CHANTAGE FEUILLETON (THE TALLEYRAND MAXIM) door J. S. FLETCHER. HOOFDSTUK I DE KANS. 1) Linford Pratt was eerste bediende op het kantoor van Eldrick Pascoe, advocaten te Barford. Hij was een jonge man, die vurig verlangde in de wereld vooruit te komen, liefst op een eerlijke manier, maar als dat niet ging, dan oneerlijk, mits het niet in de gaten liep. Om zich te ontwikkelen bezocht hij ge regeld de Openbare Leeszaal en zijn aan dacht werd daar op een goeden dag ge troffen door een gezegde van Prins Talley rand, een heer met een even ruim geweten als hijzelf had. „Met tijd en geduld" zeide Talleyrand, wordt een moerbeiblad zijde" Dit leek Lin ford Pratt een van de beste en gezondste gedachten, die ooit onder woorden ge bracht waren. Een moerbeiblad is een zeer onbelangrijk iets, een stuk zijde daaren tegen is een goed verkoopbaar artikel. Daar zit geld in. Van nu af aan beschouwde hij zich zelf als een moerbeiblad. dat door zijn eigen energie en handigheid in een stuk zijde moest veranderen. Behalve tijd en geduld is daarvoor echter nog meer noo- dig, en wel. gelegenheid Daarvan was ook Talleyrand al overtuigd, niet minder dan Linford Pratt. Wat tijd aangaat, dien had hij. In geduld kon hij zich oefenen. Doch bet zou hem buitengewoon aangenaam zijn, als de gelegenheid zich eens wilde voordoen. Keel eenvoudig gezegd, Pratt wachtte op een kans, hij wachtte op een gunstig oogen- blik, dat hem naar het fortuin zou voeren. „En laat het maar aan mij over", beloofde hij zich zelf, ,,om die kans waar te nemen". Pratt wist niet, toen hij aan het einde van een winterschen middag in het kler kenkantoor van Eldrick Pascoe stond dat de kans langzaam de trap opklom, en met de kans de bekoring. Zij kwamen op het goede moment, want Pratt was alleen. De ardere klerken waren al weg, de firman ten waren weg, de jongste bediende was weg, nog een minuut en hij zou ook weg zijn gegaan. Hij stond al bij de deur en keek even het kantoor rond, vóór hij sloot. Toen kwamen deze twee, in den vorm van een ouden man, Antoon Bartle, die de deur cpende, zijn bleek, rimpelig gelaat naar bmnen stak en met een hortende stem vroeg of er nog iemand was. „Ik ben er nog, mijnheer Bartle, zei Pratt, en knipte het groote licht dat hij juist uit gedaan had, weer aan. „Komt u binnen, mijnheer. Waarmee kan ik u van dienst zijn?" Antoon Bartle kwam piepend en hoestend binnen. Hij was een stokoude man, beverig en krom, alleen waren zijn heldere, pien tere oogen nog vol leven. Iedereen kende hem, hij hoorde bij Barford, zooals het stad huis en de groote kerk. Al vijftig jaar lang had hij een tweede hands boekwinkel in de Poelsteeg, het nauwe straatje dat de Marktstraat verbindt met de Beekstraat. Het was heelemaal geen gewone of alledaagsche tweede-hands-boek winkel, de eigenaar noemde ze antiqua riaat". Hij had een goede reputatie zoowel in Europa als in Amerika, en telde mil- lionairs en kenners in beide werelddeelen or der zijn klanten. De menschen in Barford verbaasden zich er soms over als zij hoor den, dat mijnheer Bartle twintig duizend gulden had betaald voor een oud brevier, of een missaal had verkocht aan den een of anderen Amerikaanschen verzamelaar voor het dubbele. Dan kregen zij er zoo'n flauw vermoeden van, dat de oude er warmpjes bij zat, al zag hij er wat kaai en schunnig uit, en dat zijn raar, oud winkeltje, waar nooit meer dan een paar oude folianten lagen en wat vreemde prenten voor het raam hingen, veel bevatte, waar hij in een paar uur groote sommen voor zou kunnen maken. Het was allemaal slechts gissen, al leen Eldrick Pascoe, en dat sloot Lin ford Pratt in, wisten er het fijne van. Zij waren Bar tie's advocaten en zijn testa ment lag bij hen in de kluis. Pratt was één van de getuigen geweest. De oude man schoof moeizaam het kan toor binnen en leunde hijgend tegen de tafel. Pratt liep vlug naar de deur van het privé-kantoor. „Kom in de kamer van mijnheer El- derick, mijnheer Bartle", zei hij. „Daar is een heerlijke leunstoel. Kom, gaat u daarin zitten. Die trap is een heele toer, hè? Ik wou dat we gelijkvloers ons kantoor had- aen". Hij draaide het licht aan in de kamer van den oudsten firmant, kwam dan terug, nam den ouden heer bij den arm en hielp hem in den leunstoel. Daarna