CHANTAGE FEUILLETON (THE TALLEYRAND MAXIM) door J. S. FLETCHER. 26) „Er kan misschien dwang gepleit wor den". De beide advocaten keken elkaar en den notaris aan. Dan stond Eldrick op. „Zal ik je eens zeggen wat ik ga doen", zei hij. „Het zijn wel mijn zaken niet, maar wij hebben Pratt zooveel jaren in onzen dienst gehad, ik denk dat hij mij wel zal vertrouwen. Ik ga eens even naar hem toe en vraag hem, wat er nu toch aan het handje is. Als jullie twee hier zoolang wil len wachten?" Hij verliet het kantoor en was spoedig in de Marktstraat, waar het Atlas-gebouw als een machtig bouwwerk boven de oude re en lagere kantoren uitstak. In de hall was een schilder bezig dan naam van een nieuwen huurder op het adresbord te schrij ven, het was Pratt's naam. Eldrick ging met de lift naar boven, naar de vijfde ver dieping. Nog geen vijf minuten nadat hij met Robson en Collingwood had zitten pra ten, bevond hij zich in Praatt's klein, maar keurig ingericht en gemeubileerd kantoor. Het waren twee kamers, de eerste was een voudig aangekleed, de tweede bijna luxu eus. Pratt zeli' zag er buitengewoon vol daan en tevreden uit, hij scheen heele- maal op zijn plaats te zijn. Hij trok dadelijk een clubfauteuil naderbij en schoof een doos sigaretten naar zijn bezoeker toe. „Blij u eens te zien, mijnheer Eldrick", zei hij, evenwel met iets in zijn manieren, dat er op duidde, dat hij en de rechtsge leerde nu niet langer meester en bediende waren. „Wat zegt u van mijn kantoortje?" „Ge hebt er een gezellig nestje van ge maakt, Pratt", zei Eldrick, rondkijkend. En, wat voor zaken denk je hier te doen?" „Zaakwaarnemer", antwoordde Pratt zonder aarzelen. „Een poosje geleden viel het mij in, dat een flinke vent, zoo iets als ik, wat?, hier in Barford een~nieuw soort zaakwaarnemerschap zou kunnen hebben. Hij zou allerlei zaken kunnen afwikkelen voor menschen die het zelf niet kunnen, of er geen zin in hebben het zelf te doen. En natuurlijk rijk genoeg zijn, om iemand, die het voor hen doet, te betalen. Dat idee van rentmeester op Normandale raakte van de baan met den dood van den jongen Ha rold en ik denk niet, dat zijn zuster erg veel voor dat denkbeeld voelt. Toch heb ik een goede klant om mee te beginnen, me vrouw Mallathorpe heeft me opdracht ge geven, haar zaken te behartigen." Eldrick nam een sigaret en stak ze aan, bij wijze van vredespijp om zijn goede be doelingen te doen uitkomen. Dan begon hij: „Pratt, daar ben ik juist voor gekomen. Niet officieel, hoor, maa.r uit vriendschap. De zaak zit zoo", en hij verhaalde Pratt al les was er zoo pas op zijn kantoor voorge vallen was. „Dus, daar zit je nu", besloot hij zijn rede. „Ik zeg er niets van hoor, het zijn mijn zaken niet, maar als de menschen er over beginnen te praten, dat je druk hebt uitgeoefend. „Ik wou", zei Pratt langzaam en nadruk kelijk, „dat mejuffrouw Mallathorpe en mijnheer Robson en mijnheer Collingwood eens goed nadachten, voordat zij met hun geklets begonnen. Er bestaat nog zoo iets als laster, mijnheer Eldrick. En ik ben er de man niet naar. om mijn goeden naam zoo maar te laten bekladden en belasteren, zonder er eens een hartig woordje over mee te praten. Er is geen sprake van dwang. Ik ging naar mevrouw Mallathorpe op haar eigen verzoek. De overeenkomst tusschen haar en mij is met haar vrijen wil en volle goedkeuring tot stand gekomen. Als haar dochter haar een beetje zenuw achtig vond, dan is dat nog van den schok, dien zij gekregen heeft bij de doodstijding van haar zoon. Ik heb haar geen angst aangejaagd. De kwestie is, juffrouw Mal lathorpe schijnt niet te weten, dat haar moeder en ik samen een paar zaakje op te knappen hadden, kort geleden nog. Het eenige wat mevrouw Mallathorpe mij heeft toevertrouwd is een soort procuratie om haar zaken te behartigen. En waarom niet? U weet toch, dat ik een goed zakenman ben en werkelijk buitengewoon goed thuis in accountantswerk. Bovendien weet ik heel goed den weg bij allerlei soort zaken lui hier in de stad. U weet ook, mijnheer Eldrick, dat ik doodeerlijk ben als het geld zaken betreft. Hoeveel duizenden en tien duizenden zijn er niet op uw kantoor door mijn handen gegaan. Wie heeft nu iets op mij te zeggen? Ik probeer alleen maar op een eerlijke manier mijn kostje te verdie nen." „Nou, nou", zei Eldrick, die een toege vend en vriendelijk man was en spoedig geneigd het voor zijn ouden klerk op te nemen. „Ik denk, dat mijnheer Robson meent, dat, als mevrouw Mallathorpe haar zaken in andere handen wilde geven, hij er voor in aanmerking had