TUNNELBOUW TE ROTTERDAM. Mysteries rondom „Vredelust" 2)e Seicbofie 0ou4o/nt De werkzaamheden voor den bouw van de groote verkeerstunnel onder de Maas te Rotterdam worden gestadig voortgezet. Een overzicht van het werk De eerewacht van oud-strijders in de crypte te Laeken bij de herdenking van den vierden verjaardag van den dood van wijlen Koning Albert van •België. Op den voorgrond de graftombe van wijlen Koningin Astrid; daar achter de tombe van wijlen Koning Albert Bekende Nederlanders in het Zwitsersch wintersportgebied. De bekende piloot Viruly (links), te Arosa in gesprek met van Neyenhoff Adolf Hitler heeft Vrijdag de automobielententoonstelling 1938 te Berlijn offi cieel geopend. De Führer bij het passeeren van de eerewacht. Links, generaal Von Brauchitsch Kapitein ter Zee C. E. L. Helfrich is benoemd tot directeur der Hoogere Marine Krijgschool te Den Haag De feestelijk versierde hoofdingang van .Bronbeek", het Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis te Arnhem, dat heden zijn 75-jarig bestaan herdenkt FEUILLETON (Een geval uit de practijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche). door UDO VAN EWOUD. 5) Hij keerde zich om, teneinde het huis weer binnen te gaan, doch juist op dat oogenblik scheen zijn aandacht te wor den getrokken door 'n paar modderige plekken op het bordes, welke hem voor heen niet waren opgevallen. Zoo onver wacht bleef hij staan, dat hij beide armen moest uitstrekken om zijn metgezellen, die anders zeker zouden zijn doorgeloo- pen, tegen te houden. „Hallo, was is dat hier?" zei hij meer tot zichzelf, terwijl hij zich tegelijkertijd reeds over de modderplekken heenboog. Onmiddellijk richtte hij zich echter ook al weer op. „Laat mij je zooien eens kijken, Miel?" De reporter voldeed aan dit eenigszins merkwaardige verzoek, waarvan hij de be doeling trouwens wel gedeeltelijk kon ra den. „Dank je", zei Sanders, toen de ander zijn evenwicht weer had teruggevonden. „Draag jij gummihakken, Bartelink?" „Neen, inspecteur en Smuledrs ook niet. want toen die zooeven bij het fotografee ren op z'n knieën tag, heb ik bij mezelf vastgesteld, dat het hoog tijd werd, dat hij z'n laarzen eens naar een schoenmaker bracht. De zool was bijna door en dè hak danig scheef geloopen." „Dus blijft alleen nog de man op den divan over", concludeerde Sanders. „Ande ren zijn hier vanmorgen niet geweest. Als hij ook geen gummihakken heeft, moet hier na juffrouw Keijzer's vertrek nog een tweede persoon zijn geweest. "Dat komt overeen met jouw opmerking van zoo even. Bartelink. Kijk maar eens hier, dit zijn onmiskenbaar afdrukken van een hak. Deze hier, het dichtst bij de trap is het dui delijkst. Er zijn zelfs nog een paar letters te lezen, vermoedelijk van het fabrieks merk. De tweede is nog als hak-afdruk te herkennen zonder meer en de derde is niet meer dan een vlek. We zullen er Smulders in ieder geval een foto van laten maken. Dat die afdrukken er vóór Zaterdag al ge weest zijn, is dunkt me, uitgesloten, want een zindelijke huisvrouw als juffrouw Keij- zer zou dien modder zeker vóór den Zon dag hebben weggeveegd." Toen zij voor de tweede maal de woon kamer binnentraden, was de fotograaf juist bezig zijn paperassen bijeen te rui men. Sanders zelf, voorzichtig geworden door de op het bordes opgedane ervaring, stapte zorgvuldig over den eikenhouten drempel heen, verzocht de beide anderen dit eveneens te doen en gaf daarna Smul- der opdracht de hak-afdrukken te foto graf eeren. Daarna begaf hij zich direct naar den divan, welke met een geel-witte ijsbeeren- vacht was bedekt. Het hoofd varr den doo- de lag dicht bij den kop van de ijsbeer. Sanders boog zich over het lijk heen en bekeek dit eenigen tijd nauweurig. Bar telink en Wils, die beiden reeds onmiddel lijk constateerden, dat ook de doode geen gummihakken