IN HET SUDETENLAND CHANTAGE De oefeningen der Lichte Brigade in de omgeving van Wijk bij Duur stede zijn begonnen. De troepen steken de Lek over Voor het hoofdkwartier der Tsjechische militairen en politie te Eger tijdens de dagen van het standrecht De bekendmaking van het standrecht wérd in alle daarvoor in merking komende Tsjechische districten door middel van aan| biljetten verricht Het corps wielrijders passeert het poortje onder den beroemden molen van Ruysdael te Wijk bij Duurstede tijdens de oefeningen der Lichte Brigade van het nieuwe Amstelstation in Amsterdam-Uost vordert in snel tempo. Een overzicht van het werk Een Joodsche winkel te Eger, vernield tijdens de jongste onlusten in de stad in verband met de Sudetenduitsche kwestie FEUILLETON (THE TALLEYRAND MAXIM) door J. S. FXÜETCHER. - 3) De telefoonbei rinkelde. Eldrick was nog niet thuis geweest. Pratt belde het café op, Eldrick was er niet. Hij hing den hoorn weer op, en ging terug naar het privé-kan- toor. „Ik kan hem niet bereiken, mijnheer Bartle", begon hij. terwijl hij de deur sloot. „Hij is nog niet thuis, en niet in de kroeg. Zeg, luister eens even, u kon het mij toch ook wel laten zien Pratt hield plotseling op. Het was akelig stil in de kamer, het moeizame, ademen van den ouden mém had opgehouden. De klerk kwam vlug naar voren, keek over de hooge leuning van den stoelHij wist dadelijk was er gebeurd was, wist, dat de oude man dood was, nog vóór hij de kno kige hand had aangeraakt, die hulpeloos afhing. Hij was klaarblijkelijk gestorven zonder geluid of beweging, zoo rustig alsof hij in slaap gevallen was. Hij zag er uit, alsof hij zijn oude hoofd zoetjes tegen de kussens van den stoel had gelegd en was ingedut. Pratt, die als eens meer een doode had gezien, begreep, dat hij nooit meer ontwaken zou. Hij wachtte een oogenblik, scherp luisterend. Dan, zonder aarzelen, en met vaste hand maakte hij Anton Bartle's overjas los en haalde een dichtgevouwen papier uit diens binnenzak. HOOFDSTUK II. Het testament. Zoo bedaard en rustig als gold het een van zijn gewone, dagelijksche werkjes, vouwde Pratt het document open en ging er mee onder de lamp staan, die boven El- dricks' bureau brandde. Wat hij in de hand hield was een half vel folio papier, geli nieerd, en bedekt met schrift, dat hij on middellijk als dat van Jan Mallathorpe her kende. Het was stijf, ouderwetsch schrift, scherp en duidelijk, iedere letter goed ge vormd. „Zelf geschreven", fluisterde Pratt, „Hm!.... ziet er uit alsof hij het geheim wilde houden. Nu dan. Hij las het stuk vlug. maar aandachtig door, de woorden halfluid vor zich uit mom pelend. „Dit is de laatste wilsbeschikking van mij, Joannes Mallathorpe, wonende te Nor- mandale Grange, in het graafschap York. Ik wijs aan .als executeurs: Martinus Charlesworth, fabrikant te Barford en Ar thur Wyatt, accountant, eveneens te Bar ford. Ik vermaak al mijn goederen, roe rend zoowel als onroerend, die ik bij mijn dood zal bezitten, aan de voornoemde Mar tinus Charlesworth en Arthur Wyatt onder de navolgende voorwaarden: Zoo spoedig mogelijk als de omstandig heden het zullen toelaten zullen zij mijn onroerende goederen verkoopen, publiek of onderhands; ook zullen zij mijn roerend goed verkoopen, evenals de fabriek, hetzij in werking of niet, aan een particulier of vennootschap, bestaand, of voor dit doel gevormd. Zij zullen al mijn schulden ver zamelen en alle betalingen innen, welke mij nog toekomen, eerst daarmede al mijn schulden voldoen, alle kosten van begra fenis, rechten van successie en onkosten van verkoop. Dan zullen zij mijn boedel aldus verdeelen: Aan ieder van hen, Martinus Charles- wordth en Arthur Wyatt, de somma van dertig duizend gulden. Aan mijn schoonzuster Anna Mallathorpe zullen zij uitkeeren de somma van zestig duizend gulden. Aan mijn neef Harold Mallathorpe, zestig duizend gulden. Aan mijn nicht Nesta Mallathorpe, zestig duizend gulden. En wat het overblijvende aangaat, zul len zij dat in