Van Schaapherder
Fabrieksdirecteur
CORRESPONDENTIE
Cor van Diest, Sassenheim.
Wat doet me dat plezier, dat je ook eens
begonnen bent aan een lang „vervolgver
haal". De volgende week komt no. 1. Ik zal
onze kleine en groote lezers er nog eens
speciaal op attent maken en aansporen tot
lezen. Het is ook waard uitgeknipt te wor
den. Hoe gaat het nu? En met moeder en
Anny? En de Homannetjes? Dag Cor! De
hand voor U allen en mijn beste wenschen
en groeten!
David Meijer, Haarlemmer
meer. Ook met jouw lange verhaal
zullen we beginnen. Zie de volgende week
eens! En in welke klas ben je op 't oogen-
blik? En wat is jouw plan als je van school
bent. Je snapt wel, dat ik zal blijven vol
gen door het leven allen, die met me sa
menwerkten om ons Hoekje groot en inte
ressant te maken? En hoe vind je mijn
verhaal?
Heb je het trouw gelezen of ook, zooals
zoo velen, het uitgeknipt en bewaard voor
later. Dag David! Groet je ouders en broer
tjes en zusjes van me.
Henk Boskamp, Leiden. Je
schrijft, dat je negen jaar bent. Wanneer
ben je jarig? Laat me eens weten, wanneer
dat groote feest plaats heeft, dan laat ik
je in de lijst der jarigen zetten. En nu het
versje? Ik wacht altijd nog het antwoord
af en zal met plaatsen van dat vers wach
ten, tot ik van je hoor of het eigen werk
is of? Dag Henk! Groet vader en moeder
van me!
Bertha Heetvelt, Leiden.
Ik heb je verjaardag ingeboekt en je zult
op dien grooten dag waarop de kalender
25 Mei wijst, je naam vinden. Let maar
eens op. In welke klas ben je Bertha? Groet
vader en moeder van me en de zusjes!
B. van Hamersveld, Leiden.
Zeker kan zusje nog bij de lijst der jari
gen opgenomen worden. Hoe meer zielen,
hoe meer vreugd. Het is zooals je zegt, één
keer ingeboekt, geldt voor alle school
gaande jaren. Treesje zal het leuk vinden,
als ze den 29sten haar naam in de krant
leest. Gij moest eens probeeren om een
mooi verhaaltje te schrijven! Daag! Groet
vader en moeder van me en alle zusjes en
broer n. t. niet vergeten, Voor jou de
hand!
Nellie van Moorse 1, Warmond.
Zoo Nellie, en heb jij een versje gemaakt
over „Roodkapje?" En zou je dat nu eens
graag willen zien? Wel, om jou pleizier te
doen en ter aansporing om nog eens wat
te maken, wil ik eens laten hooren hoe jij
over „Roodkapje" te schrijven weet. Daar
is Nellie.
ROODKAPJE.
Meisje, waar ga je naar toe?
Blijf toch niet staan praten.
Want de wolf is dn 't dichte woud
En houdt jou in de gaten.
Loop recht-toe, recht-aan mijn kind,
Dat die snoodaard-jou niet windt.
Maar Roodkapje luistert niet
En 't gaat, zooals men meer.wel ziet.
Toen heeft 't kind een heelen tijd
Aan den kant gezeten
En toen de wolf kwam eraan
Was 't „hap" en êt was met 't kind
gedaan!"
Zoo zingt Nellie haar liedje op haar ma
nier! Wij hoorden dat sprookje anders?
Wie kan op „rijm" dat andere, ons eens
voorzingen?
Riet van Cassel, Z'woude. Ik
had op dien bewusten morgen eens bij jul
lie wiTen zijn, om den melkboer te hooren
zingen. „Wie in Januari geboren is"? Jam
mer, dat jij juist op dien dag ziek was.
Leuk, dat Miep en Alie zoo goed voor je
zorgden en je de medaille al vast mee
brachten. En om je plezier te doen wil
ik dat versje van de vogeltjes ook eens la
ten hooren. Luistert allen toe. Riet zal voor
jullie zingen van:
DE VOGELTJES.
