Mysteries rondom „Vredelust" Een telegrafisch overgebrachte foto van den intocht van Adolf Hitler in Weenen. Staande in zijn auto brengt de Führer de wachtende menigte zijn groet Een der voor Ned. Indië bestemde D O 24-vliegbooten, welke te Friedrichshafen worden gebouwd, is Maandag naar Papendrecht overgevlogen, om bij „Aviolanda" voor de verzending naar Ned. Indië gedemonteerd te worden Te'sGravenhage is aan het gebouw der Oostenrijksche In Salzburg tijdens den intocht der afdeelingen van het Duitsche leger in de stad, waarbij van de zijde der bevolking groote belangstelling bestond Legatie de hakenkruisvlag geheschen naast de Oosten» rijksche vlag De intocht der Duitsche troepen in Oostenrijk. Kufstein begroet de leger- afdeelingen, die de stad binnentrekken De bouw van de .Oranje", welke het vlaggeschip zal worden van de Stoomvaart Mij. .Nederland". Een overzicht van den stand der werkzaamheden bij de Nederlandsche Scheeps bouw Mij. te Amsterdam. De „Oranje" zal tevens het grootste schip der Amsterdamsche haven zijn De grenzen van Oostenrijk worden scherp bewaakt door S.A.- en S.S.- manschappen. Passencontröle in een der internationale treinen FEUILLETON (Een geval uit de practijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche), door UDO VAN EWOUD. 25) Een snelle wagen bracht rechercheur Bartelink in den kortst mogelijken tijd naar de Linnaueusstraat. Nochtans was» er meer dan een half uur verloopen sinds zijn col lega de beide heeren van den Amstel de woning op No. 49 had zien binnengaan en hij verwonderde er zich dan ook niet al te zeer over toen hem bij aankomst ter be stemder plaatse bleek, dat noch van den grijzen Studebaker, noch van den politie auto, gemerkt G 8506, ook maar een spoor te bekennen viel. Inspecteur Sanders had hem op het hart gedrukt te trachten zoo veel mogelijk omtrent dezen meneer Lou- cheur te weten te komen, ja, indien deze nog in leven bleek te zijn, zelfs niet te aarzelen een gesprek met hem aan te knoo- pen. Hij, Bartelink, moest het maar van de omstandigheden laten afhangen, of hij met dezen, den politie onbekenden man, open kaart kon spelen. De rechercheur gaf er echter de voor keur aan eerst eens in de buurt te info- meeren. Als deze vreemdeling met den Fransch klinkenden naam hier reeds eeni- gen tijd woonde, moest bij bij anderen be kend zijn. Hij stapte derhalve een sigaren winkel aan de overzijde binnen en na om een doos sigaretten te hebben verzocht, vroeg hij den eigenaar achter de toonbank: „Weet u misschien in de buurt een zekere Loucheur te wonen?" De sigarenwinkelier dacht ingespannen na.'„Loucheur.Loucheur? Geen alle- daagsche naam, maar toch heb ik hem nooit eerder gehoordMoet het hier in de straat zijn?" Bartelink besloot den gedienstigen man wat te helpen. „Ja, ik dacht op 47 of op 49, maar aan geen van beide huizen kon ik zijn naam vinden." „O, dat zegt niets", meende de winke lier. Er wonen hier in de straat zooveel menschen, die geen naambordje aan de deur hebben. Op 47 of 49 zei ulaat eens kijkenOp 47 ken ik meneer Bak ker, den hoofdonderwijzer, mevrouw Kar dinaal, dat is een weduwe van een majoor en op drie hoog.... dat is pas weer be woond door jonge menschen, die ik tiog niet ken.... Is die meneer Loucheur ge trouwd?" „Ik geloof het niet", antwoordde Barte link, die den winkelier vervelend begon te vinden en spijt kreeg van zijn infor matie. Maar de man achter den toonbank, wiens belang meebracht zijn klanten zoo veel mogelijk van dienst te zijn, gaf het nog niet op. „Niet getrouwdtja, ik zit hier a' bijna dertig jaar, dan ken je langza merhand je naaste byren wel.... Niet ge trouwd. zegt u?Wacht eens even!" Er scheen hem plotseling een licht op te gaan. „Niet getrouwd? Dan kan het die meneer op 49 zijn, die bij de Vries op ka mers woont. Hij komt hier wel eens een enkele maal in den winkelLoucheur, ja, dat zou kunnen; lijkt me geen Neder lander al spreekt hij dan heel goed Hol- landsch Bartelink begreep wel, dat deze brave neringdoende, al bleek hij den man dan te kennnen, hem niet veel wijzer zou kunnen maken omtrent diens antecedenten, maar tevens besefte hij, dat, wanneer de sigaren winkelier hem niet kon inlichten, het