moeten komen. Hij is altijd de notaris van de familie ge weest, dat weet je ook wel, Pratt, terwijl jij een jonge kerel bent, die geen aan- geliik aanspraak maken en met goede re- pe's welwillendheid." Een vreemde, valsche glimlach gleed over Pratt's gezicht, toen hij de hand uit strekte naar een paar papieren, die op zijn bureau lagen. „Daar is u er al weer naast, mijnheer El drick", zei hij. „Maar, dat komt natuurlijk omdat u er niet alles van weet. Ik wist het zelf ook niet tot voor kort, evenmin als mevrouw Mallathorpe. Maar ik kan wel de gelijk aanspraak mbaken en met goede re den ook, om in relatie te treden met de familie Mallathorpe. Ik ben een familielid." „Wat?" riep Eldrick uit. „Jij geparen teerd aan de Mallathorpes? Hoe kan dat?" Zijn rechtskundig hart sprong dadelijk op bij de gedachte aan familierelaties, bloed- of aanverwantschap, erfrecht en dat alles, in connectie met Harold Mallathor pe, die zoogenaamd gestorven was zonder eenige mannelijke verwanten. „Neen, niet van de Mallathorpe's zelf," gaf Pratt toe. „Maar van haar, mevrouw. Mijn moeder was haar nicht. Ik heb dat bij toeval ontdekt en toen ik het wist, heb ik er verder onderzoek naar ingesteld en de data overgenomen uit het doop- en trouw register van onze kerk. Ik heb ze allemaal keurig overgeschreven hier bij me en me vrouw Mallathorpe heeft de lijst ook ge zien. Dus heb ik wel eenig recht, al is het maar dat van armen bloedverwant." Eldrick nam de vellen folio, die Pratt hem overreikte en keek ze met belangstel ling in. Hij was een soort autoriteit op dit gebied en had al een paar maal geholpen met het uitgeven van registers en stam- boomen. Een kort overzicht van de data van geboorten en huwelijken overtuigde hem, dat Pratt gelijk had. „Ik vind het een min of meer armzalig spelletje", ging Pratt door, terwijl zijn vo rige patroon zoo bezig was, „een heel min spelletje voor rijke lui zooals mijnheer Rob son en mijnheer Collingwood, om te trach ten mij te benadeelen in een zaak, die hen niet aangaat. Ik zal mijn plicht doen in den dienst van mevrouw Mallathorpe. U weet even goed als ik dat ik daar volkomen toe in staat ben, en ik zal werkelijk het sala ris verdienen, dat ze mij zal geven. Met welk recht komen die lui, ik zou haast zeg gen, met welk recht komt de dochter tus schen mij en mijn broodwinning?" „Kom, kom," suste Eldrick, toen hy hem de papieren teruggaf, „dat is weer een van die zaken, waarbij men elkander niet begrepen heeft. Je hebt verkeerd ge daan, zie je, Pratt, toen je gisteren me vrouw Mallathorpe ging bezoeken terwijl de dochter niet thuis was. Dat had je niet moeten doen." Pratt trok een la open en na wat tus schen de paperassen gescharreld te heb ben, haalde hij er een brief uit. „Kent u het handschrift van mevrouw Mallathorpe?" vroeg hij. „Goed dan, hier is het. Dit is een brief van haar, waarin zy mij vraagt gistermiddag te komen, nu ziet u het zelf. Eldrick nam den brief met verwondering aan. Hij had een goede memorie en hij herinnerde zich, dat Collingwood hem ver teld had, dat hij van Nesta had gehoord, dat Pratte op Normandale Grange was ge komen, Esther Mawson had gesproken en haar gezegd had, dat hij mevrouw Mallat horpe absoluut moest spreken. Hoewel El drick niet gauw iemand verdacht, flitste het hem toch dpor zijn brein, of Pratt mis schien dien middag mevrouw Mallathorpe dien brief had laten schrijven en hem zelf meegebracht had. (Wordt vervolgd). 3)e Scidaelte 6ou/fccmt Aan de overzijde van het IJ te Am sterdam werden Dinsdag luchtbescher mingsoefeningen gehouden, waaraan door de politie werd medegewerkt Kapitein ter zee K. van Aller, die met ingang van 20 October eervol ont heven is van het bevel over het vlieg kamp .De Kooy" Het motorvrachtschip „Straat Soenda", te Krimpen aan den IJssel in aanbouw voor de Kon. Paketvaart Mij., is Dinsdag met goed gevolg tewater gelaten. Het schip glijdt in zijn element Aantreden. Een snapshot tijdens de oefeningen van de leden der vrouwelijke hulpdiensten in Engeland. Een aantal deel neemsters in training te Chelsea Üe onlusten in Palestina. Een patrouille der Royal Scots ontsnapte aan een wissen dood, toen onmiddellijk na het passeeren van de auto op den weg nabij Nablus een mijn ontplofte. Een groot gat werd in den weg geslagen door de explosie Tijdens'de ernstige ongeregeldheden in Palestina brachten Arabieren in de nabijheid van Lydda een goederentrein tot ontsporing, waardoor groote schade werd aangericht Het opruimingswerk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5