Lente-zorgen BIOSCOPEN TE LEIDEN WEEK-END. LIED VAN DEZEN TIJD ZATERDAG 26 FEBRUARI 1938 UF. LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. IJ Vasten- en Onthoudingswet VOOR HET BISDOM HAARLEM. L VASTENDAGEN zijn: 1. Alle dagen van de veertigdaagsche Vasten, uitgezonderd de Zondagen en Paasch-Zaterdag na 12 uur 's middags. 2. De Quatertemper-Woensdagen. -Vrij dagen en -Zaterdagen door het jaar. 3. De Vigiliedagen van Pinksteren, Ma ria ten Hemelopneming, Allerheiligen en Kerstmis, behalve wanneer zij op een Zon dag vallen. Op al deze dagen zijn tot vasten ver plicht zij, die hun 21ste jaar voleind heb ben en hun 60ste jaar nog niet zijn inge treden, en niet om wettige reden ontsla gen zijn. Zij mogen op die dagen slechts eenmaal daags een vollen maaltijd, 's avonds een zoogenaamde collatie en 's morgens een stukje brood gebruiken. Het volle maal mogen zij echter ook des avonds en de collatie tegen het middaguur nemen, n. ONTHOUDINGSDAGEN zijn: 1. In de veertigdaagsche Vasten: Asch- woensdag, alle Vrijdagen, Quatertemper- Woensdag en -Zaterdag in de eerste volle week en Paasch-Zaterdag tot 12 uur 's mid dags. Op de overige Zaterdagen behalve de twee genoemde, ontslaan Wij krachtens bijzondere volmacfit van de onthoudings wet. 2. De Quatertemperdagen door h'et jaar. 3. De bovengenoemde Vigiliedagen, be halve wanneer zij op een Zondag vallen. 4. Alle Vrijdagen des jaars. Op al deze dagen zijn tot onthouding ver plicht, zij, die hun 7e jaar voleind hebben en niet om wettige reden ontslagen zijn. Zij mogen op die dagen geen vleesch. noch jus uit vleesch gebruiken: maar eieren, melk, boter, kaas en spijzen met dierlijk vet bereid, zijn op alle dagen des jaars, zelfs op Goeden Vrijdag aan allen geoor loofd. III. Indien op vastendagen vleesch is toegestaan, mogen zij, die tot vasten ge houden zijn, slechts eenmaal daags en wel bij hun hoofdmaaltijd vleesch en jus uit vleesch gebruiken; zij, die van de verplich ting tot vasten ontslagen zijn, mogen meer malen daags vleesch en jus uit vleesch ge bruiken: allen mogen vleesch en jus uit vleesch en visch nemen bij denzelfden maaltijd. IV. Indien buiten de veertigdaagsche Vasten, een ter plaatse verplichte feestdag op een vasten- of onthoudingsdag valt, houdt daardoor vanzelf dien dag de vasten- en onthoudingswet op; en indien 'n Vigi liedag op een Zondag valt, behoeft hij niet op Zaterdag vervroegd te worden. V. Krachtens bijzondere volmacht staan Wij het gebruik van VLEESCH en JUS UIT VLEESCH toe op alle dagen behalve op Goeden Vrijdag, aan de volgende perso nen, ook als zij buiten ons Bisdom verblij ven: 1. aan de Militairen, Marechaussees of Gendarmes, Douaniers of Tolbemabten, in zooverre deze allen in actieven dienst zijn, alsmede aan het Politiepersoneel, als het denzelfden zwaren arbeid heeft te ver richten als de Gendarmen, benevens aan hun inwonende familieleden en inwonende dienstboden en aan hun genoodigden; 2. aan de gevangenen; 3. aan het personeel der stoom- of elec- trische booten en treinen en trams, name lijk de stokers, machinisten, conducteurs, seinwerkers, postbeambten en remmers in vasten dienst en ook aan hun inwonende familieleden en inwonende dienstboden; 4. aan de arbeiders die doorgaans of bovenmate zwaren of zeer ongezonden ar beid verrichten, zooals bijvoorbeeld: de ar beiders der kolenmijnen (zoowel onder- als bovengrondsche); de stokers en arbeiders bij ring-, gas-, aardewerk-, porselein- en glasovens; de glasblazers en glasslijpers, de