Twee vogels zaten op het dak,
En zaten heel op hun gemak.
Maar hoor eens even, wat was dat?
De poes sprong pardoes van boven op
't dak.
De vogels vlogen heel gauw weg.
En kropen toen weer tusschen een
doornen heg,
En zeiden stillekens tegen elkaar:
Was die stöuterd weggebleven maar.
En hoe vinden jullie nu dit versje? Ik
kan niet anders, dan zeggen: flink zoo!
Riet, jij zingt als een lijster en ik hoop jou
nog vaker te hooren.
Hierbij zullen we het laten. De volgende
week gaan we door. De hand voor u allen.
Oom W i m.
Een brief van Anny van
üiest
Beste Oom Wim.
Waar zou toch al dat water vandaan ko
men dat de laatste dagen uit de lucht
valt? Zondvloed of.... zou de regen over
al vrije zwembassins willen maken? Ten
minste, Donderdagmiddag was dat verma
kelijk! 't Water stond minstens 1 d.M. bo
ven de straat; en al gauw kwamen kinde
ren buiten engingen pootje baden.
't Was echter van korten duur. Zoo ver
kwam 't vanmiddag wel niet, maar nu
was 't vanmiddag zoo mooi weer, we gin
gen wandelen. Jawel, we waren nog niet
ver weg, daar begon 't te regenen en on
weren van jewelste. Bewaar je goed hu
meur maar! Nu, ik verlies mijn goed hu
meur nogal niet zoo erg gauw, gelukkig.
In de vacantie heb ik Leiden eens van
een ander standpunt gezien; en wel van
heel hoog! We waren in een der maga
zijnen en vonden het wel aardig
oom ook eens de daktuinen te be
zoeken. Dat men daar zoo'n mooi pa
norama zou genieten, hadden we toch niet
kunnen indenken. Eerst zochten we daar
ons dorpske, wat we al gauw ontdekten
aan de nieuwe weg, die er wordt aange
legd. Warmond en de Kagerplassen gaven
ook al niet vel moeite aangezien 't nogal
druk was wat de zeilsport betreft. Ook
aan andere zijden was 't panorama heel
bezienswaardig en hadden we geen spijt
nu maar eens een kijkje daar te zijn gaan
nemen (dat is drie werkwoorden in één
adem!). Daarbij komt dat het juist een
balonwedstrijd plaats had en 't was wel
typisch die ballonnen na te staren. Af en
toe belef er wel eens een in de takken der
boomen hangen; jammer was dat.
Oom Wim, ik was laatst op 't postkan
toor; en daar mijn voorganger nogal lang
stond te praten, of misschien eenige in
lichtingen vroeg, moest ik nogal lang
wachten en had ik ruimschoots tijd hier
en daar de platen eens te bestudeeren. En
daar viel mijn oog op iets dat me nogal
vreemd toescheen, 't Was een geïllustreer
de vermaning geen brieven ergens zelf te
bezorgen want dat is de taak van den post
dienst; dat is strafbaar. Dat snap ik niet
zoo erg, als bijvoorbeeld Leidsche abon-
neetjes zelf den brief met raadsels op het
bureau van de krant komen brengen, kun
nen ze daar dan werkelijk voor gestraft
worden? Dat ziet de postdirecteur immers
niet! Of kan dat wellicht een andere be-
teekenis hebben? Woensdag en Donder
dag vieren we feest en als 't dan maar
droog blijft, dan valt 't feest niet in 't wa
ter! Dat zou nu eigenlijk wel jammer zijn,
maar 't weer vorspelt tot nog toe niet veel
goeds. Niets veranderlijker dan 't weer!
Soit! Maar Oom Wim, ik ga nu eens prak-
kizeeren over een aardig onderwerp voor
vers of verhaal of iets wat daarop lijkt;
want de tijd gaat al aardig voorbij. En ik
.moet toch voor sluitingstijd nog binnen
zijn. Stel de Sassenheimsche club te laat
binnen; dat gaat toch niet! Tot weder-
schrijven dus! Nu de hartelijke groeten,
ook aan de Directie van de Leidsche Cou
rant, die haar jeugdige abor.né's, de „spes
patriae" zoo verwent met mooie prijzen,
van de Sassemsche club en van Moe.
