Onze Prijsvraag Van Schaapherder Fabrieksdirecteur WIE DEDEN MEE? 1. Hein Welling, N. Rijn 58. 2. Gretha Schinkenboom, Warmond. 3. Annie Voordouw, H. Rijndijk F 117, Z'Woude. 4. Jopie Driessen, Terweew. 62 A, Oegstg. 5. Gerard Keizer, Zutphen. 6. Agnes Driessen, Atjehstr. 69. 7. Cornelia Heemskerk, Heerew. 437, Lisse 8. Annie v. Meygaarden, Bijdorpstr. 13, Voorschoten. 9. Greet Krol, Haarl.str. 46, Leiden. 10. Annie van Diest, Zandslootk. 54, Sas- senheim. 11. Piet Homan, Bijdorpstr. 15. 12. Sisca Homan, idem. 13. Rickie Homan, idem. 14. Jopie Keizer, Broederenkerkstr. 1, Zut phen. 15. Antje Keizer-Klaassen, idem. 16. Annie Welling, N. Rijn 58, Leiden. 17. Mien Wassenaar, Warmond. 18. RietPaalvast, Leiden. 19. Gretha Kuyer, Leiden. 20. Jeanne Blikman, Langegr. 208. 21. Phonia Bakker, Wald. Fyrmontstr. 14. 22. Coba Geuke, Marnixstr. 43. 23. Suze v. d. Zeeuw, Koolgr. 11. 24. Corrie van Es, Gortestr. 48. 25. Annie Oosterhout, Oranjestr. 39. 26. Geertrui Geuke, Binnenl. 8. 27. Trien van Dam, Oosthavenstr. 7. 28. Doornroosje, Noord wijk (Zee]). 29. Vergeet-me-nietje, Wassenaar. 30. Klimop, Wassenaar. 31. Nel de Grau, Toussaintkade Leiden. 32. Bep Nieuwenhuisen, Waardstr. 39. 33. Cor Bakker, Celebesstr. 21. 34. Mien Otgaar, Susannastr. 2. 35. Jan Zandvliet, D 203, Rijpweterlng. 36. Lodewijk Creyghton, Hooigr. 46. 37. Frans Hoogervorst, Boisotkade 2. 38. Jan Hoppenbrouwer, Hoefstr. 10. 39. Martien v. d. Akker, Miening 102, Zoe- terwoude. 40. Henk v. d. Voort, Klein Leerust. 41. Gerard Albers, Buijs Ballotstr. 68. 42. Eugène Guljé, v. Slingerlandlaan 8. 40. Henk Van Breukelen, H. Rijndijk F 64 a. 44. Leo Derksen, Plantsoen 51. 45. Hans Bresser, Sitterlaan 8a. 46. Leo Roozen, Oosthaven 41, Sassenheim. 47. Paul v. 'Berge-Henegouwen, Aalm. 12. 48. Hugo Zwetsloot, Ketelb.st. 3. 49. Hans de Kruys, Lammenschansw. 47. 50. Adrie v. d. Voort, Klein Leerust, War mond. 51. Frans van Buchem, Villa Atlantide, Noordwijk Zee. 52. Lou Zandvliet, Thorbeckestr. 4. 53. Peet Kriek, de Laat de Kanterstr. 20. 54. Jan Krol, Breestr. 149. 55. Jacques Pley, v. d. Waalstr. 17. 56. Wim Wesselingh, Groenendijk A 79, HWoude. 57. Piet Snijers, Botermarkt 15. 58. Piet Rippe, Breestr. 106. 59. Arie van Heugten, Lorentzkade 22. 60. Jan Schamper, Hugo de Grootstr. 17. 61. Jacques Urlus, Beethovenw. 5. Noordw. 62. Joop Bronsgeest, Zeemanslaan 57. 63. Adri Rijsbergén, Rijn- en Schiekade 88. 64. Kees Hosman, Breestr. 115. 65. Jacques Devileé, Residastr. 16. 66. Henri Molkenboer, Kamerl. Onnesl. 12. 67. Mattie Bergers, P. de la Courtstr. 24. 68. Bert Verberg, Levendaal 81. Ik dank u allen, die aan mijn roepstem gehoor gaven. Bovenal mejuffrouw Beenakker, Hoofd der Meisjesschool Oude Vest, en den heer Winkelmolen van School Rapenburg, die de klasse en bloc lieten meedoen. Deze attentie heb ik bijzonder op prijs gesteld. Daarom geef ik ook niet één maar drie boe ken, en laat de twee boeken apart verloten onder de deelnemers van bovengenoemde scholen. Ik hoor dan nog wel, wie daar van inijn Nichtjes en Neefjes de gelukkige ge weest is. Alle briefjes worden beantwoord, tenminste de briefjes, die met zorg zijn ge maakt. Bij loting is het boek gevallen op No. 14 van de lijst en wel aan: Jopie Keizer, Broederenkerkstr. 