dagen Historie
Mijnhardtjes
DE NEDERLANDSCHE VROUW EN
HET ROODE KRUIS IN
OORLOGSTIJD
ZATERDAG 7 JANUARI 1939
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 13
7
WAT ZAL HET NIEUWE JAAR ONS BRENGEN?
DUITSCHLAND WIL TWEEMAAL ZOOVEEL DUIKBOO-
TEN. DALADIER TROEFT MUSSOLINI MET ZIJN
AFRIKAANSCHE REIS. JAPAN GEEFT TOE AAN DE
OORLOGS-GENE RAALS. ROOSEVELT DREIGT MET
ECONOMISCHE N OORLOG.
Prognose. Aan het begin van het
nieuwe jaar vraagt men zich onwillekeurig
af, wat dat komende jaar ons brengen zal.
Wij wenschen onszelf en onzen vrienden
veel geluk toe, dat doen wij ieder jaar.
Maar als wij aan het einde van het jaar
de balans opmaken, dan blijkt het afgeloo-
pen jaar ons altijd veel narigheden te heb
ben gebracht., zoodat w\j het zonder tranen
laten vertrekken. Er behoort tegenwoordig
eenige moed toe, om aan een nieuw jaar
met optimisme te beginnen.
Komt er dit jaar oorlog? Men denkt daar
bij aan de FranschItaliaansche spanning
en aan de Oekraiensche vrijheidsbeweging,
welke door Duitschland wordt gesteund en
aangewakkerd.
Wat denken de leidende mannen ervan?
De anglicaansche aartsbisschop van Can
terbury zeide, dat wij van het komende jaar
het beste maar moesten hopen, doch ons
voorbereiden op het ergste. Dat klinkt niet
aanmoedigend. Gelukkig heeft de goede
heer Chamberlain een anderen kijk op de
toekomst. „Ik denk, zeide hij, dat 1939 een
rustiger jaar zal zijn dan 1938".
Nu is 1938 wel buitengewoon onrustig
geweest, maar deze verzekering van een
staatsman als Chamberlain maakt toch wel
Indruk. Zij maakt des te meer indruk, om
dat overal, waar men ook heenziet op de
wereld, de schijn zich tegen dit optimisme
keert. Overal rijzen problemen, die niet al
leen dringend maar ook dreigend om oplos
sing schreeuwen. De sfeer, waarin dit jaar
geboren is, is allesbehalve een vredelieven
de en vriendelijke sfeer. Dat blijkt uit het
overzicht van deze eerste week in Januari.
Duikbooten. Beginnen we met
Duitschland, dat dezer dagen aan Engeland
heeft medegedeeld, dat het gebruik wenscht
te maken van een clausule in het vlootver-
drag en wenscht over te gaan tot een ver-
versterkten aanbouw van onderzeebooten.
Zooals men weet, bestaat er tusschen
Berlijn en Londen sinds 1935 een vlootver-
drag, volgens welks bepalingen de tonnage
van de Duitsche vloot niet grooter zou zijn
dan 35 pet. van de tonnage van de Engel-
sche vloot. Deze beperking is- echter een
beperking van het totaal der tonnage en
geldt niet voor alle categorieën afzonder
lijk. Met name voor de onderzeebooten zou
Duitschland 45 pet. van de Engelsche ton
nage mogen onderhouden, welk percentage
eventueel zou kunnen worden verhoogd tot
100 pet, indien de situatie dit naar het oor
deel der Duitschers noodzakelijk zou ma
ken.
Tot dusverre hebben de Duitschers zich
strikt aan deze overeenkomst gehouden.
Weliswaar hebben zij nog meer duikbooten
dan de Engelschen, maar deze zijn van klei
ner tonnage, zoodat de overeengekomen
tonnenmaat niet wordt overschreden, Indien
zij nu dat aantal gaan verdubbelen, hande
len zij niet tegen de overeenkomst, maar
men vraagt zich toch af, welke redenen er
zijn voor die vermeerdering.
