HAVENDAG TE ROTTERDAM. ONDER ZWARE VERDENKING Êcicbohc Sou^ont De Sultan van Deli is Vrijdagavond met zijn beide zoons uit Amsterdam vertrokken, om via Engeland, België en Frankrijk naar Indië terug te keeren. - Het vertrek van het Centraal Station In de Burgerzaal van het stadhuis werd Vrijdag te Rotterdam de jaarlijk- sche Havendag gehouden. Overzichtfoto tijdens de rede van minister president dr. H. Colijn (rechts) Nu de Delftsche Poort op het Hofplein te Rotterdam verplaatst word, worden thans de fundamenten bloot gelegd. Een kijkje op de werkzaamheden Prof. dr. J. Jeswiet is benoemd tot rector-magnificus van de Landbouw Hoogeschool te Wageningen voor het studiejaar 1938 1939 De incidenten in het Sudetenduitsche land. Een der winkels le Usti nad Labem, welke het tijdens een botsing tusschen Sudetenduitschers en Tsjechen moest ontgelden Op den eersten verjaardag van het overlijden van president Masaryk werd Lord Halifax begroet Neville Chamberlain bij diens terugkeer op het vlieg- door vertegenwoordigers van het Tsjechische leger te Lany bij Praag een ye,d Hestonf na zijn bespreking met Adolf Hitler krans gelegd FEUILLETON ROMAN VAN HUGO BETTAUER (Nadruk verboden) 21) En nu begreep ik ook, waarom nie mand van de familieleden of bekenden der vermeende Müller, Möller, Jensen Pfeiffer en Schulze zich aanmeldde, waar om Hartwig noch bekende, noch loochende, waarom hij de première van zijn drama liet samenvallen met het proces, waarom het meisje met de kleine voeten zulke groo- te schoenen achterliet en waarom alle vijf van middelbare lengte waren. Deze vijf waren immers één en dezelfde persoon en deze eene persoon kon niemand anders zijn dan de verloofde van Hartwig, juffrouw Lotte Fröhlich. Von Dengern wischte zich het zweet van het voorhoofd en liet de gemoederen der toehoorders eenigszins tot kalmte komen, aleer hij verder sprak. Het zou misschien m'n plicht zijn ge weest dit alles het O. M. mede te deelen èn zoodoende het proces te voorkomen. Daar ik echter m'n plicht niet mechanisch opvat, deed ik dat niet, maar wachtte rus tig de ontwikkeling van den eersten dag van het proces af, omdat daardoor de affai re veel sneller tot oplossing zou worden gebracht dan door het opnieuw aanhangig maken van het instellen van een onder zoek. En bovendien wilde ik nu ook de exacte bewijzen voor hetgeen ik wist, ver schaffen. Daarvoor heb ik den avond van gisteren gebruikt. Met recht nam ik aan, dat juffrouw Fröhlich met haar hospita de première van het drama in 't Kleist-Thea- ter zou bijwonen. Nauwelijks hadden ze de woning verlaten toen ik het huis binnen ging en de kamer van de jongedame aan een nauwkeurig onderzoek onderwierp. Daarmee was ik vlugger gereed dan ik aanvankelijk meende te mogen verwach ten. In de lade van een tafel vond ik een bruinen, een roodachtigen en een zwarten chignons, een lorgnet met vensterglas en an dere attributen, welke dienst hadden ge daan voor de vermomming als Möller, Mül ler, zn. Tusschen de vloeibladen van een schrijfmap echter lag een uitgeknipte ad vertentie, waarin de uitdrager Goldlust uit de Chauseestrasse zijn ongelooflijke sortee ring in vrouwenkleeding, ondergoed, schoe nen enzoovoort aanprees. Ik stak in der haast nog een foto van juffrouw Fröhlich in den zak, alsmede het Fransche boek, waarvan ik zooeven reeds sprak en reed naar den uitdrager. Ook daar klopte al les. De uitdrager herkende uit de foto di rect de opvallend knappe jongedame, die ettelijke maanden geleden zonder een be paalde voorkeur aan den dag te leggen, 'n hoeveelheid afgedragen kleeding en ette lijke oude koffers bij hem had gekocht en dat alles naar haar woning aan de Lutzow Ufer had laten brengen. In zijn boeken vond hij ook zonder veel moeite den naam en het adres van juffrouw Lotte Fröh lich. Ik woonde de première in het Kleist- Theater bij, overtuigde me er in de pau ze van, dat het randschrift in den Fran- schen roman niet door Hartwig, maar door een vrouw moest zijn geschreven en zeide na afloop van de voorstelling ronduit tegen juffrouw Fröhlich, dat zij met de verdwe nen meisjes identiek en mede debet was aan deze inderdaad wereldschokkende co- medie. Juffrouw Fröhlich lachte luid, deed in het geheel geen poging om te ontkennen, vergezelde me naar een wijnrestaurant en vertelde me daar eerlijk de heele geschie denis. De jonge dame bevindt zich op het oogenblik in dit gebouw en is bereid haar verklaringen hier