Lente-zorgen
BIOSCOPEN TE LEIDEN
WEEK-END.
LIED VAN DEZEN TIJD
ZATERDAG 26 FEBRUARI 1938
UF. LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. IJ
Vasten- en Onthoudingswet
VOOR HET BISDOM HAARLEM.
L VASTENDAGEN zijn:
1. Alle dagen van de veertigdaagsche
Vasten, uitgezonderd de Zondagen en
Paasch-Zaterdag na 12 uur 's middags.
2. De Quatertemper-Woensdagen. -Vrij
dagen en -Zaterdagen door het jaar.
3. De Vigiliedagen van Pinksteren, Ma
ria ten Hemelopneming, Allerheiligen en
Kerstmis, behalve wanneer zij op een Zon
dag vallen.
Op al deze dagen zijn tot vasten ver
plicht zij, die hun 21ste jaar voleind heb
ben en hun 60ste jaar nog niet zijn inge
treden, en niet om wettige reden ontsla
gen zijn. Zij mogen op die dagen slechts
eenmaal daags een vollen maaltijd,
's avonds een zoogenaamde collatie en
's morgens een stukje brood gebruiken. Het
volle maal mogen zij echter ook des avonds
en de collatie tegen het middaguur nemen,
n. ONTHOUDINGSDAGEN zijn:
1. In de veertigdaagsche Vasten: Asch-
woensdag, alle Vrijdagen, Quatertemper-
Woensdag en -Zaterdag in de eerste volle
week en Paasch-Zaterdag tot 12 uur 's mid
dags. Op de overige Zaterdagen behalve
de twee genoemde, ontslaan Wij krachtens
bijzondere volmacfit van de onthoudings
wet.
2. De Quatertemperdagen door h'et jaar.
3. De bovengenoemde Vigiliedagen, be
halve wanneer zij op een Zondag vallen.
4. Alle Vrijdagen des jaars.
Op al deze dagen zijn tot onthouding ver
plicht, zij, die hun 7e jaar voleind hebben
en niet om wettige reden ontslagen zijn.
Zij mogen op die dagen geen vleesch. noch
jus uit vleesch gebruiken: maar eieren,
melk, boter, kaas en spijzen met dierlijk
vet bereid, zijn op alle dagen des jaars,
zelfs op Goeden Vrijdag aan allen geoor
loofd.
III. Indien op vastendagen vleesch is
toegestaan, mogen zij, die tot vasten ge
houden zijn, slechts eenmaal daags en wel
bij hun hoofdmaaltijd vleesch en jus uit
vleesch gebruiken; zij, die van de verplich
ting tot vasten ontslagen zijn, mogen meer
malen daags vleesch en jus uit vleesch ge
bruiken: allen mogen vleesch en jus uit
vleesch en visch nemen bij denzelfden
maaltijd.
IV. Indien buiten de veertigdaagsche
Vasten, een ter plaatse verplichte feestdag
op een vasten- of onthoudingsdag valt,
houdt daardoor vanzelf dien dag de vasten-
en onthoudingswet op; en indien 'n Vigi
liedag op een Zondag valt, behoeft hij niet
op Zaterdag vervroegd te worden.
V. Krachtens bijzondere volmacht staan
Wij het gebruik van VLEESCH en JUS
UIT VLEESCH toe op alle dagen behalve
op Goeden Vrijdag, aan de volgende perso
nen, ook als zij buiten ons Bisdom verblij
ven:
1. aan de Militairen, Marechaussees
of Gendarmes, Douaniers of Tolbemabten,
in zooverre deze allen in actieven dienst
zijn, alsmede aan het Politiepersoneel, als
het denzelfden zwaren arbeid heeft te ver
richten als de Gendarmen, benevens aan
hun inwonende familieleden en inwonende
dienstboden en aan hun genoodigden;
2. aan de gevangenen;
3. aan het personeel der stoom- of elec-
trische booten en treinen en trams, name
lijk de stokers, machinisten, conducteurs,
seinwerkers, postbeambten en remmers in
vasten dienst en ook aan hun inwonende
familieleden en inwonende dienstboden;
4. aan de arbeiders die doorgaans of
bovenmate zwaren of zeer ongezonden ar
beid verrichten, zooals bijvoorbeeld: de ar
beiders der kolenmijnen (zoowel onder- als
bovengrondsche); de stokers en arbeiders
bij ring-, gas-, aardewerk-, porselein- en
glasovens; de glasblazers en glasslijpers, de
zoogenaamde faienciers; de arbeiders die in
de papierfabrieken onder een zeer hoogen
warmtegraad werken; de arbeiders der
suiker- en zinkwit-fabrieken; de steenbak
kers en de gravers en kruiers van natte
turf. Deze dispensatie geldt eveneens voor
de huisgezinnen, waarvan de vader of een
ander inwonend lid bovengenoemden ar
beid verricht, en ook voor hun inwonende
familieleden en inwonende dienstboden;
5. aan de samenwonende familieleden
en de inwonende dienstboden van de huis
gezinnen, waarvan vader of eenige ander
hoofd niet-katholiek is.