zoogenaamde faienciers; de arbeiders die in de papierfabrieken onder een zeer hoogen warmtegraad werken; de arbeiders der suiker- en zinkwit-fabrieken; de steenbak kers en de gravers en kruiers van natte turf. Deze dispensatie geldt eveneens voor de huisgezinnen, waarvan de vader of een ander inwonend lid bovengenoemden ar beid verricht, en ook voor hun inwonende familieleden en inwonende dienstboden; 5. aan de samenwonende familieleden en de inwonende dienstboden van de huis gezinnen, waarvan vader of eenige ander hoofd niet-katholiek is. Met inwonende dienstbode worden gelijk gesteld alle dagbedienden, als zij den kost des huizes gebruiken, waar zij in dienst zijn; 6. aan allen, die op reis zijn, behalve wanneer zij bij particulieren (d.w.z. in hun particuliere woning) den maaltijd gebrui ken, met dien verstande, dat onze onder- hoorigen ook buiten ons Bisdom van deze dispensatie gebruik kunnen maken. 7. aan de zeevarenden, voor zooverre zij als onze onderhoorigen kunnen beschouwd worden, doch slechts wanneer zij zich be dienen van den scheepskost en dan alleen gedurende de zeereis. VI. Degenen, die op de Zaterdagen in de veertigdaagsche Vasten, krachtens onze dis pensatie vleesch of jus uit vleesch gebrui ken, zullen op elk dier Zaterdagen zeven maal het Onze Vader en het Wees Gegroet met de Twaalf Artikelen des Geloofs bid den, of met Paschen minstens 15 cent of feren. Tenslotte vermanen Wij alle aan onze zorgen toevertrouwde geloovigen, om door aalmoezen en andere goede werken aan te vullen, wat door het gebruik maken van de door de Kerkelijke Overheid ingevoerde verzachtingen en verleende dispensatiën aan hunne boetedoening ontbreekt. De of fers en aalmoezen zullen gestort worden in de bus, welke daarvoor tegen Paschen in de kerk zal worden geplaatst. Gegeven te Haarlem, 16 Februari 1938. De Bisschop van Haarlem, t P. J. HUIBERS. „Sint Bavo". KERKNIEUWS 226. Volgens belofte zou ik dit keer wat ver tellen over doopplechtigheden in de mis sie. Ik bewaar dat echter voor een volgen de gelegenheid, om nu, bij het begin van de maand Maart een woordje te zeggen over St. Joseph, die door de missionaris sen van Mill Hill vereerd wordt als hun bijzondere Patroon en Beschermer. Nu weet ik wel dat St. Joseph niet van „woordjes" hield. Hij was een zwijgzame heilige. In het Evangelie staat geen enkel eigen gesproken woord van hem opgetee- kend. Maar toch, als het er om gaat dat er met een woordje over hem goed gedaan kan worden, zal hij er geen bezwaar tegen heb ben. St. Joseph heeft vele vrienden, veel stille vereerders. Dat zijn in waarheid „stille" vereerders; menschen die geen niet van lawaai houden in hun godsvrucht Menschen, die het stille in de deugden van St. Joseph zoo mooi vinden. En wat had St. Joseph mooie deugden: goedheid, onschuld, eenvoud, oprechtheid. We kunnen ons zoo voorstellen als we hem zien afgebeeld met die goede blauwe kinderoogen, die vaderlijke baard, die trouwe trekken om den mond. Er was geen haar kwaad in hem. Goedheid, oprechtheid, eenvoud. Alle maal eigenschappen die zoo ver te zoeken zijn vandaag en 'die we daarom zoo mooi vinden als we ze nog eens ongerept in menschen aantreffen. Wat zou de wereld er stukken op vooruit gaan als die St. Jo- seph-deugden weer eens volop in de mo de kwamen! In de maand van Maart gaan we St. Jo seph, die zoo graag verborgen bleef, weer eens naar voren halen. We gaan zijn beel tenis voor ons zetten; we gaan een -bloempje bij hem neerzetten; veel kan 't niet lij.den, want 