DE „WALBORG" GESTRAND.
EEN KORTE DROOM
3)e 6ou4cmt
Op 24 en 25 November a.s. zal de Kon. Militaire Academie te Breda haar 110-jarig bestaan her
denken. Exterieur van het gebouw der Academie, dat reeds eenige eeuwen oud is
Tijdens zijn verblijf in Engeland bracht Koning Carol van Roemenië een
bezoek aan de vlieghaven der Engelsche luchtmacht te Odiham in Hamp
shire, waar eenige bommenwerpers door den vorst bezichtigd werden
De leden van het Scheepsbouwkundig
Gezelschap „William Froude" te Delft
maakten Vrijdag bij de viering van het
7e lustrum een excursie naar de
scheepsbouwwerf „De Schelde" te
Vlissingen
Ter opening van het ijshockey-seizoen
speelde „Etoile du Nord" te Amster
dam tegen „A.Y.H C.". Een moment
uit het „snelle spel"
Op Zorg vlied te Amsterdam werd Vrijdag het stoffelijk
overschot van den mecanicien W. J. van Huut, een der
slachtoffers van de JJsvoger-ramp ter aarde besteld.
Collega's van den overledene defileeren langs de groeve
Het Nedenandsche s.s. „Walborg", dat, op weg van Gdynia naar Bayonne, ten
Noorden van de rivier de Adour is gestrand. - Bij het reddingwerk is de
scheepskok, de heer P. Vader uit Amsterdam, verdronken
De St. Jozefkerk te Breda heeft een nieuwen toren gekregen, hetgeen voor
het fraaie stadsbeeld ter plaatse een aanwinst beteekent
FEUILLETON
ANNY VAN PANHUYS.
HOOFDSTUK I.
1)
Marina Toldy zette voor het smalle, ver
weerde spiegeltje van de zit-slaapkamer
haar hoed op en zag met voldoening, welk
een verrassend contrast het soepele zwar
te vilt met haar roodgouden krullen
vormde.
Ook het eenvoudige mantelpak van on-
berispelijken snit was zwart, en boven den
koketten strik van het Schotsche sjaaltje
zag zij de weeerkaatsir van haar smal,
interessant gezicht met regelmatig en
klassiek schoon van trekken, doch opval
lend door zijn pikante disharmonie en het
perzik-teeren doorzichtige teint, dat vrou
wen met rossig haar eigen is. Een gezicht
je als een exotische bloem.
Maar het merkwaardigste aan Marina
Toldy waren haar oogen.
Wonderlijke oogen, groot en amandel
vormig; ze scholen tusschen de dichte
zwarte wimpers als groen-glinsterend berg
meren in een krans van sombere dennen.
Marina Toldy knikte haar spiegelbeeld
glimlachend toe. Ze was tevreden met haar
verschijning.
Als een dame zag ze er uit, als een echte
deftige dame, en niemand zou op het eer
ste gezicht vermoeden,' dat ze maar manne
quin was een levende modepop, die zich
heel den dag mocht tooien met geleenden
pronk een hardwerkend, doodarm meis
je, dat eiken morgen een paar minuten
vóór acht haar dagtaak moest beginnen in
het duurste en chicste modemagazijn van
Budapest.
Maar wanneer men zóó door de natuur
begunstigd was als zij, en er daarbij slag
van had, zich goed en gedistingeerd te klee-
dan kon men er uitzien als een
e, die 's morgens om tien uur door de
kamenier haar kopje thee op bed krijgt
gebracht.
De gedachte amuseerde Marina, en ze
overpeinsde, of ook voor haar nog wel eens
een tijd zou kunnen komen, dat een keurig
kameniertje haar zóó verwende.
Ze trok een gezicht tegen haar spiegel
beeld.
Zulke droomen waren enkel te verwe
zenlijken door een rijk huwelijk maar
wie trouwt er nu tegenwoordig met een
meisje, dat zoo arm is als een kerkmuis
ai heeft ze dan ook nog zoo'n aardig, apart
gezichtje?
Marina Toldy keerde zich juist naar de
deur om haar kamertje te verlaten, toen
na een vlugtig klopje een magere, vrouw
van middelbaren leeftijd binnenkwam.
Precies het type van de eerzame, doch hu
meurige weduwe, die goedkoope gemeubi
leerde kamers verhuurt, met en zonder een
schriel pension.
„Och, juffrouw Toldy, toen ik u daar
straks het ontbijt bracht, heb ik heele-
maal vergeten, dezen brief mee te nemen.
Hij is gisteravond al met de laatste post
gekomen, maar toen was u uit."
Haar gele, beenderige vingers hielden
het jonge meisje een smalle enveloppe voor
er als verontschuldigend voegde ze er nog
bij: „Ik zou hem u natuurlijk gisteravond
nog wel gegeven hebben, als u weer niet
zoo vreeselijk laat thuis...."
Zonder een woord te antwoorden, scheur
de Marina haastig de enveloppe open en
trok er het voddig velletje goedkoop pa
pier uit, Snel gleed haar blik over de re
gels.
Plotseling stiet ze een gesmoorden kreet
uit toen liet ze zich, als overweldigd
door schrik en verdriet, op een stoel neer
vallen. Een paar dikke tranen liepen lang
zaam over haar wangen, die heel bleek ge
worden waren.