deed hij de deur dicht, ging voor Eldrick's bureau zitten, paste zijn vingertoppen tegen elkaar en wachtte. Pratt wist bij ondervinding dat Bartle alleen maar voor zaken kwam, hy wist ook, dat de oude man hèm even goed vertrouwde 'als de chefs, omdat hij er al zooveel jaren was. „Er komt een akelige mist opzetten", zei Bartle, na een hoestbui, „het slaat mij op de borst, en dan raakt mijn hart van streek. Is mijnheer Eldrick er niet meer?" „Weg", antwoordde Pratt, „allemaal weg, mijnheer Bartle. Ik ben er alleen nog maar". „Jij bent ook goed", zeide de oude boek handelaar. „Jij bent even goed als zij". Hij leunde voorover en tikte den klerk op den arm met een langen, knokigen vinger. „Zeg", ging hij voort, met een vergenoegd lachje. „Zeg, ik heb een vondst gedaan". „Oh", antwoordde Pratt, „zeker weer een zeldzaam boek, mijnheer Bartle? U heeft zeker iets voor een dubbeltje gekocht, dat u voor een tientje weer van de hand zult doen? U is een geluksvogel, dat weet u ook wel". „Niets daarvan", zei de oude grinnikend. „Bovendien, ik kreeg het ook niet voor niets, ik moest er eerst voor betalen, dat moeten we allemaal. Neen, ik heb wat ge vonden, geen half uur geleden. Kwam re gelrecht hierheen. Het is natuurlijk iets voor advocaten". „Zoo?" zei Pratt vragend. „En wat zal het zijn?" Hij verwachtte dat zijn bezoeker nu toch iets te voorschijn zou halen, maar de oude man boog zich weer naar hem toe en duwde zyn vinger nóg eens in de mouw van den klerk. „Zeg',' fluisterde hy, „herinner je je Jan Mallathorpe nog, en dat zaakje van.... hoe lang is het nu geleden?" „Twee jaar", antwoordde Pratt zonder aarzelen. „Natuurlijk, zooiets vergeet je niet In den geest ging hij terug naar de zaak, die Barford voor een week op stelten had gezet. Op een morgen, in den winter, pre cies twee jaar geleden, was de heer Mat- lathorpe verpletterd onder den schoorsteen van zijn eigen fabriek. De toestand van den schoorsteen was al een tijdje twijfelachtig geweest. Er was een onderzoek naar inge steld door een paar vaklui, en op het oogen- blik van de catastrophe waren Mallathorpe zelf, twee van zijn afdeeling-chefs en eeni- ge schoorsteenbouwers aan den voet sa mengekomen om over het rapport te be raadslagen. Zonder eenige waarschuwing was het dertig meter hooge gevaarte in elkaar gezakt, Mallathorpe, zijn kassier en de onderdirecteur werden op de plaats zelf, waar zij stonden, door het vallend gesteen te verpletterd, twee omstaanders kregen zulke verwondingen, dat zij na een of twee dagen stierven. In geen jaren was een der gelijk groote ongeluk in Barford of in de omgeving gebeurd en er was veel over te doen geweest, temeer daar de experts had den uitgemaakt, dat er geen onmiddellijk gevaar dreigde. Ook andere fabrikanten hadden hun schoorsteenen doen nazien, en weken nog had men in Barford gepraat over het gevaar, vlak bij zulke gemetselde kolossen te wonen. Maar er was spoedig nog iets anders ge weest om over te praten. Het ongeluk was er mede de oorzaak van geweest, en het interesseerde in het bijzonder Linford Pratt en de leden van de balie. Jan Mal lathorpe was gestorven zonder testament. (Wordt vervolgd). Het station van Reichenberg in het Sudetenland onder bewaking van de Tsjechische Een afdeeling te Augustus- militie berg bij Chemnitz Onder de nieuwe brug over het Amsterdam Bovenrijnkanaal te Maarssen is Maandag een pont-transbordeur gemonteerd ten behoeve van de boeren, die met hun wagens de toegangswegen tot de nieuwe brug niet makkelijk kunnen be reiken. Het gevaarte arriveert op de plaats van bestemming De „Karimata" is Maandagmiddag in gemeentedok 4 aan de Maashaven te Rotterdam op genomen, om de noodige herstellingen te onderdaan De vluchtelingenkampen langs de Sudetenduitsche grens zijn overvol. - Het aantal personen, die er een onderkomen hebben gezocht, wordt op tienduizenden geschat De Ned. Wielren Unie organiseerde Maandag op den Ringdijk rond de Haarlemmermeer de wedstrijden om het clubkampioenschap van Nederland op den weg 1938, waaraan door 16 clubs werd deelgenomen. De start nabij het stoomgemaal „De Lijnden Mussolini tijdens de radiorede, welke hij Zondag te Triëst over den inter nationalen toestand hield

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12