Van Schaapherder
F ahrf eksdf recteur
CORRESPONDENTIE
Greta van Dam, Leiden. Jou
vergeten zijn Greta, dat nooit! Hoe is het
afgeloopen met den val door de ruit. Ts
het leuk op de vakschool? Als je wilt van
de verjaringslijst afgevoerd worden, zal dit
gebeuren. De paar raadseltjes zal ik hier
onder eens opgeven. Dag beste Greta! Bij
den wedstrijd zie ik je wel. De hand voor
jou en veel groeten thuis!
Ziehier de opgegeven raadsels van
Greta!
Raadsel I: Ik héb twee beenen en loop
altijd. Ra, ra! wie ben ik?
II: Ik was klein, maar ben nu groot. Ik
heb veel armen, maar één been. Ra, ra!
wie ben ik?
III: Met welke naald naait men niet?
IV: Welke klomp trekt men niet aan?
V: Door welk oor hoort men nooit?
VI: Met welke bel belt men niet?
VII: Wat staat hier:
n-g-a-1 e-v-n-l-e m-oo i-m-w!
Vin: En nu dit:
L-v- d- v-c- -t- -!
IX: Zoek de meisjesnamen:
De blinde man had een hond en diens
naam was Bello.
Moe riep mij, dat ik binnen moest ko
men.
X: Mijn eerste is iet, wat men 's winters
ziet.
Mijn tweede is een kleur.
Mijn derde een verklein woord jei
Mijn geheel is een sprookje.
De opl. niet opsturen. Deze geeft Greta
de volgende week zelf.
Nel de Groen, Leiden. Wat 'n
feest, zeg Nel, om met de juffrouw naar 't
„Leidse Hout" te morgen gaan! Dat feest
van 22 Juni moest je me eens uitvoerig be
schrijven. Ik geloof dat dat briefje dan wel
waard is, in z'n geheel te plaatsen. En als
we de wedstrijd hebben zie ik jullie alle
zeker van de partij, hé! Dag Nelleke! Veel
groeten aan alle klasgenooten en in het
bijzonder aan mej. Beenakker!
Trien van Dam, Leiden. Het
beeld van 't H. Hart was zeker onder een
berg van bloemen bedolven op dien grooten
dag van het feest? En wat zullen de mooie
liedjes heerlijk geklonken hebben in dien
mooien tuin. Zeker is dat een aardig ge
zicht, al die bruidjes in het wit. Dag Trien!
Veel groeten thuis en de hand voor jou!
Johan van Ovost, Leiden. Ze
ker is dat mooi samen jarig te zijn op één
dag en dan ook samen vermeld te staan in
de krant is dubbel aardig. Ik heb alles11 ge
noteerd, Johan. Je zult het zien. Dag jon
gen! Veel groeten aan Bertus, Ad je, Gon-
nie en Adxie. Wederkeerig de groeten aan
Pa en Moe!
Jet Warmerdam. N.Ho ut. Ik
heb gedaan, zooals je zei, Jetje! Je zult de
verjaardagen op die datums zien prijken.
Let maar eens goed op! Dag Jet! Ik reken
ook op jou bij den a.s. wedstrijd!
Jacoba Zandvliet, Oegstgeest.
Jammer dat dat foutje ingeslopen was.
Een jongen is geen meisje en omgekeerd,
maar die kleine vergissing is nu niet zoo
erg, om je te plagen. Ik beloof je, dat het
niet meer gebeuren zal. Let het volgend
jaar maar eens op! Dag Jacoba! Met hand
en groet enniet meer boos op me zijn,
hoor!
Bep Kortmann. Alphen. Harte
lijk dank Bep voor die mooie kaart uit de
studio verzonden. Ik vond het lief van je,
dat je daar aan me dacht. Dag Bep! We
derkeerig mijn hand en beste groeten!
Jo de Groot Oegstgeest. Dat
vertelseltje: „Met z'n achten" heb je ze
ker eens ergens gelezen, of heeft Mijnheer
op school zoo iets in dien geest verteld? Hoe
dan ook, ik laat dat ook eens aan onze an
dere Neefjes lezen; er valt nog wel iets uit
te leeren.