1 te Zutphen. Voor de gewone Correspondentie was vandaag geen plaats. Oom WIM. Oplossing van de raadsels var Alida Stolwijk. 1. Op 't vuur. 2. Omdat er 'n nacht tusschen is. 3. In kapelaan. 4. 'n kaalhoofd. 5. 'n blind paard. 6. De weg. 7. Om hun jassen vast te maken. 8. Doornroosje. 9. 'n flesch 10. Ledige glazen. 11. Waterval. 12 Niet veeL 13. Omdat men dan eet. 14. 'n aal. 15. portret. 16. maaltijd. 17. De vlieg, want zij zit soms op ieders neus 18. Eksteroog. 19. Bedsteden. 20. Op zijn rug. Wie zijn jarig? Van 17 tot en met 23 Juni. 17 Juni: Bertus Haverkamp, Oranjestr. 64. Tommy van Steijn, Maria Hoeve, Noordwij- kerhout. Freddy Kok, Vrouwenst. 6. Josephine Vuurbouten, Galgew. 50. Stientje van Amsterdam, de Wetstr. 26. Marietje Hogenboom, R.'Veen 209. Fientje van Bellen, Terweeweg 3b, Oegst- geest. Op 18 Juni: Coba en Kees Zwetsloot, Rijpwetering D124 Harrie v. Westerop, Kerkst. 38. Noordwijk. Op 19, Juni: Nelly Vollebregt, Zoetermeer. Piet Bocxe, Langeraar A97. Theo v. d. Zon, Loolaan 56, Voorburg. Marietje Salman, Rijndijkstr. 65. Marietje Hartwijk, Burchtst. 4. Nico Blom, Langebr. 99. Jopie v. Westerop, Kerkstr. 38, Noordwijk. Op 20 Juni: Sjaan van Barneveld, Leliestraat 2. Bep de Gunst, Prinsestr. 73. Johan van Opheusden, Koninginnelaan 47. Op 21 Juni: Jan van Kesteren, Kamerl. Onnesl. 6. Annie de Jong, Ruiterstraat 21. Corrie Vreeswijk, A92 Stompwijk. Maria Guljé, v. Slingerl.weg 8. Op 22 Juni: Antje Sloos, St. Agn.str. 7. Jan Hogervorst, Engl.pl. 5, Lisse. Co v. d. Geest, Boterh.polder 1, Oegst- geest. Nellie v. d. Veen, Plasp.kade 10, Veur. Lousje v. d. Berg, Kempenaerstr. 5, Oegst- geest. Jo Vlasveld, H. Rijndenk, Z.woude. Op 23 Juni: Henkie Hartwijk, Burchtst. 4. Greet Luyckx, Rijn- en Schiekade 29. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, of, bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd wor den, schrijven me minstens 14 dagen voor den verjaardag. Zoo ook wie een fout in naam, straat- of nummer ziet. OOM WIM. Verjaardag van vader door Anton Roels. Heden is er slechts een plaatsje Voor de vreugde in ons hart, Heden hebben wij geen zorgen, Heden kennen wij geen smart Vurig hopend, dat Uw wenschen Alle in vervulling gaan, Kunnen wij met recht en reden Een heel blijden toon aanslaan! Enhoe zouden wij ook treuren, DaarU zoo gezond nog bent, U, die toch de zware zorgen Van het lieve leven kent; Zie, Uw haren zijn gaan grijzen, Maar Uw rug is fier en recht En U staat nog ongebogen Te bevelen op de plecht. Door Uw vasten wil getrokken, Gaan wij door het leven heen En wij hoeven niet te vreezen, Want Uw wilskracht is van steen! En wij geven ons stil over, Pa ziet overal een weg, Daarom is het, dat ik heden U mijn blijde woorden zeg! Vader, leef nog vele jaren, Tusschen, ons Uw kindren in, Want wij kunnen U niet missen, Zonder U heeft niet meer zin! Leef gelukkig en tevreden, Ons gedrag zal keurig zijn En zóó zal er blijdschap wezen In en achter allen schijn! U vraagt? 1. Ik zag boven een brief A. M. D. G. Wat is dat? 2. Hoe komt men aan 't woord Geus voor Protestant? 3. Wat is eig. taktiek? 4. Vader vraagt, wat een talmud is? 5. En wat tantième beteekent? 