Ofschoon het niet ronduit gezegd wordt,
kan men er verzekerd van zijn, dat de
reden is te vinden in de verslechterde vér
houding tot Amerika. De Duitschers gaan
rekening houden met de mogelijkheid, dat
Amerika en Engeland samen een actie te
gen Duitschland kunnen beginnen en in dat
geval zou de Duitsche vloot in een groot
aantal kleine maar vinnige onderzeeërtjes
een geducht wapen bezitten. Niet voor niets
waren de groote zee-mogendheden na den
wereldoorlog zoo gebrand op de afschaffing
van het duikbootwapen! Hoewel de Duit
sche pers te kennen geeft, dat het niet de
bedoeling der Duitschers is om een nieuwen
bewapeningswedloop in te luiden, is er toch
weinig twijfel, of dat komt er van. Arme
belastingbetaler! z
Daladier, de Afrikaan. Ook de
reis van den Franschen minister-president
Daladier naar Corsica en Tunis draagt
geenszins het karakter van een Kerstvacan-
tie-reisje. Deze reis is een klinkend ant
woord van Frankrijk op de manifestaties
en de eischen van Italië tenopzichte van
deze gebieden. „Een provocatie" noemt de
Italiaansche pers deze reis. Met hetzelfde
recht trouwens als de dieven het een „pro
vocatie" zouden kunnen noemen, wanneer
U 's avonds de grendel op de deur doet!
„Daladiers reis naar Corsica en Tunis
heeft geen twijfel gelaten omtrent Frank-
rijks houding en omtrent Italië's kansen,
schrijft het „Hbld." Frankrijks buitenland-
sche politiek concentreert zich, sedert deze
Duizenden jonge vrouwen helpen in tijden van nood
EEN GESPREK MET Dr. OFFERHAUS
zich voor Midden-Europa heeft gedésinte-
resseerd, dubbel en dwars voor de consoli
datie van het groot-Fransche imperium,
waarin het moederland zich met Tunis,
Algerije, Marokko identificeert. Daladier
heeft Rome ondubbelzinnig te verstaan ge-
gegeven, dat Frankrijk voor de ongeschon
den handhaving van zijn bezittingen op zijn
wapenen steunt. Mag men afgaan op de
geestdriftige demonstraties van verknocht
heid van de bevolkingen zoowel van Corsi
ca als van Tunis voor de Fransche repu
bliek, dan laat ook haar staatkundige ge
zindheid niet den geringsten twijfel. Deze
demonstraties zijn zeker niet minder zinrijk
dan die van de bevolking van Libye bij ge
legenheid van het bezoek van den Duce.
De Italaansche pers moge trachten Daladier
bedachelijk te maken, aan diens redevoe
ringen beteekenis te ontzeggen, Frankrijk
angst trachten aan te jagen met de bedrei
ging, dat „de wolven van Rome ieder
oogenblik gereed staan hun tegenstanders
de tanden in het lijf te zetten", zooals de
„Piccolo" zegt zij kan toch de oogen niet
sluiten voor dt ongunstige reactie, die de
Italiaansche eischen ook buiten Frankrijk
hebben teweeggebracht".
Japans crisis. De langdurige stil
te, die aan het einde van het vorige jaar
was ingetreden in de Chineesche krijgsbe
drijven, wees er reeds op, dat Japan aar
zelde om verder te gaan. De oorzaak van
die aarzeling lag te Tokio; dat is nu bij ge
legenheid vai het aftreden van het kabinet-
Konoje wel duidelijk gebleken. Er is reeds
geruimen tijd „verschil van meening" tus
schen de leger-aanvoerders die graag
„grootsche" dingen doen in China en de
„rijzende zon" van Japan nog hooger wil
len doen rijzen en de mannen, die voor
de financiën moeten zorgen. Dit conflict is
nu nog verscherpt, omdat de legerleiding
een „nationale moreele mobilisatie op po-
litieken grondslag" eischt, een soort ge
lijkschakeling van belangen dus, gericht op
het winnen van den peperduren oorlog in
China.
