Onze Prijsvraag
Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
WIE DEDEN MEE?
1. Hein Welling, N. Rijn 58.
2. Gretha Schinkenboom, Warmond.
3. Annie Voordouw, H. Rijndijk F 117,
Z'Woude.
4. Jopie Driessen, Terweew. 62 A, Oegstg.
5. Gerard Keizer, Zutphen.
6. Agnes Driessen, Atjehstr. 69.
7. Cornelia Heemskerk, Heerew. 437, Lisse
8. Annie v. Meygaarden, Bijdorpstr. 13,
Voorschoten.
9. Greet Krol, Haarl.str. 46, Leiden.
10. Annie van Diest, Zandslootk. 54, Sas-
senheim.
11. Piet Homan, Bijdorpstr. 15.
12. Sisca Homan, idem.
13. Rickie Homan, idem.
14. Jopie Keizer, Broederenkerkstr. 1, Zut
phen.
15. Antje Keizer-Klaassen, idem.
16. Annie Welling, N. Rijn 58, Leiden.
17. Mien Wassenaar, Warmond.
18. RietPaalvast, Leiden.
19. Gretha Kuyer, Leiden.
20. Jeanne Blikman, Langegr. 208.
21. Phonia Bakker, Wald. Fyrmontstr. 14.
22. Coba Geuke, Marnixstr. 43.
23. Suze v. d. Zeeuw, Koolgr. 11.
24. Corrie van Es, Gortestr. 48.
25. Annie Oosterhout, Oranjestr. 39.
26. Geertrui Geuke, Binnenl. 8.
27. Trien van Dam, Oosthavenstr. 7.
28. Doornroosje, Noord wijk (Zee]).
29. Vergeet-me-nietje, Wassenaar.
30. Klimop, Wassenaar.
31. Nel de Grau, Toussaintkade Leiden.
32. Bep Nieuwenhuisen, Waardstr. 39.
33. Cor Bakker, Celebesstr. 21.
34. Mien Otgaar, Susannastr. 2.
35. Jan Zandvliet, D 203, Rijpweterlng.
36. Lodewijk Creyghton, Hooigr. 46.
37. Frans Hoogervorst, Boisotkade 2.
38. Jan Hoppenbrouwer, Hoefstr. 10.
39. Martien v. d. Akker, Miening 102, Zoe-
terwoude.
40. Henk v. d. Voort, Klein Leerust.
41. Gerard Albers, Buijs Ballotstr. 68.
42. Eugène Guljé, v. Slingerlandlaan 8.
40. Henk Van Breukelen, H. Rijndijk F 64 a.
44. Leo Derksen, Plantsoen 51.
45. Hans Bresser, Sitterlaan 8a.
46. Leo Roozen, Oosthaven 41, Sassenheim.
47. Paul v. 'Berge-Henegouwen, Aalm. 12.
48. Hugo Zwetsloot, Ketelb.st. 3.
49. Hans de Kruys, Lammenschansw. 47.
50. Adrie v. d. Voort, Klein Leerust, War
mond.
51. Frans van Buchem, Villa Atlantide,
Noordwijk Zee.
52. Lou Zandvliet, Thorbeckestr. 4.
53. Peet Kriek, de Laat de Kanterstr. 20.
54. Jan Krol, Breestr. 149.
55. Jacques Pley, v. d. Waalstr. 17.
56. Wim Wesselingh, Groenendijk A 79,
HWoude.
57. Piet Snijers, Botermarkt 15.
58. Piet Rippe, Breestr. 106.
59. Arie van Heugten, Lorentzkade 22.
60. Jan Schamper, Hugo de Grootstr. 17.
61. Jacques Urlus, Beethovenw. 5. Noordw.
62. Joop Bronsgeest, Zeemanslaan 57.
63. Adri Rijsbergén, Rijn- en Schiekade 88.
64. Kees Hosman, Breestr. 115.
65. Jacques Devileé, Residastr. 16.
66. Henri Molkenboer, Kamerl. Onnesl. 12.
67. Mattie Bergers, P. de la Courtstr. 24.
68. Bert Verberg, Levendaal 81.
Ik dank u allen, die aan mijn roepstem
gehoor gaven.
