Saneering van gemeentelijke financiën WOENSDAG 21 SEPTEMBER 1938 DE LEIDSCHE COURANT i WEEDE BLAD - PAG. 6 meer dan tot dusverre in te schakelen. Zij denkt daarbij onder andere ook aan ga ranties voor een langer tijdvak dan tot dus ver werd toegestaan. Het spreekt vanzelf, dat de werkverruiming hier het leidende beginsel blijft. De grootere faciliteiten zal zij echter verband laten houden met de ma te, waarin het bedrijfsleven zelf aan de ri sico's wenscht deel te nemen. Zij meent hier samenwerking in het bedrijfsleven te moeten stimuleeren. De Regeering heeft overwogen, in hoe verre de export nog op andere wijze be vorderd kan worden. Zij houdt daartoe haar aandacht gevestigd op de bediening van nieuwe en de herovering van ten ge volge van abnormale, vreemde concur rentie, verloren gegane markten. Ook hier staat verruiming der werkgelegenheid op den voorgrond. Indien het mogelijk blijkt nieuwe arbeidskrachten op deze wijze in het productieproces in te schakelen, zal het binnen zekere grenzen verantwoord zijn op de begrooting vrijkomende steun gelden voor dit doel te bezigen. Ten einde ongewenschte concurrentieverhoudingen te voorkomen, zal het noodzakelijk zijn, dat ook hier samenwerking van bedrijfsgenoo- ten tot stand komt. Daarbij zal het bedrijfs leven bewijzen moeten geven, dat het tot offers bereid is om nieuwen afzet te ver krijgen. Zij is zich er zeer wel van bewust, dat zij bij een zekere mate van bescherming van de binnenlandsche markt met gevestig de Nederlandsche exportbelangen moet rekening houden. Tegenover bepaalde ge- wenschte exportmogelijkheden zal Neder land een aantrekkelijke markt moeten blij ven. Deze zal het echter eerder zijn bij in schakeling der werkloozen in het produc tieproces dan omgekeerd. Om die reden is een selectief optreden, zoowel bij bescher ming van de binnenlandsche markt als bij exportbevordering, noodig. Zou men dit uit het oog verliezen, dan wordt het gestelde doel in de waagschaal gesteld. In het kader van deze maatregelen wenscht de Regeering ook te plaatsen de kapitaalsuitbreiding van de Maatschappij voor Industriefinanciering, waarover in verband met de urgentie een afzonderlijk voorstel werd ingediend bij aanvullings- begrooting. Hier wordt eveneens gewezen op de noodzaak van uitbreiding van het pro ductie-apparaat der Nederlandsche nijver heid in het belang van de landsverdediging. Maatregelen zijn in voorbereiding op dit gebied de eigenproductie te bevorderen. De middenstand. Ook is reeds op de begrooting opgeno men een aanvullende credietmogelijkheid voor kleine nijveren en ambachtslieden. De bedoeling hiervan is een ontbrekende schakel in het credietapparaat tot stand te brengen, waardoor bedoelde personen op zakelijk verantwoorden grondslag lang- loopende credieten zullen kunnen verkrij gen tot een maximum van 5000 voor het aanschaffen van machines en het verbete ren hunner outillage in het algemeen. Op deze wijze hoopt de regeering een nuttig element in het bedrijfsleven en nieuwe arbeidsmogelijkheden te openen. De uit voering van deze maatregelen zal in han den gegeven van de Nederlandsche Mid- denstandsbank. Werkloosheidbestrijding. Naast de genoemde voorzieningen ter be vordering van de werkgelegenheid zal worden voortgegaan met het treffen van bijzondere maatregelen tot bestrijding der werkloosheid. Naar de mogelijkheden, een belangrijke uitbreiding te geven aan de uitvoering van dei werken, welke bijdragen tot verhoo ging van het voortbrengingsvermogen van den bodem en daardoor leiden tot het ont staan van blijvende werkgelegenheid, is een omstandig onderzoek ten einde ge bracht, waarvan het resultaat binnenkort zal worden gepubliceerd. Op den grondslag hiervan Is be sloten tot verdere geleidelijke opvoe ring van de tewerkstelling bij dit soort objecten, met als einddoel, de werk verschaffing zoo mogelijk te brengen op een peil van 90.000 a 100.000 man. De uitvoering van dit plan zal