't is nog geen Mei, maar bloemen zijn symbollen van argelooze schoonheid en daarom zoo passend voor een heilige. Bovenal echter zetten we St. Joseph's levensbeeld voor ons om van hem t.e lee- ren nog wat eenvoudiger nog wat goediger en oprechter te worden in ons leven. Dan zijn we oprechte vereerders van St. Jo seph; dan'zijn wij z'n vrienden en dan zal het .hem heusch niet te veel zijn om nog eens 'n „woordje" voor ons te doen bij zijn heilige Bruid en zijn Goddelijk Voed ster-kind. Father G. v. LEEUWEN, Directeur. St. Bonifacius-Missiehuis. HOORN. Giro 120937. P.S. Aan den goeden weldoener, die het cijfertje heeft laten dansen, hertelijk dank! EHZEmÊfem; 'n Beetje te VToeg?.... Integendeel, want als u nu niet onmiddellijk voor'n fietsachterllcht zorgt, dan zou 't beslist géén goed begin worden, wat 1938 brengt I (Evenmin trouwens als voor den automobilist, die z'n verlichting niet In orde brengt) Tegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid, gebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardi's Zenuwtabletten Henri Lilionel voelde met een loom ge woonte-gebaar in zijn vestzak, en telde ongezien zijn bezit. Znoder de geldstuk ken apart te laten rollen, wist hij met één greep, dat het juist voldoende was, om de koffie en het broodje, die vóór hem stonden, te betalen. Maar met een vreemde wellust, in een eigenaardige zelf-pijniging, liet hij de muntstukken één voor één tus- schen zijn vingers glijden, langzaam en met een zekeren nadruk. Eén franc, twee franc, drie, drie twin tig, drie veertig, hij floot tusschen de tan den, de rest van de vier franc ritselde tusschen duim en vingers in stukjes van vijf en tien centimes. Twee en een halve franc voor de kof fie, anderhalf voor het harde broodje. Er zou geen fooi overschieten. Jammer voor den kellner, dacht Henri Lilionel, een keurige vent. Hij zou hem een volgenden keer beslist een dubbele geven. Die gratie bij het neerzetten, en het gedistingueerde in zijn houding., een pracht van een ke rel. „Ik kon het zelf wel zijn." Dit was geen opschepperij van Lilionel. Henri was een heer. Anders ga je niet in een café op de Boulevard des Italiens zit ten, en betaal je voor een café au lait geen twee en een halve franc, en voor een broodje, dat een straat verder vijftig cen times kost, geen anderhalve franc. En toch was deze heer niet rijk. Hij had zelfs niet meer dan die vier franc en een kostbare diamant in zijn das. Het was daarom, dat hij hier zat, en rustig achter een krant verscholen, zijn koffie zeer langzaam en bedaard slurpte, en zorgvuldig de binnentredende bezoe kers taxeerde. Toen kwam zij. Licht en luchtig als de lente. In een japon, die bezwangerd was van bloemengeur, trad zij statig binnen, en ging (was het toeval of opzet) in de nabijheid van Henri zitten. Een oogenblik was hij bedremmeld, 't Is zwaar, als de Lente op je komt afge stormd, en je omgeeft en bedwelmt met kleuren, en je hart doet kloppen met een zware, onregelmatige slag; als je die lief de voelt, als je Het Meisje ziet, en je hebt kans met haar in aanraking te komen, en je wéét, dat je niet liefhebben moogt, om dat haar rijkdom en je eigen armoede niet samen gaan. Verbouwereerd gooide hij zijn krant neer om haar aan te staren, onbewust-on- beleefd. Toen zag hij haar schitterende broche, pure steenen. Meteen werd zijn instinct weer wakker. Vijfduizend francs, schatte hij, en was vermoedelijk niet ver van de waarde af. Maar om haar die te onstelen, te ontne men aan Het MeisjeDe