6. Wat is een lijkwade? Wij antwoorden 1. bet. ad majorem Deo gloriam: tot meerdere eer van God. 2. Geus is een scheldnaam, bet. eig. bede laar. Geuzen noemden zich de Nederland- sche edelen, die tijdens Alva een verbond hadden aangegaan tegen Spanje. (Denk aan 't verzoekschrift der edelen in 1566!) 3. Taktiek is grieksch bet. de kunst om een leger in slagorde te stellen, fig. krijgs beleid (krijgslist) overleg, berekening. 4. Een talmud is het wetboek der joden. 5. Tantième is winstaandeel; een bedrag per jaar in eens betaald, buiten het gewone loon om. 6. Een wit laken over het lijk gelegd of waarin het lijk gewikkeld wordt. Wade kan ook beteekenen de holte aan de ach- terzij van de knie. De geschiedenis van een schilderij door Anton Roels. Wij hebben in ons eigen hoekje van de mooie „Leidsche Courant" al vaak kunnen genieten van de geschiedenis van leven- looze zaken. Potlooden en penhouders biechtean htm meestal droevige we derwaardigheden op en zwegen na hun spannend verhaal en deden onder dood- sche stilte weer trouw hun plicht. Ik meen zelfs, dat Oom Wim eens een prijsvraag heeft uitgeschreven en den- gene een belooning schonk, die het beste artikel te schrijven wist over de weder waardigheden van een der nietige voor werpen uit het dagelijksch leven. Dit mag wel als het beste bewijs gelden, dat een dergelijk verhaal „levensvatbaar heid" bezit. En daarom geloof ik niet, dat Oom Wim nadenkend het hoofd zal schud den, als hij mijn titel leest, die de inleiding vormt tot „de geschiedenis van een schil derij." Ik wil niet zeggen, dat mijn verhaal een sprookje is, maar toch begin ik het met de bijna berucht-geworden woorden, er was eens. Er was eens een schilder, die een scha mel zolderkamertje bewoonde. Als de zon scheen, kwam ze maar heel spaarzaam bij hem naar binnen kijken. Want zijn ven ster was klein en het glas was reeds aan gevuld met een vergeeld stuk carton. Wanneer het regende, sijpelde het water overmoedig tusschen de kapotte dakpan nen door en de wind ritselde kil tusschen het behang. De schilder was arm en verdrietig. Hij kon niet meer werken. Er was geen mensch meer, die zijn stukken kocht, en hij was te mistroostig om nog naar zijn penseelen te grijpen. In een hoek stond een onafgewerkt stil leven, een schaal vruchten, een karaf en een kandelaar. Hij keek er niet meer naar om. Hij zat wezenloos voor zich uit te sta ren, rolde af en toe een sigaret, maar wierp die aanstonds -weer weg De zon ging op en weer onder, de avond bracht het gedempter geroezemoes op straat. Nu en dan schoof een tram door de rails en knarste door een bocht. De schil der stak geen licht aan op zijn kamertje. Een enkele maal sloop hij even naar bui ten. Hij knipte verlegen met zijn oogen te gen het schelle licht uit de etalages. Hij slenterde doelloos langs de trottoirs, liep op en neer en klom weer naar boven, naar zijn zolderkamertje. Zoo ging het dag in en dag uit. De schil der werd mager en hij voelde zich ziek. Hij zat te peinzen, met het hoofd op zijn han den gesteund, wat t- beginnen als hij ook niet meer in staat zou zijn om te werken, zoodat er heelemaal geen kans meer be stond om een boterham te verdienen. Plotseling werd er op de deur geklopt. De schilder schrok. Zeker de kostjuffrouw, die komt zeggen, dat haar geduld nu ten einde is en ze geld wil zien. „Er is post voor u, meneer!" Dat was een opluchting voor den armen man. Hij