H.M. de Koningin en deze brief was gelezen
en gestuurd naar den kantonrechter.
Zoowel de ambtenaar als de kantonrech
ter hielden rekening met den ingekomen
brief en gebruikten de uiterste clementie
met verdachte, zoodat hij er met een geld
boete van 2 subs. 1 dag afkwam.
Overtreding leerplichtwet
C. v. d. S., arbeider te Noordwijker-
h o u t, had zijn kind van 4 October tot eind
November van school thuis gehouden.
Het O. M. meende, dat verdachte zich
absoluut niet stoort aan de leerplichtwet,
want hij is reeds meermalen veroordeeld
geworden.
Met een ernstige waarschuwing dat bij
een volgende maal de gevangenis open zal
gaan voor hem, werd hij thans nog veroor
deeld tot een geldboete van 6 subs. 3 d.
Een diamanten jubileum.
De ambtenaar deelde bij de volgende ver
dachte, H. W. v. d. W. uit L e i d e n, mede,
dat deze thans een jubileum vierde, want
dat hij thans zijn vijftigste verbaal had ge
kregen wegens overtreding van de leer
plichtwet. Eind September was de boete
betaald van de 49ste veroordeeling en thans
is het weer zoo, want begin October was het
volgende verbaal al in zee gegaan. Voor de
laatste maal wilde de ambtenaar het nog
probeeren en eischte een geldboete van 15
subs. 5 dagen. Uitspraak 10 subs. 4 dagen
en een ernstige waarschuwing.
Een incident.
Tijdens de gisteren gehouden zitting van
den kantonrechter te Leiden, wilde de
dienstdoende veldwachter een toeschouwer
er op wijzen, dat hij niet zoo hinderlijk
heen en weer moest loopen.
Deze terechtwijzing viel niet in goede
aarde, waarna de veldwachter probeerde
de recalcitrante toeschouwer te verwijde
ren.
Daarbij ontstond een ontzettend tumult,
omdat de terechtgewezen mau zich begon
te verzetten.
Na een klein „gevechtje" werd de man
tenslotte verwijderd, waarna hij wel een
proces-verbaal gekregen zal hebben wegens
verzet tegen de politie en zich in den Haag
te verantwoorden zal hebben.
De zitting moest even onderbroken wor
den wegens het heerschendc tumult.
HAAGSCHE POLITIERECHTER.
Als een Amsterdammer uit
visschen gaat.
„J. J. Wriep de deurwaarder en
plotseling was het of een ieder in een an
dere sfeer terecht kwam, want na het af
roepen van dien naam tiad een man binnen,
een man in de ware beteekenis van het
woord, groot, forsch en robust, een echte
Amsterdamsche havenwerker, zoo eentje,
die een baaltje suiker van tweehonderd
pond behandelt gelijk u en ik een
pakje sigaretten.
Toen hü zijn geweldige lengte, breedte
en zwaarte goed in 't verdachtenbankje ge
plooid had begon „het".
„Mogge heere, mogge", klonk zijn joviale
begroeting.
Even gleed er iets over des Politierech
ters gezicht, dat op een zonnigen glim
lach geleek.
„Deze man staat terecht wegens het be
lemmeren van een ambtenaar in functie
in een daad, die deze ambtshalve verrich
ten moest en het onttrekken van goederen
aan een beslag", deelde de Officier mede.
„Ja meneer", mengde de groote haven
werker zich er tusschen, „er is wel wat ge
beurd, maar zoo erg was het toch weer niet,
want.
„Dat hooren wij straks wel van je", zei
de de Politierechter en brak deze verde
diging af.
En toen kwam de veldwachter van
N o o r d e nN ieuwkoop naar voren
om te vertellen wat er nu eigenlijk ge
beurd was.
Dat verhaal kwam ongeveer hierop neer.
Op 23 October had de veldwachter gezien,
dat iemand bezig was met snoekhengels.
Hij er op af en warempel de man deed ver
boden dingen met de hengels n.l. visschen
zonder acte en dat mocht de veldwachter
niet gedoogen, dus zeide hij „geef hier de
hengels".
Op z'n echt Amsterdamsch zal de ver
dachte toen wel geantwoord hebben „maar
man er is toch niks aan het handje". „Me
hengels, niks hoor, die krijg je niet, die
zijn geeneens van mij, die heb ik ook maar
geleend".
Voor de tweede maal gelastte de veld
wachter: „hier met die hengels", maar wat
er gebeurde, de veldwachter kreeg de
hengels niet.
Ook een derde sommatie had geen gevol
gen. De hengels waren in het bezit en ble
ven daarin, daar kon zelfs de gummistok
van den veldwachter geen verandering in
brengen, want dit instrument maakte ab
soluut geen indruk op den reus van 'n Am
sterdammer. Het slot van het liedje was,
dat trots alle argumenten plus de gummi
stok onze Amsterdammer met de hengels
wegging en de veldwachter zonder hen
gels aftrok.