Uw nichtje Anny.
Dit is nog een brief i
raadsel wedstrij d.
i onzen vongen
De club onder ons
(Op rijm),
door Gonny.
III.
Plots zette Bet de radio aan,
„Hoera muziek!" juichte Sjaan.
„Luister eens even!" riep Cato,
Is er wat van de K. R. O.?
Ik hoor zo graag de Kroboys spelen!
Die zullen mij nou nooit vervelen.
Maar zij waren 't echter niet,
't Was 'n zanger, die zong 'n lied!
Zet dan 't toestel maar weer af!
Riep Cato, en Bet liep op 'n draf
Voor den derden maal, keukenwaarts toe.
En nog was zij, die goeie meid, niet moe
Schonk weer in de kopjes thee,
Dat de dames smaakten van o hé!
Tweemaal had ze al thee gezet!
Maar daar dient minder op gelet.
En zij keerde even later vlug,
In de huiskamer weer terug.
Met 'n groot blad in de hand
Waarop kopjes stonden als b.oemen
in 't land.
Bet werd met gejuich begroet!
En geen wonder ook, de thee was goed.
Zij kregen koek weer bij de thee
Het was in één woord oké!
(Wordt vervolgd).
Het doopfeest van Beatrix
door Anton Roels.
Op een blijden dag in de maand
f van Mei
i Is de' Hollandsche eenheid bewezen; I
0 Er is in de harten van jong en van oud
Opnieuw groote vreugde gerezen. j
(x)
De machtige zang in de Jacobskerk, q
De juichenden in alle straten,
De plechtige toon van het Hollandsche
lied,
Ze hebben geen twijfel gelaten.
En niemand kon, na het machtig
gezicht
Van zoovele, diep-treffende dingen,
Bij 't teere geschrei van de kleine
1 prinses 1
Nog goed zijn ontroering bedwingen.
J 't Was feest in het lage land aan de zee, t
Een feest voor het Huis van Oranje
En beneê in den tuin glom
d'Oranjezor
Op het teer-jonge groen der kastanje.
Wie zijn jarig?
Van 20 tot en met 26 Meï.
Op 20 Mei:
Gerard Bakker, Zuidh. 410, R'veen.
Herman Kerkhoven, Zevenhoven.
Alie Bolting, Berkheistr. 1, Wassenaar.
Op 21 Mei:
Bennie Roozen, Oosth. 41, Sassenheim.
Julia Otten, R'veen.
Bertie Mulder, Timorstraat 4.
Theo Kramp, Oosterstraat 66.
Jac. Verkleij, Pr. Hendr.str.. Alphen.
Nellie le Febre, Rijnstr. 22
Hendrika Looyendijk, Oosterstr. 55.
Leni v. d. Geest, Oud-Ade E 14.
Op 22 Mei:
Zus Pollmann, Hoogstr. 3.
Dieneke v. d. Reep, Haarlstr. 204.
Bertha Mank, Langeraar A 131.
Ploontje Bakker, Celebesstraat 21.
Rika v. d. Helm, Knipl. 5, Stom wijk.
Op 23 Mei:
Werner Diensberg, Leimuiden.
Arie v. d. Hoorn, A 205, Langeraar.
Gerard Nieuwsteeg, Maarsmansstr. 5.
Eduard Guljé, Slingerl.weg 8.
NoLy Haverkorn, Verl. Bloemistenlaan 45.
Leny den Dubbelen, Oegstgeest, Wij ten -
bachweg 111.
Op 24 Mei:
Jan Witkamp, Jan v. Houtkade 29.
Kees v. d. Linden, Breestraat 30.
Marietje Mulder, Timorstr.
Marietje Mulder, Timorstraat 4.