Marietje Semp, Rijpwetering.
Zoo Marietje, ben jij pas zeven jaar?
Dan maak ik je mijn compliment. Dan heb
jij al goed geleerd en ik wed, dat je weer
zult overgaan. De verjaardag is opgetee-
kend. Maak ook de groeten aan vader en
moeder, broertjes en zusje en.... Tante.
Dag Marietje.
Hier zetten we een punt.
De correspondentie is lang genoeg.
Tot de volgende week.
De hand voor u allen,
Oom WEM.
Wie zifn jarig?
Van 16 Sept. tot en met 22 Sept.
Op 16 Sept.:
Gretha Kuyer, Uiterstegracht 64.
Tinus v. d. Fluit, Nieuwe Brugsteeg 2.
Piet en Aly Rietveld, Voorstraat 53, Kat
wijk a. d. Rijn.
Op 17 Sept.:
Charles Verstraten, Munnikenstraat 82.
Marietje de Grijs, Bakkerkorfstraat 1.
Catrientje v. d. Walle, Hansenstraat 13.
Annie v. d. Akker, Zoeterwoude.
Nico Lubbe, Wijtenbachweg 20, Oegstgeest
Op 18 Sept.:
Annie Bakker, Z. Hoek B 420, R'Veen.
Corrie v. d. Akker, Zoeterwoude.
Cor Nijssen, Leliestraat 17.
Wim Loomans, D. 244. Hazerswoude.
Wim v. d. Linden, Breestraat 30.
Wim van Kesteren, Kamerl. Onneslaan 6.
Op 19 Sept.:
Corrie van Leeuwen, Weipoort B 64, Zoe
terwoude.
Catrientje v. d. Walle, Binnenlaan 3.
Koos de Gïoot, Leidschevaart, Noordwij-
kerhout.
Op 20 Sept.:
Renier van Tuijn, Nieuwe Rijn 59.
Regjna Ruygrok, Taorbec.c :»4 -.i;.t 66.
Marietje Wayer, Dr. v. Noortstr., Stomp-
v/ijk.
Tonnie Nieuwenhuizen, N. Beetsstraat 28.
Jan Warmerdam. Buurtweg 28, Noordwij-
kerhcut.
Adje Hendriks, Koningstraat 22.
Op 21 Sept.:
Bep van Well, Garenmarkt 44.
Jaantje Janssen, Transvaalkade 9a.
Tienus Luk, Lange Tiendeweg 42, Gouda.
Johan van Oost, Molenstraat 7a.
Bertus Hendriks, Koningstraat 22.
Op 22 Sept.:
Piet Bosman, Spoorstraat 476, R.'Veen.
Dikkie van Steijn, Wijtenbachweg 25,
Oegstgeest.
Gerard v. d. Meer,
Margootje Verdegaal, Terspeld 210, Noord-
wijkerhout.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen vóór den verjaardag. Wie afgevoerd
wil worden bij het verlaten der school, doe
evenzoo. Zoo ook bij verandering van
woonplaats, straat of huisnummer.
Oom WIM.
U vraagt
1. In China is de Gele Rivier. Waarom
heet ie zoo?
2. Moeder vraagt, wat mélange betee-
kent? en wat is melasse?
3. Wat bet. eigenlijk naïf?
4. Hoe groot is Zwitserland? Is dit
grooter dan Nederland?
5. Hoe schrijft men „peis" of pais?
Wij antwoorden
1. De Gele Rivier is de grootste Löss-
stroom van de wereld. Zij heeft zooveel
toevoer van geel slib (Löss), cat door deze
rivier de heele Noord-Chineesche laagvlakte
is gevormd en waaraan deze haar onver
gelijke vruchtbaarheid aan dar.kt. De naam
Gele Rivier spreekt hier voor zich zelf.
(Denk aan de Zuid-Limburgsche Klei of
Löss: is gele leem.
2. Dit beteekent mengeling. Het woord
is Fransch. Melasse is suikerriet.
3. Ook dii is een Fransch woord en wil
zeggen natuurlijk, ongekunsteld, onbestu
deerd, ongedwongen, ongemaakt, onschul
dig.