Bovenal mejuffrouw Beenakker, Hoofd
der Meisjesschool Oude Vest, en den
heer Winkelmolen van School Rapenburg,
die de klasse en bloc lieten meedoen. Deze
attentie heb ik bijzonder op prijs gesteld.
Daarom geef ik ook niet één maar drie boe
ken, en laat de twee boeken apart verloten
onder de deelnemers van bovengenoemde
scholen. Ik hoor dan nog wel, wie daar van
inijn Nichtjes en Neefjes de gelukkige ge
weest is. Alle briefjes worden beantwoord,
tenminste de briefjes, die met zorg zijn ge
maakt. Bij loting is het boek gevallen op
No. 14 van de lijst en wel aan:
Jopie Keizer, Broederenkerkstr. 1 te
Zutphen.
Voor de gewone Correspondentie was
vandaag geen plaats. Oom WIM.
Oplossing van de raadsels var
Alida Stolwijk.
1. Op 't vuur.
2. Omdat er 'n nacht tusschen is.
3. In kapelaan.
4. 'n kaalhoofd.
5. 'n blind paard.
6. De weg.
7. Om hun jassen vast te maken.
8. Doornroosje.
9. 'n flesch
10. Ledige glazen.
11. Waterval.
12 Niet veeL
13. Omdat men dan eet.
14. 'n aal.
15. portret.
16. maaltijd.
17. De vlieg, want zij zit soms op ieders neus
18. Eksteroog.
19. Bedsteden.
20. Op zijn rug.
Wie zijn jarig?
Van 17 tot en met 23 Juni.
17 Juni:
Bertus Haverkamp, Oranjestr. 64.
Tommy van Steijn, Maria Hoeve, Noordwij-
kerhout.
Freddy Kok, Vrouwenst. 6.
Josephine Vuurbouten, Galgew. 50.
Stientje van Amsterdam, de Wetstr. 26.
Marietje Hogenboom, R.'Veen 209.
Fientje van Bellen, Terweeweg 3b, Oegst-
geest.
Op 18 Juni:
Coba en Kees Zwetsloot, Rijpwetering D124
Harrie v. Westerop, Kerkst. 38. Noordwijk.
Op 19, Juni:
Nelly Vollebregt, Zoetermeer.
Piet Bocxe, Langeraar A97.
Theo v. d. Zon, Loolaan 56, Voorburg.
Marietje Salman, Rijndijkstr. 65.
Marietje Hartwijk, Burchtst. 4.
Nico Blom, Langebr. 99.
Jopie v. Westerop, Kerkstr. 38, Noordwijk.
Op 20 Juni:
Sjaan van Barneveld, Leliestraat 2.
Bep de Gunst, Prinsestr. 73.
Johan van Opheusden, Koninginnelaan 47.
Op 21 Juni:
Jan van Kesteren, Kamerl. Onnesl. 6.
Annie de Jong, Ruiterstraat 21.
Corrie Vreeswijk, A92 Stompwijk.
Maria Guljé, v. Slingerl.weg 8.
Op 22 Juni:
Antje Sloos, St. Agn.str. 7.
Jan Hogervorst, Engl.pl. 5, Lisse.
Co v. d. Geest, Boterh.polder 1, Oegst-
geest.
Nellie v. d. Veen, Plasp.kade 10, Veur.
Lousje v. d. Berg, Kempenaerstr. 5, Oegst-
geest.
Jo Vlasveld, H. Rijndenk, Z.woude.
Op 23 Juni:
Henkie Hartwijk, Burchtst. 4.
Greet Luyckx, Rijn- en Schiekade 29.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, of, bij het verlaten der
school van deze lijst wil afgevoerd wor
den, schrijven me minstens 14 dagen voor
den verjaardag.
Zoo ook wie een fout in naam, straat-
of nummer ziet. OOM WIM.
Verjaardag van vader
door Anton Roels.
Heden is er slechts een plaatsje
Voor de vreugde in ons hart,
Heden hebben wij geen zorgen,
Heden kennen wij geen smart
Vurig hopend, dat Uw wenschen
Alle in vervulling gaan,
Kunnen wij met recht en reden
Een heel blijden toon aanslaan!
Enhoe zouden wij ook treuren,
DaarU zoo gezond nog bent,
U, die toch de zware zorgen
Van het lieve leven kent;
Zie, Uw haren zijn gaan grijzen,
Maar Uw rug is fier en recht
En U staat nog ongebogen
Te bevelen op de plecht.
