Wie is mijn man? £eicbefic 0ou/fcomt Op den eersten dag van de „Oost Pruissen-rit", welke in vollen gang is. Een der deelnemende wagens in karakteristieke natuur- omlijsting De nieuwe Alexanderkazerne aan de Van Alkemadelaan te Den Haag is Dinsdag door het 2de halfregiment huzaren betrokken Mr. D. Lodder, wien op zijn verzoek eervol ontslag verleend is als vice- president van het Gerechtshof te Den Haag FEUILLETON OTFRID VON HANSTEIN. (Nadruk verboden). 26) Allerlei gedachten schoten haar door het hoofd. Als zij zich eens met Eliza verzoen de? Deze vrouw had Robert gekend. Mis schien kon die haar helpen. Zij overwon haar aarzeling, trad op Eliza toe, en bood haar de hand. „Waarom is u een vijand van mij, juf frouw Merrem?" Deze schrok op, doch scheen even te weifelen toen bliksemde het in haar oogen. De zachte trek was geheel van haar gezicht verdwenen. „Omdat ik u haat!" Eliza Merrem draaide zich daarna om, en ging haastig door de poort van het kerkhof. Iracema bleef hoofdschuddend alleen achter. Waarom had zij overal vijanden? Zij, die toch zeker niemand kwaad had gedaan. Een paar dagen later. Er was een brief uit Lissabon gekomen met het firmahoofd: „Severing en Fi- gueira". „Senjor Severing betreurt het niet in eenige briefwisseling te kunnen treden, voordat u hem zijn door u geschonden eer terug hebt gegeven. Hij betreurt het ook, dat hij voordien geen zakelijke aangelegenheden met u zal kunnen behandelen. Ondergeteekende is door hem opgedragen, u dit mede te deelen. Dr. Vieira Advocaat- Twee uren later kwam juffrouw Turner thuis." - „En kindjelief, wat is er intusschen ge beurd?" Ze toonde den brief. „Dat heb ik je vooruit gezegd!" „Moet ik mijzelf dan voor andere men- schen tot leugenaarster maken?" „Wat kunnen je ten slotte de menschen schelen, wanneer je eigen geweten je vrij spreekt. „Geef ik toe, dan ben ik zijn vrouw!" „Hij zal geen rechten op je doen gelden; hij begeert aleen maar je geld." „Ik heb niet alleen maar verplichtingen tegenover mijzelf!" „Ik zou denken van wel!" „Ik heb ook nog verplichtingen tegenover mijn wettigen echtgenoot...." „Maar „Lees deze briefkaart eens, juffrouw Tur ner!" De Amerikaansche las. Het vriendelijk gezicht teekende direct een diepe ontroering. Daarna zag ze Irace ma aan. „Geloof jij in hem?" „Ik heb altijd in hem geloofd en zal het ook in de toekomst altijd blijven doen!" Juffrouw Turner dacht na. „Je kent natuurlijk het handschrift van je man!" „Nee, eigenlijk niet, want daar wij steeds bij elkaar waren, is dit het eerste geschrift, dat ik van hem krijg?" „Is het wel van hem?" „Van wien zou het anders zijn?" „Het zou altijd mogelijk kunnen zijn, dat iemand er belang in zag, je nog verder van streek te brengen!" Iracema zag de Amerikaansche aan. „Ontneem mij niet de overtuiging, dat deze kaart van Robert is. Ik klamp mij aan die gedachte vast. Zij is van hem. Ik voel het met zekerheid." Juffrouw Turner stond op, sloeg haar arm om Iracema meen, en kuste haar op het voorhoofd. „Kon ik je maar de rust geven, die je zoo hoog noodig hebt. In elk geval, die brief uit Lissabon is iets ongehoords. Zon der eenigen twijfel heb je recht op de na latenschap van je vader en in geen geval mag men je het noodige voor je levenson derhoud weigeren." „Juffrouw Turner, ik geloof werkelijk, dat ik laf geweest ben. Ik mag hier niet in dommelen. Ik vergeet heelemaal, dat ik vroeger altijd energiek en zelfstandig was. Ik moet nog weer een keer naar Lissebon Ik