3)e ÊeidacJie (Sou/imiï
H. M. DE KONINGIN TE GRONINGEN.
Het wrak van het Grieksche s.s. „Chryssi" in den vaargeul van den Nieuwe Waterweg is thans
zoo diep gezakt, dat nog maar slechts een zeer klein gedeelte van het schip zichtbaar is
Enthousiast was de verwelkoming van H. M. de Koningin bij haar bezoek
aan Groningen. De juichende menigte in de Oude Boteringenstraat
In het gebouw van de Opera te Den
Haag zijn onder leiding van den Itali-
aanschen componist Pietro Mascagni
de repetities voor de opvoering van zijn
opera „Cavalleria Rusticana" aange
vangen.
De Italiaansche componist Pietro Mas
cagni arriveerde Vrijdag met zijn echt-
genoote te Den Haag, om er op
7 November a.s. de opvoering van zijn
opera „Cavalleria Rusticana" te leiden
De geredden van de „Cantabria", het vrachtschip van het
Spaansche gouvernement, dat 10 mijl van Cromer (Norfolk)
door een vaartuig van de Spaansche nationalistische marine
tot zinken werd gebracht
De tunnel onder den spoorweg aan den Beukelsdijk te Rotterdam is voor het
drukke verkeer te smal geworden en zal worden verbreed
Staande op het bordes der ambtswoning van den commissaris der Koningin
in Groningen dankt H. M. de Koningin voor de toejuichingen der menigte
FEUILLETON
CHANTAGE
(THE TALLEYRAND MAXIM)
door J. S. FLETCHER.
40)
„Als u het precies wilt weten", zeide zij.
„ik zou er alles voor willen geven om dit
geheim ontsluierd te zien. Deze toestand is
ondragelijk. Ik weet, dat' moeder in Pratt's
macht is, misschien wel haar leven lang
blijft. Zij wil mij haar vertrouwen niet ge
ven. En ik weet bovendien zoo goed als ze
ker, dat zy haar kamenier Esther Mawson
wel alles heeft toevertrouwd. En die is
weer koek en ei met Pratt. Dat alles is,
zooals ik al zei, ondragelijk. Ik zou liever
alles, tot den laatsten cent verliezen, dan
dat dit zoo doorgaat."
„Dan moet u mij nog op een onbeschei
den vraag antwoord geven", zei Colling-
wood. „Houdt uw moeder van geld, stand
en dergelijke dingen?"
„Zij houdt van autoriteit", antwoordde
Nesta. „Toen wij dit alles erfden, vond zij
het heerlijk te weten, dat zij de feitelijke
beheerder van alles was. Zelfs als het
noodzakelijk was dat zij met Pratt in con
flict zou komen, zou zij nog strijden voor
alles wat zij enik hebben, u vergeet",
en Nesta keek Collingwood smeekend aan,
„dat zij weet wat het is, arm te zijn en als
men dan geld gekregen heeft, is het een
heele toer he weer af te moeten geven."
„O, dat is begrijpelijk", stemde Colling
wood toe. „Evenwel, als de zaken staan,
zooals ik denk, blijft Pratt voor altijd een
struikelblok, een molensteen rodd uw hals.
En daarom ben ik dan eigenlijk gekomen,
ten eerste om u alles te vertellen, ten
tweede om te vragen, of u den invloed van
Pratt tegen iederen prijs uit den weg ge
ruimd wilt zien?"
„Tegen eiken prijs, gaf zij toe. „Al moest
ik weer beginnen met mijn eigen kost te
verdienen. Elk genoegen, dat het leven mij
bieden kan zou vergald worden door de
gedachte, dat er iets oneerlijks achter stak.
En wat eigenlijk?"
„Pratt", antwoordde Collingwood. „Pratt.
Hij is als een dreigende wolkmet zijn
verreikende plannen. Maar zooals ik al zei,
op een andere manier kunnen we Pratt
misschien vangen, we zijn daar nu mee
bezig. Zulke geboren fortuin jagers als
Pratt vergeten als regel een heel belang
rijken factor in 't leven en dat is 't onver
wachte. De knapste en slimste smeder van
plannen moet soms ondervinden, dat door
een nietig stukje vuil, een stofje tusschen
de wieltjes van zijn teeere machine, het
heele zorgvuldig uitgedachte samenstel in
stukken valt. Om nu eens tot eenvoudige
taal terug te keer enik ga naar Bar-
ford terug om te hooren, wat iemand an
ders vernomen heeft over Pratt's jongste
streken,"
Eldrick wachtte al toen Collingwood zijn
kantoor bereikte. Byner kwam een paar
minuten later. Binnen het half uur had
Collingwood zijn verhaal verteld van Cob-
croft en de detective het zijne over zijn be
zoek aan de Groene Kan en de steengroe
ve. De oudere advocaat luisterde naar bei
den met rustige aandacht en aan het ein
de keerde hij zich tot Collingwood.
„Jij hebt gelijk, hij heeft Mallathorpe's
testament." „Juist", viel Byner bij. „Ik ben
er ook vast van overtuigd, dat het dat is."