De vorige Japansche regeeringen hebben
steeds meer gebogen voor de militaire
eischen en het schijnt, dat de opvolgers
van het kabinet-Konoje geheel zullen toe
geven.
De Japansche militaire partij wenscht
waarborgen, dat de „nieuwe orde" in China
wordt geconsolideerd, zooals zij deze heeft
geformuleerd. Deze „nieuwe orde" heeft
blijkbaar straffer vormen dan Konoje voor
raadzaam houdt. Harinoema is thans de
man, die den radicalen generaals meer ver-
trpuwen kan inboezemen dan prins Konoje.
Hij is door-en-door nationalist, hij heeft
destijds een vaderlandlievend genootschap
gesticht, waarvan vele generaals en admi
raals lid werden. Hij kan worden be
schouwd als een voorstander van de poli
tiek, welke de leiding van buitenlandsche
zaken wat China betreft heeft gemaakt tot
de speciale zorg van een regeeringscommis-
sie, die onder voogdij der generaals staat.
Er is thans sprake van dat de „nieuwe or
de", hierboven aangeduid, haar afspiegeling
zal vinden ook in een nieuwe orde in Japan
zelf, ten einde tegemoet te komen aan de
eischen van het groote avontuur in China.
Zij vindt reeds haar afschaduwing in een
vergrooting van de regeeringsbevoegdhe-
den, waartoe even vóór het aftreden van
prins Konoje werd besloten en wel op
grond van de wet op de algemeene mobi
lisatie. De autoriteiten zijn daardoor in
staat krachtiger voorschriften te geven op
het gebied van loonen, arbeidstijd, dividend
uitkeering en requisitie van goederen en fa
brieken. Op welke wijze zal de nieuwe Ja
pansche regeering van deze bevoegdheden
gebruik maken? Het zou best kunnen zijn,
dat deze de inleiding vormen van een of an
deren vorm van dictatuur, waarvan admi
raal Soeëtgoetsoe voorstander is en welke
de generaals in staat moet stellen, den oor
log in China met alle reserves, waarover
Japan beschikt, voor te zetten tot China
definitief verpletterd is.
De JapanschChineesche oorlog gaat een
nieuw stadium in.
Roosevelt. De dreigende herbewa
peningswedloop, de Italiaansche eischen
tegenover Frankrijk, de nieuwe koers
in Japan dat alles wijst erop, dat het
jaar 1939 nog geenszins symptomen laat
zien, die wijzen op een rustiger verloop
dan in 1938.
Roosevelt heeft dat blijkbaar ook ge-
Een medewerker schrijft ons:
De critieke dagen van September 1938
liggen al weer eenige maanden achter ons.
De groote catastrofe van den oorlog is ons
toen bespaard gebleven. Maar de dreiging
is gebleven. De bewapening wordt aller
wegen in verhoogd tempo voortgezet. Hier
en daar zijn de betrekkingen tusschen de
mogendheden aanmerkelijk verbeterd en
kan men van ontspanning spreken, op an
dere punten zijn geschilpunten op veront
rustende wijze toegespitst Wat de toe
komst zal brengen weet niemand. Doch ge
heel gerust gesteld zijn slechts enkelen. De
eisch van voordurende paraatheid is klem
mender dan ooit te voren.
Dit geldt ook voor het Nederlandsche
Roode Kruis, dat immers in 1935 de enorme
taak op zich nam, om zich in tijd van oor
log met de algeheele verzorging van de
zieke en gewonde militairen in het evacu-
atiegebied te belasten. Een taak, die ont
zaglijke eischen van organisatorischen aard
stelt, en waarvoor o.m., behalve eenige
duizenden artsen en gediplomeerde ver
pleegsters, ook noodig zijn enkele duizen
den Roode Kruis helpers (leden der
transportcolonnes) en 12 a i4000 helpsters.