„Mijn hemel, wat ontzettend, wat ont
zettendArme Hortense, arm, arm
kind.mompelde ze met trillende stem
voor zich heen.
De oudere vrouw staarde verbluft naar
het opgewonden, ontstelde gezichtje; van
dien kant kende ze haar huurster nog hee-
lemaal niet. Nooit had ze gedacht, dat het
kokette, levenslustige ding in staat was tot
zoo'n diepe emotie.
Wat zou er in 's hemelsnaam gebeurd
kunnen zijn?
Haar knokig gezicht met de vale huid en
de fletse ogen leefde geheel op in een le
vendige nieuwsgierigheid. Eindelijk weer
eens een kleine sensatie in de grauwe sleur
van haar eentonig leventjemaar die
zou ze zich dan ook niet laten ontgaan!
„Wat is er dan toch gebeurd, lieve juf
frouw Toldy?" waagde ze eindelijk, toen
ze zich onmogelijk langer bedwingen kon,
schuchter te vragen. „Kan ik misschien iets
voor u doen.... ergens mee helpen?"
Alsof ze uit een boozen droom ontwaak
te, schrikte het meisje op en keek haar met
groote, ontstelde oogen aan.
„Och hemel, juffrouw Kisz, wat is er
toch een ellende in de wereld tegenwoor
dig!" barstte ze uit. „Maar hoe iemand vrij
willig kan verhongeren en omkomen van
ellende, hoe iemand kan weigeren, zich door
iemand te laten helpen; uit pure trots, of
liever hoogmoed...." Ze zweeg en staar
de voor zich uit.
„Maar wie bedoelt u dan, juffrouw Tol
dy, over wie hebt u het toch?" onderbrak
de oudere vrouw gretig. Het begin was
goed; er was blijkbaar uitzicht op een in
teressant verhaal!
„Over mijn jeugdvriendinnetje, Hortense
Perenye eigenlijk heet ze gravin Pereny,"
verbeterde Marina zichzelf, en haar oogen
staarden peinzend voor zich uit, alsof ze
daar plotseling het beeld der ontslapene
voor zich zagen opdoemen.
Er kwam een ongeloovig lachje op het
hoekige gezicht van juffrouw Kisz. Marina
Toldy sprak daar van een jeugdvriendin,
die een echte gravin zou moeten zijn? On
zin, opschepperij, het portiersdochtertje uit
de voorstad van Pest en een gravin!"
Plotseling ontmoetten Marina's blikken
die van de vrouw en zag ze het hatelijk
trekt van spot en ongeloof om haar bloe-
deloozen, verkneuen mond.
Dat ergerde haar.
„Gravin Hortense Pereny", herhaalde ze
effen en met nadruk, „ja, zoo heet het
meisje, dat lange jaren mijn vriendin is ge
weest, en al was haar vader dan ook nóg
zoo aan lager wal geraakt: een armzalige
verhaaltjes-schrijver die in de huurkazer
ne, waarover mijn vader het toezicht had,
onder de pannen woonde, tóch was hij een
echte, onvervalschte graaf." Zij legde even
haar hand op den brief. „En nu schrijft
Hortense Pereny mij, dat ze al maanden
lang werkloos is geweest, terwijl ze aan
een longziekte leed, die alleen uitste
kende verzorging en volstrekte rust nog te
genezen was. Maar ze wenschte niemands
hulp in te roepen en niet op kosten van
anderen verpleegd en onderhouden te wor
den. Ze heeft zich letterlijk laten verhon
geren, toen ze niets meer verdienen kon,
liever dan aan iemand haar nood te klagen.
Nu schrijft ze, dat ze zich heeft teruggetrok
ken om in stilte en eenzaamheid te ster
ven, en dat ze reeds dood zal zijn wanneer
ik dezen brief ontvang. Ze vraagt me om
haar begrafenis te willen regelen, en laat
me in ruil daarvoor het weinige na, dat
ze nog het hare kon noemen.
Marina sprong zoo plotseling op, dat de
stoel met een slag achterover viel.
„Juffrouw Kisz, u moet dadelijk voor mij
naar de zaak gaan en zeggen, dat ik niet
kan komen, ik wil direct naar haar adres
of naar de politie gaan, misschien is hei
nog niet te laat en kunnen we nog iets
voor haar doen
Ze stormde het kamertje uit; haar hoo-
ge hakjes kletterden op de drie kale trap
pen. Jachtig liep ze de straat uit en den
hoek om. Daar, vlakbij, was het politiebu
reau. Het leek haar beter, daar maar met
een been te gaan, inplaats van eerst Hor-
tense's adres op te zoeken, dat ergens in
een achterbuurt een heel eind verder,
moest zijn.
Een somber, kil vertrek, waarin twee
brommige agenten zaten, die nauwelijks
opkeken toen Marina gejaagd binnenkwam.
Maar toen ze haar wat beter hadden op
genomen, en zagen, hoe knap en gedistin
geerd de bezoekster er uitzag, trokken ze
wat bij en een glimp van welwillendheid
vloog over hun norsche gezichten.
(Wordt vervolgd).