Het gebed
aan de zee
MIE
Het land der ver
latenheid
UAAPDCENTRALE
DE GROOTE TREK BEGINT
&Z0NEN
LbQgri io
DE LAATSTE LES VAN LANGELOT
DONDERDAG 19 MEI 1938
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 9
CARMELITESSEN NAAR
IJSLAND
Er staat een huis in het bloeiende veld,
dat achter de blonde duinen ligt. Het ligt
daar als een zoete mijmering in een wij
de, onstuimige wereld.
Een huis met hooge vensters, die alleen
dienen mog§n om het licht van den dag
en de zon toe te laten in de luisterstille ver
trekken, waar de zachte schreden van bid
dende vrouwen gaan. Het is er stil en licht
van de zon. In de verte is de branding van
de zee en de branding van de wereld.
Maar binnen die muren is stilte en rust.
Biddende kloosterzusters gaan door de
gangen onder de hooge vensters, zóó hoog,
dat zij een blik beletten naar buiten, waar
de wereld is. Zij kunnen alleen de lucht
zien en de zeilende wolken, waarboven zij
vermoeden de grootheid van God. Maar zij
zien de lucht niet, zij zien God en haar
hart en de wereld, die vraagt om haar ge
bed.
Haar leven houdt niet op bij deze hooge
muren, het wordt niet bepaald door de
lengte en de breedte van deze kamers en
deze gangen. Haar leven en haar hart zijn
zoo groot als het leed der wereld is.
Zij wonen aan de duinen, maar zij zien
de duinen niet. Zij wonen aan de zee, maar
zij hooren haar niet. Zij hooren stemmen,
die van veel verder komen, van over de
zee, waar menschen' zijn, op wie God
wacht en die wachten op God.
Haar zuiver verlangen gaat verder dan
de stille kloostermuren. Zij zoeken óók de
wijde wereld, zooals wij als het lente wordt
en de hemel blauw is en er zoete geuren
komen in de lucht. Maar de Zusters zoe
ken een andere lente, de lente der zielen,
overal waar zielen zijn.
En nu in deze lente gaat haar hart
naar IJsland.
De Zusters Carmelitessen willen lente
gaan brengen in IJsland. Daar wonen de
menschen^ aan de zee, omdat hert binnen
land woest is en onherbergzaam. Maar de
Het huisje van pater Vroomen op
IJsland.,
De ingang van het Karmel-klooster
te Egmond a. d. Hoef.
Zusters zoeken geen oord, waar de natuur
vreugde schenkt, waar zonneschijn is en
blij vermaak, waar groene bergen zijn met
een hoed van sneeuw of dalen met glinste
rende meren.
Zfj vragen geen rust, geen blijde vacan-
tiedagen in een land, dat God voor veel
blijheid geschapen heeft, zij vragen slechts
ongestoord te kunnen bidden tusschen vier
muren, dicht bij de zee in een ander land,
omdat dat land de waarheid van ons ge
loof niet kent.
Kent u dat land? U kent-wellicht alleen
de namen der steden Reykjavik en Aku-
reiri, als u vol verwachting voor een blij
den dag de weerberichten las en deze na
men zag bij den barometerstand.
Deze steden liggen in IJsland: Reyk
javik, de hoofdstad, dat Rookbocht betee-
kent en Akureyri en Hafnarfjördur ieder
met niet meer dan 4000 inwoners.
Het is in deze laatste „stad", in het land
van honderdduizend menschen, waar de
Zusters in hun Carmel willen gaan bidden
voor de bekeering der menschen.
Het is geen land, dat sterk bekoort door
lieflijkheid en romantiek, 't Is-slechts be
woonbaar. in de streken langs de kust, waar
de menschen in harden arbeid het leven
ontwoekeren aan den harden grond.
Het is het land van vulkanen en geysers
en golfstroomingen en aardbevingen.
Het is het land, dat woester is dan een
oerwoud, omdat het steenen, hoekige rots-
steenen geeft voor brood. Die grond is
woester dan het ongetemde dier der bos-
schen, zijn woeste dorheid en onherberg
zaamheid is schrikaanjagender dan gebrul
van hongerige leeuwen.
Het is het land. van de Hekla en de
Katla, die vuur spuwen en de aarde doen
beven. En de menschen vluchten,niet, om
dat zij daarmede vertrouwd zijn, zooals wij
dat zijn met de zee.
