DEMONSTRATIES IN EGYPTE.
CHANTAGE
De heer Labots, Arnhems oudste in
woner, werd Vrijdag 100 jaar. Burge
meester Bloemers in gesprek met den
jubilaris
Jhr. mr. H. M. van Haersma de With,
Nederlandsch gezant te Washington,
die benoemd zal worden tot gezant
te Berlijn
3)e
Mr. J. U. Polman (links staande) nam Vrijdag afscheid als officier van Justitie bij de rechtbank te
Groningen in verband met zijn benoeming tot advocaat-generaal bij het Gerechtshof te Den Haag
ten bloemenhulde voor kolonel beck, den roolschen mini
ster van Buitenlandsche Zaken, bij diens bezoek aan Teschen,
dat thans bij Polen gevoegd is
Op het nieuwe kolonisatieterrein Soekadana op Sumatra is een nieuw water
werk in gebruik genomen. Met dit irrigatiewerk is in een belangrijke be
hoefte der kolonisten voorzien
Kolonel Lindbergh temidden der genoodigden in het „Haus der Flieger" te
Berlijn bij de ontvangst van de deelnemers aan het internationaal congres voor
luchtvaart-onderzoek
Toen Nahas Pacha, de oud-premier van Egypte te Caïro arriveerde, om er
zijn politieke redevoering te houden, had de politie uitgebreide maatregelen
getroffen, om demonstraties en botsingen te voorkomen. Desondanks kwam
het tot relletjes, waarbij ongeveer honderd personen gewond en drie gedood
werden. Het .escorte" van Nahas Pacha
FEUILLETON
(THE TALLEYRAND MAXIM)
door J. S. FLETCHER.
23)
„En wat vonden ze, meneer Stringer?"
vroeg een zenuwachtig lid van het gezel
schap .angstig, „Wat was het?"
De stem van den smid daalde tot een
geheimzinnig gefluister.
„Dat zal ik je nou eens zegen. Ze von
den mevrouw Mallathorpe, bewusteloos er
vlak bij liggen. En ze zeggen, dat ze van
de eene flauwtje in de andere valt, al dien
tijd tot nou toe. Dus heeft zij nooit iets
kunnen vertellen van wat zij misschien ge
zien heeft. En wat ik zeg", besloot hij met
een laatsten daverenden klap op de tafel.
„Ze kennen geen uitspraak doen, voor ze
haar getuigenis er bij hebben. En er kon
nog best eens een kwaad uurtje voor
iemand komen, als zij eens aan het pra
ten slaat".
Collingwood ging naar zijn kamer terug
en wenkte den waard met hem mee te
gaan.
„Heeft u al iets gehoord over wat Strin
ger nu juist zei, over mevrouw Mallathor
pe?" vroeg hij.
„Ik heb hetzelfde gehoord van denzelf
den kerel, Daan Scholes", antwoordde de
waard. „O, ja, de menschen praaten er
over, dat mevrouw Mallathorpe niet be
hoefde te getuigen, net als Scholes zegt."
Lang zat Collingwood dien avond te
peinzen over wat hij gehoord had. Hij
kwam tot de overtuiging, dat de bazige smid
op één punt zeker gelijk had. Er kon nog
wel eens een kwaad half uurtje aanbreken
voor den een of ander. En voor hij den
volgenden morgen naar het groote huis
ging, stapte hij naar het telegraafkantoor
en stuurde professor Stranridge een lang
telegram, waarin hij bedankte voor de be
trekking en de reis naar Indië.
HOOFDSTUK XII.
De volmacht.
Diep in gedachten verzonken wandelde
Collingwood den volgenden morgen door
het park naar Normandale Grange. Voor
Nesta had hij zijn reis naar Indië afgezegd,,
om bij haar te zijn in geval er moeilijkhe
den zouden oprijzen. En dat er wolken aan
den horizon waren, ontveinsde hij zichzelf
volstrekt niet. Maar het was nog te vroeg
om Nesta de ware reden bekend te ma
ken en dat het om harentwil was, dat hij
zijn reis naar Indië er aan gegeven had.
Toch moest zij met de veranderde omstan
digheden op de hoogte gesteld worden, het
ging er dus om, een aannemelijk excuus te
bedenken. Daarna zou hy den raad van
Eldrick opvolgen en zich te Barford ves
tigen. Dan zou hij in de buurt zijn en als
de moeilijkheden, wat het dan ook worden
mocht, kwamen opzetten, zou hij klaar
staan om haar te helpen. En al kon hij zich
nog geen idee vormen, wat voor zwarighe
den het zouden zijn, hij was er van over
tuigd, dat zij in betrekking zouden staan
met Pratt. Weer dacht hij er aan, onder
zijn vroege wandeling, hoe hij een vreemd
onbepaald gevoel van ongerustheid had ge
had, toen hij zich voor de eerste maal naar
Barford spoedde op het vernemen van het
overlijden van Antoon Bartle. Dat gevoel
van verdenking, voor een poosje afgezakt,
was nu weer opgekomen. Misschien stak er
niets achter, herhaalde hij bij zichzelf, al
les scheen zoo eenvoudig en gemakkelijk
uit te leggen, de verklaringen van Pratt by
de gerechtelijke schouwing maakten den
indruk absoluut waar en oprecht te zijn en
toch, de ruwe, vlot geuite vraag van den
smid bleef hem in het hoofd hangen. „Wat
moest die advocatenklerk uit Barford er
uitvoeren? Wat moest die rondloopen glu
ren in het park? Kom nou, wie zal dat zeg
gen?" En hij moest even glimlachen toen
hem de heele onbehouwen conversatie
weer te binnen schoot. Zoo mediteerende
naderde hij het huis en toen hij uit zijn
gedachten opschrok en rondzag, viel zijn
blik onmiddellijk opPratt.