4. Zwitserland is ll/4x zoo groot als
ons land en telt nog niet de helft van 't
aantal inwoners van ons land.
5. Alle twee zijn goed. De beteehenis is
vrede.
MET VADER WANDELEN
door Antje Keizer.
Zusje gaat wandelen, met vader,
Het is ook Zondag snap je?
Dat kun je toch wel zien
Ze draagt haar nieuwe kapje.
Moeder kon nu, nog niet mee:
Ze moet voor het eten zorgen,
En daarom mocht kleine zusje nu,
Alleen met pa, op Zondagmorgen!
Maar is vanmiddag alles klaar
En netjes aan de kant,
Dan gaan ze met hun drietjes uit
En nemen zusje aan de hand.
En hebben ze een eind geloopen,
Dan gaan ze zitten in het gras,
En zusje voelt zich heusch, zoo vrij,
Zoo net of z'een prinsesje was
Daar kan ze lekker spelen en
Plukt een mooie bloementuil,
Dat vindt ze toch zoo heerlijk
En maakt zich heel niet vuil!
DE POT VERWIJT DEN
KETEL, DAT ZWART IS
door Anton Roels.
De twee broers van Loon haalden heel
wat kattekwaad uit en ze moesten dan ook
dikwijls voor hun euveldaden boeten. Er
ging geen week voorbij, of een van beiden
moest een middag schoolblijven, omdat hij
weer wat had uitgespookt, wat niet dooi
den beugel kon. De onderwijzer hield wer
kelijk niet van vitten, maar Jan en Piet
maakten het af en toe te bont. Daarbij
kwam nog, dat ze meestal niet open voor
de waarheid wilden uitkomen en daar
vooral had meneer een hekel aan.
„Kattekwaad uithalen is werk van jon
gens", zei hij, „maar oneerlijkheid is een
heel leelijk gebrek!"
Ook vader had het niet op de streken
van zijn jongens begrepen, want ze voer
den deze in het geniep uit en de een gaf
den ander de schuld, zoodat er tenslotte
geen touw aan vast te knoopen was, wie
het nu feitelijk gedaan had en wie straf
moest hebben.
Zoo gebeurde het eens op een zonnigen
namiddag, dat de twee broers samen uit
school kwamen (Ze liepen bijna altijd al
leen, want de andèren wilden liever niet
met hen te maken hebben).. Ze schenen
nogal rustig te zijn, maar wie de scha
vuiten beter kende, begreep, dat ze weer
wat in hun schild voerden en nu de stilte
heerschte, die meestal aan den storm voor
afgaat.
Ze kwamen langs het groote huis van
den notaris. Deze was een bejaarde man
met aanvallen van hevige rheumatiek, die
hem er nu niet bepaald vroolijker op
maakten. Maar de man kon er zelf ook niets
aan doen en het was heel begrijpelijk, dat
hij een beetje humeurig werd door de
schokkende pijnen, die door. zijn ledematen
joegen. f
De oudere dorpsbewoners mochten den
notaris allen graag. Ze wisten, dat achter
den norschen schijn veel hartelijkheid en
liefde was; ze hadden den man nog mee
gemaakt, toen hij in de kracht van zijn
leven was en het was de moete waard ge
weest, zooveel goeds de notaris toen had
gedaan.
De jeugd zag echter in hem alleen het
grommige oude heertje en speciaal Jan en
Piet van Loon konden niet nalaten telkens
weer te toonen, dat zij toch feitelijk maling
hadden aan dien dorpsnotabele met zijn
Goudsche pijp en vilten sloffen.
•In den tuin lag de schitterende Angora
kat, het lievelingsdier van den notaris. Ze
spinde behagelijk in de koesterende zon en
was er heel niet op verdacht, dat er twee
belhamels in aantocht waren, die het op
haar vredige rust hadden gemunt.
Bijna tegelijk ontdekte het tweetal de
deftige poes. „Kijk, daar heb je haar ook!"
stootte Jan Piet aan en beiden begrepen,
dat er hier een pretje moest worden ge
maakt. Ze slopen den tuin in, waar de poes
met knipperende oogen toezag, maar ze
was te lui om weg te springen en zich in
veiligheid te stellen. Misschien vond ze
het vooruitzicht ook wel prettig dadelijk
eens aangehaald te worden!