In de Augustusdagen van 1938 is toen
door het Roode Kruis een beroep gedaan
op de Nederlandsche vrouwen, om zich
beschikbaar te stellen om opgeleeid te wor
den tot helpster. De oproep gold toen tien
duizend helpsters. Duizenden vrouwen en
meisjes hebben zich toen aangemeld. Alom
in den lande zijn bij de plaatselijke Afdee-
lingen van het Roode Kruis cursussen voor
de opleiding tot helpster ingericht. In tal
van plaatsen moesten door den grooten
toeloop talrijke parallel cursussen gehou
den worden.
Intusschen zijn weer eenige maanden
verstreken. En de vraag rijst: hoe staat het
er nu mee? Om een antwoord op die vraag,
die velen met ons stelden, te bekomen,
hebben wij ons gewend tot dr. H. Offerhaus,
hoofd van het ziekenhuiswezen van het
Nederlandsche Roode Kruis en auctor in
tellectualis van het mobilisatieplan van
het Roode Kruis, die gaarne bereid was
ons eenige inlichtingen te verstrekken
over dit onderwerp, dat thans zoo sterk in
de gedachten van ons volk leeft.
„En dokter, heeft U Uw tienduizend
helpsters al bijeen?", luidde onze vraag.
„Nog niet heelemaal", veerklaarde dr.
Offerhaus", doch we zijn reeds een goed
eind gevorderd. In Februari 1938 beschik
ten we nog slechts over 750 gediplomeerde
helpsters. Na den oproep in Augustus zijn
er eenige duizenden leerling-helpsters bij
gekomen.
In afdeelingen, waar tot nog toe slechts
enkele helpsters opgeleid waren, heeft men
cursussen moeten openen voor honderd en
meer meisjes en vrouwen. Gebleken is wel,
dat in tijd van oorlog op duizenden en dui
zenden vrouwen gerekend kan worden.
Over het algemeen is er zeer spontaan op
onzen oproep gereageerd. Maar deze vrou
wen en meisjes moeten een grondige op
leiding ontvangen, willen zij, als de nood
aan den man komt, als verplegende kracht
waarde hebben. En daar is het toch om
begonnen"^
„Op hoeveel schat u thans, na den jong-
sten aanwas, en wanneer zij straks haar
opleiding beëindigd zullen hebben, het
aantal helpsters waarover u zult kunnen
beschikken?"
„Precies valt dit op het oogenblik nog
niet tie zeggen Ik heb juist dezer dagen
een onderzoek bij de Afdeelingen laten in
stellen, en er ontbreken nog eenige gege
vens. Maar ik geloof het aantal helpsters
wel te mogen stellen op 5000, wel een ge
weldige verbetering dus binnen zoo kor-
voeld. Hij heeft in een Nieuwjaarsbood
schap aan het Amerikaansche Congres als
tolk van het Amerikaansche volk de geva
ren naar voren gebracht, welke naar zijn
meening den vrede en het welzijn der men-
schen bedreigen. Hij heeft met kracht de
voordeelen verdedigt van het regeerings-
stelsel, dat naar zijn gevoelen voor het land
het beste is.
Godsdienst, democratie en internationale
goede trouw heeft Roosevelt de drie grond
slagen genoemd, welke naar zijn meening
den staat en het verkeer tusschen de staten
moeten beheerschen. Hij heeft het land ver
klaard, dat het zoo noodig wenschelijk kan
zijn voor de verdediging van deze drie
grondslagen ten strijde te trekken, al be
hoeft deze strijd nog niet direct de oorlog
te zijn.
Roosevelt's rede heeft in Amerika inge
slagen en dat geeft aanleiding tot de ver
wachting, dat langzamerhand de tijd rijp
wordt, dat Amerika zijn politiek van afzij
digheid gaat opgeven. Het behoeft niet di
rect een militaire oorlog te zijn, zeide Roo
sevelt, het kan ook een economische oorlog
zijn.
Is de Amerikaansche regeering werkelijk
van plan, om Duitschland en eventueel
ook Japan te gaan boycotten?
