MARINE EN WETENSCHAP
OVERDRACHT VAN HET MONUMENT
Mysteries rondom
„Vredelus!"
De golfbrekers te Scheveningen, die door de jongste stormen zwaar hadden te corps Rijdende Artillerie te Arnhem vierde Maandag zijn 145-jarig bestaan, ter gelegenheid waar
lijden. worden thans weer hersteld. Een kijkje op de werkzaamheden van een marsch door de stad werd gemaakt en voor generaal Sillevis werd gedefileerd
hei nieuwste het ge
bied van haar-mode tijdens
de show op de jaarbeurs
in Earls Court te Londen.
Het aftreden van Eden, den Engelschen minister van Buitenlandsche Zaken. De staatsman op weg naar
de beslissende zitting van het kabinet, waarin zijn aftreden een feit werd
Met militaire eer heeft Maandag te Den Bosch de begrafenis plaats gehad van
den fourier eerste klasse J. Th. M. Koesen, voorzitter van de Onderofficieren
Vereeniging .Ons Belang* en secretaris van de militaire tentoonstelling welke te
Den Bosch geopend is. Aan de groeve
Op het terrein van den onderzeedienst te Den Helder is Maandag in tegenwoordigheid van prof. dr. ir. F. A. Vening
Meinesz door het Alg. Ned. Comité .Onze Marine" het monument, opgericht ter herinnering aan de samenwerking
tusschen marine en wetenschap den onderzeedienst overgedragen
FEUILLETON
(Een geval uit de practijk van Inspecteur
Sanders, lid der Centrale
Recherche),
door
UDO VAN EWOUD.
Sanders wees naar de draaischijf. „Als
iemand, die misschien mastiek aan de
handen had, getelefoneerd heeft, is de mo
gelijkheid niet uitgesloten, dat op de schijf j
vingerafdrukken zijn achtergebleven. In
ieder geval loont het de moeite daarnaar
een grondig onderzoek in te stellen".
Toen Bartelink met het papier terug
kwam, wikkelde hij het telefoontoestel
daar zorgvuldig in en juist was hij hier
mee gereed gekomen, toen er een auto voor
het huis stopte.
„Dat zal de dokter zijn", meende de
rechercheur en dit vermoeden bleek juist,
want een oogenblik later trad de politie
deskundige het vertrek binnen.
Speurder en Criminalist.
Dr. Jan Willem Jurrians was een man
van omstreeks veertig jaar, die in zijn tien
jarige loopbaan als politie-deskundige te
Amsterdam, reeds heel wat lauweren ge-
oost had en zich op criminalistisch gebied
een reputatie had verworven, welke zelfs I
tot ver over de grenzen van ons land be-
kendheid genoot. Hij was een der vlijtigste
medewerkers van een internationaal vak
tijdschrift, dat door polite-deskundigen in
de geheele wereld werd gelezen en dat was
waarlijk geen wonder, want vóór zijn be
noeming te Amsterdam had hij langen tijd
gewerkt met beroemde buitenlandsche cri
minalisten, o.w. prof. Grunstein te Berlijn
en dr. Maingeot in Marseille.
Nochtans behoorde dr. Jurrians niet tot
die categorie geleerden, welke hun vrije
uren bij voorkeur productief plegen te ma
ken met het verzamelen van nog meer
wijsheid in een of andere muffe studeer
kamer. Hij zorgde er wel degelijk voor met
zijn tijd mee te gaan, zij het dan niet uit
sluitend op wetenschappelijk gebied, want
daarnaast vond hij nog ruimschoots gele
genheid zich te wijden aan de belangrijkste
evenementen op het terrein van kunst en
sport, die beiden zijn volle sympathie ge
noten. Zoowel in de schouwburgen en con
certzalen als op de sportvelden behoorde
hij tot de vaste bezoekers en ook buiten
zijn dagelijkschen werkkring telde hij tal-
looze vrienden en bekenden, die den jon
gen dokter met zijn innemend uiterlijk en
altijd opgewekt humeur een warm hart toe
droegen.
Wanneer dr. Jurrians één eigenschap had
welke een enkele maal wel eens aanlei
ding gaf, dat de sympathie, die men hem
allerwegen toedroeg, op den achtergrond
werd geschoven, dan was het zijn wat al j
te groot zelfvertrouwen, dat van tijd tot
tijd den vorm aannam van een lichte arro
gantie. Hij ging amicaal om mei elkeen I
maar als zoovele gestudeerde menschen
zocht hij voor alles een wetenschappelijki
verklaring en d^t werkte er wel eens toe
rdat hij u Het «i* onbewust - I
eenige minachting aan den dag legde voor
de, niet op de wetenschap gefundeerde mee
ning van anderen. Ook Sanders, die zich in
de eerste plaats op de practische recherche
toelegde en zich daarbij ook wel eens door
gewaagde hypothesen en oogenschijnlijk
lichtvaardige conclusies moest laten leiden,
had dit meermalen ondervonden, doch hij
kende dr. Jurrians eveneens als een bij
zonder knap criminalist en daarom zag
hij diens kleine hebbelijkheden gaarne door
de vingers.