Met inwonende dienstbode worden gelijk
gesteld alle dagbedienden, als zij den kost
des huizes gebruiken, waar zij in dienst
zijn;
6. aan allen, die op reis zijn, behalve
wanneer zij bij particulieren (d.w.z. in hun
particuliere woning) den maaltijd gebrui
ken, met dien verstande, dat onze onder-
hoorigen ook buiten ons Bisdom van deze
dispensatie gebruik kunnen maken.
7. aan de zeevarenden, voor zooverre zij
als onze onderhoorigen kunnen beschouwd
worden, doch slechts wanneer zij zich be
dienen van den scheepskost en dan alleen
gedurende de zeereis.
VI. Degenen, die op de Zaterdagen in de
veertigdaagsche Vasten, krachtens onze dis
pensatie vleesch of jus uit vleesch gebrui
ken, zullen op elk dier Zaterdagen zeven
maal het Onze Vader en het Wees Gegroet
met de Twaalf Artikelen des Geloofs bid
den, of met Paschen minstens 15 cent of
feren.
Tenslotte vermanen Wij alle aan onze
zorgen toevertrouwde geloovigen, om door
aalmoezen en andere goede werken aan te
vullen, wat door het gebruik maken van de
door de Kerkelijke Overheid ingevoerde
verzachtingen en verleende dispensatiën
aan hunne boetedoening ontbreekt. De of
fers en aalmoezen zullen gestort worden in
de bus, welke daarvoor tegen Paschen in de
kerk zal worden geplaatst.
Gegeven te Haarlem, 16 Februari 1938.
De Bisschop van Haarlem,
t P. J. HUIBERS.
„Sint Bavo".
KERKNIEUWS
226.
Volgens belofte zou ik dit keer wat ver
tellen over doopplechtigheden in de mis
sie. Ik bewaar dat echter voor een volgen
de gelegenheid, om nu, bij het begin van
de maand Maart een woordje te zeggen
over St. Joseph, die door de missionaris
sen van Mill Hill vereerd wordt als hun
bijzondere Patroon en Beschermer.
Nu weet ik wel dat St. Joseph niet van
„woordjes" hield. Hij was een zwijgzame
heilige. In het Evangelie staat geen enkel
eigen gesproken woord van hem opgetee-
kend.
Maar toch, als het er om gaat dat er met
een woordje over hem goed gedaan kan
worden, zal hij er geen bezwaar tegen heb
ben.
St. Joseph heeft vele vrienden, veel
stille vereerders. Dat zijn in waarheid
„stille" vereerders; menschen die geen
niet van lawaai houden in hun godsvrucht
Menschen, die het stille in de deugden van
St. Joseph zoo mooi vinden.
En wat had St. Joseph mooie deugden:
goedheid, onschuld, eenvoud, oprechtheid.
We kunnen ons zoo voorstellen als we
hem zien afgebeeld met die goede blauwe
kinderoogen, die vaderlijke baard, die
trouwe trekken om den mond. Er was
geen haar kwaad in hem.
Goedheid, oprechtheid, eenvoud. Alle
maal eigenschappen die zoo ver te zoeken
zijn vandaag en 'die we daarom zoo mooi
vinden als we ze nog eens ongerept in
menschen aantreffen. Wat zou de wereld
er stukken op vooruit gaan als die St. Jo-
seph-deugden weer eens volop in de mo
de kwamen!