Jacob le Fèbre, Bronkhorststr. 30a.
Cor Paardenkooper, N. Buurt E 142, Zoe-
terwoude.
Kees Versteegen, Weipoort, Zoeterwoude
B 70.
Annie v. Vonderen, Aloëlaan.
Laurens Menken, Gemeeneweg 11, Z'woude
Op 25 Mei:
Bertha Heetvelt, Anna v. Saksenstr. 8.
Jacobi v. d. Geer, Lam.weg 74.
Jan v. Niekerk, Warmond, Dorpsstr. 87.
Ansje Ammerlaan, de Mey v. Streefk.str. 16
Frans Biegelaar, Plantscoen 103.
Lenie en Marietje Bennard, Haverz.laan 1.
Jopie Turk, R'veen B 177.
Gerard Koppers, Balistr. 8, Oegstgeest.
Riet Paalvast, Pr. Hendr. str. 19.
Op 26 Mei:
Jan Bakker, Groenendijk A 55, H'woude.
Apolonia Cozijn, Oude Wetering Azn.
Lina Droogh, Pulmot 3, Langeraar.
Alida van Leeuwen, v. d. Veldstr. 4. Lisse.
Truusje v. d. Wereld, Oud-Ade E 76.
Clasina Bocxe, Langeraar A 97.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie in deze lijst wil opgenomen, of bij
het verlaten der school van deze lijst wil
afgevoerd worden, schrijve MINSTENS 14
dagen vóór den verjaardag.
Oom Wim.
De rtvlcr
door Anton Roels.
We weten niet, hoe lang ze nu al stroomt
En in den winter slib draagt naar de
weiden;
Haar voorsprong ligt niet honderd jaar
terug,
Maar ligt in verre, onbekende tijden.
En steeds is zij dezelfde stroom geweest,
Die rustig voortdeint langs de groene
landen
En die zich uitstrekt van den witten berg
Tot aan de lage Westelijke stranden.
Zij is een beeld van onvergank'lijkheid
En van de trotsche schoonheid van het
leven;
Zij heeft het menschdom héél vaak heil
gebracht,
Doch óók heeft zij het veel verdriet
gegeven.
Het avontuur op een toren
van Gerard Keizer.
I.
Dat, wat ik nu vertellen ga, is al jaren
geleden gebeurd, maar toch moet ik nog
rillen, als. ik er aan terugdenk!
Ik was dan, in dien tijd, een jongen van
een jaar of zeventien, achttien, dat ik de
gewoonte had, om, met een jongen van
dienzelfden leeftijd en wiens vader klok-
keluider was, het werk van zijn vader sa
men met hem op te knappen.
Het was voor ons eigenlijk een pleziertje,
dit werkje te doen, en zijn vader, die al
langzamerhand 'n dagje ouder werd, liet
het daarom oogluikend tie, inwendig blij,
dat hij z'n oude beenen niet behoefde te
vermoeien met het inspannende „wentel"-
trappen loopen!
Wij, z'n zoon en ik dus, zorgden ervoor,
dat de klok op tijd geluid werd, en verder
verlangde z'n vader niet.
Wij zorgden ervoor, om precies vijf mi
nuten vóór tien, de klok te luiden tot het
uurwerk z'n doffe tien slagen liet hooren.
Dan bleven wij zoolang in den toren, om
dat er om vijf minuten vóór half elf, wéér
geluid moest worden te half elf.
Het kleine half uur, dat wij dus pauze
hadden, benutten wij, om een grondig on
derzoek in den toren in te stellen en
om nestjes te zoeken van torenduiven, die
vrij in en uit vlogen door de galmgaten.
Maar.... het moet tot onze eer gezegd
worden, de nestjes hebben wij altijd onge
moeid gelaten, wij gingen wel kijken, maar
de eventueele eitjes eruit halen, nee, dat
deden we niet!
Nooit echter waren wij nog tot boven in
den toren kunnen klauteren, daar ons daar
voor geregeld de tijd ontbrak, ook al door
het speuren naar die vogelnestjes.