De veldwachter was goed en wel thuis of
daar ging de bel en wie stond daar voor
de deuronze Amsterdammer met zijn
hengels, die hij royaal aan den veldwach
ter overhandigde met de woorden: „veld
wachter ik geloof toch, dat jij gelijk had en
ik ongelijk, dus daar heb je de spullen maar
doe je best, dat ik ze een beetje gauw te
rug krijg, want ze zijn niet van mijn".
Kijk daar moet je nu een gemoedelijke
Amsterdammer voor zijn. De verdachte,
nader ondervraagd, deelde echt vaderlijk
mede:
„Kijk er es heere, ik had van de somer
een daggie vrij, nou en toen doch ik: jon
ge, Jan, je kon wel es een daggie gaan
vissche maar aangesien ik geen snoek-
spulle heb, ben ik se gaan leene dus het
spul was niet van mijn daarom schrok
ik toen de veldwachter ze in wilde pikken
en in een moment van overspannigheid gaf
ik se niet". „Maar toen de man weg was,
docht ik: hij heb toch gelijk en ik heb het
heele spul gebracht".
De Officier trok een ernstig gezicht en
vond, dat de feiten hoogst ernstig waren,
dat het dispuut met den veldwachter maar
eventjes tien minuien geduurd had, en dat
op zulke feiten eigenlijk gevangenisstraf
toegepast moet worden.
„Nee toch meheer", zei verdachte met een
ongeloovig gezicht.
Maar de Officier wilde verdachte nog niet
de gevangenis in hebben en eischte een boe
te van 25.subs 25 dagen.
Of hij daarop nog iets te zeggen had,
vroeg de Politierechter.
„Nou meneer, dat is te zeggen, ik vind
vijf en twintig gulden wel wat veel". „U
mot begrijpen ik heb voor het kantonge
recht in Leiden ook al een boete motte be-
tale" „En dan zijn de verdienste ook niet
zoo bar". „Ne' genoeg om buite de steun
te blyve". „En dan heb ik nog een jongen
van elf jaar ook."
De Politierechter maakte het goed met
verdachte, want het vonnis werd 7 subs.
7 dagen.
Heel dankbaar was onze Amsterdammer,
maar hij kon toch niet nalaten om nog eens
naar de geleende hengels te informeeren.
Nou, dat zal ook wel in orde komen.
En met denzelfden jovialen groet van
„mogge heere, nog wel bedankt", vertrok
deze ras-echte Amsterdammer en uit de
rechtzaal verdween een stukje echt Am
sterdamsche gemoedelijkheid.
De vallende gulden.
Een chauffeur uit R ij n s b u r g moest
terecht staan, omdat hij een gulden had
gestolen van een collega.
Volgens verdachte viel de gulden uit
diens zak toen er een zakdoek uitgehaald
werd. Hij had hem opgeraapt en hem te
rug willen geven, maar hij werd weggeroe
pen en had het toen vergeten. De benadeel
de zeide evenwel, dat de gulden er nooit
uitgevallen kon zijn, maar dat hij er uitge
haald moest zijn.
Zoo botsten de meeningen tegen elkaar.
De Officier nam aan, dat verdachte de
gulden gestolen had. Dit is niet het eerste
geval, want in 1937 had verdachte nog eens
terecht gestaan en was toen veroordeeld
tot vijf maanden voorwaardelijke gevange
nisstraf. Daarmede rekening houdende
eischte spr. thans twee maanden gevange
nisstraf.
De Politierechter wilde verdachte deze
zware straf nog niet opleggen en veroor
deelde hem tot een geldboete van ƒ5.
subs. 5 dagen.
Beleediging.
J. L. van T. klerk te Leiden had op
een politieke vergadering waar de heer C.
D. Wesseling als spreker optrad en be
sprak „Democratie in crisistijd", beleedi-
gende woorden geuit, die echter dadelijk
weer waren ingetrokken en waarvoor een
excuus was gemaakt.
Er werd op deze zaak niet diep inge
gaan.
De Officier vond het beleedigen van
staatshoofden en bevriende staatshoofden
volkomen ontoelaatbaar en eischte een
geldboete van 100 subs. 100 dagen en een
voorwaardelijke gevangenisstraf van drie
maanden met drie jaar proeftijd.
Het vonnis werd 25.subs. 25 dagen.
Agent uitgescholden.
Mevrouw A. C. W. v. d. V. afkomstig uit
Leiden had ruzie gekregen met een po-
litie-agent en toen een echt vrouwelijk
wapen gebruikt n.l. een scherpe tong. Zij
had den agent eenige woorden toegevoegd,
die in geen enkel woordenboek voorkomen
en niet geschikt zijn om door fatsoenlijke
menschen gelezen te worden.