In de maand van Maart gaan we St. Jo
seph, die zoo graag verborgen bleef, weer
eens naar voren halen. We gaan zijn beel
tenis voor ons zetten; we gaan een
-bloempje bij hem neerzetten; veel kan 't
niet lij.den, want 't is nog geen Mei, maar
bloemen zijn symbollen van argelooze
schoonheid en daarom zoo passend voor
een heilige.
Bovenal echter zetten we St. Joseph's
levensbeeld voor ons om van hem t.e lee-
ren nog wat eenvoudiger nog wat goediger
en oprechter te worden in ons leven. Dan
zijn we oprechte vereerders van St. Jo
seph; dan'zijn wij z'n vrienden en dan zal
het .hem heusch niet te veel zijn om nog
eens 'n „woordje" voor ons te doen bij
zijn heilige Bruid en zijn Goddelijk Voed
ster-kind.
Father G. v. LEEUWEN,
Directeur.
St. Bonifacius-Missiehuis.
HOORN. Giro 120937.
P.S. Aan den goeden weldoener, die het
cijfertje heeft laten dansen, hertelijk dank!
EHZEmÊfem;
'n Beetje te VToeg?....
Integendeel, want als u nu niet
onmiddellijk voor'n fietsachterllcht
zorgt, dan zou 't beslist géén goed
begin worden, wat 1938 brengt I
(Evenmin trouwens als voor den
automobilist, die z'n verlichting
niet In orde brengt)
Tegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid,
gebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardi's Zenuwtabletten
Henri Lilionel voelde met een loom ge
woonte-gebaar in zijn vestzak, en telde
ongezien zijn bezit. Znoder de geldstuk
ken apart te laten rollen, wist hij met één
greep, dat het juist voldoende was, om
de koffie en het broodje, die vóór hem
stonden, te betalen. Maar met een vreemde
wellust, in een eigenaardige zelf-pijniging,
liet hij de muntstukken één voor één tus-
schen zijn vingers glijden, langzaam en
met een zekeren nadruk.
Eén franc, twee franc, drie, drie twin
tig, drie veertig, hij floot tusschen de tan
den, de rest van de vier franc ritselde
tusschen duim en vingers in stukjes van
vijf en tien centimes.
Twee en een halve franc voor de kof
fie, anderhalf voor het harde broodje. Er
zou geen fooi overschieten. Jammer voor
den kellner, dacht Henri Lilionel, een
keurige vent. Hij zou hem een volgenden
keer beslist een dubbele geven. Die gratie
bij het neerzetten, en het gedistingueerde
in zijn houding., een pracht van een ke
rel. „Ik kon het zelf wel zijn."
Dit was geen opschepperij van Lilionel.
Henri was een heer. Anders ga je niet in
een café op de Boulevard des Italiens zit
ten, en betaal je voor een café au lait geen
twee en een halve franc, en voor een
broodje, dat een straat verder vijftig cen
times kost, geen anderhalve franc.
En toch was deze heer niet rijk. Hij had
zelfs niet meer dan die vier franc en een
kostbare diamant in zijn das.
Het was daarom, dat hij hier zat, en
rustig achter een krant verscholen, zijn
koffie zeer langzaam en bedaard slurpte,
en zorgvuldig de binnentredende bezoe
kers taxeerde.
Toen kwam zij. Licht en luchtig als de
lente. In een japon, die bezwangerd was
van bloemengeur, trad zij statig binnen,
en ging (was het toeval of opzet) in de
nabijheid van Henri zitten.
Een oogenblik was hij bedremmeld, 't
Is zwaar, als de Lente op je komt afge
stormd, en je omgeeft en bedwelmt met
kleuren, en je hart doet kloppen met een
zware, onregelmatige slag; als je die lief
de voelt, als je Het Meisje ziet, en je hebt
kans met haar in aanraking te komen, en
je wéét, dat je niet liefhebben moogt, om
dat haar rijkdom en je eigen armoede
niet samen gaan.
Verbouwereerd gooide hij zijn krant
neer om haar aan te staren, onbewust-on-
beleefd. Toen zag hij haar schitterende
broche, pure steenen. Meteen werd zijn
instinct weer wakker.
Vijfduizend francs, schatte hij, en was
vermoedelijk niet ver van de waarde af.