Door Uw vasten wil getrokken,
Gaan wij door het leven heen
En wij hoeven niet te vreezen,
Want Uw wilskracht is van steen!
En wij geven ons stil over,
Pa ziet overal een weg,
Daarom is het, dat ik heden
U mijn blijde woorden zeg!
Vader, leef nog vele jaren,
Tusschen, ons Uw kindren in,
Want wij kunnen U niet missen,
Zonder U heeft niet meer zin!
Leef gelukkig en tevreden,
Ons gedrag zal keurig zijn
En zóó zal er blijdschap wezen
In en achter allen schijn!
U vraagt?
1. Ik zag boven een brief A. M. D. G.
Wat is dat?
2. Hoe komt men aan 't woord Geus voor
Protestant?
3. Wat is eig. taktiek?
4. Vader vraagt, wat een talmud is?
5. En wat tantième beteekent?
6. Wat is een lijkwade?
Wij antwoorden
1. bet. ad majorem Deo gloriam: tot
meerdere eer van God.
2. Geus is een scheldnaam, bet. eig. bede
laar. Geuzen noemden zich de Nederland-
sche edelen, die tijdens Alva een verbond
hadden aangegaan tegen Spanje. (Denk
aan 't verzoekschrift der edelen in 1566!)
3. Taktiek is grieksch bet. de kunst om
een leger in slagorde te stellen, fig. krijgs
beleid (krijgslist) overleg, berekening.
4. Een talmud is het wetboek der joden.
5. Tantième is winstaandeel; een bedrag
per jaar in eens betaald, buiten het gewone
loon om.
6. Een wit laken over het lijk gelegd of
waarin het lijk gewikkeld wordt. Wade
kan ook beteekenen de holte aan de ach-
terzij van de knie.
De geschiedenis van een
schilderij
door Anton Roels.
Wij hebben in ons eigen hoekje van de
mooie „Leidsche Courant" al vaak kunnen
genieten van de geschiedenis van leven-
looze zaken. Potlooden en penhouders
biechtean htm meestal droevige we
derwaardigheden op en zwegen na hun
spannend verhaal en deden onder dood-
sche stilte weer trouw hun plicht.
Ik meen zelfs, dat Oom Wim eens een
prijsvraag heeft uitgeschreven en den-
gene een belooning schonk, die het beste
artikel te schrijven wist over de weder
waardigheden van een der nietige voor
werpen uit het dagelijksch leven.
Dit mag wel als het beste bewijs gelden,
dat een dergelijk verhaal „levensvatbaar
heid" bezit. En daarom geloof ik niet, dat
Oom Wim nadenkend het hoofd zal schud
den, als hij mijn titel leest, die de inleiding
vormt tot „de geschiedenis van een schil
derij."
Ik wil niet zeggen, dat mijn verhaal een
sprookje is, maar toch begin ik het met de
bijna berucht-geworden woorden, er was
eens.
Er was eens een schilder, die een scha
mel zolderkamertje bewoonde. Als de zon
scheen, kwam ze maar heel spaarzaam bij
hem naar binnen kijken. Want zijn ven
ster was klein en het glas was reeds aan
gevuld met een vergeeld stuk carton.
Wanneer het regende, sijpelde het water
overmoedig tusschen de kapotte dakpan
nen door en de wind ritselde kil tusschen
het behang.
De schilder was arm en verdrietig. Hij
kon niet meer werken. Er was geen
mensch meer, die zijn stukken kocht, en
hij was te mistroostig om nog naar zijn
penseelen te grijpen.
In een hoek stond een onafgewerkt stil
leven, een schaal vruchten, een karaf en
een kandelaar. Hij keek er niet meer naar
om. Hij zat wezenloos voor zich uit te sta
ren, rolde af en toe een sigaret, maar
wierp die aanstonds -weer weg
De zon ging op en weer onder, de avond
bracht het gedempter geroezemoes op
straat. Nu en dan schoof een tram door de
rails en knarste door een bocht. De schil
der stak geen licht aan op zijn kamertje.
Een enkele maal sloop hij even naar bui
ten. Hij knipte verlegen met zijn oogen te
gen het schelle licht uit de etalages. Hij
slenterde doelloos langs de trottoirs, liep
op en neer en klom weer naar boven, naar
zijn zolderkamertje.