geduren de eenige jaren belangrijke bedragen vor deren. Het grootste gedeelte daarvan zal gefinancierd kunnen worden uit de gelden, die reëds op den gewonen dienst beschik baar zijn, terwijl een ander gedeelte, voor 1939 geschat op 20 millioen, ten laste van den kapitaaldienst zal komen, hetgeen in verband met de te verwachten verbetering van den bodem en het ontstaan van blij vende werkgelegenheid in de huidige om- standheden verantwoord wordt geacht. De uitvoering van dit plan zal mee brengen, dat aan de werkverschafing het huidige karakter van leniging der werkloosheidsgevolgen wordt ontno men en dat zij wordt bestrijding der werkloosheid zelf. Tenslotte wordt ten deze vermeld, dat de voorgenomen herziening mede- er op gericht zal zijn, werkverschaffing en werkfonds meer tot één geheel te maken en daaraan een zelfstandige plaats toe te kennen. Met het oog op den omvang en den duur van het euvel der jeugdwerkloosheid is de Regeering van oordeel, dat het in het belang van de handhaving der volkskracht onvermijdelijk is, te komen tot nieuwe maatregelen van tijdelijk karakter, welke kunnen bijdragen tot krachtiger bestrijding van dit kwaad. Ten einde deze crisis-voor ziening mogelijk te maken, meent de Re geering daarom, de beschikbaarstelling van een belangrijke verhooging, boven het geen tot nog toe aan de bestrijding der .jeugdwerkloosheid werd ten koste gelegd, Bijdragen rechtstreeks uit 's Rijks kas. In de Millioenennota wordt ook aan de financieele positie der gemeenten een be langrijke beschouwing gewijd. Ongeveer .700 gemeenten behoeven geen bijzondere hulp, zij kunnen zichzelf redden en hebben zelfs in deze voor Overheidsbud getten zoo moeilijke crisisjaren het even wicht in haar begrootingen kunnen hand haven. De overige gemeenten hebben hier toe geen kans gezien en verkeeren dus in dezelfde positie als het Rijk. Waar de posi tie gelijk was, zou een onthouding van hulp uit de Rijkskas aan die gemeenten te ver dedigen zyn geweest, omdat zoodanige hulp niet met werkelijk beschikbare middelen kon worden verleend, doch slechts tot effect had, dat de tekorten van de gemeenten ge concentreerd werden bij het Rijk. Niettemin heeft de verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten zich in andere richting in de afgeloopen jaren ontwikkeld. In het Werkloosheidssubsidiefonds werd een middel gezien om de gemeenten met budge- taire tekorten te helpen en daarnaast bleef het Rijk de gemeenten, die desondanks niet voldoende geholpen konden worden, recht streeks steunen. In de gegeven omstandigheden was deze toestand waarschijnlijk bevredigend. De snelle achteruitgang had evenwel alras tot gevolg, dat het Werkloosheidssul5sidiefonds niet meer bij machte was in de begrootings- tekorten te voorzien. Toen de tekorten van dit fonds zich gingen accumuleeren, wer den de bijdragen in de tekorten voor een deel in den vorm van een renteloos voor schot en voor het overige als bijdrage a fonds perdu verstrekt. De regeering wenscht thans verandering te brengen in de wijze van verleening van bijdragen in de begrootingstekorten van de gemeenten. Zij koestert het voornemen voor te stellen, dat deze bijdragen voort aan rechtstreeks uit 's Rijkskas volledig zullen worden verstrekt. Indien dit voorstel wordt gevolgd, zal dus van de nieuwe belastingmiddelen een enedrag van ƒ21.6 millioen dienen ter ver strekking van bijdragen a fonds perdu aan de gemeenten ter vervanging van renteloo- ze voorschotten. ZELFSTANDIGHEID. Deze wijziging is uiteraard van groot be lang voor de gemeenten. Hiermede zijn de gemeenten evenwel in haar financieel beleid nog niet zelfstandig geworden. Wil men tot die zelfstandigheid geraken, dan zal het noodig zijn er naar te streven voor de toe te kennen bijdragen objectieve normen te vinden, waarvan de consequentie echter niet mag zijn, dat in meerdere of mindere mate aan tal van ge meenten, die de bijdrage niet noodig heb ben, eveneens nieuwe