moet een advocaat nemen. Er is geen rechtspraak ter wereld, die van mij verlangen kan, dat ik, de eenige dochter van mijn vader, armoe zou lijden, en om mijn levensonderhoud bedelen. Juffrouw Turner, het valt mij zwaar u te vragen, maar ik heb niets meer. Ik heb mijn laatste geld verteerd. Heeft u genoeg vertrouwen in mij, om mij het reisgeld voor te schieten. Ik geloof dat de kaart welke ik van Robert ontvangen heb, mij de kracht zal geven, om mijn rechten te doen gelden. De Amerikaansche keek haar aan. „Misschien heb je gelijk. Je bent nog jong en de jeugd is niet zoo gauw geneigd iets op te geven, Helaas, ik kan onmoge lijk met je mee réizen en ik ben zoo weinig bekend in Lissabon, dat ik je niet eens het adres van een goede advocaat kan opge ven." Met de eerstvolgende scheepsgelegen heid voer Iracema naar Lissabon. Het be drag, dat juffrouw Turner ter harer be schikking had gesteld, overtrof verre hare verwachtingen. Rustig kon zij in Lissabon den gang der dingen afwachten. Ze stapte weer af, in hotel Metropole waar men haar tenminste reeds kende. Van daaruit schreef ze aan Dr. Vieira. „Ik wil mijn rechten doen gelden en eindelijk orde op mijn zaken stellen. Daar u in kwaliteit van advocaat der te genpartij aan mij geschreven hebt, ver zoek ik u alvorens mij tot het gerecht te wenden om een bespreking. Het antwoord kwam spoedig. „Hooggeachte Mevrouw, De aangelegenheid staat er nu anders voor, dan tijdens uw laatste verblijf te Lissabon. Allerlei geruchten zijn in om loop gekomen, die 't aanzien en den goe den naam van mijn cliënt geschaad heb ben. De heer Robert Severing heeft dik wijls genoeg pogingen tot verzoening tfedaan. Deze heeft u afgewezen, en de oprechte liefde waaree hij u tegemoet trad, beloond met verdachtmakingen, die zijn eer en goeden naam aantastten. Onder deze omstandigheden heeft de heer Severing het eenige mogelijke mid del om zijn goeden naam te herkrijgen te baat moeten nemen. Sedert gisteren is hij tijdelijk als leider der firma terug getreden en heeft het gerecht ambtelijk een procurator benoemd. Mijn cliënt heeft verder het gerecht medegedeeld, dat u hem van meineed beschuldigt, en den offivier van Justitie verzocht, rechtsingang tegen hem te ope nen. Echter heeft hij natuurlijk gelijktijdig u wegens meineed moeten aanklagen, want omdat u onder eede verzekerd heeft niet zijn echtgenoote te zijn, is het zon der meer duidelijk, dat een van u beiden een meineed heeft gedaan. Ik reken het tot mijn plicht, u mede te deelen, dat de getuigen, die mijn cliënt tot staving zijner verklaring aan het gerecht heeft opgegeven, reeds op weg naar Lissabon zijn. Wanneer u, tot op heden zooals ik uit uw brief meen te moeten lezen nog geen dagvaarding hebt ontvangen, kan dat slechts omdat deze is verzonden na het vertek uit Madeira. Het is uitstekénd, dat u nu te Lissa bon zijt, zoodat de zaak voortgang kan hebben. Het zal u zonder meer duidelijk zijn, dat persoonlijk contact tusschen u en mijn cliënt nu geen zin meer heeft en dat wij eerst de beslissing van de rechtbank dienen af te wachten. Ik heb het gerecht onmiddelijk van uw verblijf in Hotel Metropole op de hoog te gebracht en raad u aan u ter beschik king te houden. Ik moet u verder meedeelen, datu na tuurlijk onder politietoezicht staat en hoop, dat u niet door eenige onvoorzich tigheid een bevel tot arrestatie dat ik gaarne zou zien vermeden zult uit lokken. /TVordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5