te herhalen. En ook me neer Hartwig zal nu wel willen spreken en het mij niet kwalijk nemen, wanneer ik hem met de onthullingen, die hij wilde doen, vóór ben geweest! Uit de duisternis tot het licht! Von Dengern maakte een lichte buiging en trad daarna terug. En nu ontstond een lawaai en rumoer, zooals de rechtbank in Moabit dat nog nooit had beleefd. De zaal daverde van het lachen, er werd gegierd, kreten van verwondering werden gehoord, tientallen menschen juichten Hartwig toe, anderen floten en sisten. De officier schreeuwde onophoudelijk het woord „overdreven", de president klopte als een waanzinnige met zijn hamer op de groene tafel en brulde „stilte!", de verdediger zag doodsbleek en beefde over het geheele lichaam, de reporters verdron gen zich in de deuropening om 't eerst bij de telefoon te zijn. fin reeds scheen bij de menigte op straat iets van Von Dengern's opzienbarende mededeelingen te zijn door gedrongen; luide kreten drongen tot de zaal door.men wilde méér weten. Eindelijk was de orde in zooverre her steld, dat de president zich verstaanbaar kon maken en het O. M. het woord kon geven. Met gebalde vuisten, wit van woe de .stond de officier van zyn zetel op, ge reed om zijn meening te zeggen over dit ongehoorde schandaal. Maar neen, wat was dat? Zat de rijkskanselier daar niet te schudden van het lachen. Ja waarlijk, de eerste minister proestte, dat de tranen hem over de wangen liepen, hield niet op met lachen en was juist van plan een zakdoek tegen zijn mond te drukken om zijn lach salvo's wat te temperen. Bij den aanblik van al die vroolijkheid was het onderdeel van een seconde voldoende om den officier van gedachten te doen veranderen. Was deze geschiedenis eigenlijk niet eerder ver makelijk dan weerzinwekkend, wanneer zij in staat was een dusdanige vroolijkheid bij den eersten ambtenaar van den Staat op te wekken? En zou hij zich niet bla- meeren, wanneer hij, in plaats van te elf der ure bonne mine a mauvais jeu te ma ken, van zijn afkeuring over deze handel wijze van den „beklaagde" blijk zou ge ven? Zijn gelaat had weer een normalere tint, toen hij gelaten en koel opmerkte: Wij hebben hier in een korte spanne tijds beleefd wat wij 48 uur geleden nog voor onmogelijk zouden hebben gehouden. Voorloopig kunnen we niets anders doen dan den commissaris der recherche, den heer Von Dengern, onzen oprechten dank betuigen voor zijn inderdaad zeer kostbare inlichtingen. Alvorens ik echter uit de door hem afgelegde verklaringen de noo- dige consequenties trek, verzoek ik eerst de hier aanwezige verloofde van den be klaagde, juffrouw Lotte Frólich, zoomede den uitdrager Goldlust als getuige te hoo- ren. Daarna kan dan wellicht nogmaals de beklaagde worden voorgeroepen. De president gaf aan dit verzoek gehoor en direct daarop kwam, door duizend oogen aangestard, Lotte Fröhlich de zaal binnen en in minder dan geen tijd had haar alleraardigste verschijning aller harten veroverd. De rijkskanselier, die nog steeds lichte lachkrampaanvallen ahd, klemde z'n monocle in het oog en wierp een blik vol welgevallen op het jonge meisje, waarop president en officier haar uiterst, correct behandelden. Lotte Fröhlich verklaarde zich bereid een samenhangend verhaal te geven. Wat zij mededeelde, werd door Von Dengern's ver klaringen volkomen bevestigd. Sedert lan gen tijd had zij moeten aanzien hoe haar verloofde steeds verbitterder en moedeloo- zer werd. Ik zag aankomen, dat hij op ze keren dag alle hoop en vertrouwen in zich zelf zou verliezen en geheel in de dagblad journalistiek ten onder zou gaan. Ik wist, dat hij vaak bitteren nood leed, dikwijls des avonds niet at om mij 'n paar bloemen te kunnen geven en 's nachts adressen schreef om ten minste iets te verdienen. Daarbij mocht ik hem niet helpen, ook niet, wan neer dat in mijn macht gelegen had. Want Hartwig is trotsch en gevoelig en meer dan eens heeft hij mij verzekerd, het als een vergrijp te beschouwen, dat hij mijn leven aan zijn hopelooze toekomst verbond. In een dergelijke stemming las ik een Fransch boek, dat Hartwig mij geleend had. Een roman, waarin o.m. ook een schilder voorkwam, dien de wereld niet wil erken nen. Later, wanneer hij lauweren heeft ge oogst, vertelt hij van zijn strijd en zegt: Destijds was ik zoo ver, dat ik een moord had kunnen begaan, alleen om me uit de duisternis op te heffen. (Slot volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9