zomer zong weer in zijn hoofd. Zoo'n meisje tot vrouw en dan het volle leven in. Nooit meer op lichter ij tj es, nooit meer inbraakjes, nooit meer angst voor politie of cel! Als je zoo'n vrouw had, stal je niet meer. Vrouwelijk bedeesd keek het meisje zoo nu en dan naar de chique figuur van Henri Lilionel, even mannelijk bedeesd wendde hij zijn oogen af. Een spel van de liefde. Liefde op het eerste gezicht, en zij heeft een broche, die me voor een poos uit de ellende zal helpen, dacht Henri. Hij zocht naar een gelegenheid om met haar in contact te komen, en zij wachtte ei op. Haar oogen spraken de meest le vende taal. Het toeval kwam Henri te hulp. De eerste tonen van het strijkje klonken op. Henri beredeneerde niet, dat je 's morgens niet danst, zeker niet direct na een ont bijt. Hij dacht er niet aan, dat hij van middag honger zou moeten lijden, eenvou dig omdat hij geen geld meer had. Hij zag slechts het meisje en met haar de broche, die, als een zonnetje in het goud gezet, j genwoordigde. j Met een sierlijke buiging stond hij voor i haar. „Acht U het on vergeef elijk, wanneer ik u om een dans verzoek? Weliswaar is het HOOFDFILMS Onder gele vlag (Hans Albers). De vrouw des Hui zes (John Boles, Ro- salina Russel). Drie handige meis jes (Barbara Read, Nan Grey, Deanna Durbin) Petertje. Shall we dance (Ginger Rogers, Fred. Astaire). Een idylle in het Zuiden. (Hall John son, koor). Ik ben een vluchte ling (Paul Muni). De schrik der ban dieten. (John Mayne) De Zigeunerprinses. (Stan Laurel, Oliver Hardy). Charley Chan in het Circus (Warner Oland). AAN VANGSUUR Sensation, speelfilm Speelfilm Amusem.- film Dans- en showfilm Sensation, karakter film. Wild-West film. Kom.-film Detect.-film lederen avond 8 uur Zondag van 27 uur Zaterdag, W oens dag 2 uur matinée. lederen avond 8 uur. Zondag om 2, 4.30 ei 8 uur. Matinée: Zaterdag en Woensd. an Donderdag 2 uur. lederen avond 815 uur. Zondag van 2-7 uur. Zaterdag en Woensdag 2.30 uur matinée. lederen avond 8 uur Zondag van 47 en 811 uur. Za terdag en Woensdag 2 30 uur matinée. lederen avond 8 uur. Zondag bovendien van 2 tot 7 uur. Matinée iederen werkdag om 2 uur. Toelaatbaar v. volwassenen Toelaatbaar v. volwassenen Goedgekeurd v. volwassenen Goedgekeurd v. volwassenen Toelaatbaar v. volwassenen wat vroeg, maar alles dwingt om eens ex tra vroolijk te doen. Permitteert u?" De vraag scheen voor het meisje aller minst onverwacht te komen. Zij keek met behagen naar zijn goed gekleede figuur, naar de fijne das en de kostbare diamant, die als een zonnetje in het goud gezet, stralend schitterde. „Ik ben blij, dat U zich niet aan conven tie stoort. Ook ik voel mij vanmorgen in een blijde stemming", antwoordde zij. „Zullen we.." Voordat Henri Lilionel zich goed be wust was, dat zij toegestemd had, draaiden zij reeds in 't rond. Hij rook de fijne parfum, hij voelde den lichten druk van haar hand op zijn schou der, hij was in den zevenden hemel van geluk. De kellners schoten toe om tafels en stoelen te verzetten, het orkestje, aange vuurd door het dansende paar, gaf den meest vroolijken dans. Ze dansten drie minuten, vijf minuten, toen dacht Henri plotseling aan de broche en vergat zijn liefde voor het meisje. De gedachte en de daad waren in zulke oogenblikken één. In een minimum van tijd had hij haar ontlast van het sieraad, en liet hij het in zijn mouw verdwijnen. De bezoekers van het café keken lachend naar het dansende paar. Zij waren een oase in den vroegen morgen; twee, die zich