Meestal immers kwamen de menschen
naar'haar toe om haar eens over kop en
rug te strijken....
Piet had echter in een hoek een groot
stuk blik en een touw ontdekt en hij bond
het al stevig aan elkaar vast. Jan hield cte'
nog niets vermoedende kat vast en met
zijn tweeën begonnen ze het blik aan de
dikke staart vast te binden. De kat begon
zich nu hevig te roeren, maar met twee
tegen één is het geen kunst om de over
hand te houden, vooral als die eene een
kleine kat is, die zich voor de taak ziet ge
steld twee, groote menschenkinderen van
zich af te houden!! De kat kon echter nog
juist een fikschen slag met de rechter
poot over Jans hand geven, maar de jon
gen merkte dat in het vuur van zijn „spel"
niet eens.
Toen het blik stevig vastzat, pakten ze
de poes op en wierpen het arme dier zon
der pardon in den vijver, waar het wan
hopig rondspartelde om niet door het zware
stuk blik naar de diepte te worden getrok
ken. Wat hadden de helden een schik! Ze
bleven nu in den tuin staan en sloegen zich
op de dijen van de pret, toen ze die gekke
kat zoo zagen rondspringen.
Maar er was nog iemand, die de poes in
haar wanhopigen toestand zag; dat was de
zoon van den notaris, een stevigen jonge
man, die juist huiskwam.
Geruischloos kwam hij nader by en
voor Piet er erg in had, werd hij door een
stevige hand vastgegrepen en door elkaar
geschud. Verschrikt' was Jan er vandoor
gegaan en bleef op een flinken afstand
naar het nieuwe tooneeltje kijken.
„Wat moet dat hier, kwajong?" zei de
man barsch.
„Ik.... ik heb het niet gedaan me
meer!.... Het was mijn broertje.... die
daar staat!"
„Ja dat gelooven we wel! De pot ver
wijt den ketel, dat hij zwart is jon
gen!En vóór Piet nog iets had kun-
NAAR BUITEN
door Cor van Diest.
XII.
Ondertusschen waren ook Mien en Lily
met Jopie en kleine Eefje op het kermis
terrein gekomen.
„Gaan we nou poffertjes eten?" vToeg de
kleine kleuter al dadelijk.
„Straks, kleine puk", zei Lily; we gaan
nu eerst eens kijken.
„O, wat een mooie draaimolen," riep Jo
pie verrukt en klapte in haar handen.
„Kijk toch eens, Lily, paarden, leeuwen
en zwanen zijn er in. Mag ik dadelijk ook
op een paard, Mien?" Jopie's oogjes straal
den.
„Wat een mooie draaimolen, hè!" vond
Mien ook enthousiast. Wat een groote spie
gels daar binnen in! Net of je twee keer
draait!"
Natuurlijk wilden ze eerst eens gaan pro-
fiteeren en een toertje in den draaimolen
maken. Jopie mocht bij Mien op een paard
zitten; Lily nam met Eefje plaats in een
zwaan, die als schuitje dienst deed.
De jongens waren ook verder gegaan en
stonden nu bewonderend voor een schiet
tent.
„Zijn dat echte geweren", vroeg Coen.
„Ben je mal, jongen", vond Arie; „dat
zou toch te gevaarlijk zijn!"
„En waar schieten ze dan op?"
„Oe zie je daar dat rijtje poppen achter
in de tent? Die hebben allemaal zwarte en
witte kringen op hun borst. Die nou wil
schieten moet probeeren precies het mid
delste puntje van dien kleinsten kring te
raken. Laten we maar eens even blijven
kijken, hè!"
Er was juist iemand, die het geweer aan
legde. Hij mikte.en het schot kwam
precies goed aan. Daar begon de pop een
rondedansje te maken en gaf er een stuk
je muziek bij.
Coen klapte in zijn handen. Wat vond hij
dat leuk!