Het lijkt ons waarschijnlijker, dat Ame
rika meer wil dreigen en aanstuurt op ge
meenschappelijk overleg met als stok ach
ter de deur het dreigement van een econo-
mischen oorlog voor de onwillige staten. Nu
is het moeilijk om met onwillige honden
hazen te vangen en het succes van interna
tionale besprekingen is juist zeer sterk af
hankelijk van den goeden wil van de deel
nemen a e partijen. Maar de afwezigheid
daarvan heeft Roosevelt juist geconstateerd.
Het is een moeilijke wereld.
ten tijd. Bovendien komen daar nog de
helpsters bij, die door het Wit-Gele Kruis
worden opgeleid. Er is namelijk in de
spannende dagen volledige overeenstem
ming bereikt met deze katholieke organi
satie in zake de vorming van helpsters ten
behoeve van het Roode Kruis. Overeen
gekomen werd, dat het Wit-Gele Kruis
helpsters zal opleiden, die een zelfde exa
men zullen moeten afleggen ,als de Roode
Kruis-helpsters. Het Hoofdbestuur zal ook
toezicht kunnen uitoefenen op deze exa
mens De meisjes worden dan door het
Wit-Gele Kruis gediplomeerd, doch in tijd
van oorlog worden deze helpsters onder
het Roode Kruis gesteld. Zij worden dan
in de Roode Kruis organisatie opgenomen,
al blijft het eigen vereenigingsverband ge
handhaafd. Op deze wijze krijgt het Roode
Kruis ook weer de beschikking over eeni
ge duizenden gediplomeerde helpsters".
„Zoudt u een korte omschrijving kun
nen geven van de opleiding der helpsters?
Op dat punt schijnen nog wel eens misver
standen te bestaan".
„Inderdaad", merkte dr. Offerhaus op,
„dat is meermalen het geval. Om kort te
gaan, de helpsters moeten in de eerste
plaats opgeleid worden in elementaire
verpleegkunst. Daarvoor is trouwens een
helpster-reglement vastgesteld. De oplei
ding omvat ook eerste-hulp-bij-ongeluk
ken. maar dit deel van den cursus dient
alleen om de meisjes eenig idee te geven
van het menschelijk lichaam en zijn func
ties, alsmede van verschillende ongeval
len, bloedingen enz.
Het is echter de uitsluitende bedoeling
van. het Nederlandsche Roode Kruis om de
helpsters te gebruiken in de ziekenhuizen
en hulp-ziekenhuiszen, en hoogstens in
een enkelen hulppost van den Luchtbe
schermingsdienst. De meisjes zullen zich
echter nooit op straat mogen begeven om
daar hulp te verleenen, aangezien het
voor jonge vrouwen een onmogelijkheid
is, zich eenigen t|jd met gasmaskers voor
en van gaskleeding voorzien op straat te
begeven, laat staan hulp te verleenen.
In de ziekenhuizen komt het nooit voor
dat helpsters en zelfs verpleesters eerste-
hulp-bij-ongelukken behoeven te verlee
nen, zoodat zelfs het grootste aantal van
M
1 „Mijnhardtje 5 et
12 Mijnhardtjes" 50 c
de gediplomeerde verpleegsters niet op de
hoogte is van eerste hulp.
Het 2.g. eenheidsdiploma is voor de
helpsters van het Roode Kruis dan ook
niet alleen een vereischte, maar het ver
werven ervan zou te veel tijd in beslag
nemen, ten koste van haar opleiding in
elementaire verpleegkunst, waar juist zeer
sterk den nadruk op mote worden gelegd.
Mochten er helpsters zijn, die na verkre
gen diploma 3e klasse alsnog een een
heidsdiploma-opleiding wenschen te vol
gen, dan bestaat daartegen natuurlijk
geen bezwaar, doch het Roode Kruis ver
leent daarbij geen tusschenkomst
„En hoe staat het met het personeel der
transportcolonnes. Heeft men daarbij ook
met een tekort te kampen?"