Zoo ging het dag in en dag uit. De schil
der werd mager en hij voelde zich ziek. Hij
zat te peinzen, met het hoofd op zijn han
den gesteund, wat t- beginnen als hij ook
niet meer in staat zou zijn om te werken,
zoodat er heelemaal geen kans meer be
stond om een boterham te verdienen.
Plotseling werd er op de deur geklopt.
De schilder schrok. Zeker de kostjuffrouw,
die komt zeggen, dat haar geduld nu ten
einde is en ze geld wil zien.
„Er is post voor u, meneer!" Dat was een
opluchting voor den armen man. Hij keek
dankbaar op.
„Dank u wel, juffrouw!"
„Moet u niet wat eten? U ziet er zoo af
getobd uit".
Juffrouw de Vries had in haar hart me
delijden met den schilder. Hij betaalde wel
sinds maanden geen huur meer, maar ze
wist, dat hij geen geld had. Vroeger, toen
hij in beter doen was, kreeg ze prompt
iedere week haar twee gulden. Het was
dus een eerlijke kerel.
(Wordt vervolgd.)
Met zijn achten
Mijnheer Jansen bracht een weekje in
een klein dorpje in het Gooi door. Op een
mooie koele zomeravond ging hij een
eindje wandelen. Onderweg kwam hij een
klein huppelend meisje van een jaar of
zes tegen. Hij maakte een praatje met
haar en ze liep met hem op: „Waar woon
je zusje'vroeg meneer Jansen. „Ziet u
daarginder dat kleine huisje, met dat rode
dakje, daar woon ik. Ik ga al op school",
babbelde ze verder, „en ik kan lezen en
schrijven". Meneer Jansen kreeg schik in
het meisje. „En met hoevelen zijn jullie
thuis?", vroeg hij. „Met z'n achten me
neer'. „Jij bent zeker niet de oudste?".
„Neenj meneer ik bij de jongste, mijn
twee oudste broers zijn onder dienst en
twee andere zijn er op zee, één woont in
Baarn, en twee liggen daarginder op het
kerkhof onder die grote bomen en ik ben
bij moeder thuis. Meneer Jansen her
haalde „Twee onder dienst, twee op zee
en één in Baarn". „Maar meneer u ver
geet de twee onder de bomen daar".
„Neen, meneer ik ben de jongste, mijn
ren er niet meer bij, die zijn toch dood".
„Ja, zoiets heeft moeder ook wel eens ge-
NAAR BUITEN
door Cor. v. Diest,
ra.
„Ze zou er zeker flink aansterken!"
,,'t Zou te probeeren zijn; alhoewel ik
mijn meiske erg zor missen!" vond moe
der.
„Moet ik hier weg?" schrok Lily, „maar
dat kan toch niet? En moeder dan? En de
jongens?"
„De jongens kunnen het best buiten je
stellen, heb je gehoord!", lachte tante.
„Lentje zal hun wel verwennen! En je
moeder? Wel, die is blij als haar flinke
dochter over een paar maanden blozend te
rug komt!"
„We moesten het maar doen!", raadde
tante. „Heusch kindje, 't is voor je eigen
bestwil. We kunnen je toch af en toe ko
men opzoeken. En 't is zoo gezellig leven
op de boerderij, je zult zien dat je het
daar al gauw gewend bent! En als je weer
heelemaal flink en stevig bent, wil je er
niet meer vandaan! Zul je zien!" Lachend
nam tante Lily's smalle gezichtje in haar
handen en zei, dat ze nog dien zelfden
avond zou schrijven. „Goed?"
Moeder vond het plan goed en ook Lily
maakte geen bezwaar.
„En nu gaan moeder en dochter rusten;
ik zal de tafel afnemen en dan gaan de jon
gens met mij naar het bosch", besliste tante.
„Hoera", riepen beide jongens tegelijk.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Hoogspanning.
Nog dienzelfden avond had tante Con
stance haar verzoek verzonden en eenige
lagen later kwam het antwoord, dat de
logé gaarne zou verwacht worden op „Ak
kermans' welvaren".