Met een zakelijk uitziende actetasch in
de eene hand en een ochtendblad in de
andere, stond Pratt te praten met een vrouw
die over een van de vele hekken leunde in
het struikgewas rondom het huis. Colling
wood herkende de vrouw als een van de
gedienstigen die hij bij een vorig bezoek
in het huis had zien rondloopen. Het was
een tengere vrouw van middelbaren leef
tijd, keurig in het zwart gekleed en met
het witte mutsje op, dat haar deed kennen
als een kamenier of linnen juffrouw. Vroe
ger was zij knap geweest, nu nog had zij
een niet onaardig gezicht, het meest ech
ter viel zij op door haar scherpe en intel
ligente gelaats-uitdrukking en haar vlugge,
heldere oogen. Collingwood dacht bij zich
zelf, „dat zijn oogen aan wie niets ont
snappen zal". Zij had ook een ferme kin
en een vastberaden mond, alles samen ge
nomen een opvallend iemand. Klaarblijke
lijk was zij in een geanimeerd gesprek met
Pratt, toen Collingwood haar zag. Bij zijn
nadering keerde zij zich om en verdween
langzaam in de richting van het huis. Pratt,
altijd beleefd, ging hem een paar passen
tegemoet en nam zijn hoed af.
„Goeden morgen, mijnheer Collingwood,"
zeide hij. „Mooi helder weer, mijnheer. Ik
sprak zoo juist met mevrouw Mallathorpe's
kamenier en heb haar gevraagd, hoe het
vanmorgen met mevrouw ging. Het was
nog al ernstig toen ik gisteravond wegging.
Het deed me nu pleizier te hooren, dat
het veel beter gaat. Mevrouw heeft een
goeden nacht gehad."
„Ik ben blij, dat te vernemen", ant
woordde Collingwood. Hij liep door in de
richting van de voordeur en Pratt wandel
de met hem mee, oogenschijnlijk met een
zelfde doel. „Ik vrees, dat zij een ernsti-
gen schok gekregen heeft. U blijft dus nog
wat hier?" ging hij voort, om iets te zeg
gen en sprekende zonder veel na te den
ken. „Heeft u het nog druk?"
„Mijnheer Eldrick heeft me geleend, om
het zoo uit te drukken, tot morgen, na de
begrafenis", gaf Pratt ten antwoord. „Er
zijn veel van die kleinigheden, die ik kan
doen. Kunt u ook nog morgen hier zijn of
laten de toebereidselen voor uw reis dat
niet toe? U gaat immers naar Indië heeft
u mij verteld."
Weer vermoedde Collingwood, dat de
klerk aan het visschen was, om nieuwtjes
op te doen. Evenwel was Pratt's manier
van dien zoo beleefd en werden zijn vra
gen zoo onschuldig gedaan, dat het moei
lijk was er achter te komen, wat hij op
het oog had. Collingwood had echter geen
lust hem eenige informaties te verschaf
fen, nu niet en later niet.
„Ik weet nog niet precies, dat ik doen
zal, zei hij. Juist waren zij voor de deur
gekomen, de huisknecht nam Collingwood
mee naar de eene zijde van de hall, terwijl
Pratt, die er al heelemaal thuis scheen te
zijn, met zijn actetasch in een andere rich
ting verdween.
Collingwood meende, dat Nesta er niet
meer zoo beangstigd uitzag als den avond
te voren. Hij had haar reeds alles verteld
van de schouwing en zat nu te overwegen
of hij haar ook zou meedeelen, dat hij op
gevangen had van de dorpspraatjes. Om
dat hij toch in den omtrek wilde blijven,
besloot hij niets te zeggen; als het noodig
was kan hij altijd nog ingrijpen. Op het mo
ment achtte hij alleen wat diplomatie noo
dig.
„O, wat ik u nog zeggen wilde, ging hij
door, na een kort gesprek over den toe
stand van mevrouw Mallathorpe. „Ik....
er is een verandering in mijn plannen ge
komen, ik ga heelemaal niet naar Indië."
Wat hij ook verwacht had, zeker niet dat
het meisje zoo plotseling en zoo heftig zou
kleuren. Hij schrok er even van, maar
toch deed het hem genoegen, want het zei-
de hem veel, wat hij gaarne wilde weten.
Slechts door een groote inspanning en wils
kracht weerhield hij zich haar de geheele
waarheid te bekennen. Daarom deed hij
maar alsof hij niets merkte en praatte vlug
door. „Op het laatste nippertje een kink
in den kabel. Ik heb er al over geschreven.
Dusdat is van de baan. Ik denk, dat
ik nu maar zal doen, wat Eldrick me aan
geraden heeft, hier een kantoor huren en
zien of het wil loopen. Ik wilde nu naar
Barford gaan en er met Eldrick over pra
ten."
(Wordt vervolgd).