Slechts eenmaal hebben wij het slagwerk
van de klok tegengehouden.
Dat zat zóó, het uurwerk in een toren
laat evenals bij gewone hangklokken trou
wens ook veel, een waarschuwdende tik
hooren. vooraleer de klepel op de klok valt.
Nu moest dat altijd gebeuren, kwart over
tien. dus nét in 't moment, dat wij op on
derzoekingstocht uit waren.
Op een keer hoorden wij ook weer die
waarschuwende tik en.... (alsof we het
beiden afgesproken hadden) renden wij
naar de klepel van de klok toe, en.hiel
den hem vast!
Wij voelden een ruk, maar hielden
krampachtig de klepel omklemt.
't Stomste was dat, wat we doen kon
den, want het uurwerk was finaal van slag
en 'n klokkemaker is er nog bij te pas moe
ten komen, die later het zaakje weer op
slag heeft gebracht!
Maar ik dwaal van m'n onderwerp af,
en dat is niet de bedoeling.
Op een goeie keer dan, zegt m'n kame
raad tegen mij: „M'n vader gaat vandaag
op reis, en hij heeft me nu al de sleutel
van den toren gegeven, kom, laten we
maar gauw gaan, dan kunnen we nu eens
probeeren om tot bovenin te komen!"
Nou, dat was een buitenkansje voor ons,
daar z'n vader hem anders altijd op 't laat
ste nippertje de sleutel gaf, na een serie
vaderlijke vermaningen en evenzoovele
waarschuwingen.
Vlug klauterden wij de kronkelende
wenteltrap op en spoedig hadden wij de
verdieping, waar het klokketouw hing, be
reikt.
Het was nu echter nog veel te vroeg, om
te luiden en wij klommen hooger.
Steeds nauwer werd de toren, hoe meer
wij hooger klommen, hoe steiler en ge
vaarlijker de ladders werden.
(Wordt vervolgd).
U vraagt?
1. Hoeveel teekeningen zullen gemaakt
zijn om een voorstelling van Mickey Mouse
te geven?
2. En wie is de maker van die leuke
films?
3. Waar zitten nog meer steenkolen in
ons land dan in Zuid-Limburg?
4. Sedert wanneer zijn de kinderen ver
plicht te leeren?
5. Hoeveel Roomsche kerken zouden wel
in Amsterdam zijn?
6. En in Den Haag?
Wij antwoorden
1. Om zoo'n werk, dat slechts een kleine
10 min. duurt, af te draaien zijn noodig
15000 verschillende teekeningen. Dat had
je zeker niet gedacht.
2. Dat is Walt Disney en de beroemde
nieuwe ster van de teekenfilmstrook is
Donald Duck".
3. Gevonden en ontdekt zijn er ook in de
Peel (N.-Brabant). Zoo zullen in de toe
komst de kolen van de Peel een kostbare
reserve zijn voor den Staat om geleidelijk
in de behoefte te voorzien als in het Zui
den de mijnen uitgeput zouden raken.
4. De leerplichtwet is ingevoerd in 1900.
5. In Amsterdam zijn 43 Roomsche Ker
ken.
6. En in den Haag 21.
tot
door Oom Wim.
XI.
Jongen, jongen, wat gaat het er heen!
Wie zal het winnen? Jan kan goed loopen
en Spits niet minder, maar Spits houdt het
langer vol en Jan valt lachend en hijgend
neer in het gras, terwijl Spits nog altijd
vooruitrent, meenende dat Jan hem op de
hielen zit. Spits heeft gewonnen.
Had hij spreken gekund, dan had ie het
uitgeschreeuwd, dat het klonk over de vel
den: gewonnen! ik heb gewonnen en Jan
heeft verloren"!
Nu blaft hij alleen, en springt over Jan
Leen, die van plezier zich heen en weer
wentelt en zich laat afrollen van het heu
veltje, waarop hij zich liet neervallen.
Wat hebben die twee kameraden een
schik!
Maar aan alles komt een eind.