Maar om haar die te onstelen, te ontne
men aan Het MeisjeDe zomer zong
weer in zijn hoofd. Zoo'n meisje tot vrouw
en dan het volle leven in. Nooit meer op
lichter ij tj es, nooit meer inbraakjes, nooit
meer angst voor politie of cel! Als je
zoo'n vrouw had, stal je niet meer.
Vrouwelijk bedeesd keek het meisje
zoo nu en dan naar de chique figuur van
Henri Lilionel, even mannelijk bedeesd
wendde hij zijn oogen af. Een spel van de
liefde. Liefde op het eerste gezicht, en zij
heeft een broche, die me voor een poos
uit de ellende zal helpen, dacht Henri.
Hij zocht naar een gelegenheid om met
haar in contact te komen, en zij wachtte
ei op. Haar oogen spraken de meest le
vende taal.
Het toeval kwam Henri te hulp. De
eerste tonen van het strijkje klonken op.
Henri beredeneerde niet, dat je 's morgens
niet danst, zeker niet direct na een ont
bijt. Hij dacht er niet aan, dat hij van
middag honger zou moeten lijden, eenvou
dig omdat hij geen geld meer had. Hij zag
slechts het meisje en met haar de broche,
die, als een zonnetje in het goud gezet,
j genwoordigde.
j Met een sierlijke buiging stond hij voor
i haar.
„Acht U het on vergeef elijk, wanneer ik
u om een dans verzoek? Weliswaar is het
HOOFDFILMS
Onder gele vlag
(Hans Albers).
De vrouw des Hui
zes (John Boles, Ro-
salina Russel).
Drie handige meis
jes (Barbara Read,
Nan Grey, Deanna
Durbin)
Petertje.
Shall we dance
(Ginger Rogers,
Fred. Astaire).
Een idylle in het
Zuiden. (Hall John
son, koor).
Ik ben een vluchte
ling (Paul Muni).
De schrik der ban
dieten. (John Mayne)
De Zigeunerprinses.
(Stan Laurel, Oliver
Hardy).
Charley Chan in het
Circus (Warner
Oland).
AAN VANGSUUR
Sensation,
speelfilm
Speelfilm
Amusem.-
film
Dans- en
showfilm
Sensation,
karakter
film.
Wild-West
film.
Kom.-film
Detect.-film
lederen avond 8 uur
Zondag van 27 uur
Zaterdag, W oens
dag 2 uur matinée.
lederen avond 8 uur.
Zondag om 2, 4.30 ei
8 uur. Matinée:
Zaterdag en Woensd.
an Donderdag 2 uur.
lederen avond 815
uur. Zondag van 2-7
uur. Zaterdag en
Woensdag 2.30 uur
matinée.
lederen avond 8 uur
Zondag van 47
en 811 uur. Za
terdag en Woensdag
2 30 uur matinée.
lederen avond
8 uur. Zondag
bovendien van
2 tot 7 uur.
Matinée iederen
werkdag om 2 uur.
Toelaatbaar
v. volwassenen
Toelaatbaar
v. volwassenen
Goedgekeurd
v. volwassenen
Goedgekeurd
v. volwassenen
Toelaatbaar
v. volwassenen
wat vroeg, maar alles dwingt om eens ex
tra vroolijk te doen. Permitteert u?"
De vraag scheen voor het meisje aller
minst onverwacht te komen. Zij keek met
behagen naar zijn goed gekleede figuur,
naar de fijne das en de kostbare diamant,
die als een zonnetje in het goud gezet,
stralend schitterde.
„Ik ben blij, dat U zich niet aan conven
tie stoort. Ook ik voel mij vanmorgen in
een blijde stemming", antwoordde zij.
„Zullen we.."
Voordat Henri Lilionel zich goed be
wust was, dat zij toegestemd had, draaiden
zij reeds in 't rond.
Hij rook de fijne parfum, hij voelde den
lichten druk van haar hand op zijn schou
der, hij was in den zevenden hemel van
geluk.
De kellners schoten toe om tafels en
stoelen te verzetten, het orkestje, aange
vuurd door het dansende paar, gaf den
meest vroolijken dans.
Ze dansten drie minuten, vijf minuten,
toen dacht Henri plotseling aan de broche
en vergat zijn liefde voor het meisje. De
gedachte en de daad waren in zulke
oogenblikken één. In een minimum van
tijd had hij haar ontlast van het sieraad,
en liet hij het in zijn mouw verdwijnen.