Tante was toen metéén naar de Riouw-
straat gegaan, waar de familie Waanders
woonde, en had daar verteld, dat alles in
orde was. Daar het April was ging Lily bui
ten dus een heel mooie tijd tegemoet, en
ue lenitr- cn zomcitiju auiaA-u icxx
ker goed doen. Lily moest dan zelf ook
maar flink zijn; dat ze zich op de boer
derij vervelen zou, geloofde tante heele
maal niet. Integendeel, vooreerst waren er
de kinderen; en dan er was zooveel te be
kijken en te beleven, er was 's zomers zoo
veel werk op een boerdrij, de dagen zou
den omvliegen.
Ook moeder sprak haar dochtertje moed
in en werd er bepaald, dat Lily in de vol
gende week zou vertrekken. Er moesten
toch eerst nog eenige voorbereidingen
plaats hebben, de kleeren moesten eens on
derhanden genomen worden en zoo meer.
Toen de broertjes het nieuws hoord'n,
wisten ze niet of ze het leuk moesten 'in
den, of niet. Wat zou het vreemd zijr als
zus zoo lang weg was.
„Toch wel leuk", meende Coen. ,'a, ik
bedoel voor Lily", voegde hij er veg°elij-
kend aan toe. „Zou ze ook mee mgen als
de varkens gevoerd moeten wordn> de
koeien gemolken?"
„Wel ja", grapte Frits, „missen mag
ze ook wel de stallen schoon raken!
„Eieren rapen van de kipper*^ eenden",
meende Coen.
„Toch niet prettig, dat ze 00 lan£ met
bij ons zal zijn!", bedacht F^-
„Ik wou, dat ik zoo lang* tijd naar een
boerderij mocht -^aan, zuef® Coen weer;
„er zullen wel veel dierer^J11-. ^ou er °°k
een pauw zijn, zoo moo3^5 m ons boek
staat? Wat zou ik graa een echte pauw
zien!" 1 J u
Beide jongens wareTvcd gedachten aan
de boerderij, en als z*aar sch°o1 gingen,
of naar huis kwamencon men ze geregeld
zulke gesprekken af^staren*
Maar ook aan tafi^0, en z€ de vreemd
ste uitvallen daarrr hooren doen; opge
wonden als ze wrn> dat zus naar een
„heusche" boerdJ mocht.
Mogen wij ire vacantie dan naar Lily
toe, Moe?" vrc Co«ntje eens.
Nu dat zul1 we dan eens zien' hoor!",
beloofde moed 3ullen rapporten mooi
zijn gaan wrn heele daë naar haar toe.
Fn ale 7U5 iie 7omervacantie daar nog is
zal Ik wel mSea of je een paar da
gen daar 'komen.
Hoera'gllden de 3°nëens tegelijk.
Het sc'n dat ocdc kily door hun opge
wondend werd aangestoken; ook zij
werd v ^evendiger en kon er ook nog al
eens
j^xate de -'ag van vertrek aanbrak,
werf de j°ngens ^ter stiller. Neen ze
vorx het lang zoo leuk niet meer, dat
zu'n poos3e weg zou gaan.
(Wordt vervolgd).
engt moeder daar mijn boterham en
- „„„an blijf ik daar totdat ik naar bed moet".
speeidemtkr aljüd me?'B^echje en Jantje£f 2^^ hoe-
Maar toen >s Brech erg ziek geworden r ac™'n
nu ligt ze daar onder de bomen. Jant *7.
graf eiken dag te breien en 's a' ten meneer
tot
XV.
Precies! Zoo dacht ik ook! Je spreekt
voor je leeftijd zoo zakelijk als een jongen
van twintig en dat geeft me hoop, dat je vol
houden zult en de moeilijkheden niet uit
den weg zult gaan. Dat zal je moeite kosten
en opofferingen enzal je af en toe
zwaar vallen. Dan is volhouden de bood
schap. Dan de tanden op elkaar en.
moedig voorwaarts, tothet doel be
reikt is.
Dat zal en wil ik! Ik wil hooger op!
Laat nu lachen, die vól. Dit baantje van
schaapherder is juist geschikt om door zelf
studie me hooger-op te werken. En ik ver
zeker u, ik zal mijn best doen. Maar hoe
zal dat moeten gebeuren, gezien de armoe
dige omstandigheden, waarin we leven. Ik
heb geen familie die kan bijspringen; geen
vriend, die helpen kan. Ik heb niemand
alsmij, vult de oude vriend lachend
aan.
