Een Sinterklaas eschenk. DONDERDAG 24 NOVEMBER 1938 DE LËiDSCKE COURANT DERDE BLAD - PAG. 9 Het was 5 December. Den heelen langen dag bracht Mevrouw Jansen in hopend wachten door, zonder zich te willen beken nen, dat ze eigenlijk op iets wachtte. Ac.i neen, ze zou immers niets krijgen. Nu voor al haar man op Sint Nicolaasavond niet thuis kon zijn, Vervelend, dat hij juist nu, met die ge zellige St. Nicolaasavond op reis moesf. Doch er was nu eenmaal niets aan te doen. Een troost was het, hij had een goede baan, en dat was toch ook wel iets om dankbaar voor te zijn. En als hij de volgende week terugkomt en veel provisie had gemaakt, iru ja, dar. zou er best wat extra's voor haar over schieten. Maar St. Nicolaasavond was toch wel het traditioneele tijdstip om elkander met iets moois te verrassen. En haar man had dit altijd zoo leuk kunnen doen. Altijd had hij baar lievelingswensch geraden. Op een slimme manier wist hij steeds te weten te komen, wat zij 't liefst wilde heb ben. Zoo hadden ze 't laatst toevallig er over gehad, dat ze boven het buffet nog best iets moois konden hangen. Een mooie Madonna, b.v." had zij gezegd, „van de een of andere bekende kunstschil der". Dat hadden ze een paar weken ge leden met elkaar besproken en Mevrouw Jansen had dikwijls aan zoo'n mooi schil derij gedacht. Als ze eens zoo iets voor haar Sint Nico- laas kreeg! Maar neen, ze had er niet meer ever willen spreken, want zoo'n stuk kost veel geld. Zou haar man ook nog aan dat gesprek gedacht hebben? Wat had hij ook weer gezegd voordat hij op reis ging? Ja, ze zouden wachten,'tot dat hij thuis was, om elkander iets te geven. Dat was veel aardiger, Zoo was het ook. En toch had Mevrouw Jansen den heelen dag aan een mogelijke verrassing gedacht. Ze was er al mee op gestaan en tegen haar wil in had ze die, toch ook zoo heerlijke gedachte, gekoesterd. Ze was er nerveus van geworden. Maar het was toch eigenlijk onzin er over te den ken. Als de bel ging, was ze telkens haastig r_aar de bel gelpopen om maar gauw te weten of het misschien de post was of van Gend en Loos, waarinneen, het was onmogelijk. En al zou het ook de post wezen, dan kon er toch geen St. Nicolaascadeau komen. Dat zei haar verstand. Maar haar hart hoopte tegen beter weten in en het was verdrietig om zop vergeefs te wachten op iets, dat toch niet komen zou. Telkens werd er gebeld, maar het was de post niet. De slager, de kruidenier, de waschman voor de boorden en overhemden, koopwaar, enz Het scheen wel, alsof de bel vandaag drukker was dan anders. Daar had je het alweer rrrrrAlles was nu toch aan de deur geweest, die van daag iets met Mevrouw Jansen noodig had den. Hé, als het nu eens.Neen om drie uur kwam er toch nooit post' Weer wordt er gebeld. Snel loopt ze de gang door en ze ziet al dadelijk door het glas van de straatdeur, dat.dat het een man is van v. Gend en Loos. Nee maar, daar hebt je het toch, lacht ze. Dadelijk is de deur open. Een groot pakAch, toch een cadeau van haar lieve man! Wat zou er inzitten? Zou 'tzou 't zoo'n „Jansma?" vraagt de besteller met haas tige blikken, terwijl hij nog eens op het raambordje kijkt. „Jansma?" vraagt Mevrouw Jansen, te leurgesteld. „Neen, 't is hier Jansen." „O,..., bromt de besteller.Zij kijkt, het lijkt toch op het handschrift van haar man. „Ik begrijp het niet", zegt de man weer, „er staat toch nog 24, dat is toch hier". Dat ze die adressen dan ook niet goed schrijven, 't is maar last, d'r is