keek dankbaar op. „Dank u wel, juffrouw!" „Moet u niet wat eten? U ziet er zoo af getobd uit". Juffrouw de Vries had in haar hart me delijden met den schilder. Hij betaalde wel sinds maanden geen huur meer, maar ze wist, dat hij geen geld had. Vroeger, toen hij in beter doen was, kreeg ze prompt iedere week haar twee gulden. Het was dus een eerlijke kerel. (Wordt vervolgd.) Met zijn achten Mijnheer Jansen bracht een weekje in een klein dorpje in het Gooi door. Op een mooie koele zomeravond ging hij een eindje wandelen. Onderweg kwam hij een klein huppelend meisje van een jaar of zes tegen. Hij maakte een praatje met haar en ze liep met hem op: „Waar woon je zusje'vroeg meneer Jansen. „Ziet u daarginder dat kleine huisje, met dat rode dakje, daar woon ik. Ik ga al op school", babbelde ze verder, „en ik kan lezen en schrijven". Meneer Jansen kreeg schik in het meisje. „En met hoevelen zijn jullie thuis?", vroeg hij. „Met z'n achten me neer'. „Jij bent zeker niet de oudste?". „Neenj meneer ik bij de jongste, mijn twee oudste broers zijn onder dienst en twee andere zijn er op zee, één woont in Baarn, en twee liggen daarginder op het kerkhof onder die grote bomen en ik ben bij moeder thuis. Meneer Jansen her haalde „Twee onder dienst, twee op zee en één in Baarn". „Maar meneer u ver geet de twee onder de bomen daar". „Neen, meneer ik ben de jongste, mijn ren er niet meer bij, die zijn toch dood". „Ja, zoiets heeft moeder ook wel eens ge- NAAR BUITEN door Cor. v. Diest, ra. „Ze zou er zeker flink aansterken!" ,,'t Zou te probeeren zijn; alhoewel ik mijn meiske erg zor missen!" vond moe der. „Moet ik hier weg?" schrok Lily, „maar dat kan toch niet? En moeder dan? En de jongens?" „De jongens kunnen het best buiten je stellen, heb je gehoord!", lachte tante. „Lentje zal hun wel verwennen! En je moeder? Wel, die is blij als haar flinke dochter over een paar maanden blozend te rug komt!" „We moesten het maar doen!", raadde tante. „Heusch kindje, 't is voor je eigen bestwil. We kunnen je toch af en toe ko men opzoeken. En 't is zoo gezellig leven op de boerderij, je zult zien dat je het daar al gauw gewend bent! En als je weer heelemaal flink en stevig bent, wil je er niet meer vandaan! Zul je zien!" Lachend nam tante Lily's smalle gezichtje in haar handen en zei, dat ze nog dien zelfden avond zou schrijven. „Goed?" Moeder vond het plan goed en ook Lily maakte geen bezwaar. „En nu gaan moeder en dochter rusten; ik zal de tafel afnemen en dan gaan de jon gens met mij naar het bosch", besliste tante. „Hoera", riepen beide jongens tegelijk. TWEEDE HOOFDSTUK. Hoogspanning. Nog dienzelfden avond had tante Con stance haar verzoek verzonden en eenige lagen later kwam het antwoord, dat de logé gaarne zou verwacht worden op „Ak kermans' welvaren". Tante was toen metéén naar de Riouw- straat gegaan, waar de familie Waanders woonde, en had daar verteld, dat alles in orde was. Daar het April was ging Lily bui ten dus een heel mooie tijd tegemoet, en ue lenitr- cn zomcitiju auiaA-u icxx ker goed doen. Lily moest dan zelf ook maar flink zijn; dat ze zich op de boer derij vervelen zou, geloofde tante heele maal niet. Integendeel, vooreerst waren er de kinderen; en dan er was zooveel te be kijken en te beleven, er was 's