„En nu", ging Eldrick door, „zitten we
vast, jelui vergeten één ding. Niet vrijwil
lig, maar omdat zij niet anders kan is me
vrouw Mallathorpe met Pratt compagnon
in dit zaakje. Hij heeft het testament en
zij weet wat er in staat. Zij zal Pratt er te
gen iederen prijs van af zien te houden het
stuk publiek te maken. Maar we kunnen
Pratt vangen. En wel door deze Parra-
white-zaak. Praatt heeft er waarschijnlijk
geen flauw vermoeden van, dat hij ooit nog
iets van Parawhite zou hooren. Doch hij
gaat er van hooren! Ik ben er nu van over
tuigd, dat Parrawhite iets wist over Pratt
en dat Pratt hem het land uit heeft gehol
pen. En u?" keerde hij zich tot Byner.
Byner glimlachte rustig en schudde zijn
hoofd.
„Neen", zeide hij. „Ik ben daar niet van
overtuigd."
„Wat? U niet?", riep Eldrick uit, stom
verbaasd dat er iemand gevonden werd,
die het nu eens niet met hem eens was.
„En waarom niet?"
„Omdat", legde Byner uit, „ik er zeker
van ben, dat Pratt hem vermoord heeft in
den nacht van den 23sten November j.l.
Daarom. Hij hielp hem niet het land uit,
hij ruimde hem heelemaal op."
De uitwerking van die onomwonden uit
spraak was opvallend verschillend op de
twee toehoorders. Collingwood's gelaat
werd strak en koud, zijn mond sloot zich
stijf .opeen en hij tuurde recht voor zich
uit, alsof hij in een toekomst vol verras
singen staarde. Eldrick kleurde alsof hij
zelf beschuldigd was en keerde zich haast
ongeduldigd fot den detective.
„Moord", riep hij uit. „Och, kom. Ik
nou, dat is nogal een groot woord. Ik ge
loof graag, dat Pratt voor geen kelinigheid
uit den weg zou gaan, maar moord, dat is
nog iets anders. U is nogal vlug met uw be
schuldigingen."
Byner stootte een kort lachje uit en keek
weer naar Eldrick.
„Luistert u eens, mijnheer Eldrick", zei
de hij. „I'k zal eens een opsomming geven
van wat ik gehoord heb, sinds ik hier in
Barford ben. Overdenk nu eens deze pun
ten:
1 Mijnheer Bartle's bediende ziet hem
een papier nemen uit een boek van den
overleden mijnheer Mallathorpe. Hij
steekt dat papier in zijn zak.
2 Bartle gaat onmiddellijk daarna naar
uw kantoor. Daar is niemand behalve
Pratt, zooals Pratt denkt tenminste.
3 Bartle sterft plotseling, nadat hij Pratt
verteld heeft, dat hij Mallathorpe's tes
tament gevonden heeft. Pratt steelt dat
testament. En waarschijnlijk heeft Par-
rawhite, zonder dat Pratt hem zag, al
les bespied. Waarom is dat waarschijn
lijk? Omdat:
4 Den volgenden dag. Parrawhite be
looft, dat hij Pickard zal betalen met
geld, dat hij Pratt zal afpersen. Hij heeft
macht over Pratt. Wij kunnen ons' inden
ken, wat dat was in elk geval:
5 -• Parrawhite gaat weg uit de Groene Kan
en ontmoet Pratt in Stub's straatje.
Iemand zag hem met Pratt naar de oude
groeve gaan. En daar, veronderstel ik,
heeft Pratt hem vermoord en het lijk
verborgen.
6 Wat doet Pratt nu? Pratt gaat 's mor
gens vroeg naar uw kantoor, neemt het
geld uit uw lade en wat chèques. Om
dat Parrawhite dien dag niet verscheen,
verdenkt u hem, dat hij de dief was en
de vlucht genomen heeft.
Bewijs hiervan is, dat de chèques nooit
gepresenteerd zijn en de bankbiljetten
de Bank van Engeland nooit bereikt
hebben. Dit laatste weet ik nog niet ze
ker, ik heb nog geen antwoord van de
Bank, maar Sk voel, dat het zoo is en dat
Pratt de biljetten heeft vernietigd.
Nu Parrawhite opgeruimd is, heeft
Pratt vrij spel. Hij heeft het testament.
Hij heeft er mevrouw Mallathorpe al
van verwittigd en haar ook in kennis
gesteld met den inhoud van het stuk.
Dit was van dien aard, dat zij tegen el-
ken prijs Pratt wilde verhinderen, het
testament openbaar te maken en boven
dien deed zij een wanhoopspoging,
waarom gaat ons op het moment niet
aan, om het testament in haar bezit te
krijgen.
De toestand is nu zoo, dat Pratt zoo
zeker is van zijn zaak, dat hij er niet
tegen op ziet, de dochter te laten weten,
dat haar moeder in zijn macht is. Waar
om? Omdat Pratt niet kan begrijpen,
dat eigenbelang niet bij iedereen even
sterk ontwikkeld is als bij hem. Hij kan
zich niet voorstellen, dat juffrouw Mal
lathorpe een stapje zou durven doen,
dat haar fortuin zou kunnen kosten. Hij
redeneerde aldus. Zoolang als ik het tes
tament heb, kan niets of niemand mij
dwingen het af tq geven of te zeggen
wat er in staat. Maar ik kan degene,
die er voordeel bij heeft, dwingen, en
dat is mejuffrouw Mallathorpe. Om haar
moeder te redden, zal zij zwijgen. Nu,
die heeft nietgezwegen.
Wordt vervolgd.