Het is het land der gletschers en uitge
strekte woestenijen, waar geen lommer
rijke bosschen, geen vruchtbare velden,
noch vette weiden zijn om het hart van de
menschen te verkwikken. Er zijn geen hoo
rnen en geen struiken in dat haast angst
wekkende binnenland. Er is daar niets dan
een levenlooze natuur.
Het is het land waar vele maanden het
duister deze schrikwekkende eenzaamheid
niet verbergt en omhult tot rust voor den
menschelijken geest.
Het is het land, in welks Noorden des
winters eenigen tijd de zon niet opgaat en
het dreigende duister dit barre land nog
angstwekkender maakt.
Het is het land van stilte, van grimmige
geslotenheid en triestige verlatenheid.
Maar aan de zee, daar wonen de men
schen. Menschen van de zee en van het
woeste land. Tusschen dat land en de zee
hebben zij geléefd, zij, hun ouders en hun
voorouders, op een strook vruchtbare
grond, maar aan weerszijden was er de
dreiging.
Aan de eene zijde beukte de zee, aan de
andere zijde spogen de vultanen boven de
de onbegaanbare vlakte, die zelfs geen
treinen toeliet te dringen in haar gebied.
Zoo hebben hun ouders den tijd gekend,
dat zij hun zieken vervoerden op s een
draagbaar, gespannen tusschen twee IJs-
landsche paarden, die soms sterker waren
dan de sneeuwstormen, welke over de
vlakten gierden.
Zoo is dit menschengeslacht sterk ge
worden in den strijd. Zij hebben zich ge
bogen op den rug der zwarte aarde, heel
dicht naar de weinige bloemen, die er
bloeiden op die kleine strook vruchtbare
grond.
Dit geschiedde vele eeuwen lang. Al den
tijd, dat het katholieke geloof, er bloeide
vijf eeuwen lang en al den tijd, sinds
zij vóór vier eeuwen afdwaalden van den
weg der Kerk en zij het leven namen van
den laatsten katholieken bisschop, die op
dienzelfden grond den marteldood stierf.
Maar de heldhaftige geschiedenis van
dat land was daarmee niet beëindigd.
Die historie kent het verhaal van den
Franschen priester Baudoin, die na drie
eeuwen opnieuw naar IJsland voer om te
trachten het geloof der voorouders opnieuw
te planten in den harden- bodem. Hij ver
kleedde zich als een boer van dat land, om
dat zijn verblijf als priester niet was toe
gestaan. En toen hij werd ontdekt en zou
worden uitgewezen, had hij niet meer ge
daan dan aan drie jongens de genade te
brengen van het geloof. Twee van hen wer
den priester, Duitsche Jezuiëten, de derde
keerde naar IJsland terug. Gunnar Einar-
son stichtte een gezin op z'n ouden grond,
de eenige katholiek in dat land. En nu, na
dat in 1895 Paus Leo XIII IJsland had
gemaakt tot een vaste missiepost, nadat
de Paters Montfortanen en de Zusters van
St. Jozef en blijde hun intrede hadden ge
daan, nadat er een ziekenhuis was verre
zen en scholen, nadat Kardinaal van Ros-
sum er een bezoek had gebracht en deze
missiepost had verheven tot Apostolische
prefectuur», werd de zoon van Gunnar Ei-
narson, de eerste katholiek sinds vele
eeuwen, priester gewijd.
Nog staat de Katholieke Kerk daar aan
het begin van een Jangen weg.
Een klein kerkje, twee hospitalen en
wat scholen zijn de eerste posten, die er
liggen tusschen de vriendelijk verspreide
huizen der kleine stadjes.
En van de 100.000 inwoners, die IJsland
telt zijn er nog slechts 280 katholiek.
Maar hier aan onze zee bidden de Zus
ters Carmelitessen. Zij bidden om te mo
gen gaan naar die andere kust, ver over
de wijde zee om daar alleen met hun gebed
tusschen opnieuw gewijde muren dien har
den onvruchtbaren grond te mogen heili
gen en vruchtbaar maken voor het zaad
^an het heilig geloof
Tijdens het koor-gebed in het Kar
mel-klooster te Egmond a. d. Hoef
Zij wenschen heen te gaan naar een
ander land, waar de grond hard is en on
toegankelijk, maar niet zoo hard en on
toegankelijk, dat de rotsige bodem van
IJsland niet op zou nemen het zoete woord
van een innig en voortdurend vertrouwvol
gebed.