Er kwamen nog meer liefhebbers en nog
ruimen tijd bleven de jongens kijken. Niet
allen raakten echter goed; de meeste scho
ten kwamen er ver naast! Het ging ook niet
zoo gemakkelijk! Verder op gingen ze nu
maar weer; er was immers nog zooveel te
zien!
Langs de draaimolen, waar ze ook eerst
een poosje bleven staan eer ze er een ritje
mee maakten, en natuurlijk elk een paard
of leeuw op hun rekening namen, kwamen
zo bij den zweefmolen. Wat ging dat fijn!
Wat hoog gingen die schuitjes! De men
schen, die er in zaten, gierden van pret;
soms gepaard met angstgilletjes!
Ten laatste kwamen ze op een plek waar
ballonnetjes werden opgelaten. Aan die
ballonnetjes zat een kaartje met een num
mer en den naam van het dorp. De kin
deren, van wie dat ballonnetje was, hadden
een zelfde nummer voor controleering.
Wiens nummer het verst was weggezweefd
kreeg dan naderhand een mooie prijs. Of
dat ook even mooi was! Al die verschillen
de kleuren, die recht omhoog stegen, weer
kaatst in het stralende zonlicht, het was als
een bontgekleurde bouquet!
De meeste zweefden meteen af; maar een
enkele daalde na enkele minuten weer en
vielen ver van het terrein op straat. Die
waren zeker niet genoeg met gas gevuld!
Ook bleef er nu en dan één in de boomen
hangen! Dat Was wel jammer voor de klei
ne mededingers!
Zoo was het langzamerhand tijd gewor
den om naar huis te gaan; morgen kwam
er trouwens nog een dag om naar de ker
mis te gaan! Even nog wat gaan koopen
voor vader en moeder en dan maar den
weg terug. Vandaag hadden ze toch alvast
mar fijn genoten!
De meisjes warensal thuis toen de jon
gens opgewonden thuis kwamen. Ze wa
ren voorloopig nog niet uitgepraat; wat
hadden ze veel te vertellen!
Frits en Coen droomden dien nacht van
alles wat ze dien dag gezien hadden! Zoo'n
kermis op een dorp hadden ze ook nog niet
meegemaakt; dat was toch maar weer heel
iets anders dan in een stad als Den Haag!
De tweede dag van het feest werd des
avonds besloten rnet een schitterend vuur
werk. Het werd voor de jongens wel wat
laat, maar ze mochten na eenig praten toch
mee en wel met vader en moeder. Jopie en
Eefje waren te klein en bleven thuis.
(Wordt vervolgd).
nen zeggen, lag hij over de knie en ver
keerde in een zeker niet beteren toestand
dan de onschuldige kat, die met moeite aan
den kant was gekomen.
En 's avonds kreeg memeer van Loon
bezoek van den notaris, die zijn beklag
deed over zijn vlegels van jongens. En
meneer van Loon beloofde zijn lieve
zoontjes nog eens terdege onder handen te
nemen en hij hield woord ook, want de
eerstvolgende vacantie verliep voor de
jongens wel heel eentonig, omdat ze voor
straf de deur niet uitmochten.
Of het geholpen heeft?
tot
door Oom Wim.
XXVIII.
Maar jongen nog toe! Ik sta hoe lan
ger, hoe meer verwonderd. En je hebt me
daar nooit iets van gezegd. Ik had je toch.
kunnen helpen en je goeden, ouden vriend
de lessen kunnen betalen, als je me dat
gevraagd had.
Dat was het juist. De meester wou,
ter wille van mijn moeder en uit achting
en vertrouwen in mij daar niets voor
hebben. Hij zou mij opleiden en tot hier
aan heeft hij alle eer ook. Ik krijg iederen
Zaterdag les van 6 tot 8 soms tot 9 uur en
nog later en dan heb ik een heele week
voor de boeg, om me voor te bereiden en
allen te maken, wat opgegeven wordt.
Het is mooi! Je bent een flinke jon
gen en je zult het zeker wel best vinden
als ik van nu af aan voor jou en je moeder
een tweede vader ga zijn. Ik moet dat
rog eens met mijn vrouw overleggen. Dit
wil ik je wel zeggen: leer wat je wil en
koop boeken, die je noodig hebt, ik zal
voortaan alles betalen, want ook ik heb
vertrouwen in jou en ik heb een schuld te
vereffenen, die ik niet in cijfers kan be
rekenen.
