Dekking der Defensie-
Uitgaven
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Verhooging der Inkomsfen-
en dividend-belastingen
DE BEDRIJFS-VERGUNNINGENWET
AANGENOMEN
Als CMsteesefoc
tremen botsen
DONDERDAG 19 MEI 1938
29ste Jaargang No. 9035
S)e ÊeicbelieGoti/fca/iit
Telefoon: Redactie 15.
Telefoon: Administratie 935.
Adv. en Abonn.-tarieven zie pag. 2.
Giro 103003. Postbus 1L
V Lasterlijke praat
Het dagblad der N.S.B., het „Nationale
Dagblad" wijdt eenige woorden aan de
viering van het 9e lustrum van de R.K.
Studentenver. „Sanctus Augustinus" te
Leiden.
Men leze den aanhef:
Toen eenige weken geleden enkele
studenten binnen de gebouwen der
Leidsche Universiteit eenige poli
tieke propaganda maakten, althans bij
den Rector Magnificus de indruk werd
gevestigd alsof zulks zou hebben plaats
gehad, heeft deze Rector Magnificus,
zekere Barge, het noodig geoordeeld in
het „Leidsch Universiteitsblad" een
waarschuwing te plaatsen aan het
adres van de studenten, waarbij het
verboden werd op de Universiteitsge
bouwen politieke propaganda te ma
ken.
Fijntjes gezegd, niet waar: „zekere
Barge"!
Zóó laat men den lezer voelen, dat 't
gaat over iemand, wiens naam buiten den
engen kring van vrienden en bekenden
niets zegt, omdat men van den drager van
den naam nooit heeft gehoord, hem niet
kent.
Nu is 't waar, dat innerlijke beteekems
en maatschappelijke waarde van een
mensch eenerzijds en bekendheid ander
zijds niet altijd aan elkaar geëvenredigd
zijn. De meest bekenden zijn niet altijd de
wezenlijk-voornaamste burgers van het
vaderland. Wie kent niet vul zelf 'n
naam in en: de man heeftfeitelijk
niets gepraesteerd. Menschen, die b.v. voor
de wetenschap zeer groote verdiensten
hebben, zijn vaak in veel kleineren kring
bekend, dan de een of andere schreeuwe
rige reclame-maker.
Maar de bekendheid in den lande van
den beoefenaar der wetenschap, die prof.
Barge is, is wel zoo groot, dat het... piet-
lutterig staat, om te spreken van een ze
keren Barge. En wij hebben daarom eigen
lijk al te veel aandacht geschonken aan
dat klein gedoe.
Verder wordt er dan beweerd, dat op de
bijeenkomst van „St. Augustinus" in het
groot Auditorium der Leidsche Universi
teit mr. v. Cauwelaert, minister van Staat
en burgemeester van Antwerpen, een poli
tieke rede heeft gehouden, waarin hij het
nationaal-socialisme bestreed en... het
communisme in bescherming nam. Dit al
les, zoo wordt er bijgevoegd, „geschiedde
onder het gehoor van Z. H. Exc. mgr.
F. Giobbe, pauselijk internuntius te Den
Haag, den Belgischen gezant bij het Ned.
Hof, baron Herry, Rector Magnificus Bar
ge, alsmede talrijke andere Staatspartij
vrienden".
't Is verschrikkelijk: zulk 'n laster!
Natuurlijk is cfe waarheid juist anders
om. Mr. Cauwelaert heeft het communisme
principieel en radicaal bestreden! Wij wil
len hier nog aan het in ons blad geplaat
ste verslag zijner rede het volgende ont-
leenen:
Waarheid en recht, als hoogste be
zittingen van onze onstoffelijke en zelf
standige wezenheid en grondslag van
iedere beschaving, die tevens verheffing
is, waarheid en recht zijn uitgebannen
grootheden in een communistischen
staat. „Het communisme", zegt Pius XI,
voert heele volkeren terug naar een
barbaarschheid erger dan die, waarin
het grootste gedeelte van de wereld
verkeerde bij de komst van den Ver
losser". Het is onze plicht als geloovige
en als mensch het communisme met
alle krachtdadigheid te bestrijden.