niet stoorden aan wat conventie heet, maar toegaven aan wat vroolijkheid en genegenheid voor elkaar. Twee zielen, die elkaar gevonden hadden. Men klapte luid ruchtig, toen zij eindelijk gingen zitten, wat meer achteraf dan zooeven. „Mag ik u misschien wat aanbieden, juffrouwvroeg hij stoutmoedig, zon der zich een oogenblik rekenschap te ge ven van het feit, dat hij niets bezat. „Louise Tourne," vulde zij zijn zin aan „Henri Lilionel", stelde hij zich voor. Hij keek haar glimlachend aan, op en top gentleman. Hij glimlachte nog, toen zij begon te antwoorden, maar toen veran derde zijn gelaatsuitdrukking totaal. Hij werd bleek en strak. „Waarvan wilde u de vertering beta len?" vroeg ze rustig. „Wat bedoelt u?" „Dat u ternauwernood uw koffie en broodje kunt betalen. Met vier franc kimt u zich niet veel weelde veroorloven, mijn heer Lilionel!" „Maar. „Maakt u zich niet ongerust. Geef mij eerst mijn broche, die nog in uw mouw zit. Ik hoop niet, dat u haar verloren hebt? O nee, daar is ze al." Met een handige be weging greep zij de speld. „En hier hier hebt u uw dasspeld terug." Resoluut nam zij uit de voering van haar taschje de diamant, en legde deze voor hem neer. Henri greep naar zijn das, keek van haar naar de speld, voelde nog eens aan zijn das, inderdaad.... ,,'t Is werkelijk de uwe hoor. Neemt u 'm maar. Ik wist niet, dat ik een collega voor had, toen ik 'm nam," ze ze weer. En u natuurlijk ook niet. Ja, de zomer is heerlijk, vooral in den morgen." „Maar... wilde Lilionel beginnen. „U schijnt er beroerder voor te zitten dan ik. Een portefeuille hebt u niet, ik vond niet anders dan wat losse geldstuk jes, vier francs, 't Is niet veel.' Ze zitten nog in uw vestzak. Excuseert u me?" Ze greep weer in haar tasch, en wierp hem een biljet van 100 franc toe. „De tijden zijn niet rooskleurig, maar we zijn er toch om elkaar te helpen? Neemt u vanmiddag hiervan een goed maal, en denk dan eens aan den zomer en aan mij." En vóór hij had kunnen opspringen, zag hij hoe ze snel verdween, gracieus en be koorlijk, licht en luchtig als de Lente zelf, hem achterlatend in een wolk van onde finieerbaar parfum. En vóór hem lag het biljet van honderd franc. HET HUIS AAN DE BREESTRAAT. Een journalist is een mensch, die dage lijks de liefdadigheid beoefent op groote schaal. Hij is de propagandist van het goe de, de veroordeeler van het kwade en de blinde bij het waardeeren van goede be doelingen. Als ergens een „Werkmanskoe" een feest avond organiseert, wordt de krant verzocht gratis de reclame te verzorgen, omdat die koe nu eenmaal een groot sociaal belang vertegenwoordigt en mitsgaders haar aan hangsel, de feestavond, eveneens. Als ergens anders een aantal geitenfok kers bij elkaar komen, dan schrijven wij weer een propagandistisch stukje, omdat wij weten, dat behalve de fokkers ook de geiten er hun profijt van hebben en mis schien de kastelein ook nog een beetje. 't Is ook prettig wat te kunnen doen voor je medemenschen. Maar het prettigst is dit wel, als het jonge menschen betreft, die gedwongen zijn te geven liever te vegeteeren in een tijd, in welken de euvelen eener maat schappelijke inrichting zóó sterk aan den dag treden, dat zij in hun jeugd reeds uit- geworpenen schijnen te zijn. En dat mag niet. Nooit! Voor hen is mij nu gevraagd te schrij ven, voor de katholieke jonge werkloo- zen, en ik heb gezegd: graag! U zult zich misschien afvragen, wat er te schrijven valt over jongemannen in de le digheid hunner uren. Daarover valt meer, veel