zijn geheel overdragen aan Burgemeester en Wethouders van de ge meente Barford in het graafschap York, die het naar discretie en goedvinden zullen ge bruiken tot het oprichten en in stand hou den van technisch- en handelsonderwijs in genoemde gemeente. Den zesden November negentien hon derd en zes. Geteekend door den erflater in tegen woordigheid van ons getuigen, beiden aan wezig, en geteekend door ons, in tegen woordigheid van elkaar en den erflater. Joannes Mallathorpe. Hendrik Gaukrodger, Florencestraat 16, Barford, Chef Weverij. Karei Watson Marshall, Azaleastraat 54, Barford. Kassier". Toen de laatste woorden over Pratt's lippen waren, vouwde hij het papier zorg vuldig weer op. Dan stak hij het in de binnenzak van zijn jas en knoopte die hee- lemaal dicht. Toen, zonder nog naar den doode om te zien, ging hij de kamer uit, en trad het telefoonhokje weer binnen. Een paar minuten was hij er maar in. Er uit ko mende, hoorde hij voetstappen op de trap, en over de leuninge. kijkende, zag hij El drick, den oudsten firmant, een man van middelbaren leeftijd, naar boven komen. Eldrick keek omhoog en zag Pratt. „Ik hoor, dat je me opgebeld hebt, Pratt", zei hij. „Wat is er aan de hand?" Pratt wachtte tot Eldrick heelemaal bo ven was. Toen wees hij naar de deur van het privé-kantoo:r en schudde het hoofd. „Het is de oude Bartle, mijnheer," fluis terde hij. „Hij is in uw kamer.dood." „Dood?" riep Eldrick uit. „Dood!" Pratt knikte toestemmend. „Hij kwam boven, niet lang nadat u weg gegaan was", zeide hij. „Ze waren alle maal weg behalve ik. En ik stond ook net op het punt te gaan. Hij wilde u ergens over spreken, ik weet niet waarover. Hij was erg stuntelig toen hij binnenkwam, klaagde over het trappenklimmen en over den mist. Ik liet nem in uw kantoor, om dat hij daar in dien grooten stoel zou kun nen gaan zitten. En ineens was hij dood. Juist." eindigde Pratt, „of hij heel rustig in slaap viel." „Maar ben je er wel zeker van dat hij dood is? Hij is toch niet flauw gevallen?" vroeg Eldrick. „Hij is dood, mijnheer, heusch dood", ver zekerde Pratt. „Ik heb dr. Melrose opge beld, hij kan elk oogenblik hier zijn. En ook de politie. Wilt u hem soms zien, mijn heer?" Eldrick wenkte zijn klerk zwijgend om voor te gaan, en samen betraden zij de kamer. Zoodra Eldrick de onbewegelijke gedaante zag, het vale gelaat en stille han den, wist hij dat Pratt gelijk had. „Arme, oude kerel", fluisterde hij, en raakte even de smalle hand aan. „Hij was een prachtvent in zijn tijd, Pratt; een knap pe vent. En hij was stokoud, een van de oudste inwoners van Barford. Wel, wel, we moeten zijn kleinzoon telegrafeeren. Dat is een mijnheer Bartle Collingwood. Zijn adres staat in het boek. 't Is de eenigge fa milie, die de oude heer had." „Erft alles, niet waar, mijnheer?" vroeg Pratt, terwijl hij het adresboek van een lessenaar nam en een paar telegramformu lieren. „Tot de laatste cent", zei Eldrick. „Aar dige jonge kerel, hij heeft juist zijn docto raalexamen in de rechten gedaan. En nu erft hij een aardig fortuintje ook nog. Reus achtig voor een jonge man, die pas afge studeerd is. Ik denk, dat hij tamelijk wel onafhankelijk zal zijn van zijn practijk." „Dus is hij klaar, hè mijnheer," zei Pratt, en legde een telegram-formulier op het bureau. „Dat wist ok nog niet." „Ja, pas afgezwaaid, dit semester, in Londen", antwoordde Eldrick, terwijl hij ging zitten en een pen van zijn bediende aannam. „Een heel knappe, veel beloven de jongeman. Luister eens Pratt, wij doen verstandig met twee telegrammen weg te sturen één naar zijn kantoor, en één naar zijn particulier adres. Je zult ze allebei in het boek vinden. Het is nu zes uur, niet?.... Ja, misschien is hij al thuis, misschien ook niet. Hij kan al naar huis zijn. Ik zal even de telegrammen opstèllen, schrijf jij onder- tusschen de adressen en ga er dan mee naar het postkantoor. Als het kan, moeten wij hem gauw hier hebben. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12