Zoo sprak mr. Cauwelaert.
En het „Nationale Dagblad" schrijft, dat
mr. Cauwelaert het communisme in be
scherming nam!
Bah, wat 'n lasteraars!
GENERAAL CEDILLO AFGEZET.
MEXICO-STAD, 19 Mei. (A. N. P.)
President Cardenas heeft generaal Satur-
nino, den feitelijken heerscher in den staat
San Luis, die, naar gemeld werd, een re
volutie voorbereidde, uit zijn functie ont-
De president heeft zich per trein naar
San Luis Potosie begeven en daar medege
deeld, dat Cedillo vergund wordt zich op
zijn farm terug te tretkken, wanneer hjj
alle wapens en munitie, waarover hij be
schikt, zal hebben teruggegeven.
Cardenas voegde hieraan toe, da< de pe-
troleummaatschappijen de hulp hebben ge
zocht van verraders om de openbare orde
te verstoren als repressaille tegen de ont
eigening.
MEMORIE VAN ANTWOORD.
Ook de omzet- en personeele
belasting komen aan de beurt.
Verschenen is dè Memorie van Antwoord
aan de Eerste Kamer inzake het wetsont
werp houdende tijdelijke voorziening tol
versterking van de opbrengst van de in
komstenbelasting en van de dividend- en
tantièmebelasting tot gedeeltelijke dekking
van uitgaven voor defensie. Hieraan wordt
het volgende ontleend.
De uitgaven op de begrooting van 1938
(gewone dienst) overtreffen verre de mid
delen, zoodat op die begrooting geen dek
king voor de onderhavige defensie-uitga
ven aanwezig is. Bedoeld tekort heeft zoo-
danigen omvang aangenomen, dat dekking
daarvan in de naaste toekomst zeer groote
zorg zal baren. In een verhooging van het
tekort kan uiteraard niet worden berust.
Voor de extra uitgaven ten behoeve van de
defensie zullen daarom extra offers in den
vorm van hoogere belasting moeten worden
gebracht.
Met het oog op de wenschelijkheid, dat
steeds een duidelijk beeld kan worden ver
kregen van de wijze en de mate van dek
king dezer uitgaven, heeft de minister in
overweging genomen een afzonderlijke fi
nanciering der defensie-uitgaven door mid
del van een nationaal defensiefonds.
Begrootingen 19381939.
Hoewel de inrichting van zoodanig fonds
thans nog niet aan de orde is, heeft hij, ten
einde het dekkingsplan van de defensie
uitgaven voor de eerstvolgende jaren aan
schouwelijk en overzichtelijk te kunnen
voorstellen, een schema opgesteld van de
begrootingen, welke bij de instelling van
bedoeld fonds voor 1938 en 1939 zouden
moeten worden samengesteld. Deze opstel
ling volgt hier:
Inkomsten 1938:
Opcenten R.I.B. 3,2 mill.; opcenten div.
en tant.bel. 1 mill.; wijziging omzetbelas-
tingwet /3.mjll.; totaal ƒ7,2 millioen.
Uitgaven 1938:
Vergrooting contingent en verlenging
eersten oefentijd 174 millioen.
Inkomsten 1939:
Opcenten R.I.B. 4,7 mill.; opcenten div.
en tant.bel. 5,5 mill.; wijziging omzetbe-
lastingwet 7,5 mill.; totaal ƒ17,7 millioen.
Uitgaven 1939: Vergrooting contin
gent en verlenging eersten oefentijd 17,5
mill:; rente en aflossing kosten moderni
seering materieel weermacht en kazernee
ring ƒ3,4 mill.; meerdere exploitatiekosten
en vervanging materieel 5.mill.; totaal
25,9 millioen.