middelen toevallen. Het is niet verantwoord de opbrengst van de nieuwe belastingen voor een beteeke- nend deel te bestemmen voor gemeenten, I welke daaraan geen strikte behoefte heb ben. Intusschen maakt de thans gegroeide toe stand van bijpassing van tekorten in zoo vele gemeenten het gevaar geenszins denk beeldig, dat het verantwoordelijkheidsge voel voor het financieele beleid verslapt, hetwelk gevolgen teweeg kan brengen, wel ker voorkoming een offer rechtvaardigt. Aangezien het streven naar de vaststel ling van objectieve normen stellig ten ge volge zal hebben, dat een kleine verruiming van de voor 1939 strikt noodige bijdragen moet plaats vinden, heeft de minister van Financiën termen gevonden in de opstel ling van het reëele budgetaire tekort een bedrag van 5 millioen op te nemen voor de saneering van'de gemeentelijke finan ciën. Dit bedrag in combinatie met de thans voor bijdragen in de begrootingstekorten uitgetrokken bedragen zal moeten dienen voor een zoodanige herziening van de fi nancieele uitkeeringsregelen, dat een aan merkelijk grooter aantal gemeenten haar zelfstandigheid weder verkrijgt. EIGEN VERANTWOORDELIJK HEID. Het vraagstuk van de noodlijdende ge meenten kan langs dezen weg van verdere nivelleering en grootere bijdragen wellicht tot geringere proporties worden terugge bracht, een afdoende oplossing, voor zoover daarvan althans in deze tijden sprake kan zijn, zal alleen mogelijk zijn, indien in veel sterkere mate dan thans het geval is de eigen verantwoordelijkheid der gemeenten voor het doen van uitgaven weder wordt ingeschakeld en allerwegen verstaan wordt, dat het centraal gezag de verantwoordelijk heid voor het financieel beheer der ge meenten niet kan en mag overnemen. Vooral in de huidige omstandigheden, waarin bezuiniging op het Overheidsappa raat zoo dringend noodig is, kan deze meest reëele waarborg voor een zuinig beheer niet worden gemist. In welke richting de regeering dezen waarborg meent te kunnen verstevigen, zal blijken uit een ontwerp van wet tot wijzi ging van de wet tot steun aan de noodlij dende gemeenten, hetwelk zeer binnenkort wordt aangeboden. Eveneens zal een regeling van het foren- senvraagstuk, waarvan het doel o.m. is een betere financieele verhouding tusschen de gemeenten onderling te scheppen, gelijktij dig worden aangeboden. De regeering heeft het vertrouwen, dat deze verschillende middelen in combinatie met elkaar in staat zullen zijn de saneering van de gemeentelijke financiën daadwerke lijk te bevorderen. Als voorwaarden van haar medewerking aan deze saneering moet zij in 's Lands be lang, zoolang de omstandigheden niet ver anderen, blijven stellen den eisch van ver sobering van de gemeentelijke huishou ding en van beperking van de gemeente lijke taak tot het noodzakelijke. Zij over weegt, of ter waarborging van zoodanig beleid nadere wettelijke maatregelen nood zakelijk zijn. Hulp aan werklooze jonge onderwijzers? Op de Onderwijsbegroting voor 1939 wordt op den gewonen dienst een bedrag aangevraagd van 146.026.570 of wel 3.665.537 meer dan voor 1938 is toege staan. Voor het Lager Onderwijs wordt voor 90.857.150 aangevraagd, hetgeen 3.213.833 meer is dan werd toegestaan voor 1938. Meer is hierbij aangevraagd voor het open baar gewoon en uitgebreid lager onder wijs 650.000, voor het bijzonder gewoon en uitgebreid lager onderwijs 1.710.000. De minister heeft een artikel op de be grooting gebracht van 1.ten einde de noodige uitgaven mogelijk te maken, in verband met tewerkstelling en hulp aan werklooze jonge onderwijzers langs nog andere wegen dan die van normale tewerk stelling in de school. Een inter-departemen- tale commissie houdt zich met dit vraag stuk bezig en hoewel nog geen oplossing is gevonden, vertrouwt de minister niette min, dat het de commissie zal gelukken een weg te vinden, waarlangs eenigermate aan de nooden van den werkloozen acte- bezitter zal kunnen worden tegemoet geko