meer te schrijven dan dit kolommetje bevatten kan. Stelt u eerst zich zelf eens voor, als plot seling uw werkzame handen in ijle leegte over elkaar zijn gevallen, als uw oogen in het duister staren en er geen uitzicht is en geen toekomst. En dan plotseling in een huis jongens te zien met blijde gezich ten en werkzame handen. Jongens, die maar niet daar arbeiden om de ledigheid te vullen, welke het oorkussen van den duivel is, maar daar warempel bezield worden met ijver en hoop. Dat pakt je toch even als je dat ziet. Zij komen daar maar niet alleen om te biljarten en te kaarten en den tijd te dooden, daar beneden in het huis aan de Breestraat. Die daar beneden zijn vervelen zich mis schien ook langzamerhand met kaartspel en biljarten en zij sluipen dan al eens naar boven, waar de hamer klopt en de zaag knaagt aan het hout. Die ledige handen rusten niet. Die bran den lijnen in het hout, die zich vormen tot romantische figuren. Romantiek in zulke harten. Het verbaast en verrast je. Daar is een hausse in Buziau's en droog- rekjes. Goed! Niet ieders fantasie is. toerei kend genoeg tot het scheppen van uitzon derlijke kunstwerken. En het is voldoen de, dat hier een electricien zijn krachten op een droogrek beproeft, een auto-mon teur een schoone radio-kast in elkaar zet en een landarbeider het ruwe hout om vormt tot een prima keukenkast. Later voor mijn vrouw zegt hij en zonder ironie. Een jongen van een jaar of vijftien bijt ijverig op de punt van zijn tong bij het beitsen van een uitgezaagd theedoeken rekje voor zijn Moeder. Hier, in dit huis óan de Beestraat wor den handen omgevormd en zielen ook. Hier herstelt zich een kleine maat schappij. 't Is goed, dat u dat weet. U moet dat weten. Want erger ziekte dan de werk loosheid zelf is de ziekte onzer onverschil ligheid. De simpele dingen, die daar staan, pro ducten van willende handen, zijn woor den, die meer treffen, dan de mijne. Het gaat om uw belangstelling DANIEL. De soldaten van het eerste bataljon van de Engelsche Coldstream Guards zijn nu uitgerust met gasmaskers, een volledig asbest-cos- tuum, terwijl op de bajonet een chemisch-geprepareerde stof is gestoken, die van geel rood wordt, zoodra zij met gas in aan raking komt. 'k Zag de mensch van '38 Op een plaatje in de krant, Goed gewapend tegen bommen Een gepleisterd tegen brand. Ingepakt van hoofd tot voeten, Allemaal omdat misschien Ergens in de lucht een vijand 't Puntje van zijn neus zou zien. Het gelaat was vreemd vervormd Tot een praehistorisch beest. 't Kan wel zijn, dat Darwin's aapmensch Vroeger zoo iets is geweest. Maar hij kon ook een skelet zijn, Dat zijn oogen had bewaard, Want de neus was stukgevreten En hij had een lange baard. Voeten waren monsterachtig In een asbest-pak verpakt, Want hij mocht niet branden als een Bom naar d' aarde kwam gezakt. Aan 't geweer zat een papiertje Tegen naderenden dood. Als dat even in het gas kwam Werd de gele kleur vuurrood. Nee, 't was niet om af te schrikken, Zooals men tot nu wel deed Met de vogels, dat het leger Voortaan zoo zal zijn gekleed. En toch zou 'k mij kunnen denken, Dat de dapperste soldaat Van den schrik zou vluchten als hij Zoo een tegenkwam op straat. Nee, de moord is niet het ergste Bij het zien van een soldaat, Die gemaskerd en geasbest Dapper in den oorlog gaat. 't Ergste is, dat al die mannen, Vroeger sterk en slank van lijn. Afschrikwekkend vieze monsters Bovendien geworden zijn. TROUBADOUR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11