Uit deze opstelling zal blijken, dat de
noodzakelijke dekking van de hoogere de
fensie-uitgaven voor 1938 en 1939 nog niet
is verkregen bij aanvaarding van de thans
aanhangige en de overige reeds bij de Sta-
ten-Generaal ingediende belastingontwer-
pen.
In het ontbrekende kan worden voor
zien door eenige maatregelen, welke nog in
het stadium van voorbereiding verkeeren,
t.w. een verhooging van het percentage der
omzetbelasting, en zoo noodig een matige
verhooging van de personeele belasting.
Belastingverhooging is, in het bijzonder
in de huidige omstandigheden slechts ver
antwoord, indien zij een absolute noodza
kelijkheid is. Zoolang de mogelijkheid be
staat van een wijziging van de financieele
omstandigheden, welke de thans voor 1940
en volgende jaren noodig geoordeelde be-
lastingverhoogingen geheel of voor een ge
deelte overbodig zouden maken, meent de
minister niet de vrijheid te hebben voor
stellen tot belastingverhooging in te die
nen.
De bedenkingen, welke verschillende le
den doen hooren ten aanzien van de matige
verhooging der personeele belasting hebben
de bijzondere aandacht van den minister.
Zooals uit vorenstaande mededeelingen kan
worden afgeleid, heeft hij een matige ver
hooging van de personeele belasting in
overweging genomen voor het geval de op
brengst van de reeds ingediende belasting
maatregelen, alsmede de opbrengst van de
bij hem in overweging zijnde verhooging
van de omzetbelasting niet toereikend zou
zijn om de nieuwe uitgaven voor de defen
sie te dekken. Den leden, die tegen verhoo
ging van de omzetbelasting ernstig bezwaar
hebben, moet worden opgemerkt, dat thans,
nu alle belastingen reeds een hoog peil heb
ben bereikt, een aanmerkelijke verhooging
van schier elke belasting op ernstige be
zwaren stuit. Ampele overweging van de
zeer beperkte mogelijkheden, welke thans
nog aanwezig zijn hebben hem tot de mee
ning geleid dat verhooging van de omzet
belasting de voorkeur verdient boven een
verdere verhooging van andere belastin
gen.
Geen leening.
In antwoord op de vraag, of c.q.
de regeering ter dekking van de kosten van
den achterstand in onze bewapening, tot
de uitgifte eener leening zal overgaan, mo
ge dienen, dat in het geldend systeem van
comptabiliteit tot zulke emissie slechts
wordt overgegaan, wanneer de stand der
kasmiddelen daartoe noopt. Deze omstan
digheid doet zich thans niet voor. Hierbij
zij opgemerkt, dat het niet gebruikelijk is,
wijl niet in het belang der zaak, de uitgifte
eener leening vóór het daartoe aangewe
zen tijdstip, aan te kondigen, zoodat, indien
al het voornemen tot een emissie zou be
staan, reeds op dezen grond de minister
het antwoord op de betreffende vraag zou
moeten schuldig blijven.
Een verdere verhooging van het tarief
van invoerrechten met zuiver fiscaal ka
rakter, zoodat eenerzijds een noemens
waardige vermeerdering van inkomsten
zou worden verkregen en anderzijds geen
invloed zou worden uitgeoefend ten gunste
of ten ongunste van de volkshuishouding, is
gezien de hoogte van het bestaande tarief,
niet mogelijk.
Wat een koffiebelasting betreft, staat de
minister nog steeds op hetzelfde standpunt.
Voorts herhaalt hij, dat van hem voors
hands geen voorstel tot invoering van een
radiobelasting te verwachten is.
In zake de bepleite heffing in eens sluit
de minister zich aan bij het oordeel van
verschillende andere leden die zich, om de
ongelijke werking van zulk een heffing,
daarmede niet kunnen vereenigen.
De regeering is ervan overtuigd, dat het
Nederlandsche volk voor de verbetering
van zijn defensie-apparaat, gesterkt door
een gezond nationaal bewustzijn, de meer
dere lasten,, die van deze verbetering het
noodzakelijk gevolg zijn, zal willen en
daardoor ook zal kunnen dragen.