men. De commissie zoekt een oplossing in de richting, waarin de stichting tot verrui ming van de werkgelegenheid voor acade misch gevormden werkzaam is. Deze op lossing beoogt het nemen van maatregelen waardoor wordt voorkomen, dat de acte- bezitter in het tijdvak dat hij nog niet als onderwijzer werkzaam is, in geschiktheid voor hét vervullen van de betrekking van onderwijzer inboet. MEER GELDEN VOOR GRENS BEWAKING. In verband met uitbreiding van het aantal hulpkommiezen en politietroepen voor.de grensbewaking is hiervoor op de thans ingediende Justitiebegroting een bedrag van 204.500.uitgetrokken tegen over 84 200 op de loopende begrooting. HET PERSONEEL DER RIJKS- VELD WACHT. Volgens de begrooting van Justitie zal het personeel der rijksveldwacht worden uitgebreid met 10 brigadiers, 19 rijksveld wachters en 2 rijksrechercheurs. Voorts wordt medegedeeld, dat een ver betering is ontworpen van de aanvangs salarissen der onrjegradueerde rijksveld wachters. te moeten bevorderen. Het ligt in de bedoe ling, om, nadat de Rijkscommissie van Ad vies inzake het vraagstuk van de werk loosheid onder de jeugd te r zake zal zijn gehoord, nadere voorstellen te doen, waar bij dan het definitieve in 1939 te besteden bedrag, verdeeld over de betrokken hoofd stukken, zal worden aangevraagd. De Pers over de Troonrede De pers zegt niet veel over de Troon rede alleszins verklaarbaar, omdat de Troonrede zelf niet veel zegt. Het Handelsblad (lib.) constateert heel juist: Hoe de werkelijkheid uit deze richt- lijnen (wij spatieeren. Red. L. Crt.) zal te voorschijn komen, moet nu worden afgewacht. De Maasbode (R.K.) schrijft een arti kel: Sub umbra. (In de door de „Msbd." uitgegeven „Nieuwe Zuid-Hollander" heeft hetzelfde artikel den titel: Onder de wolk). Na een overzicht te hebben gegeven van den inhoud der Troonrede schrijft het blad, doelend op de in het vooruitzicht gestelde herziening van enkele belastingen: Dat de regeering blijkbaar een open oor heeft voor den rechtvaardigen wensch, dat de groote gezinnen, die ook voor defensie het allermeest offeren, in de belastingen worden ontzien, stemt tot verheuging, zooals wij toejuichen, dat wordt voldaan aan den reeds meermalen in ons blad geuiten wensch, die belas tingen te herzien, welke het bedrijfs leven belemmeren en het zij er bij gezegd het gewone leven überhaupt. En het blad besluit: Sum umbra in de donkerte leeft de wereld, leeft ook ons volk. Dat is de al- gemeene indruk van deze Troonrede, waarboven de schaduw van de wereld crisis hangt. Moge God, zonder Wien wij niets kunnen, (Joh. 15, 5) naar de bede der Regeering, allen die bij de beharti ging van 's lands zaken betrokken zijn „de noodige kracht en wijsheid schen ken", om ons volk naar lichtender tij den te voeren. De T ij d (R.K.) beschouwt de Troonrede met een héél donkeren bril. Niet alleen, dat het blad, evenals anderen, er niet veel con creets in leest, maar het is ook van mee ning, dat men, na lezing van de Troonrede, „geen hooge verwachtingen kan koeste ren": Hoe vaag de bewoordingen van de Troonrede nu ook zijn, duidelijk genoeg topnen zij ten eerste, dat de Regeering geen plannen voor een radicale werkloos- heidspolitiek koestert, en ten tweede, dat de beperkte plannen, die haar in den zin liggen, niet gereed zijn. In dezen tijd, waarin zwaardere problemen de meest schielijke oplossing vinden, is dit tempo of gemis aan tempo bijzonder teleurstel lend. Wat de Regeering aan degenen, die om een verlossend woord hebben gevraagd, aanbiedt, is dus practisch een leege enve loppe, omtrent welke na-te-leveren in houd men geen hooge verwachtingen kan koesteren. In plaats van een hoog-noodige hart sterking te geven, werkt zij deprimee- rend. Anders schrijft de Utrechtsche Courant (R.K.). Het blad vindt ook de Troonrede zeer vaag, maar trekt een con clusie, die vrijwel overeen komt met wat wij gisteren schreven: Maar die vaagheid heeft de goede hoe danigheid, dat