De Politierechter legde een geldboete op
van 15 subs. 30 dagen.
MOORDAANSLAG TE WADDINXVEEN.
OP VELDWACHTER GESCHOTEN DOOR
TWEE STROOPERS.
Voor de rechtbank te Rotterdam is de
strafzaak betreffende den moordaanslag
op den rijksveldwachter V. van der Hoef
te Waddinxveen, gepleegd door twee in
woners van deze plaats, de 40-jarige land
bouwer W. H., gedetineerd, en zijn 36-
jarige knecht H. R., eveneens gedetineerd.
In den vroegen morgen van 5 October
van het vorige jaar omstreeks twee uur
waren H. en R. aan het stroopen .op een
bietenland in den Zuidplaspolder onder de
gemeente Waddinxveen, toen de veld
wachter Van der Hoef de beide mannen
opmerkte Hij liep in hun richting, daarbij
roepende: „halt, politie". De arbeider R.
draaide zich hierop ijlings om en de ont
stelde veldwachter zag een jachtgeweer
op zich gericht. Tegelijkertijd draaide zich
ook de patroon van R. om en richtte een
lichtbak op den politieman. Zoo kon R. uit
stekend richten en Hij trof v. d. H. met
een lading hagel in den rechter bovenarm,
v. d. H. viel steunend op den grond en
riep: „help, als jullie me helpt, dan....".
Voor hij echter uitgesproken was, vlucht
ten beide mannen, de gewonde veldwach
ter kon zich met inspanning van alle krach
ten nog naar den weg sleepen, waar hij
echter in elkaar zakte. Hier heeft hij ge
legen tot 's morgens om vier uur een melk
knecht hem vond, die onmiddellijk den
burgemeester van Waddinxveen, den chef
gemeenteveldwachter de Witte en een ge
neesheer ging waarschuwen. Zwaar ge
wond werd v. d. H. naar het van Iterson-
ziekenhuis te Gouda vervoerd. Na lang
aarzelen hebben zoowel R. als H. tijdens
het politie-verhoor hun wandaad bekend.
H. R. was ten laste gelegd poging tot
doodslag, subs, zware mishandeling en
W H. medeplichtigheid daaraan.
Het O.M., waargenomen door mr. J. C. V.
Meischke, had in deze zaak als getuigen
gedagvaard den melkknecht, die den veld
wachter langs den weg vond, den rijks
veldwachter J. Snoek, die het eerste on
derzoek instelde, den chef-gemeenteveld
wachter A. M. de Witte, een wapenhande
laar, die een reconstructie van den aan
slag heeft vervaardigd en den politie-des-
kundige, den heer J. V. Tas, inspecteur van
politie te Rotterdam, chef van den dacty-
lografisdhen dienst.
Onder presidium van mr. Huyser hoor
de de rechtbank de getuigen. In verband
met het feit, dat de veldwachter onmid
dellijk na het plegen van den laffen aan
slag om hulp had verzocht, hetgeen zoo
wel door H. als door R., zooals zij be
weerden, niet is gehoord, werd een ver
klaring voorgelezen van dr. A. van Rossum,
oor-, neus- en keelarts te Rotterdam, dat
zoowel R. als H. over een uitstekend ge
hoor beschikt.
Hierna werd als getuige voorgeleid de
wapenhandelaar J. J. Kool, die verkla
ringen aflegde omtrent den aard van ge-
weer en patronen. Het geweer, een dub-
belloopsch jachtgeweer was volgens get
in uitstekende conditie, terwijl de patro
nen van het gewone voor de hazenjacht
te gebruiken kaliber waren, n.l. nr. 4 of 5.
Een dergelijke patroon bevat circa twee
honderd looden korrels en het schot kan op
korten afstand doodelijk zijn. De politie
deskundige te Rotterdam, de heer J. van
Tas, had den aanslag gereconstrueerd,
waarvan foto's aanwezig waren.
Get. H. G. Muyen, bakker, wonende te
Waddinxveen, vertelde, hoe hij om half
vier des morgens als gewoonlijk naar zijn
werk ging in Pijnacker, hoe hij op den
onderweg te Waddinxveen een stem hoor
de en op zijn linkerzijde aan den berm van
den weg den veldwachter liggende vond.
De veldwachter vroeg hem zijn geraak
ten arm af te binden. De veldwachter
bleek zeer veel bloed verloren te hebben,
maar get. vond het beter eerst een dokter
te waarschuwen, zoo fietste hij terug naar
Waddinxveen en waarschuwde den genees
heer alsmede den gemeenteveldwachter J.