De bezoekers van het café keken lachend
naar het dansende paar. Zij waren een
oase in den vroegen morgen; twee, die
zich niet stoorden aan wat conventie heet,
maar toegaven aan wat vroolijkheid en
genegenheid voor elkaar. Twee zielen, die
elkaar gevonden hadden. Men klapte luid
ruchtig, toen zij eindelijk gingen zitten,
wat meer achteraf dan zooeven.
„Mag ik u misschien wat aanbieden,
juffrouwvroeg hij stoutmoedig, zon
der zich een oogenblik rekenschap te ge
ven van het feit, dat hij niets bezat.
„Louise Tourne," vulde zij zijn zin aan
„Henri Lilionel", stelde hij zich voor.
Hij keek haar glimlachend aan, op en top
gentleman. Hij glimlachte nog, toen zij
begon te antwoorden, maar toen veran
derde zijn gelaatsuitdrukking totaal. Hij
werd bleek en strak.
„Waarvan wilde u de vertering beta
len?" vroeg ze rustig.
„Wat bedoelt u?"
„Dat u ternauwernood uw koffie en
broodje kunt betalen. Met vier franc kimt
u zich niet veel weelde veroorloven, mijn
heer Lilionel!"
„Maar.
„Maakt u zich niet ongerust. Geef mij
eerst mijn broche, die nog in uw mouw
zit. Ik hoop niet, dat u haar verloren hebt?
O nee, daar is ze al." Met een handige be
weging greep zij de speld. „En hier hier
hebt u uw dasspeld terug." Resoluut nam
zij uit de voering van haar taschje de
diamant, en legde deze voor hem neer.
Henri greep naar zijn das, keek van
haar naar de speld, voelde nog eens aan
zijn das, inderdaad....
,,'t Is werkelijk de uwe hoor. Neemt u
'm maar. Ik wist niet, dat ik een collega
voor had, toen ik 'm nam," ze ze weer.
En u natuurlijk ook niet. Ja, de zomer is
heerlijk, vooral in den morgen."
„Maar... wilde Lilionel beginnen.
„U schijnt er beroerder voor te zitten
dan ik. Een portefeuille hebt u niet, ik
vond niet anders dan wat losse geldstuk
jes, vier francs, 't Is niet veel.' Ze zitten
nog in uw vestzak. Excuseert u me?" Ze
greep weer in haar tasch, en wierp hem
een biljet van 100 franc toe.
„De tijden zijn niet rooskleurig, maar we
zijn er toch om elkaar te helpen? Neemt
u vanmiddag hiervan een goed maal, en
denk dan eens aan den zomer en aan mij."
En vóór hij had kunnen opspringen, zag
hij hoe ze snel verdween, gracieus en be
koorlijk, licht en luchtig als de Lente zelf,
hem achterlatend in een wolk van onde
finieerbaar parfum. En vóór hem lag het
biljet van honderd franc.
HET HUIS AAN DE BREESTRAAT.
Een journalist is een mensch, die dage
lijks de liefdadigheid beoefent op groote
schaal. Hij is de propagandist van het goe
de, de veroordeeler van het kwade en de
blinde bij het waardeeren van goede be
doelingen.
Als ergens een „Werkmanskoe" een feest
avond organiseert, wordt de krant verzocht
gratis de reclame te verzorgen, omdat die
koe nu eenmaal een groot sociaal belang
vertegenwoordigt en mitsgaders haar aan
hangsel, de feestavond, eveneens.
Als ergens anders een aantal geitenfok
kers bij elkaar komen, dan schrijven wij
weer een propagandistisch stukje, omdat
wij weten, dat behalve de fokkers ook de
geiten er hun profijt van hebben en mis
schien de kastelein ook nog een beetje.
't Is ook prettig wat te kunnen doen voor
je medemenschen.
Maar het prettigst is dit wel, als het
jonge menschen betreft, die gedwongen
zijn te geven liever te vegeteeren in
een tijd, in welken de euvelen eener maat
schappelijke inrichting zóó sterk aan den
dag treden, dat zij in hun jeugd reeds uit-
geworpenen schijnen te zijn.
En dat mag niet. Nooit!
Voor hen is mij nu gevraagd te schrij
ven, voor de katholieke jonge werkloo-
zen, en ik heb gezegd: graag!