De Zusters willen gaan, omdat zij weten,
dat God het wil en omdat het eens de
wensch was van Holland's Kardinaal.
Maar zij mogen niet gaan, voordat de een
voudige Carmel daar gebouwd is in Haf
narfjördur, waar zij bidden zullen voor
IJsland. Slechts één vleugel van den nieu
wen Carmel vragen zij, eenvoudig en so
ber.
Deze tijd is een tijd, die offers vraagt,
omdat alleen offers het avondland zullen
kunnen redden van den dreigenden onder
gang.
De Zusters Carmelitessen willen ieder
offer brengen, zelfs het offer van zich
zelf,, als het gaat om de uitbreiding van
Gods Rijk.
Dat het offer van Nederland's katholie
ken haar offer mogelijk make.
Dan zullen de Zusters daar gaan staan
op dien vreemden harden grond, de han
den ten hemel geheven. Zij zullen ook daar
weer staan dicht bij de zee en bidden, voor
de menschen. Zij vragen u slechts- dit mo
gelijk te maken.
Wie hiervoor een offer geven wil, storte
zijn gave op giro 13431 van den H. E. Heer
E. P. Rèngs, Deken van Alkmaar. R^ K.
Pastorie, Verdronkenoord 76 te Alkmaar
of aan de Zusters Carmelitessen Egmond
aan den Hoef, gironummer 39730.
L VERWARMING
April heeft cns in den steek gelaten en
ook het begin van de Meimaand beloofde
weinig goeds. Zoo veel belovend als Maart
is» geweest met de koesterende zonnedagen,
zoo grimmig koud was het in April. iJzig
was de wind en gansch de maand wilden
de boomen maar niet botten. De natuur
scheen stil te staan.
Nu zijn de warme voorjaarsdagen geko
men, de dagen waarnaar wij zoo lang heb
ben uitgezien. Dè natuur is ontwaakt, de
boomen zijn weer in het teergroen ge
stoken. Nederland wordt weer bloemen-
land. Onweerstaanbaar worden wij naar
buiten gedreven. Te lang sloten wij ons op
in de mufheid der vertrekken en misten
wij de streling van den zoelen voorjaars
wind. De buitenlucht willen wij snuiven,
de prikkelende geur van de dennenbos-
schen willen wij voelen, de stilte van de
hei. Wij willen weer pic-nicken op roman
tische plekjes, ons uitstrekken op donzig
mos.
Voor hen, die er mét de auto op uit wil
len gaan, zendt de K.N.A.C. ons een sche
ma voor een tocht door Midden-Neder
land, welke op elk willekeurig punt kan
worden aangevangen en beëindigd. De
route leidt steeds langs goed berijdbare
wegen, die ons door de mooiste deelen van
het Sticht leiden, dwars over de Veluwe,
door Twente en de Achterhoek.
Als uitgangspunt voor de beschrijving
van dezen Voorjaarstocht kozen wij
Amersfoort. Van Amersfoort over Nijkerk
.rijdende volgt men den weg over Putten
naar Harderwijk (30 K.M.). In Harderwijk
buigen wij af naar rechts en gaan over
Staverden naar het welbekende Uddeler-
meer (15 K.M.). Dan over Garderen naar
Stroe (10 K.M.). Nadat wij aldus de bos
schen aan den Noordrand van de Veluwe
hebben doorkruist, strekken zich na Stroe,
els wij van dit vriendelijke dorpje uit over
de Harskamp naar Otterlo rijden, groote
heidevelden zoowel links als rechts van
den weg voor ons uit (10 K.M.). In Otter
lo kan men den weg inslaan naar Hoender-
lo en rechts den toegang tot het Landgoed
„de Hoge Meluwe" vinden. Wie een be
zoek aan dat landgoed niet in de route
wenscht op te nemen, rijdt van Ottèlo
over Schaarsbergen naar het Kasteel Ro-
zendaal. (19 K.M.). Vergezichten van on
eindige bekoring treffen wij langs dit ge
deelte van onze route aan en niet zelden
zal de automobilist, even vaart minderen
of geheel stilstaan teneinde beter hiervan
te kunnen gemeten.
