ONDER ZWARE VERDENKING EEN DINER IN DE RIDDERZAAL. FEUILLETON ROMAN VAN HUGO BETTAUER (Nadruk verboden) 19) De officier hield het niet langer uit. Ook hij had behoefte zijn hart te luchten en met lachende stem zeide hij: Meneer de commissaris, ik behoef u er toch niet aan te herinneren, dat u hier geheel onder eede staat! Neen, dat behoeft u zeker niet, me neer de officier. Stille vroolijkheid onder het auditorium. Von Dengern vervolgde: Ik zou er thans op willen wijzen, dat ik, van het oogenblik af, waarop de po litie mij met het onderzoek in deze zaak belastte, door ernstige bezwaren geplaagd werd. Permitteert u, dat ik even in de ge schiedenis terug ga. Vijf Berlijnsche kamer verhuursters deden aangifte van vermis sing van haar vijf huursters. De namen van cjeze vijf zijn van een belachelijke al- ledaagschheid. Namen, welke in Berlijn bij honderden en in 't kleinste Duitsche stadje nog bij het dozijn voorkomen. Goed, toeval of een systeem van den moordenaar om zich zijn slachtoffers onder de alledaag- sche namen te zoeken. Wij lieten ons door de hospita's een beschrijving geven van de verdwenen meisjes. Er kwam niet veel door aan het licht. Bruin, zwart, roodachtig, lorg net maar geen bijzondere kenteekens. Tevergeefs wachtte ik op het verlossende woord, op een tastbare bijzonderheid, scheel, kruepel, een opvallenden neus, een merkwaardig gevormden mond. Welke grootte, wat voor een figuur? vroegen we ongeduldig. Weer kleurlooze antwoorden. Slank, middelmatig, juffrouw Schulz zelfs ietwat gezet. Alles ten slotte een kwestie van aanzien en daarom zeer veranderlijk. Maar middelmatig! Dit woord werd ge bruikt door elk van de vijf hospita's; zij allen waren het er, nadat wij daar steeds op waren teruggekomen, over eens dat haar huursters niet bijzonder klein maar van middelmatige lengte was. Dat gaf me te denken, deed eerst eeni- gen nog niet eens den drempel van het be wustzijn bereikenden twijfel in mij opko men. Op een van de daaropvolgende da gen liet ik op een vrij druk punt van de stad menschen aan mij voorbij gaan. Ik deelde telkens vijf van de zich langs mij heen spoedende vrouwen in één groep in en kwam tot het volgende resultaat: hon derd groepen trokken aan mijn oog voorbij en niet één enkele maal kwam het voor, dat 'n geheele groep uit middelmatig groo- te vrouwen bestond. Van de vijf was er ten minste altijd één groot of één klein. Von Dengern vervolgde: Edoch ik schudde het wantrouwen van mij af, liet m'n twijfel niet opkomen en gaf het toeval, de gemakkelijkste van alle uitvluchten, de schuld. Er was echter nog iets, dat me verdacht voorkwam. Een van de vrouwen had beweerd, dat haar huur ster opvallend kleine voeten had gehad, zóó klein, dat het dienstmeisje, toen het de schoenen poetste, er haar verwondering over te kennen had gegeven. Terwijl deze verklaring werd afgelegd, lagen de achter gebleven voorwerpen der verdwenenen voor ons. Ik doorzocht snel de kleedingstuk- ken van het meisje met de kleine voeten en stiet op gehavende kousen nummer twee en op versleten lage schoenen, die me nog al groot leken en naderhand door een schoenmaker als nummer een en veertig werden herkend. Hoe kwam een meisje met zulke opvallend kléine voeten aan zul ke, al even opvallend groote schoenen? jammer genoeg ontwikelde ik m'n ver moedens niet logisch verder; toen verzette ik *me tegen m'n twijfel door mezelf wijs te maken, dat die Grete Möller een arm kind moest zijn, dat blij was, wanneer het in deze dure tijden van iemand een paar schoenen cadeau kreeg. Nu zie ik wel in, dat deze conclusie uiterst lichtvaardig en geheel in strijd was met de vrouwelijke mentaliteit. Ik had het er met mezelf over eens moeten worden, dat een meisje met kleine voeten liever zou hongeren, dan plompe groote schoenen dragen. Eenige hilariteit onder de toehoorders verbrak de doodsche stilte en de rijkskan selier zei met een diepe basstem tegen den president van den Rijksdag: Je reinste Sherlock Holmes. Von Dengern sprak kalm verder: En dan nog iets. De troostelooze toe stand der achtergelaten kleedingstukken der verdwenen meisjes vormde een tast baar bewijs van haar armoede. En toch had elk van haar de huur een maand vooruit betaald. Ook dat was merkwaardig en deed een onbehaaglijk, onzeker gevoel in mij opkomen. Daar ik echter tot eiken prijs aan een vrouwenmoordenaar wilde gelooven, onderdrukte ik dit zoo goed als elk ander bezwaar en begon naar een aan- knoopingspunt te zoeken. Wat er verder gebeurde, meneer de president, heb ik gis teren