U zult zich misschien afvragen, wat er te
schrijven valt over jongemannen in de le
digheid hunner uren. Daarover valt meer,
veel meer te schrijven dan dit kolommetje
bevatten kan.
Stelt u eerst zich zelf eens voor, als plot
seling uw werkzame handen in ijle leegte
over elkaar zijn gevallen, als uw oogen
in het duister staren en er geen uitzicht is
en geen toekomst. En dan plotseling in
een huis jongens te zien met blijde gezich
ten en werkzame handen. Jongens, die
maar niet daar arbeiden om de ledigheid
te vullen, welke het oorkussen van den
duivel is, maar daar warempel bezield
worden met ijver en hoop. Dat pakt je toch
even als je dat ziet. Zij komen daar maar
niet alleen om te biljarten en te kaarten
en den tijd te dooden, daar beneden in het
huis aan de Breestraat.
Die daar beneden zijn vervelen zich mis
schien ook langzamerhand met kaartspel
en biljarten en zij sluipen dan al eens
naar boven, waar de hamer klopt en de
zaag knaagt aan het hout.
Die ledige handen rusten niet. Die bran
den lijnen in het hout, die zich vormen tot
romantische figuren. Romantiek in zulke
harten. Het verbaast en verrast je.
Daar is een hausse in Buziau's en droog-
rekjes. Goed! Niet ieders fantasie is. toerei
kend genoeg tot het scheppen van uitzon
derlijke kunstwerken. En het is voldoen
de, dat hier een electricien zijn krachten
op een droogrek beproeft, een auto-mon
teur een schoone radio-kast in elkaar zet
en een landarbeider het ruwe hout om
vormt tot een prima keukenkast.
Later voor mijn vrouw zegt hij en
zonder ironie.
Een jongen van een jaar of vijftien bijt
ijverig op de punt van zijn tong bij het
beitsen van een uitgezaagd theedoeken
rekje voor zijn Moeder.
Hier, in dit huis óan de Beestraat wor
den handen omgevormd en zielen ook.
Hier herstelt zich een kleine maat
schappij.
't Is goed, dat u dat weet. U moet dat
weten. Want erger ziekte dan de werk
loosheid zelf is de ziekte onzer onverschil
ligheid.
De simpele dingen, die daar staan, pro
ducten van willende handen, zijn woor
den, die meer treffen, dan de mijne.
Het gaat om uw belangstelling
DANIEL.
De soldaten van het eerste bataljon van de Engelsche Coldstream
Guards zijn nu uitgerust met gasmaskers, een volledig asbest-cos-
tuum, terwijl op de bajonet een chemisch-geprepareerde stof is
gestoken, die van geel rood wordt, zoodra zij met gas in aan
raking komt.
'k Zag de mensch van '38
Op een plaatje in de krant,
Goed gewapend tegen bommen
Een gepleisterd tegen brand.
Ingepakt van hoofd tot voeten,
Allemaal omdat misschien
Ergens in de lucht een vijand
't Puntje van zijn neus zou zien.
Het gelaat was vreemd vervormd
Tot een praehistorisch beest.
't Kan wel zijn, dat Darwin's aapmensch
Vroeger zoo iets is geweest.
Maar hij kon ook een skelet zijn,
Dat zijn oogen had bewaard,
Want de neus was stukgevreten
En hij had een lange baard.
Voeten waren monsterachtig
In een asbest-pak verpakt,
Want hij mocht niet branden als een
Bom naar d' aarde kwam gezakt.
Aan 't geweer zat een papiertje
Tegen naderenden dood.
Als dat even in het gas kwam
Werd de gele kleur vuurrood.
Nee, 't was niet om af te schrikken,
Zooals men tot nu wel deed
Met de vogels, dat het leger
Voortaan zoo zal zijn gekleed.
En toch zou 'k mij kunnen denken,
Dat de dapperste soldaat
Van den schrik zou vluchten als hij
Zoo een tegenkwam op straat.
Nee, de moord is niet het ergste
Bij het zien van een soldaat,
Die gemaskerd en geasbest
Dapper in den oorlog gaat.
't Ergste is, dat al die mannen,
Vroeger sterk en slank van lijn.
Afschrikwekkend vieze monsters
Bovendien geworden zijn.
TROUBADOUR.