Van Roozendaal voert de weg naar Velp
eri dan langs den Rijksstraatweg via de
Steeg en de Middachteralleé naar Dieren
(11 K.M.).
Van Dieren vervolgt men zijn weg over
Doesburg, (Schipbrug over den IJssel),
Laag Keppel en Hummelo (12 K.M.) en
men bevindt zich in het zeer afwisselende
en aan natuurschoon zoo rijke gedeelte van
Gelderland, dat men doorgaans met den
naam „de Achterhoek" aanduidt. Over
Hengelo (Gld.), via Ruurlo rijdt men naar
Groenlo en Ëibergen (38 K.M); dan over
Borculo-Diepenheim en Goor naar Holten
(37 K.M.). Dit gedeelte van den tocht heeft
ons over landelijke wegen gevoerd, die ons
juist door dit karakter een goeden indruk
géven van het landschap, dat wij dwars
ooorkruisen. Hoewel de wegen uiteraard
geen autowegen te noemen zijn, zijn zij
toch zeer goed berijdbaar. In Holten kun
nen wij genieten van het prachtige uit
zicht op den Holterberg. Verder rijdt men
nu over Nij verdal en Hellendoorn naar
Ommen (26 K.M.). Tusschen Hellendoorn
en Ommen treft men den Lemelerberg
aan, welke den den toerist een uitzicht van
bijzondere schoonheid waarborgt.
Van Ommen uit gaat het nu in West-
waartsche richting over Da.lfsen en Wyth-
men naar Zwolle (26 K.M.). In Zwolle
volgt men nu de VeeraEee en het Bolwerk
en rijdt dan over den IJsselbrug naar We-
zep. In Wezep een scherpe bocht naar links
om op den weg naar Heerde te komen.
Hier rijdt men langs den rand van het
schietterrein van de Legerplaats Olde-
broek en kan men van bijzondere fraaie
vergezichten genieten (18 K.M.). Van
Heerde volge men de route over Epe en
't Soerel naai Nunspeet. (15 K.M.). Nog
TELEFOON 15
worden heide en bosschen niet verlaten.
vVij buigen in Nunspeet Zuidwaarts af naar
Vierhouten, rijden over Elspeet en kruisen
bij Staverden hét begin van de bovenom
schreven route (16 K.M.). Van Staverden
gaat het dan door het Speulderbosch over
Speulde en Garderen naar Oud Milligen
(.9 K.M.). Bij Oud Milligen bereiken wij
de laatste étappe van den voorjaarstocht.
Hier buigen wij nl. rechts af en rijden
over Voorthuizen weer naar Amersfoort
(25 K.M.). Totaal afstand 317 K.M.
Zij, die dit aantal kilometers voor een
dagtoer wel wat geforceerd vinden en.niet
in de gelegenheid zijn om er twee of meer
dagen op uit te trekken, kunnen de be
schreven route hier en daar bekorten. Zoo
kan men b.v. van Otterlo uit direct over
Hoenderlo, Apeldoorn en Deventer naar
Holten rijden, om op deze wijze weer op de
bovenomschreven route terecht te komen.
Hierdoor wordt de tocht aanmerkelijk be
kort. Het totaal aantal kilometers be
draagt dan 255.
Ook kan men b.v. van Amersfoort over
Quatre Bras en Woudenberg en Ede naar
Otterlo gaan en van Otterlo uit over Hoen-
derlo-Apeldoom-Zutphen en Lochem naar
Diepenheim. Men zeit, tal van wegen lei
den ons door den voorjaars'tuin van Neder
land en ongetwijfeld zal de autotoerist,
die om welke reden dan ook niet in staat
is de geheele door de K.N.A.C. samenge
stelde route te voegen, aan de hand van dit
schema schoone variaties weten te vinden.
68. Duimelot, die nog niet wist, welk grapje broerlief in-
tusschen had uitgehaald, snelde ook naar de plaats des on-
heils om te helpen. De warmte van het vuur kwam haar al
op verre afstand tegemoet.
67. De emmers in de wereld trokken intusschen allemaal
naar de plaats van de brand. Troep van duizenden waren
nu bijeen gekomen en vormden dichte legers, net als solda
ten. Door alle landen klonken nu dreunende stapjes van
de emmer-legers.