ONTVANGST VAN HITLER TE BERLIJN.
CHANTAGE
3)e Scicbelic Sou/^ant
Z. K. H. Prins Bernhard bracht Zater
dag een bezoek aan den 29sten ac
countantsdag, die door het Nederlandsch
Instituut van Accountants te Amster
dam werd georganiseerd
De heer C. Lekkerkerker (links) heeft
in het Koloniaal Instituut te Amsterdam
afscheid genomen als archivaris van
het Bali- en van het Nederlandsche
Java-lnstituut
Een doode en een zwaar gewonde zijn te betreuren bij
het ernstig auto-ongeluk op den Rijksstraatweg nabij Muiden,
waarbij een personenauto tegen een vrachtwagen opreed.
De totaal vernielde personenauto
Om het wereldkampioenschap dammen. In het A.M.V.J.-gebouw te Amsterdam
is Zaterdag de eerste partij van de match om den wereldtitel tusschen Keiler
(links) en den Franschen titelhouder Raichenbach gespeeld
Door den voorzitter van de 3 October-vereeniging, den heer W. v. d. Laan,
is Zaterdag te Leiden, als inzet van de 3 October-viering, een krans gelged
aan den voet van het standbeeld van Pieter Adr. v. d. Werf
De aftredende directeur der Nederlandsche Spoorwegen, dr. H. van Maanen (x), heeft Zaterdag
morgen in het hoofdgebouw der Ned. Spoorwegen te Utrecht afscheid van den Personeelraad
genomen
Na afloop der besprekingen te München is Adolf Hitler te Berlijn op geest
driftige wijze ontvangen. De intocht van den Führer in de Duitsche
hoofdstad
FEUILLETON
THE TALLEYRAND MAXIM)
door J. S. FLETCHER.
12)
„Ik zal geen onzin verkoopen", spotte de
ander. „Zóó ben ik niet. Ik wou je alleen
maar dit zeggen, dat ik gisteravond in het
kantoor van Eldrick was, de heele tijd dat
jij er was met de oude Bartle".
Dit plotselinge antwoord overrompelde
Pratt totaal. Dat hij iets onaangenaams te
hooren zou krijgen, had hij wel begrepen,
maar d i t niet. De eerste de beste gedach
te, die bij hem opkwam, deed hem uit
roepen.
„Je liegt. Er was geen sterveling."
„Ik lieg niet", hernam Parrawhite. „Ik
was er wel degelijk. Ik stond achter het
gordijn van de nis. En nu ik weet, wat jij
hebt uitgehaald mag jij ook best weten,
wat ik ging doen. We varen toch in het
zelfde schuitje. Je dacht, dat ik met de an
deren was weggegaan, maar ik was geble
ven. Ik had alleen maar gedaan, wat ik
al meer heb klaar gespeeld, zonder ontdekt
te worden. Ik sloop weer naar binnen, en
wachtte tot jullie weg waren. Omdat onze
vriend Eldrick, schandelijk slordig, zooals
je weet, altijd geld in zijn bureau laat slin
geren, schandelijk slordig ook, omdat hij
het nooit natelt. Nu. zoo een tien of vijf
tien pop is altijd welkom voor iemand, die
er maar vijf- en twintig in de week ver
dient. Gesnapt?"
Bitter zei Pratt: „Dus je bent een dief?"
„Ik ben precies wat jij bent, een dief",
riposteerde Parrawhite. „Jij stal het testa-
m2nt van Jan Mallathorpe. Ik heb alles ge-
!v ord. Wat de oude zeide, en wat jij la-
r Eldrick weer opdischte. Ik zag den
iden Bartle sterven, ik zag jou het papier
it zijn zak halen. Je las het en stak het
jij je. Ik weet alles, behalve, wat er in het
testament staat. Maar dat kan ik tamelijk
wel raden. Weet je hoe? Omdat ik je van
middag in het spoorboekje zag kijken, en
vanavond den trein van acht uur twintig
zag nemen naar Nomandale Grange."
„Leelijke gluiperd, die je bent", snauwde
Pratt.
Parrawhite trok zich daar niets van aan,
en zwaaide met zijn zwaren wandelstok.
„Heelemaal niet", zei hij, bijna vriende
lijk. „Maak je niet boos. Ik dacht, dat jij
een grooter filisoof was. Vroeger heb ik
me wel eens verbeeld, dat ik een vonkje,
een heel klein vonkje filosofie in je ont
dekt had. Het is pure krijgskans, oude jon
gen. Kijk eens hier, je kent me nu lang
genoeg om te weten, dat ik een avonturier
ben. Dit is nu echt een avontuurtje naar
mijn hart. Biecht eens op, Je hebt ont
dekt, dat het testament de tegenwoordige
eigenaars onterft en ie bent naar Norman-
dale Gran gegaan omte onderhan
delen. Vooruit maar."
„Nou, en wat dan?" vorschte Pratt.
„Dan neem ik natuurlijk deel in de on
derhandelingen". was Parrawhite's ant
woord. „En ik neem ook mijn aandeel in de
winst. Dat staat als een paal boven wa
ter. Ik heb je heelemaal in mijn macht.
Ik behoef alleen morgenochtend maar naar
Eldrick te gaan."
„En als ik nu eens morgenvroeg naar
Eldrick ga en hem oververtel wat jij me
allemaal gezegd hebt?" wierp Pratt er te
gen in.