ze even goed heel veel maatregelen als heel weinig kan omvat ten en dat voortdurend nieuwe maat regelen op dit stuk in den loop van dit jaar zeker niet, als in strijd met de Troonrede kunnen worden uitgelegd. De Volkskrant (R.K.) betreurt het, dat de Troonrede zoo weinig zegt: Te weinig zegt de Troonrede voor de honderdduizenden die in grooten nood zijn en blijven, zedelijke nog meer dan stoffelijke nood, die zoo graag het ver lossende woord, dat in de Troonrede ver scholen kan liggen en mits voortvarend en doortastend gewerkt wordt ook be waarheid kan worden, hadden g e- hoord. Een „eminent" belang noemt de Troon rede de bestrijding der werkloosheid en de leniging van haar gevolgen, en dat is het zonder twijfel; maar ware een aan dat eminent belang geëvenredigde en sprekende, welsprekende formuleering van wat gedaan en met spoed gedaan zal worden niet op haar plaats geweest? Anadacht in voorbereiding bij zonder bijzonder bijzonder, het is te slap en te vaag om een stemming van bezieling te vertolken. De Rotterdammer (A.R.) waar deert de toon, die de Troonrede beheerscht: Somber als de nationale en internatio nale aspecten is de Troonrede 1938; doch men kan slechts eerbied hebben voor een Regeering, die aan het begin van het zit tingjaar moedig en onversaagd durft zeg gen, dat de toestand nog precair is en dat we slechts met Gods hulp en inspan ning van alle krachten door de moeilijk heden kunnen heenworstelen. Wie lust in waarheid heeft zal deze oprechtheid weten te waardeeren. Na een korte inleiding merkt deNeder- 1 ander (Chr. H.) op: Aandachtige lezing vestigt dan ook den indruk, dat de Regeering zich op verschillende punten nog wil beraden, zich daarom thans weinig concreet uit en de finesses dus bewaart tot de be- grootingsdebatten. Of deze methode de meest wenschelijke is? Dat zal moeten blijken. Wellicht was zij noodzakelijk. De Nieuwe Rott. Crt. (lib.) bekijkt (evenals de „Tijd") de Troonrede al te donker, het blad spreekt van: „bijzonder troosteloos": De inhoud der Troonrede laat dit jaar al een bijzonder troosteloozen indruk na. Ook de matte toon wordt door den in menig opzicht ongetwijfeld moeilij ken toestand niet gerechtvaardigd. Bo vendien zijn alle mededeelingen omtrent het regeeringsprogram voor de toekomst zeer in het algemeene gehouden, zoodat er zoo goed als geen concrete maatrege len in worden aangekondigd. Veel hou vast heeft men aan dit staatsstuk dan ook niet. Het Vaderland (lib.) is milder in zijn beoordeeling, al constateert het blad ook, dat de Troonrede „geen opwekkende toon" laat hooren: Het is geen opwekkende toon, welke ons uit de Troonrede van dit jaar tege moet klinkt. Wie de werkelijkheid on der oogen durft zien, kon ook moeilijk anders verwachten. „De voortschrijdende verbetering in het economische leven hier te lande", waarvan het kabinet kort na zijn aantreden gewag kon maken, heeft reeds in het eerste jaar van zijn be wind geen stand kunnen houden, zoodat thans, bij den aanvang van het tweede zittingjaar, de „economische vooruitzich ten minder gunstig dan destijds het geval was" genoemd moeten worden. Doch niet alleen de economische wereldomstandig heden, waarin Nederland met zijn kwets bare positie noodzakelijkerwijs moet dee- len, zijn minder rooskleurig geworden, ook op internationaal-politiek gebied hebben zich donkerder wolken samenge pakt, zoodat we van internationale om standigheden, welke verleden jaar reeds Waar over Europa's toekomst beslist wordt Zal Bad Godesberg aan den Rijn „de Poort van Schoonheid" ook de Vredespoort zijnl (Van onzen V.P.B.