geen tijd om te zoeken". „Op No. 34 woont wel e^ne Jansma, het nummer is verkeerd", vertelt Mevrouw Jansen, die haast met betraande oogen naar bet groote pak ziet, waarop ze geen aan spraak kan maken en.... dat juist een in gepakte schilderij doet vermoeden. Wat een teleurstelling. Ze dacht het zoo te kunnen grijpen, het kostbare doek. Als ze in de huiskamei is teruggekeerd, komen de tra nen voor den dag; ze wil haar leed uit schreiden, haar groot verdriet. O, wat een vervelende St. Nicolaas! En zoo'n lange, lange avond nog. Het is niet om er door heen te komen. En dan morgenochtend. Wat zal ze tegen haar zuster zeggen, als die voorbij komt. Maar ze bleef stellig den heelen dag binnen. Of ze ging maar naar baar broer in de Vogelenbuurt. Neen, dat deed ze ook maar niet. Daar zou ze volop in de Sinterklaaspret zitten en de geschen ken moeten zien voor groot en klein. Ze kon geen vreugde uitstaan morgen, on mogelijk. Het zou morgen nog saaier zijn, can vandaag! Nog eenige malen ging de bel, maar geen postbode en geen besteller verscheen aan de deur van Mevrouw Jansen. Het was al kwart over elf in den St. Ni- c olaasnacht. Had ze gedroomd, dat er ge beld was of was het werkelijk zoo? Rrrrrr.... Ja, 't was waar wat een bel, het was om angstig te worden. Naar, zoo laat in den avond en dan alleen in huis. Haastig verlaat ze het bed. Als er maar geen narigheid was met de kinderen van baar broer. RrrrrrZe schiet haar pan toffels aan, doet haar peignoir aan. Dan gaat ze naar de deur. Ze is in tweestrijd of ze openen zal. Eerst doet ze voorzichtig het raampje open en vraagt bevend wie er is. „Een pak voor U, Mevrouw'' „Een pak voor hier?" Haar stem trilt, maar nu van aandoening. Snel opent ze de deur, om het pak in ontvangst te nemen. „Ja, Mevrouw", zegt de bestelle", „Sin terklaas is laat vanavond. Wilt 11 hier even uw naam zetten?" en de man wijst haar bij het licht van zijn lantaarn de plaats aan op het biljet. „Wacht u even", zegt mevrouw Jansen, en ze holt naar binnen om een dubbeltje voor den man te halen. „Dank u wel, Mevrouw, als ze er alle maal zoo over dachten, dan had ik een goede Sinterklaas". Haastig sluit Mevrouw Jansen de deur, ze gaat met haar schat naar de huiskamer waar ze het licht aandraait om te zien, te zien ofMaar eerst moet ze met hamei en nijptang aan het werk om de solide ver pakking open te krijgen. Na veel moeite heeft ze een zijplankje los en.... daar baalt ze een prachtig schilderij te voor schijn, het ideaal -van haar wenschen. Zoo'n prachtige Madonna heeft ze nog rooit gezien. En wat een mooie lijst, zoo eenvoudig in stijl. Eenig van haar man, daar ziet ze ook nog een briefje. Ze opent het en leest: „Lieve Vrouw. „Ik hoop, dat deze schilderij naar je zin is. Toevallig was ik in de gelegenheid om deze schilderij te koopen ver beneden de waarde. Anders was de prijs me veel te hoog geweest. Morgenavond kom ik thuis, dan zullen we dat open vlak boven het buf fet vullen met deze Madonna. Dag, je Toon". „Dat hij daar nu aan gedacht heeft, die goede man". Ze zet de schilderij op een stoel en lan gen tijd moet ze het prachtwerk bewon deren, bevoelen zelfs, maar steeds den ken aan haar besten man, die morgenavond thuis zal komen. Maar nu zal ze hem ook verrassen. Mor gen zal ze vroeg opstaan en de stad in gaan. Ja, zij wist wel wat hij hebben wou. Een nieuwen leeren portefeuille, een kistje sigaren, of een rookstel. Was het nu maar morgenavond. Had vandaag de dag zoo lang geduurd, at dag van morgen zou haar misschien nog langer vallen. Mevrouw Jansen ging naar bed, maar het duurde lang voordat ze in slaap viel. Het is negen uur in den St. Nicolaas- morgen. Mevrouw Jansen drinkt een kopje thee en ze gebruikt haar ontbijt. Voortdurend moet ze naar dat mooie schilderij kijken tegenover haar op de stoel. 