H.M. DE KONINGIN TE BRIG
Wie is mijn man?
H. M. de Koning
in bij het ver
laten van haar ho
tel te Brig tijdens
haar vacantie
Tijdens het bezoek van het Engelsche Koningspaar aan
Frankrijk legde Koning George Woensdag een krans op het
graf van den onbekenden soldaat te Parijs
Te Zuilen is Woensdag het monument voor de Pioniers der nationale
Luchtvaart door den commissaris der Koningin in Utrecht, jhr. mr. dr. L.
H. N. Bosch Ridder van Rosenthal, onthuld. Een overzicht tijdens de
plechtigheid
De heer H. F. Bultman uit Heemstede met „Suldovo" tijdens
het nummer hengsten, aangespannen, op het jaarlijksch con
cours hippique te Hoofddorp
Voor de autoriteiten werd Woensdag nabij het Rijksmuseum
te Amsterdam 'gedefileerd in verband met den legerdag in
de hoofdstad. Een der afdeelingen passeert
Een bekoorlijk „tweespan" op het concours hippique, dat Woensdag door
de vereeniging „Vooruit" te Hoofddorp werd gehouden
Een interessant snapshot van de demonstraties tijdens den legerdag, welke
Woensdag in het Olympisch stadion te Amsterdam werd gehouden
FEUILLETON
dooi
oYfrid VON HANSTEIN.
INadruk verboden).
„Ik verzoek je met dien onzin op te hou
den!"
„Heb ik niet gezegd, dat je kalm moest
blijven. Is het nu beslist noodig, dat de
menschen naar ons gaan kijken?"
„Maar.
„Laat me nu toch uitpraten. Ik heb je
toch al gezegd, dat ik vertegenwoordiger
van notaris Benjamin Parker ben."
„Wat heeft er dat nu mee te maken?"
„Dat zal je direct hooren. Ik zal je eens
laten zien, wat voor soort vriend je aan
mij hebt. Je weet hoop ik, dat een notaris
niet aan een derden over ambtelijke kwes
ties spreken mag."
„Maar.
„Ik zal voor dezen keer die belofte van
stilzwijgen maar eens niet houden, omdat
wij gelooven dat de belangen van onzen
cliënt daarmee gediend zullen zijn en dit
vermoedelijk de laatste dagen van een zie
ke zal verlichten.
„Wie is die cliënt?"
„De gewezen consul-generaal Emmerich
Severing, die immers een oom van je is."
„Mijn oom Severing?"
„Juist en det nu op! Ik ben namelijk
pas voor een paar dagen met de „Sout
hampton" uit Madeira terug gekomen waar
ik als vertegenwoordiger van mijn chef
heen geweest ben. Je oom Severing heeft
zijn testament gemaakt. Je oom is ernstig
ziek en wenscht niet minder dan je in zijn
zaak als firmant op te nemen en dat je
zijn dochter Iracema trouwt. Hij zei me
zelfs, dat hij je getelegrafeerd had om di
rect naar Madeira te komen."
„Onmogelijk! Hij kent me nauwelijks en
weet zeker mijn adres niet."
„Dat klinkt niet erg waarschijnlijk
ik heb alles, wat ik zei uit zijn eigen mond
vernomen."
„Hoe is dat mogelijk?"
„Dat weet ik ook niet. Wel, dat hij zich
gedurende zijn ziekte zijn Duitschen af
komst en familie heeft herinnerd."
„Daar heeft hij zich nooit om bekom
merd."
„Waarschijnlijk heeft hij naar je laten
informeeren. Detectives zijn er overal
waarschijnlijk heeft hij een telegram aan
jou naar een Duitsch adres gezonden."
Robert beefde van opwinding.
„Is dat allemaal waar?"
„Zou je nu denken, dat ik met zulke ern
stige zaken grapjes zou maken? Je als as
sistent-steward van boord halen, wanneer
het niet waar was? Je kan mij gerust ge
looven!"
„Het eerste wat ik te doen heb. is naar
het Westminster Hotel gaan en Iracema een
bezoek brengen."
Een half uur later ging Robert, wien
zijn vriend nog met alle geweld honderd
pond sterling in zijn portefeuille gestopt
had wat hem nog meer kopschuw maak
te met aarzelende schreden de prachtige
vestibule van het Westminster-hotel bin
nen en vroeg aan het bureau:
„Logeert miss Iracema Severing hier?"
Zeker ze is een uur of zes geleden
hier aangekomen."
„Wilt u mij even aandienen."