Jij hebt mij Jan! Ik, je oude meester! Ik
geef je boeken en af en toe een lesje en
als het lukt, dat je wordt, wat wij beiden
of liever je moeder en wij beiden hopen,
dat je eens worden zult, dan is dit de
grootste belooning, die je mij geven kunt.
Hoe kan ik u danken en hoe zal ik
u dat ooit kunnen vergelden, zegt Jan met
trillende stem en met een traan in het oog.
Wat zal moeder blij zijn, als ze dat hoort.
Ze weet het reeds Jan; ik heb in dien
geest met haar reeds gesproken.
Dit blijft dus zoo! Ik geef je boeken en
schriften en alles wat je voorloopig noodig
hebt en iederen Zaterdagavond als je vrij
bent van 6 tot 8 uur les. Dan gaan we sa
men leeren, en overhooren en nazien, wat
in den loop van de week gemaakt en ge
leerd werd.
„Het is te mooi! Het is te mooi, roept
Jan in vervoering uit en slaat van blijd-
ool,°P °P to-lcT, aai mcootcr laclien doet,
dat hem de tranen uit de oogen springen.
Kom nu eens mee, dan gaan we sa
men eens een boekje opduikelen voor het
aanleeren van het Fransch en de beginse
len voor boekhouden. Kijk de twee boekjes
eens in. Dan kom je Zaterdag bij me en
beginnen we met de uitspraak van het
Fransch en het leeren van woorden. Jon
gen nog toe, ik wed, eer we een maand ver
der zijn, ken je alle woorden van buiten
uit het heele boek. In Gods vrije natuur
is het zoo gemakkelijk te leeren. Daar is
mets, dat je hindert. De schapen niet en
Spits niet. De vogels ook niet en ook de
bijen niet. Alles is even rustig en stil om
je heen, als hier in de kamer. Je leert zon
der te weten. Je leert als je zin hebt. Je
scheidt uit, als je moe wordt. Wie doet je
wat? Je bent je eigen baas! Je eigen mees
ter! En nu ga naar huis Jan! We hebben
alles besproken! Alles voldoende toege
licht. A.s. Zaterdag begint het lieve leventje
en heb je deze twee boekjes ingezien en
weet je al zoowat, wat er in staat. Het
boekje over „boekhouden" is eenvoudig. Je
kunt er al het een en ander uit leeren. De
regels zijn makkelijk. We zullen zien.
Maar van het Fransche boekje moet je
afblijven. Niet op eigen houtje gaan lee
ren. De uitspraak is anders en daar is hulp
bij noodig. Dag Jan!
Dag meester! Duizendmaal dank! God
lóone u! Tot Zaterdag.
Jan gaat en er is geen gelukkiger Jan op
heel de wereld.
Jan is zoo uit het gezicht verdwenen en
het lijkt hem toe, alsof hij meer zweeft
dan gaat over den harden straatweg.
Droomt ie of droomt ie niet? Is het dan
toch waar?
Zijn het nu heusch twee boeken, die hij
tegen zich aandrukt met een hartelijkheid
als een moeder haar kind? En toch, en
toch, het is zoo! Het zijn boeken; het zijn
echte vrienden, die bij hem zullen zijn
nee) den langen dag. Dan zal de dag niet
lang meer vallen. Dan zullen de uren
voorbijvliegen als in een droom. Maar hij
zal niets laten merken. Hij zal niemand
iets zeggen, over al die groote plannen,
die besproken zijn. De baas niet; de
knechts niet; zelfs de bazin niet, die toch
zoo goed voor hem is, niemand dan Spits
en de schapen, die zullen het hooren. Die
zal hij alles in kleuren en geuren vertel
len. En dit weet ie wel; Spits zal hij
Fransch leeren op zijn beurt en deze zal
hem verstaan ook in die vreemde taal en
wat zal de baas dan raar op z n neus staan
te kijken! Doch kom, ik zie het huisje van
moeder al en ik wed voor nog zooveel,
dat ze al aan de deur staat me op te wach
ten, dat goeie moedertje!
En het was zoo! Dat moedertje stond
op den drempel. In de verte had ze den
vluggen stap van Jan al gehoord. In den
stillen avond, is dit niet vreemd. En voor
al den stap van Jan kende ze maar al te
goed.
(Wordt vervolgd).