Snoek, die met den dokter in diens auto
naar de aangegeven plaats reed. Nadat
van der Hoef eerst in de dokterswoning
was behandeld, moest hij naar het van
Iterson ziekenhuis worden vervoerd, waar
hij thans nog loopend patiënt is.
De gemeenteveldwachter Snoek en de
chef. gem. veldwachter te Waddinxveen,
A. M. de Witte, legden verklaringen af om
trent het gebeurde en ten slotte verscheen
de rijksveldwachter C. van der Hoef.
De verklaringen, die getuige aflegde
waren zoowel voor R. als voor H. zeer
bezwarend. Het bleek, dat het geheele
politiepersoneel van Waddinxveen dien
avond aanwezig was op een vergadering
van de vereeniging voor luchtbescherming
en dat alleen van der Hoef aangewezen
was om dien avond van half elf af te sur-
veilleeren. Er was zelfs in het dorp opge
merkt, dat deze nacht bij uitstek geschikt
was om te stroopen.
Om circa twee uur fietste de veldwachter
langs den onderweg, toen hij in het land
het schijnsel ontwaarde, dat later bleek
afkomstig te zijn van den lichtbak van H.
Hij stapte af en liep voorzichtig het land
in. De beide stroopers liepen echter ver
der. De veldwachter legde zijn cape af en
vervolgde H. en R. op hun tocht. Er een
stapje op leggend, toen hij hen op een af
stand van 2 a 3 m. was genaderd, stond
hij stil, ontstak zijn zaklantaarn en riep
„Halt, politie".
Onmiddellijk keerden beiden zich om, H.
richtte het felle schijnsel van zijn licht
bak op den veldwachter en vrijwel op het
zelfde oogenblik legde R. het geweer aan
den schouder. Een oogenblik later ging
het schot af. Van der Hoef werd gevaarlijk
in den rechtbovenarm geraakt.
Van der Hoef riep zijn aanranders on
middellijk na het schot om hulp, maar R.
bleef op korten afstand van hem staan
met het geweer aan den schouder en zei
geen woord. Langzaam liep hij achteruit
en nog steeds met het geweer in den aan-
slap stapte hij in de greppel en bleef zoo
met het geweer aar. den schouder liggen.
Ook H. zei niets maar koos het hazenpad,
zijn lichtbak achterlatend. Van der Hoef
vertelde, dat hij door zijn gewonden rech
terarm zijn revolver niet kon trekken, of
schoon hij het direct geprobeerd heeft. Met
zijn linkerhand kon hij niet bij het foudraal
komen. Eenigen tijd geleden heeft hij een
operatie ondergaan. Zijn arm wordt in
zwachtels gedragen. Er is om het totaal
versplinterd bovenarmbeen een zilveren
bus gemaakt en het zal nog maanden
duren voordat zal blijken, hoe de toestand
is geworden. Of hij ooit nog zijn functie
zal kunnen waarnemen, is een open vraag.
Beide verdachten ontkenden dat opzet
aanwezig is geweest. R., die schoot, ver
klaarde, dat het schot afging, terwijl hij
zich omdraaide en H. zeide, dat hij zijn
ondergeschikte niet bijlichtte en dat de
veldwachter precies in den rand van zijn
lichtschijnsel stond.
Het O.M. achtte de ten laste gelegde
feiten onomstootelijk bewezen. Hij vond
de feiten zeer ernstig en eischte tegen R.
de hoogste straf, die uitgesproken kan
worden wegens poging tot doodslag, t.w.
tien jaar, terwijl hij wegens wegens mede
plichtigheid aan poging tot doodslag tegen
H. zes jaar eischte.
De verdediger van R., mr. W. F. P. C.
Vietor, achtte de feiten niet bewezen en
vroeg veroordeeling terzake van zware
mishandeling.
Mr. J. C. W. van Dam achtte de ten
lastelegging wat betreft H. in het geheel
niet bewezen, hij pleitte vrijspraak en
vroeg onmiddellijke invrijheidstelling van
zijn cliënt.
Dit verzoek wa werd door rechtbank
afgewezen.
De uitspraak werd bepaald op 23 Januari
29. lederen keer liepen de padvinders naar het hek, on
de nieuwe deelnemers met een stevig hoera te begroeten
Pinguins, zeerobben, ijsbeeren, bruine beeren, kangoeroes
honden en koeien, katten en muizen, kortom alle
dieren kwamen de Jamboree opluisteren.
j 30. Maar den dag vóór de opening was de spanning het
I' grootst. Dien dag zouden de deelnemers uit Afrika komen
en onder hen was de hoofdpersoon de chief-scout. Om elf
uur stonden allen bij het hek opgesteld en buiten op den
weg kwamen steeds meer kijkers.