Weer pioest hij zijn naam op een stukje
papier krabbelen en een liftboy werd daar
mee naar de vertrekken van miss Severing
gestuurd.
TWEEDE HOOFDSTUK.
De liftboy kwam terüg.
„Miss Severing verzoekt u boven te ko
men."
Toen Robert zich naar de lift begaf,
kwam daar juist een dame uit zoo van
tegen de dertig die hem aankeek en
blijk gaf hem te herkennen.
„Goeden morgen mijnheer Huxley, hoe
maakt u het?"
Robert rilde even. De naam, waarmee zij
hem aansprak herinnerde hem aan den on-
gelukkigsten tijd van zijn leven.
Hij keek de dame aan aarzelend of hij
in haar een gast of iemand van het hotel
had te zien om haar ten slotte te her
kennen.
„Goedenmorgen, juffrouw. Hoe komt u
zoo in Londen?"
De ontmoeting was hem verre van aan
genaam. Nu herinnerde hij zich Eliza Mer-
rem, die indertijd bh zijn moeilijke vlucht
uit Engeland zijn pad gekruist had. Toen
was ze nóg een beeldschoon jong meisje
echter van een zeer bijzondere levens
houding. Ze had hem tenminste zoo lastig
gevallen, dat hy haar tamely k grof aan het
verstand had moeten brengen, dat hij niet
van haar gediend was.
Ze beantwoordde zijn vraag, slechts ge
daan omdat hij toch iets moest zeggen, met
blijkbare voldoening.
„Ik ben hier als gezelschapsdame van
een jonge Amerikaansche. Het doet my
buitengewoon veel genoegen u weer te
zien, mynheer Huxley."
Dit zeggende, keek hij half verleidelijk,
half spottene. Robert, die popelde om juf
frouw Severing te zien en de oplossing van
het raadsel te vernemen antwoordde:
„De ongelukkige tijden van meneer Hux
ley zijn gelukkig voorbij. Ik ben nu weer
Robert Severing; u neeemt my niet kwalijk
ik wordt dringend verwacht."
Hij groette, trad in de lift en ging naar
boven.
Even was nog de ontstemming op zijn
gezicht te lezen, maar toen de liftboy hem
de deur van de kamer wees, was alles
vergeten.
Met bonzend hart klopte hij.
„Binnen".
Iracema stond midden in de kamer. Ze
was in haar reiscostuum, en door haar on
willekeurig diepe blos nog veel knapper
dan te New-York. Ze stak beide handen
naar hem uit.
„Robert".
Hij werd door het wonderlijke van deze
ontmoeting wat verlegen, en hij stamelde
meer, dan hen sprak:
„Neem me niet kwalijk lieve nicht, dat
ik bij je kom maar wat mij de laatste
uren is overkomen lijkt me allemaal zoo
wonderlijk en raadselachtig!"
Ook zij had te strijden tegen een opko
mende verlegenheid, maar dan gleed een
glimlach over haar gezicht.
„Heeft papa jou ook geschreven?"
„Ira, is het dan toch allemaal waar?"
„Weer lachte ze verlegen".
„Wanneer je daarmee bedoelt, of het
waar is, dat ik op den avond van den ten
niswedstrijd van papa een brief kreeg,
waarin hij mij verzocht direct naar Ma
deira te komen is het zeker het geval".
„En ook?"
Ze zag hoe verlegen hij werd, en stak
haar hand uit.
„Dat vader je in zijn zaak wil opnemen
en je firmant maken, heeft hij my ook ge
schreven. En ook nog
Ze keek hem met een schelms lichten
van haar oogen aan en een verrukkelijke
trfek kwam om haar mond.
„Ja, dat andere schijnt papa ook nog te
willen".
„Maar Ira, hoe kan dat nu allemaal? Je
vader kent mij nauwelijks, heeft mij maar
een of tweemaal vluchtig gezien, toen hij
met jou in het ziekenhuis was".
„Hij zal waarschijnlijk informaties over je
hebben ingewonnen."
Precies hetzelfde, wat meneer Thomson
hem gezegd had.
„Trouwens, ik heb hem dikwijls genoeg
over je gesproken."
Hij ging vlak voor haar staan.
„Ira?"
„Was het soms mijn schuld dat je in
dertijd niet bij papa geweest ben en zon
der afscheide te nemen vertrok?"
„Heb je gevoeld, hoe lief ik je toen al
had?"
Zij antwoordde niet, en had haar hoofdje
gebogen.
„Is het dan mogelijk, dat je ook een beet
je van mij houdt?"
(Wordt vervolgd).