„Morgen, Sanders, mijn heeren", groet
te hij joviaal, den inspecteur haastig de
hand reikend en met een hoofdknik in de
richting van de anderen. Toen plotseling
den reporter herkennend, stak hij ook de
ze met een schertsende opmerking de hand
toe: „Aha, de „Mercuur" heeft weer de
primeur. Goede relaties bij de politie zijn
goud waard; zorg er voor, dat u ze be
houdt, meneer Wils!" En zich daarop weer
tot den inspecteur wendend:
„Wat is er aan de hand, Sanders? Een
interessant geval? Je hebt even moeten
wachten, maar ik ben net terug uit Haar
lem."
Hij begaf zich naar den man op den
divan, onderzocht vluchtig de wond aan
diens slaap, raapte daarna de revolver van
den grond op en bekeek het wapen nauw
keurig. Bijna vijf minuten verliepen vooi
hij zich' weer tot den inspecteur richtte.
„De kogel ligt waarschijnlijk in de her
senen. Eén schot, maar dat is dan ook raai
geweest."
Vijf patronen, welke hij uit het maga
zijn gehaald had, lagen in zijn geopendi
hand „Belgisch fabrikaat uit den oorlog
Zegt natuurlijk niets. Er zijn millioenen
van die patronen in den handel en er
wordt op het oogenblik danig mee gesmok
keld. Ook de revolver is er een van het
soort, dat elke burgerman tegenwoordig in
huis heeft. Zelfmoord?"
Wat denkt u er zelf van?" vroeg San
ders voorzichtig.
„Hm, alles wijst er op. De houding van
den man, de plaats van de revolver, de
schotwond.... Is het de bewoner van het
huis?"
„Neen", antwoordde Sanders, nog steeds
eenigszins bedachtzaam. „De bewoner is
het niet. Dat is juist het merkwaardige
van het geval. Niemand kent dien man;
geen van ons, ook de huishoudster niet,
heeft hem ooit eerder gezien. Acht u het
waarschijnlijk, dat iemand een vreemd
huis binnen dringt om zich daar van het
leven te berooven?"
Dr. Jurrians lachte even kort. „Je be
antwoordt m'n vraag met een tegenvraag,
brave vriend. Laten we zoo nog even blij
ven doorgaan. Is mr. van Opweeghen af
wezig? Was het huis tijdelijk onbewoond?
Hoe is die man hier ontdekt?
Sanders deelde den deskundige nu in
het kort mede, wat hem ^elf bekend was.
Slechts een enkele maal onderbrak dr. Jur
rians met een korte vraag dit relaas. Aan
het eind daarvan occupeerde hij zich weer
geheel met het slachtoffer op den divan.
Hij schonk nog eens opnieuw zijn aan
dacht aan de wond bij de slaap, onderzocht
de sporen van mastiek, waarvan Sanders
hem had verteld en nam daarna een klei
ne loupe uit zijn vestzak om eenige bloed
druppels, welke op het karpet zichtbaai
waren wat nauwkeuriger te bekijken
Plotseling stiet hij een lichte kreet uit; op
hetzelfde oogenblik kwam hij overeind mei
sen lorgnet, welke hij onder den divan had
gevonden. Het was een moderne pince-nez;
de glazen waren in zwart montuur gevat.
Terwijl de inspecteur naderbij trad, hield
dr. Jurrians de lorgnet zoo vooi de oogen,
dat hij er door heen kon zien. Wederom
liet hij een kort lachje hooren.
„Dat is een bril, die jij ook kunt dragen,
Sanders, zonder je oogen te bederven. Ge
woon vensterklas vermoedelijk afkom
stig uit een of andere zaak in bruiloftsar
tikelen!"
„Die behoorde dus tot de grimeering",
concludeerde Sanders. „Weer een bewijs
voor m'n veronderstelling, dat de man voor
dengene, die hem vergezelde, onbekend
wenschte te blijverr."
„Voor den man, die hem vergezelde
Je bent er dus stellig van overtuigd, dat
hij door iemand hierheen is gelokt met het
doel hem te vermoorden?"
„Wordt de mogelijkheid van zelfmoord
zonder meer overboord geworpen?"
„U zult me moeten toegeven, dokter",
zei Sanders ernstig, „dat de aanwijzingen,
welke wij tot dusver hebben verzameld,
niet in de eerste plaats het vermoeden van
zelfmoord opwekken. Waarom zou iemand,
die niet met het duistere plan rondloopt,
een eind aan zijn leven te maken, zich
grimeeren?"
„Om onbekend te blijven....!"
„Om onbekend te blijven vóór zijn dood?
Wat kan hem daaraan gelegen zijn? Een
levensmoede ziet men zijn duistere voor
nemens niet aan. Hij kon zich vrijelijk
overal bewegen zonder dat bij iemand de
gedachte zou opkomen, dat hij met zelf
moordplannen rondliep. Nee, dokter, die
veronderstelling verwerp ik onmiddel
lijk.
(Wordt vervolgd).