3ij daglicht schijnen de zachte kleuren nog mooier. De krant wordt door het meisje binnen gebracht; even zal ze die inkijken, en dan wil ze naar de stad gaan om een cadeau voor haar man te koopen. Bijna onbewust glijden haar oogen over het nieuws heen. Wat kan het haar eigenlijk schelen wat er gebeurt is. Daar voor haar op de stoel, die prachtige Madonna. Ze leest „schilderij diefstal". Dat interes seert haar eventjes op het oogenblik. En ze leest: „Uit het museum te Dis eergisteren een kostbaar schilderij gestolen, een Ma- conna vanvan.ja, die naam is Me vrouw Jansen te moeilijk; Ze onderbreekt haar lezen en peinst, '„een Madonna?dat is ook een Madon na-schilderij- En ze leest met de grootste aandacht verder: „Hoe het gelukt is bij de zeer zorgvul dige bewaking de schilderij weg te nemen is nog niet opgehelderd. Doch den dader is men op het spoor". Het korte bericht doet Mevrouw Jansen vreeselijk ontstellen. „Als die schilderij0, God, wat een akelig vermoeden.... Maar haar man kan toch nietneenneen, dat is onmo gelijk. „Wat schrijft hij ook weer?" En gejaagd zoekt ze het briefje op. „Ik was toevallig m de gelegenheid deze schilderij te koopen ver beneden de waarde." Met een akeligen helderheid ziet ze den noodlottigen gang van zaken voor zich. Haar man heeft het schilderij gekocht van den dief! Maar is hij dan geen heler? Hij kon toch wel weten, dat zoo'n mooi schil derij niet onder de waarde verkocht zou worden, als de zaak eerlijk was?" Weg is opeens al haar blijdschap over het prachtige schilderstuk. Ze zou het wel wil len vernietigen, of liever nog begraven, in den tuin, achter het huis. Was het maar nacht, dan deed ze het dadelijk. Doch een blik op het zachte Maria-por- tret doet haar berouw hebben over dit denkbeeld. Wat zal ze beginnen. Een huis zoeking kan nu nimmers niet uitblijven. Dat zal beslist gebeuren, vandaag misschien nog. En wie weet, zal de politie haar man opwachten om hem te arresteeren! En toch bij is onschuldig! Al zulke narigheden haalt Mevrouw Jan sen zich in het hoofd en prakkizeert zich radeloos. Ze kan niet anders doen, dan maar afwachten. Was haar man nu maar thuis. Dan zou ze het dadelijk weten, of er iets met dat schilderij was. Ze snakt er naar, om er met een ander over te praten, pver baar angst, die God geve het, ongegrond is. Ze durft naar niemand toe te gaan. Neen zwijgen zal ze, misschien kan ze daardoor haar man redden van een dreigend gevaar. Ze breekt uit in een zenuwachtig snik ken. Het hoofd op de armen gesteund zit ze half liggend bij de tafel en moet haar leed, denkbeeldig misschien, uitschreien. Het geeft haar gelukkig eenige verlichting en als ze opziet met betraande oogen naar de prachtige afbeelding der Moeder Gods, is het, of dat lieve gezicht haar aanmoedi gend toelacht, of die mond zich openen zal en haar zeggen, dat ze geen vrees behoeft te hebben. Lang blijft ze naar Je Madonna staren en een troostend gevoel bezielt haar, dat de machtige Vrouwe over haar waken zal en over haar man. Eindelijk, eindelijk wordt het avond. Nu zal haar man thuis komen. Maar ook met de minuut klimt haar angst voor