Hier de hand op! Van dit oogenblik blijf
je „ons herdertje" tot je klaar bent en de
groote wereld voor je open ligt.
En nu naar huis! Ga naar moeder en
zeg haa.r, wat hier is besproken en voor
gevallen. Zeg'haar tevens, dat ik vanmid
dag bij haar kom en dan zal ik ook eens
bij je meester aanloopen, die me wel raad
zal geven, hoe die Engelsche lessen zullen
geregeld worden.
Hoe kan ik u mijn dank brengen, baas!
Ik zal dezen dag nooit vergeten. En voor
al nooit, wat u van plan bent voor mij te
doen.
Daar verschijnt de boerin in de deur en
komt voor den redder van den baas bin
nen met een doos, waarin iets warms zit
en dat speciaal voor Jan's moeder gebak
ken is.
Jan kan geen woorden genoeg vinden
om die goeie menschen te bedanken en
met een kleur van aandoening en met han
gend hoofd van verlegenheid, neemt ie
van zijn weldoeners afscheid en is maar
wat blij, als hij de boerderij achter den
rug heeft en alleen is met zijn gedachte.
De vogels zingen mooier dan ze ooit de
den.
De bloemen prijken voor zijn voet, alsof
ook zij deelden in zijn geluk.
Er hangt iets in de lucht van vrede, van
geluk, van weelde. In stilte lacht ie voor
zich heen en in den geest ziet hij zijn moe
dertje reeds in een lekkere stoel zitten met
hooge rug en zachte leuning, terwijl haar
voeten rusten op een kussen van zacht flu
weel, zooals hij dat wel eens zag in het
huis van den burgemeester, toen hij een
boodschap bracht van de boerin. Ja, ja, God
weet, hoe goed het zijn moedertje nog eens
hebben zal bij hem.... als hij groot is en
de plaats heeft vanboekhouder.
Als gedragen op vleugels is Jan z'n huis
genaderd en met een kleur van opwinding
stapt ie binnen.
Wat is dat Jan, nu al klaar? Oh, het
is waar ook, je zoudt me komen vertellen,
wat er vannacht voorgevallen is op de boer
derij. Vertel eens gauw! Ik heb net een
oogenblikje tijd, er is in de keuken niets,
dat aanbranden kan of overkooken.
Ga maar zitten moeder, want mijn
verhaal zal lang zijn en voor ons beiden
heel, heel gewichtig.
En nu vertelt hij op zijn manier alles,
wat ie dien morgen heeft meegemaakt; van
de dieven; van het feest; van wat de boer
er. boerin zeiden en van de verdere plan
nen van de baas en dan zegt is: en nu
komt de baas zelf vanmiddag en gaat dan
ook met den meester praten over mij en zal
alles verder regelen. Wat zegt u daar
van?
Hoeder heeft Jan gevolgd en als hij uit
gesproken heeft, en zij zeggen moet, wat zij
er van denkt, dan drukt ze zijn hand als
antwoord en wischt de tranen weg, die
zachtkens en weldadig vloeien langs haar
nog jeugdig, doch ingevallen gezicht.
Jan zwijgt een wijle. Hij weet wat in
moedsrshart omgaat. Het zijn tranen van
blijdschap nu, die uit het warme klop
pend hart geperst worden om zijn geluk,
wat ook is haar geluk. Hij weet, dat zij even
trotsch is op haar Jan, als Jan op zijn
moeder.
Nu is zij haar aandoening te boven en
zal haar zoon eens zeggen, hoe zij er over
denkt.
Ik wist het mijn jongen! Ik zag in den
droom, hoe jij gehuldigd werd. Moeders
droom schijnt geen bedrog te zijn.
Daarvoor is onze liefde zeker te hoog en te
rein.
En nu zullen we verder alles aan Onzen
Lieven Heer overlaten. Hij weet /at voor
mijn Jantje het beste is.
(Wordt vervolgd)