Eerste Kanier
De heer POLLEMA (C. H.) vervolgt zijn
rede: Spr. is geen voorstander van dit
wetsontwerp. De Minister zegt, niet te ko
men tot een gesloten bedrijf; doch alleen
formeel is dit zoo. En men krijgt twee
soorten van burgers. Dit mag de overheid
niet voorbijgaan. Er blijft een groep op
den zelfkant van welvaart en armoede.
De bezwaren tegen het wetsontwerp
zijn te groot dan dat spr. er zijn stem aan
zal kunnen geven.
De heer DIEPENHORST (A. R.) merkte
op, dat sluiting van het bedrijf niet het
doel is van het ontwerp, wel van hetweg-
nemen van excessen. Ook is er geen sprake
van inschakeling van het behoefte-ele
ment; dit wordt niet door den Staat als
regulator gehanteerd. Een bepaalde orde
ning moet echter niet door een eenzijdig
optreden kunnen worden verstoord. Deze
wet heeft slechts een beperkte strekking,
van soc. democratische zijde wordt het nog
maar als een begin beschouwd. Er is trou
wens geen sprake van, dat deze wet zich
zou bewegen in de richting van het -Plan
van den Arbeid. Het is onjuist ook dat in
dit wetsontwerp de tendenz ligt, het in
dustrieleven te brengen onder staatsvoog-
dij; het tegendeel is het geval.
De heer VAN SASSE VAN IJSSELT
(R. K.) heeft bezwaar tegen de onvol
doende regeling van het beroepsrecht. Ze
strookt niet met de normale opvatting van
dit recht. Spr. zou gaarne zien dat de mi
nister komt met een nieuw wetsontwerp,
om in dit bezwaar te voorzien; zulk een
vraag beschouwt spr. niet als een verkapt
amendement, zooals de heer Pollema deed.
Spr. kan zijn stem niet aan dit wetsont
werp geven, mede wegens de strafbepalin
gen ervan.
De heer VAN BöNNINGHAUSEN (N.
S. B.) ziet tal van gebreken in dit ont
werp. De regeering is als een grijsaard,
die den tijd niet begrijpt en niet meer
mee kan. De ordening moet wel ingaan te
gen de liberale wanorde, doch gericht zijn
alleen op het algemeen belang.
Spr. weigert de regeering gelegenheid
te geven, op te treden tegen energieke
ondernemers, die voor anderen lastig zou
den kunnen worden.
Geen energie mag ongebruikt worden
gelaten; het volkshuishouden moet zich
volledig kunnen ontplooien, met een maxi
mum van nuttigheid. De demo-liberale
staat voert naar een lager levensniveau.
De VOORZITTER verzoekt den spr.,
zich tot het wetsontwerp te bepalen en
zich van dergelijke algemeenheden te ont
houden.
De heer VON BöNNINGHAUSEN con
stateert dat de minister nog geen enkel
argument tegen de beginselen der N.S.B.
heeft kunnen aanvoeren. Kan hij die niet
toepassen, dan trede hij af.
De heer KRANENBURG (V. D.) vindt
de kwestie van het beroep ook niet vol
doende geregeld. Spr. zal daarom echter
niet tegen stemmen. De minister overwege
de kwestie nog eens.
De heer DE ZEEUW (S. D.) onderschrijft
deze bezwaren; bij toepassing van de wet
zullen de buitengeslotenen niet onver
zorgd mogen blijven. Ordening moet uit
de armoede leiden, niet er in.
De heer DE BRUIJN (R. K.) juicht het
wetsontwerp toe. Spr. bestrijdt het adres
van het verbond van Nederl. Werkgevers
tegen het ontwerp; het vertoont geen mo
raal en wil ongebonden vrijheid. Macht is
trouwens geen recht; het nuttige, het goe
de moet beschermd worden, het recht
van den sterkste gelde hier niet. En dan
is er maar één orgaan, dat ten deze kan
optreden, en dat is de overheid.