zomers zoo veel werk op een boerdrij, de dagen zou den omvliegen. Ook moeder sprak haar dochtertje moed in en werd er bepaald, dat Lily in de vol gende week zou vertrekken. Er moesten toch eerst nog eenige voorbereidingen plaats hebben, de kleeren moesten eens on derhanden genomen worden en zoo meer. Toen de broertjes het nieuws hoord'n, wisten ze niet of ze het leuk moesten 'in den, of niet. Wat zou het vreemd zijr als zus zoo lang weg was. „Toch wel leuk", meende Coen. ,'a, ik bedoel voor Lily", voegde hij er veg°elij- kend aan toe. „Zou ze ook mee mgen als de varkens gevoerd moeten wordn> de koeien gemolken?" „Wel ja", grapte Frits, „missen mag ze ook wel de stallen schoon raken! „Eieren rapen van de kipper*^ eenden", meende Coen. „Toch niet prettig, dat ze 00 lan£ met bij ons zal zijn!", bedacht F^- „Ik wou, dat ik zoo lang* tijd naar een boerderij mocht -^aan, zuef® Coen weer; „er zullen wel veel dierer^J11-. ^ou er °°k een pauw zijn, zoo moo3^5 m ons boek staat? Wat zou ik graa een echte pauw zien!" 1 J u Beide jongens wareTvcd gedachten aan de boerderij, en als z*aar sch°o1 gingen, of naar huis kwamencon men ze geregeld zulke gesprekken af^staren* Maar ook aan tafi^0, en z€ de vreemd ste uitvallen daarrr hooren doen; opge wonden als ze wrn> dat zus naar een „heusche" boerdJ mocht. Mogen wij ire vacantie dan naar Lily toe, Moe?" vrc Co«ntje eens. Nu dat zul1 we dan eens zien' hoor!", beloofde moed 3ullen rapporten mooi zijn gaan wrn heele daë naar haar toe. Fn ale 7U5 iie 7omervacantie daar nog is zal Ik wel mSea of je een paar da gen daar 'komen. Hoera'gllden de 3°nëens tegelijk. Het sc'n dat ocdc kily door hun opge wondend werd aangestoken; ook zij werd v ^evendiger en kon er ook nog al eens j^xate de -'ag van vertrek aanbrak, werf de j°ngens ^ter stiller. Neen ze vorx het lang zoo leuk niet meer, dat zu'n poos3e weg zou gaan. (Wordt vervolgd). engt moeder daar mijn boterham en - „„„an blijf ik daar totdat ik naar bed moet". speeidemtkr aljüd me?'B^echje en Jantje£f 2^^ hoe- Maar toen >s Brech erg ziek geworden r ac™'n nu ligt ze daar onder de bomen. Jant *7. graf eiken dag te breien en 's a' ten meneer tot XV. Precies! Zoo dacht ik ook! Je spreekt voor je leeftijd zoo zakelijk als een jongen van twintig en dat geeft me hoop, dat je vol houden zult en de moeilijkheden niet uit den weg zult gaan. Dat zal je moeite kosten en opofferingen enzal je af en toe zwaar vallen. Dan is volhouden de bood schap. Dan de tanden op elkaar en. moedig voorwaarts, tothet doel be reikt is. Dat zal en wil ik! Ik wil hooger op! Laat nu lachen, die vól. Dit baantje van schaapherder is juist geschikt om door zelf studie me hooger-op te werken. En ik ver zeker u, ik zal mijn best doen. Maar hoe zal dat moeten gebeuren, gezien de armoe dige omstandigheden, waarin we leven. Ik heb geen familie die kan bijspringen; geen vriend, die helpen kan. Ik heb niemand alsmij, vult de oude vriend lachend aan. Jij hebt mij Jan! Ik, je oude meester! Ik geef je boeken en af en toe een lesje en als het lukt, dat je wordt, wat wij beiden of liever je moeder en wij beiden hopen, dat je eens worden zult, dan is dit de grootste belooning, die je mij geven kunt. Hoe kan ik u danken en hoe zal ik u dat ooit kunnen vergelden, zegt Jan met