„Neen, daar ligt de toestand geheel an
ders. Statutair heeft het Roode Kruis te
zorgen voor 2400 transportcolonnisten. Op
het oogenblik bedraagt het aantal leden
der plaatselijke en mobiele transportco
lonnes ca. 4000.
Voor de transportcolonnes van het Roo
de Kruis zijn overigens de eischen wat op
leiding betreft juist andersom als bij de
helpsters. Deze helpers moeten namelijk
wel eerste hulp verleenen op straat en
waar zulks noodig mocht zijn. Dus voor
hen is het eenheidsdiploma wel een ver
eischte en zijn kunnen zelfs het diploma
van helper nooit verwerven, alvorens zij
het eenheidsdiploma-examen met goed ge
volg hebben afgelegd".
„Dan heeft er iets verluid, dokter, over
tekort aan artsen en gediplomeerde ver
pleegsters. In hoeverre is dit juist?"
„De voorziening in voldoende genees
kundig personeel is een punt, dat onze
voortdurende aandacht heeft. Wanneer u
bedenkt, dat men rekening heeft te hou
den met de mogelijkheid van verzorging
in oorlogstijd van tienduizenden zieken en
gewonden, dan is het duidelijk, dat men
groote aantallen artsen en gediplomeerde
verpleegsters noodig heeft.
Ook voor de hulpposten der luchtbe
schermingsdiensten voor de burgerij zijn
doktoren noodig. Men is bezig dit alles te
co-ordineeren. Er zal nu aan het Roode
Kruis opgegeven worden, welke aantallen
men als minimum denkt noodig te hebben,
waarna door een centraal lichaam als de
Maatschappij ter bevordering der Genees
kunde zal worden nagegaan, hoe de ver
deeling der beschikbare artsen moet ge
schieden, om de verschillende diensten te
verzekeren.
Wat de gediplomeerde verpleegster»
aangaat, heeft men berekend dat men in
oorlogstijd 1100 van deze geroutineerde
verpleegkrachten te kort komt. Er hebben
namelijk reeds tal van gediplomeerde ver
pleegsters een verbintenis met het Roode
Kruis aangegaan, om in oorlogstijd in
dienst te treden. Men is er evenwel van
overtuigd, dat men in tijd van nood de
ontbrekende 1100 gediplomeerde ver
pleegsters gemakkelijk uit het particu
liere zal kunnen aanwerven".
„U sprak van de opleiding der help
sters. Zijn dat feitelijk ook verpleegsters?"
„Neen", verklaarde dr. Offerhaus met
grooten nadruk", het is goed, dat nog eens
heel duidelijk te zeggen. Want er bestaat
juist op dat punt nogal misverstand. De
helpster is, of ze nu le, 2e, of 3e klasse is
het meerendeel is derde klasseniets
anders dan het woord aanduidt: „helpster",
en absoluut geen verpleegster. Zij helpen
bij de verpleging, onder leiding van de ge
diplomeerde verpleegsters en de artsen
natuurlijk. Het zijn dus zuiver en alleen
hulpkrachten en in tijd van oorlog worden
ze op arbeidscontract te werk gesteld en
gesalarieerd als leerling-verpleegster.
In verband met de aanzienlijke kosten,
welke de uniformeering van al deze help
sters met zich brengt, is onlangs besloten
tot een vereenvoudiging van het helpsters-
costuum. Zij krijgen nu een wit mouw-
schort en bijbehoorend wit mutsje, beide
uitgemonsterd met rood kruis. Dit is
voortaan het officieele helpstercostuum,
het dienstuniform van de helpsters, ook
voor de hoogere rangen.
Zooals u weet, is er onder het „tien mil-
de-gevers-plan" onlangs ƒ11.000 aan giften
binnengekomen. Een deel van dit bedrag
zal worden aangewend om in 1939 aan de
gediplomeerde helpsters 3e klasse het
nieuwe helpsters-uniformschort kosteloos
te verstrekken. De Afdeelingsbesturen
kunnen daartoe hun aanvragen bij het
Hoofdbestuur inzenden.