Er is hier gesproken van een beroeps-
recht; doch dat is hier feitelijk niet aan de
orde. Er is nooit een geschil tusschen den
Minister en een ondernemer. De Minister
neemt een beschikking en daartegen 'kan
men binnen dertig dagen opkomen. Spr.
acht dit ruim genoeg. Als een enkeling de
belangen van het gemeenebest zou gaan
schaden, moet het de overheid niet onmo
gelijk zijn, daartegen op te treden. Het is
voor ons land een waagstuk, één alumi-
nium-fabriek op te richten; nu een weg is
gevonden, dreigt onmiddellijk een ander
een tweede daarnaast te stichten. Mis
schien is het de bedoeling, dat er géén alu-
minium-fabriek komt.
De Minister van Economische Zaken, de
heer STEENBERGHEJuist.
De heer DE BRUIJN vervolgt zijn rede.
Wanneer deze wet er ware geweest had
de ergeerir.g het optreden van Fransche
zijde kunnen verhinderen.
Indien de ordening verder ware gevor
derd, zou de regeering zich op het tweede
plan hebben kunnen stellen. Doch de be-
drijfsraden zijn te weinig talrijk en te
weinig geoutilleerd. Daarom moet de over
heid het toezicht op de vestigingen op zich
nemen.
Spr. richt zich dan tegen den heer Von
Bönninghausen, die gezegd heeft dat hij de
Kerk niet meer acht dan een politieke or
ganisatie.
De VOORZITTER: laat u dat toch rus
ten, het is de moeite niet waard, er tegen
te debatteeren.
De heer DE BRUIJN zegt, dat de heer
von Bönninghausen thans anders zou heb
ben gesproken als hij indertijd, toen hij
op de candidatenlijst der R. K. Staatspar
tij stond, ware gekozen.
De heer VAN VESSEM (N.S.B.)onbe
hoorlijk.
De heer DE BRUIJN zegt de regeering
wel eens te willen zien, die de N.S.B.
denkt te vormen uit haar midden. Het land
heeft behoefte aan karaktervaste menschen
en niet aan renegaten.
De heer VON BÖNNINGHAUSEN: Dat
wordt toch wel een beetje erg.
De heer VAN VESSEM: Wat een taaltje.
De VOORZITTER hamert.
De minister aan het woord.
Het woord is aan den MINISTER VAN
ECONOMISCHE ZAKEN, den heer
STEENBERGHE, die zegt dat deze wet
voor de industrie regelt, hetgeen bij de
landbouwcrisiswet al is geregeld. Een nieu
wigheid is er dus niet. Het subsidiaire
karakter der staatswerkzaamheid wenscht
de regeering te behouden. Spr. vertrouwt
in het initiatief van de ondernemers.
Mocht hij daarin beschaamd worden, dan
zal een verdere stap noodig zijn.
Wat de rede van den heer Von Bön
ninghausen betreft, bij het opschrijven
van deze rede heeft hij hem niet geheel
kunnen volgen.
De heer VAN VESSEM (N.S.B.): Dat is
onbehoorlijk, ik begrijp niet, dat de voor
zitter dit toelaat.
De MINISTER: Ik zal het bewijzen. Men
heeft alle argumenten bijeen gezocht, die
van welke zijde ook tegen dit ontwerp
zijn ingebracht, en heeft aldus een aantal
onderling tegenstrijdige a rgumenten bij
eengeraapt. Van deze argumenten wordt
nog gezegd, dat ze anders zouden worden
bekeken als de „Leider" door H. M. de
Koningin zou zijn benoemd. Van princi-
pieele argumenten gesproken.
Spr. gaat eenige van de argumenten
van den heer Von Bönninghausen na
en zegt dat men wel een verwrongen
stel hersens moet hebben om te kun
nen beweren, dat de wet het doel heeft
den slechten ondernemer tegen den
goeden te helpen.