een noodlottig weten.... Daar gaat de bel weerHet It haar man! Zenuwachtig snelt ze hem tegemoet en vraagt hem: „Hoe is het toch met die schilderij?" „Met dat schilderij?" vraagt Jansen ver wonderd, ik hoop toch van goed, of is het misschien beschadigd met 't vervoer?" Vol nieuwsgierigheid gaat hij met zijn viouw naar de kamer, waar het schoone stuk nog altijd op den stoel staat. Nauw keurig bekijkt hij het. „Maar vrouw, er is toch niets aange komen". Als Mevrouw Jansen haar man zoo dood gewoon voor zich ziet staan, voelt zij zich door zijn geruststellende tegenwoordigheid geheel van haar angst bevrijd. „O, als je eens wist, wat een angst ik van daag heb uitgestaan om dat schilderij." „Angst?" zegt Jansen, die er niets van begrijpt. „Denk je misschien dat de prijs veel te hoog is. Ja, ja, het is niet goedkoop geweest, maar ik dacht, 't is maar eens in 't jaar Sinterklaas." „Neen man, dat is het niet, maar...." en ze zoekt terwijl de morgenkrant en het bericht, c'at haar zoo heeft ontstellen, „lees eens eerst wat hier staat". Maar hebt je dat werkelijk gedacht? dat ik de dief was?" moet Jansen toch uit schateren, „nu die is goed!" „Kijk dan goed uit, vrouw, dat je geen gestolen goed koopt", plaagt Jansen. „En nu wil ik eerst een kop koffie heb ben". „Neen, de dief niet, maar dat je zonder het te weten, de gestolen schilderij ge kocht had, en dat we daardoor in groote moelijkheden zouden komen". „Maar je bent nu toch zeker gerust?" „O, man," zegt ze, „wat een prachtstuk. Wel bedankt hoor, hartelijk bedankt.... ennemorgen krijg jij mijn cadeau, want ik had vandaag geen zin de stad in te gaan. „Ja, dat ik zoo kinderachtig kon wezen", lacht nu zijn vrouw. „Kijk", zegt hij iw^cu zijn vrouw, terwijl zij de koffie binnenbrengt, „ik heb ook nog iets lekkers meegebracht. Dat zullen we eerst gebruiken en dan vertel ik je de heele geschiedenis van de schilderij. Zijn vrouw moet in deze gezellige stem ming lachen. „Jij hebt stellig", zoo begint haar man te vertellen, „een te hoog denkbeeld gehad van mijn cadeau. Hier in de courant staat immers, dat de gestolen schilderij een Ma donna is vantoe vrouw, lees die naam eens?" „Die naam zou dan ook op onze schil derij moeten staan. Die krabbels, die hier in de hoek staan, lijken er niet het minst op. Bovendien staat er zeer duidelijk op het woordje „naar", zoodat ik maar zeg gen wil, dat onze schilderij een reproductie is, dus naar het model van een 'beroemd schilderstuk. De gestolen schilderij zouden ze toch immers ook niet op een publieke verkooping brengen, want daar heb ik ver leden week al, de schilderij gekocht". En nog eens moet Jansen hartelijk lachen, im de dwaze gedachten, die zijn vrouw vandaag gehad heeft. En MevrouwJansern kan nu ook niet begrijpen, hoe ze zoo idioot denken kon. Het prachtige schilderij waaraan al di rect een interessante geschiedenis verbon den is, wordt met eenige moeite boven het buffet opgehangen. En in heerlijke gezelligheid vliegt de avond van dezen buitengewonen St. Nico- laasdag om. Jansen heeft het angstig makende kran tenbericht uitgeknipt en nu en dan moet hij het zijn vrouw onder haar neus wrijven als plagerige herinnering aan eenige bange uren. En als hij later weer voor enkele dagen van huis moét en zijn vrouw iets overstuurt, dan schrijft hij er altijd bij: ,Van een eerlijk mensch hoor! M. E. Steyger-Asperslagh. cjo»d land.-HolIancl, een beetje. riCtb

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9