„Dan zal Eldrick mij toch eerder geloo-
ven dan jou", weerstond hem Parawhite,
onverstoorbaar. „Ik ben een veel slimmer,
veel geloofwaardiger vent dan jij, ik heb
heel wat meer in de wereld rondgekeken.
Ik kan heel gemakkelijk een goed excuus
bedenken om in de kamer te zijn. Zie je?
Als het er om gaat, wie de beste hersens
heeft, dan heb jij evenveel kans als een
konijn tegen een vos. En kom nu maar voor
den dag met je testament, en met wat je
al zoo gedaan hebt. Je moet wel, want zoo
waar als ik hier sta, ik wil mijn aandeel
hebben."
Pratt dacht snel na, terwijl zij tegenover
elkaar stonden in den kuil, waar zij dit
gesprek hadden gevoerd. Het leed geen
twijfel, hij zat in de klem. Die ellendige
schoft naast hem, die er zoo groot op ging,
dat hij het zoo netjes ingepikt had, zou
als een klit aan hem hangen, en hij zou
moeten deelen. Zijn mooie plannen, om
mevrouw Mallathorpe uit te buiten en voor
zichzelf een levenspositie te verwerven, wa
ren kapot. Er was niets aan te doen, hij
moest opbiechten en deelen. Norsch en met
tegenzin verhaalde hij alles. Parawhite
luisterde zwijgend, maar nam ieder detail
in zich op. Omdat Pratt begreep, dat het
nutteloos was, iets te verzwijgen, zeide hij
de geheele waarheid, kort samengevat, zon
der iets weg te laten.
„All right", begon Parrawhite, toen hij
klaar was. „Nu dap, welke voorwaarden
denk je te stellen?"
„Het dient toch zeker nergens toe. mijn
voorwaarden te noemen", gromde Pratt. Nu
jij het in de war geschopt hebt, behoef je
die ook niet te weten."
„Ook goed", stemde Parrawhite toe. „Het
dient nergens toe. Wat nu van belang is,
dat zijn onze voorwaarden. Ik zal je
zeggen, wat het zal zijn. Klinkende munt!
Weet je waarom ik daar op sta? Dan zal
ik je dat eens uitleggen. Omdat die jonge
vent, die Colling\Vood al iets in de gaten
heeft."
„Dat zie ik niet in", zei Pratt, ongerust.
„Hij wilde alleen maar weten waar die
brief over ging."
„Doet er niets aan af", ging Parrawhite
voort. „Hij had een soort vermoeden, an
ders zou hij daar niet heen gegaan zijn
bijna onmiddellijk na zijn aankomst in
Barford. Zelfs al is een vermoeden voor
een poosje ingeslapen, kan het heel ge
makkelijk weer wakker worden. Dus....
geld. Wij moeten er dadelijk van profitee
red voordat er een of andere nieuwe moei
lijkheid opdaagt. Wat voor condities dacht
j(j?"
„Om levenslang als rentmeester te wor
den aangesteld op de landgoederen", brom
de Pratt somber.
„En de kans te loopen om elk oogenblik
ontdekt te worden?" spotte Parrawhite.
„Waar zit je verstand, kerel? Die oude
vent, Malalthorpe. heeft natuurlijk een
klad, misschien wel een afschrift van dat
testament gemaakt voordat hij het in het
net overschreef. En die copieën kunnen tus
schen zijn papieren zwerven."
„Als dat zoo was moest mevrouw Malla
thorpe ze vinden", wierp Pratt tegen. „Ik
geloof werkelijk niet, dat er de minste ri
sico is. Ik heb alles nageplozen. Het is zoo
goed als onmogelijk, dat er gevaar dreigt
van den kant van Collingwood, of van
iemand anders. En als we nu geld acceptee
ren, verkoopen we voor een prikje, wat
later schatten waard is."
„De toekomst is lang niet zoo belangrijk
als het heden, vriendje", weersprak Par
rawhite. „Voor mij in elk geval niet. Nu
dan, dit is mijn voorstel. Ik zal ook op jou
kamer zijn als die dame morgenavond
komt. Wij zullen haar het testament voor
een ton aanbieden. Dat kan ze vlug genoeg
bij elkaar krijgen. Als ze dan betaalt, en
dat doet ze natuurlijk, dan deelen we eer
lijk. Dan kan jij voor mijn part naar den
duivel loopen. Ik ga.... ergens anders
heen. Dus dat is afgesproken."
„Neen", zei Pratt.
Parrawhite keerde zich met een ruk om,
en Pratt zag een kwaadaardig licht in zijn
oogen.
„Wat zei je?" beet hij hem toe.
„Ik zei, neen", snauwde Pratt terug. „Ik
ga niet vijftig duizend gulden aannemen
voor een kans, die het tiendubbele waard
is. Loop naar de.
Als jij geen leelijke, geniepige spion ge
weest was, zou ik de heele zaak alleen in
handen gehad hebben. En ik geloof niet,
dat ik voor jou uit den weg zal gaan. Als
het puntje bij het paaltje komt, is mijn
woord evenveel waard als het jouwe. El
drick zou mij eer gelooven dan jou, Pas-
coe zeker. Jij hebt een verleden, je hebt
ook wel eens in de nor gezeten, zou ik den
ken. Mijn verleden mankeert niets. Doe jij
maar, wat je niet laten kunt. Klets wat
je wilt, morgenochtend. Ik zal ze vertellen,
wat je ben.... een schoft."
(Wordt vervolgd).