nut teloos zou zijn z'n geluk elders *e beproe ven. Hij deed het dus voorkomen, of hij met de mededeelingen van den winkelier inderdaad geholpen was, groette en ver liet den winkel om linea recta naar No. 49 aan de overzijde te koersen. Een snelle blik op de deurpost overtuig de hem, dat hij aan het goede adres was, want ook hij las daar. in potlood neerge krabbeld, den naam Loucheur. Een onzichtbare macht opende de deur. Amsterdamsche bovenhuizen laten den be zoeker steeds eenigen tijd in het onzekere omtrent het uiterlijk hunner bewoners. Men ziet gewoonlijk slechts een groot aantal traptreden, een mandje aan een touw en een, eveneens aan een touw bungelende fiets welke bij bijzonder nette wenschen des winters gewoonlijk met een wit laken is overtrokken. Zoo was het ook hier in Lin- neausstraat 49, maar Bartelink kende der gelijke hoofdstedelijke bovenhuizen. Hij deed een paar stappen in de richting van de trap, zóó, dat hij degeen, die hem had open gedaan althans kon zien en infor meerde naar meneer Loucheur. Hoog boven hem zat een daghitje op haar hurken. Zelfs op dezen afstand was te zien, dat het wicht zijn bezoek niet wel kom was. „Wie kan ik zeggen?" vroeg ze knor rig. „Bartelink!" De rechercheur vond geen enkele aanleiding zijn naam te verzwij gen. Deze zou meneer Loucheur waar schijnlijk al even weinig zeggen als Jan sen of de Bruin. De gedienstige verdween en keerde te rug. „Of u maar boven "vilt komen!" De rechercheur voldeed aan de uitnoo- diging en stond spoedig eenigszins buiten adem op den smallen overloop. Het hitje ging hem voor en klopte aan een deur, welke onmiddellijk geopend werd. Barte link stond tegenover een correct gekleeden jongeman, die hem ongeveer tot de schou ders reikte, maar ondanks zijn geringe lengte toch tusschen vele anderen moest opvallen door zijn eenigszins exotische 'uiterlijk. Zijn levendige bruine oogen, een zeer kort geknipte snor en het glad naar achteren gekamde glanzend zwarte haar wekten onmiddellijk het vermoeden, dat men met een Zuiderling te doen had. Met een hoffelijk gebaar wees hij zijn bezoe ker een fauteuil bij het raam. „Neemt u plaats, meneer HartebFink. Wat verschaft m het genoegen?" „Bartelink", verbeterde de rechercheur. „Aha, meneer Bartelink, neemt u me niet kwalijk.... Het schijnt een bijzondere eigenschap van m'n dienstmeisje te zijn om namen verkeerd over te brengen. Een beetje pijnlijk.... 'k Zal voortaan m'n be zoekers zelf eerst nog eens naar hun naam moeten vragenMeneer Bartelink dus- Waarmee kan ik u van dienst zijn?" Het viel den rechercheur onmiddellijk op, dat zijn gastheer de Nederlandsche taal volkomen beheerschte, al sprak hü dan met een licht accent. De man was onge twijfeld een Belg. Een Franschman zou zich zeker nooit zóó vlot in het Neder- landsch hebben kunnen uitdrukken. Noch tans had hij iets over zich, dat Bartelink afstootte, al zou deze dan misschien niet direct onder woorden hebben kunnen bren gen, wat dat was. Misschien het ietwat ge affecteerde in zijn optreden, of de vele op zichtige ringen aan zijn smalle, welver zorgde vingers en het waarschijnlijk zeer kostbare, met kleine brillianten ingelegde gouden horloge, dat hij aan een schakel armband om den linkerpols droeg? Wel licht was het ook slechts de ietwat gluipe rige oogopslag van den vreemdeling, die hem iriteerde of het wat spottendee welbe wuste lachje om diens kleinen mond. Hij mocht dit type nu eenmaal niet.... Een oogenblik overlegde de recher cheur hoe hij het gesprek zou inleiden. Di rect met de deur in huis vallen leek hem tegenover dezen man niet gewenscht. Wat kon hij doen voor de kost? Een zakenman was hij zeker niet; daarvoor zag hij er al te opzichtig uit en in dat geval zou hij hem op dit uur van den dag wal niet hebben thuns getroffen. Wat zocht een vreemde ling in Nederland als hij geen zaken deed? Rentenieren? Daar leek hy te jong voor. Bovendien zou een Belgische kapitalist van zijn leeftijd zeker geen kamer in een Am- sterdamsch bovenhuis betrekken om be haaglijk van zijn rente te leven. Wat was hij doen? Kunstenaar? Journalist? Ambte naar aan een consulaat? Wordt vervol a a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5