trillende stem en met een traan in het oog. Wat zal moeder blij zijn, als ze dat hoort. Ze weet het reeds Jan; ik heb in dien geest met haar reeds gesproken. Dit blijft dus zoo! Ik geef je boeken en schriften en alles wat je voorloopig noodig hebt en iederen Zaterdagavond als je vrij bent van 6 tot 8 uur les. Dan gaan we sa men leeren, en overhooren en nazien, wat in den loop van de week gemaakt en ge leerd werd. „Het is te mooi! Het is te mooi, roept Jan in vervoering uit en slaat van blijd- ool,°P °P to-lcT, aai mcootcr laclien doet, dat hem de tranen uit de oogen springen. Kom nu eens mee, dan gaan we sa men eens een boekje opduikelen voor het aanleeren van het Fransch en de beginse len voor boekhouden. Kijk de twee boekjes eens in. Dan kom je Zaterdag bij me en beginnen we met de uitspraak van het Fransch en het leeren van woorden. Jon gen nog toe, ik wed, eer we een maand ver der zijn, ken je alle woorden van buiten uit het heele boek. In Gods vrije natuur is het zoo gemakkelijk te leeren. Daar is mets, dat je hindert. De schapen niet en Spits niet. De vogels ook niet en ook de bijen niet. Alles is even rustig en stil om je heen, als hier in de kamer. Je leert zon der te weten. Je leert als je zin hebt. Je scheidt uit, als je moe wordt. Wie doet je wat? Je bent je eigen baas! Je eigen mees ter! En nu ga naar huis Jan! We hebben alles besproken! Alles voldoende toege licht. A.s. Zaterdag begint het lieve leventje en heb je deze twee boekjes ingezien en weet je al zoowat, wat er in staat. Het boekje over „boekhouden" is eenvoudig. Je kunt er al het een en ander uit leeren. De regels zijn makkelijk. We zullen zien. Maar van het Fransche boekje moet je afblijven. Niet op eigen houtje gaan lee ren. De uitspraak is anders en daar is hulp bij noodig. Dag Jan! Dag meester! Duizendmaal dank! God lóone u! Tot Zaterdag. Jan gaat en er is geen gelukkiger Jan op heel de wereld. Jan is zoo uit het gezicht verdwenen en het lijkt hem toe, alsof hij meer zweeft dan gaat over den harden straatweg. Droomt ie of droomt ie niet? Is het dan toch waar? Zijn het nu heusch twee boeken, die hij tegen zich aandrukt met een hartelijkheid als een moeder haar kind? En toch, en toch, het is zoo! Het zijn boeken; het zijn echte vrienden, die bij hem zullen zijn nee) den langen dag. Dan zal de dag niet lang meer vallen. Dan zullen de uren voorbijvliegen als in een droom. Maar hij zal niets laten merken. Hij zal niemand iets zeggen, over al die groote plannen, die besproken zijn. De baas niet; de knechts niet; zelfs de bazin niet, die toch zoo goed voor hem is, niemand dan Spits en de schapen, die zullen het hooren. Die zal hij alles in kleuren en geuren vertel len. En dit weet ie wel; Spits zal hij Fransch leeren op zijn beurt en deze zal hem verstaan ook in die vreemde taal en wat zal de baas dan raar op z n neus staan te kijken! Doch kom, ik zie het huisje van moeder al en ik wed voor nog zooveel, dat ze al aan de deur staat me op te wach ten, dat goeie moedertje! En het was zoo! Dat moedertje stond op den drempel. In de verte had ze den vluggen stap van Jan al gehoord. In den stillen avond, is dit niet vreemd. En voor al den stap van Jan kende ze maar al te goed. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 15