DU nummer bestaat alt
vier bladen.
VOORNAAMSTE NIEUWS
Buitenland
De nieuwe Belgische regeering krijgt een
groote meerderheid in de Kamer. (2de
blad).
De Duitschers mogen niet naar Boeda
pest (2de blad).
Felle strijd om het bezit van Soetsjau.
(2de blad).
Binnenland
De regeering zet haar standpunt uiteen
inzake belasting-verhoogingen. (1ste blad).
De Hanze in het Bisdom Haarlem. (2de
blad).
De beroepsprocedure bevalt spr. per
soonlijk niet, doch een betere heeft hij
niet gehoord. Tegen de oplossing van den
heer Van der Goes van Naters een pro
cedure voor den Raad van State, afdee-
ling Contentieux heeft spr. het bezwaar,
dat openbare behandeling van de betrok
ken aangelegenheden ongewenscht is. Spr.
vraagt den heer Van Sasse van IJsselt zijn
bezwaren te laten varen.
De rede van den heer Pollema heeft
geen argumenten aangevoerd voor de stel
ling, dat de regeering op knechting van
het bedrijfsleven zal aansturen. De regee
ring wil, dat de staatstaak volledig worde
verricht. Deze staatstaak is subsidiair en
beoogt het afsnijden van excessen.
Deze wet gaat verder dan de wet op de
ondernemersovereenkomsten. Spr. geeft
dit den heer Pollema toe. Doch niet geeft
hij toe, dat kapitaalverspilling (iets anders
dan verbruik) met de daaraan gepaarde
verspilling van werkgelegenheid geen
ramp zou zijn. Hiertegen is dat wetsont
werp gericht.
Dat de verstrekking van volmachten
aan de regeering op grond van de erva
ring met de vestigingswet tot voorzichtig
heid zou moeten manen, acht spr. een
zware beschuldiging. Hij zou gaarne dé-
tailleering hooren, want hij is zich geen
kwaad bewust.
De heer VON BöNNINGHAUSEN (N.
S. B.) protesteert er tegen dat de heer de
Bruijn de katholieke leden der N.S.B. als
ex-katholieken en renegaten heeft aan
geduid.
Over het wetsontwerp wordt gestemd.
Voor stemmen 35 leden, tegen 8 (de heeren
Van Rappard (lib.), v. d. Bergh (lib.),
Polema (C. H.), Ter Haar (C. H.) en de
N.S.B. De heer Van Sasse van IJsselt
stemde voor.
Indische begrooting.
Aan de orde is daarna de Indische be
grooting voor 1938.
200 DOODEN.
Volgens berichten uit Chineesche bron
zijn in den avond van 16 Mei op den spoor
weg KantonHankau ten gevolge van een
treinbotsing 200 personen om het leven
gekomen.
Het ongeluk greep plaats bij Milokang
op 115 K.M. ten Noorden van Sjangsa.
Een personentrein, welke van Woetsjang
op weg was naar het Zuiden, kwam in bot
sing met een van Kanton afkomstigen goe
derentrein, welke zich naar het Noorden
begaf.
Het verluidt, dat de bergingswerkzaam
heden worden voortgezet. Meer dan hon
derd lijken zijn reeds uit het puin 'te voor
schijn gehaald.
De oorzaak van de ramp is onbekend.
Het verluidt evenwel, dat eenige ambtena
ren der spoorwegen in verzekerde bewa
ring zijn gesteld.
Het geheele verkeer is onderbroken,
aangezien het puin nog steeds de rails
geblokkeert.
MGR. HEYLEN NAAR BOEDAPEST.
NAMEN, 19 Mei. (A. N. P.). Mgr. Hey-
len, de bisschop van Namen, vertrekt he
denavond in gezelschap van zijn secretaris
naar Boedapest, waar hij als voorzitter zal
optreden van het Internationale Eucharis
tische Congres. Hij zal te Boedapst de gast
zijn van den vroegeren ministerpresident,
Esterhazy.