reeds uitvoerig uiteengezet. Met een ongelooflijke onhandigheid viel de man die de huwelijksannonce onder het moto „Idyl le aan de Havel" had opgegeven mij in de handen. Met een onvoorzichtigheid, die me alweer verdacht voorkwam. Maar het eene bewijs stapelde zich op het andere, alles klopte, het materiaal was zóó overstelpend dat het weer allen twijfel in mij deed ver stikken. Langs een omweg, n.l. door be middeling van een dan e, redactiesecreta- reses van de Herold, maakte ik kennis met Thomas Hartwig. Deze jongedame mejuf frouw Lotte Fróhlich, werd door mij niet in de zaak Hartwig betrokken. Eenerzijds omdat ik dit Hartwig bij zijn arrestatie had beloofd, anderzijds omdat ik haar ab soluut onschuldig waande en zeker zou dan ook niets veranderd zijn, wanneer ik haar als getuige had voorgeleid. Nadat ik met Thomas Hartwig aanvan kelijk onder valsche vlag had gesproken en hem daarna had gearresteerd, waren mij de motieven van zijn ontzettende misdaad vrij duidelijk. Een sentimenteel mensch, dweper romantisch aangelegdZulke lieden zijn licht geneigd het onwaarschijn lijkste te doen: heldendaden zoo goed als misdaden. Zij laten zich niet kruisigen, maar zij zijn ook in staat om bommen te werpen. Het bijzondere aan Hartwig was echter: hij weet, dat hij wat presteert, hij weet, dat hij een geniale schrijver is en ziet daarbij geen kans over den muur van hindernissen, welke hem in den weg staat, heen te komen. Zijn boek wordt niet gelezen, zijn tooneelstuk niet opgevoerd, hij heeft vaak geen geld genoeg om behoor lijk te eten, is een gemakkeling, voelt dat hij dit ellendige leven niet langer kan dra gen, schrikt bij de gedachte, dat het erf deel van zijn moeder, longtuberculose, zich ook van hem meester kan maken, wanneer hem de gelegenheid ontbreekt zich krachtig te voeden, goed te leven. Daarbij komt dan nog zyn verhouding tot Lotte Fröhlich, een knap, verstandig schepseltje, dat hem even lief heeft als hij haar. Hij wordt steeds moedeloozer, maar ook zijn plan om zijn positie door een daad van geweld te verbeteren, daardoor te kunnen volhouden zijn roman en het dra ma te kunnen voltooien en Lotte tot vrouw te kunnen nemen, wordt sterker. En daar hij, zooals hij mij trouwens bij ons onder- huod zeide, zijn eigen belangen hoog bo ven die van andere menschen stelt, is hij ten slotte tot elke misdaad in staat. Tot elk, maar tot welk misdrijf? Een roofmoord begaan dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan! Voor elke misdaad zijn wil zij kans van slagen hebben, bondgenoo- ten, een voorbereidende school, bepaalde misdadige eigenschappen noodig. Hartwig had niets van dat alles. En hij zal er ze ker lang genoeg over hebben getobd, vóór h;i op de ontzettende gedachte kwam zich de gemakkelijkste slachtoffers, trouwlusti ge, alleenstaande meisjes, uit te zoeken. Een kleine pauze, waarvan ook de toe hoorders gebruik maakten om eens diep adem te halen. Waar wilde die geheimzin nig Von Denkern heen? Was Hartwig nu de moordenaar of niet? De rijkskanselier wierp een vragenden blik op den president, maar deze haalde de schouders op. Hartwig ech ter was bleek geworden en hield het hoofd zoo gebogen, dat men zijn gelaat niet zag. Von Gengern vervolgde: (Wordt vervoegd). De Marine-officieren, die Dinsdag te Den Helder beêedigd zijn, hebben Een hevige brand heeft de Teolin-fabrieken te Breda verwoest. De ruïne Woensdag hun opwachting gemaakt bij minister J. J. C. van Dijk te Den van de gehee| uitgebrande expeditie en opslagplaatsen Haag. De officieren verlaten het Departement van Defensie De fokveetentoon- stelling te Hoorn genoot Woensdag de eer van het be zoek van den bur gemeester van den Bosch, mr. F. van Lanschot De dames-athleten, die aan de Europeesche kampioenschap pen te Weenen deelnemen, vertrokken Woensdag per trein uit Nederland naar Oostenrijk. Even voor het vertrek van Het Centraal Station te Amsterdam Jhr. L. E. M. von Fisenne, vertegenwoordiger van den commissaris der Koningin in Zuid Holland, heeft Woensdag de nieuwe hefbrug over de Gouwe te Alphen aan den Rijn officieel voor het verkeer opengesteld In de oude haven van Marseille werd het Engelsche jacht Dolphin" door onbekenden overvallen. - De bootsjongen Nardin (x), die zich alleen aan boord bevond, werd ernstig gewond Minister-president dr. H. Colijn en echtgenoote temidden der Indische vorsten, wien Woensdagavond door de Nederland- sche regeering in de Ridderzaal te Den Haag een diner werd aangeboden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12