-correspondent) 1 Donderdag zullen de oogen van geheel de wereld gericht zijn op Bad Godesberg, het bekende vacantie-oord aan den Rijn, eenige kilometers ten Zuiden van Bonn gelegen. Hier zullen Chamberlain en Hitier hun tweede onderhoud hebben, waarin de vraag over vrede of oorlog beslist wordt. Moeilijk had de Duitsche leider, die den i-jarigen Chamberlain niet nogmaals de verre reis naar Berchtesgaden wilde laten maken de heer Hitier wilde mij halver wege tegemoet komen" verklaarde de Britsche minister-president 1.1. Vrijdag te Londen een schooner oord voor deze belangrijke conferentie kunnen uitzoeken. En, wanneer ergens de bedreigde vrede gered kan worden, moet het wel hier zijn, waar alles vrede en schoonheid ademt. Godesberg, de jongste stad aan den Rijn, oefent door haar prachtige ligging een groote bekoring uit. Aan den een en kant vindt men daar namelijk Duitschlands mooiste rivier, den Rijn, aan den anderen kant bergketens, die met schitterende bos- schen begroeid zijn. Vandaar heeft men een prachtig uitzicht op het Zevengebergte WAAR CHAMBERLAIN EN HlTLER F! KANDER ONTMOETEN .KONINGSWINTER Daarom verwondert het ons niet te hooren, dat beroemde mannen zich genoopt voel den den diepen indruk, dien dit mooie landschap op hen maakte, weer te geven. Zoo noemde de groote natuurkundige Alex ander von Humboldt Godesberg „het achtste wereldwonder", de dichter Ernst Moritz Arndt, die jarenlang in Godesberg gewoond heeft, zei, dat dit landschap, wat afwisseling en verhevenheid betreft, door geen ander in Duitschland overtroffen wordt. En Hitler, die steeds een groote voorliefde voor Godesberg aan den dag heeft gelegd het schitterende, aan den Rijn gelegen hotel Dreesen, waar de beide staatslieden elkaar zullen ontmoeten, was reeds eerder de plaats, waar Hitier be langrijke samenkomsten hield noemde de stad „de Poort van Schoonheid." Godesberg heeft een uiterst heilzaam klimaat, iets wat hopelijk ook voor den vrede het geval zal zijn. De westenwinden voeren een zware matig-vochtige lucht mee. Dit vochtgehalte krijgen ze van de geweldige bosschen in den Eifel. Door deze lucht wordt, naar de ervaring geleerd heeft, de stofwisseling dadelijk geprikkeld. Absoluut gebrek aan eetlust verdwijnt meestal reeds in de eerste dagen. Gezien al deze voordeelen is het geen v/onder, dat er in Godesberg de laatste jaren zooveel gebouwd is als haast nergens anders in Duitschland. De breede, met boomen beplante nieuwe stadswijken vor men een scherp contrast met de knusse oude straatjes en steegjes in het oude stadsgedeelte. Overal is frisch groen, dat het oog weldadig aandoet. Talrijke bloem perken prijken daar in heerlijke kleuren. Stemmige oude beelden doen evenals de oude fonteinen romantisch aan. Door het groen der boomen schemert een groot wit gebouw in barokstijl, de Kurhaus Redoute, die midden in een mooi villapark ligt. Hier speelde Beethoven voor een vorstelijk auditorium, hier leerde hij Haydn kennen, hier speelden later ook Schumann en Brahms. Van verre ziet men den Godesberg, die op een geweldigen basaltkegel staat, uit de vlakte oprijzen. Hoewel hij reeds in de 13de eeuw door een Keulschen aarts bisschop gebouwd werd, verkeert hij nog in goeden staat. Vlak tegen den voet van den berg aan ligt een oud café'tje, dat tot ver over de Duitsche grenzen, ook in Ne derland. bekend is: het kroegje „Zur Lin- denwirtin" van wijlen Aennchen Schu macher. Is het te veel gezegd, dat een dergelijke schoone omgeving de menschen vrede lievend moet stemmen? In de laatste dagen is er door het Britsch-Fransche advies aan Praag reeds veel ten goede gekeerd. Maar het gaat in Bad Godesberg meer dan om slechts de Sudeten-Duitsche kwestie. Wordt deze in der minne geregeld, dan kan im mers in het onderhoud tusschen de beide staatslieden de basis worden gelegd voor een nieuwe samenwerking in Europa. En wanneer dit wat heel de wereld hoopt het geval is, zal het „achtste wereld wonder'' inderdaad den waren Europee- schen vrede gebaard heben. „veelszins aanleiding tot bezorgdheid" gaven, in werkelijk „bewogen tijden" verzeild zijn geraakt. De socialistische pers conclu deert bout: Van dit kabinet, van deze regeerings- meerderheid is „het verlossende woord" niet te verwachten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 6