Zachtkens wentelt de zon door de he
melruimte naar hét Westen. Vogels, die
van verre komen, waar de tafels gedekt
staan, gaan hun nachtplaatsen opzoeken,
verdwijnen tusschen de bladeren der boo
men in gindsche boschje.
De landman, die achter de grasvelden,
de scherpe ploeg drijft door de vette klei,
spant de paarden af en wipt met een
sprongetje op den rug van den goedigen
Bles, die dezen last niet telt en zijn baas
dat rustige plekje wel gunnen wil.
Dat is het sein ook voor Jan, om huis
waarts te keeren.
„Kom Spits, drijf ze hier naar toe; wy
gaan naar stal."
Jan voorop; de schapen volgen; Spits
achter en zoo volgt langzaam en vredig de
stoet den weg op, die leidt naar de woning
van den baas, die op dat oogenblik reeds
ir. de deuropening staat en blikt in de
r.chting, vanwaar Jan naderen gaat. Het
is een tafereeltje waardig door het palet
eens kunstenaars te worden vastgelegd.
Fluitend komt Jan nader. Spits blaft af
en toe, alsof hij zeggen wil: pas op, ik ben
er nog, hoor! En de schapen stappen voort
en blaten van verrukking, en dringen op
daar de warme stal hen wacht, waar ze
lekker en warm in den donkeren nacht
zullen verblijven.
De baas ziet dit tafereeltje aan en roept
de boerin, die ook op den drempel ver
schijnt en den jongen herder toelacht en
hem toeroept „maak voort Jan, de pap
v/acht en na gedanen arbeid is het
zoet 'te rusten."
En Jan maakt voort
De schapen staan zoo op stal.
En met behoedzaamheid, Jan eigen,
voelt ie nog eens aan 't slot, of de kooi be
hoorlijk is afgesloten, wat de baas niet
ontgaat en een goedkeurend gemompel
uit 's mans breeden mond tengevolge heeft.
Voor 't eerst zit Jan de jonge herder
naast de andere knechts en meiden aan
de witgeschuurde tafel, waarop de diepe
borden gevuld staan met het avondeten, w
waarop straks de bazin zinspeelde, toen
ze Jan aanspoorde tot spoed.
En hoe smaakt onze Jan dit papje,
na zoo'n zwaren dag, die achter je ligt
meesmuilde een der aanzittenden, die onze
dappere herder eens in 't zonnetje wilde
zetten.
Lekker Piet! Dat smaakt zoo lekker
als suiker en is vast, zoo gezond als het
zware werk, dat ik volbracht heb.
Goed gezegd man, herhaalt op zijn
beurt, Jan's rechterbuurman, maar ik
wed, dat je af en toe wel eens onzen kant
hebt uitgekeken als je meende het niet af
te kunnen en onze hulp, of wel onze ge
spierde armen noodig had. Een daverend
gelach schalt door de keuken en ook aan de
tafel, waar de baas en bazin en kinderen
hun avondeten gebruikten, lachte men op
het geestig gezegde van Jan's rechterbuur-
Maar Jan niet links, antwoordde heel
snedig:
Wel Janus zegt uwe's dat wel! Maar
jij vergist je ouwe vriend! Mijn armen Sijn
gespierd genoeg om me zelf te redden en
dan vergeet je, dat ik .een vriend bij me
heb met een mondwerk, dat beter is als
het er op aankomt, dan jouw biceps, zooals
wij op school leerde.
Neen Janus, jou zal ik het laatste roe
pen. Je bent me te bij de hand, vooral hier
aan tafel, want jouw bord is het eerst leeg,
naar ik zie!
Weer klatert een lach van instemming
op door de groote keuken, waarin iets hangt
van hartelijkheid en eenvoudige rondheid,
waar ieder gesnauw een wanklank zou
zijn in de stemming van deze brave men-
schen.
Voor een wijle wordt het stil.
Jan heeft getoond van zich af te kunnen
bijten en raak ook. Dat had men niet ver
wacht. Voor zijn leeftijd had men dat ze
ker niet verwacht.
(Wordt vervolgd).