droeg, hielden zich hierbij eenigszins op den achtergrond. De man op den divan kon ongeveer vyf endertig jaar oud zijn. Hij had een knap, clean-shaven gelaat en diep-zwart haar. Een zuidelijk type, constateerde Wils bij zichzelf en terwijl hij de gelaatsuitdruk king van den doode wat nauwlettender be schouwde, moest hij onwillekeurig denken aan de bij velen heerschende overtuiging, dat deze den gemoedstoestand, waarin de dooüe gedurende z'n laatste oogenblikken verkeerde, vrij duidelijk pleegt weer te ge ven. Als die opvatting inderdaad juist was, moest deze man de laatste minuten van zijn leven geen emoties hebben gekend. Wanneer een vechtpartij aan den moord vooraf was gegaan, zou het gelaat al licht sporen hebben vertoond van een ver bitterden strijd en als hier sprake was van zelfmoord, dan ware zeker een andere trek op het gelaat achtergebleven dan deze, wel ke slechts van rust en misschien ook van eenige verwondering getuigde. Het leek, of de man geheel onverwachts uit het le- van van allendag was weggerukt, alsof hij de laatste oogenblikken aan iets heel on belangwekkends had gedacht, b.v. dat hy noodig eens een nieuwen das moest koopen, of dat hy een hieuw merk scheermesjes zou probeeren. En in die overpeinzingen zou een revolverschot hem dan van het le ven hebben beroofd. De kogel was door den linkerslaap gedrongen; een duidelijk waarneembaar bloedspoor liep vandaar over de ijsbeer vacht op het tapijt. Een andere merkwaardigheid was, dat de doode een winterjas aanhad; hij scheen zich dus onmiddéllijk van buiten naar de woonkamer te hebben begeven. Coupe en stof van de jas waren geheel in overeen stemming met de rest van zijn kleeding, welke bewees, dat zij door een man van smaak was aangeschaft. Het keurige col bert, dat onder de open hangende jas voor een deel zichtbaar was, verried het werk van een prima tailleur, de kleur van den zwaar zijden das harmonieerde voortref felijk met die van het fijn popeline over hemd en de smettelooze, parelgrijze sous pieds over de zwarte, hooge Bally-schoenen bewezen, dat de eigenaar deze niet te lang placht te dragen. Zijn rechterarm hing over den rand van den divan heen; in de onmiddellijke nabijheid lag een revolver. „Zelfmoord?" dacht Wils, onder den indruk van de houding van het slachtoffer, welke dit vermoeden volkomen rechtvaar digde en op hetzelfde oogenblik zei San ders, zich uit zijn gebogen houding op richtend: „Zelfmoord is het nietWan ner kan dr. Jurrians hier zijn, Barte link?" „Hij was naar Haarlem, toen ik hem op belde. Voor een particuliere aangelegen heid. Men zou hem echter telefonisch van een en ander op de hoogte stellen, zoodat hij binnen een uur hier kon zijn." „Mooi, dan zullen we in afwachting van zijn komst eens een onderzoek instellen* naar.... Zie je niet, dat er iets ont breekt?" „Ja, zyn hoed", zei Bartelink zonder een oogenblik te aarzelen, terwijl Wils met eenigen spijt bij zichzelf vaststelde, dat dit hem ten eenenmale ontgaan was. „Misschien hangt hij in de vestibule?" op perde de rechercheur. Toen ik er zooeven langs ging, hingen er twee hoeden en een pet aan den kapstok!" „Informeer dan eens bij juffrouw Kei zer of daar een vreemd hoofddeksel bij is." Bartelink verdween en Sanders boog zich opnieuw over het lijk. Ditmaal echter onderzocht hy zorgvuldig alle zakken van den doode. Het was vergeefsche moeite, want de man bleek in het geheel geen pa pieren bij zich te hebben. Slechts in een der zijzakken van zijn jas vond de inspec teur een paar grijze, wildlederen hand schoenen. „Alles wat in de garderobe hangt, be hoort aan mr. van Opweeghen", berichtte Bartelink, weer binnentreden. „Van vreemde kleedingstukken is niets te ontdekken!" „Verwondert me niets", bromde Sanders. „Men schijnt zich alle moeite te hebben gegeven de identiteit van den doode te ver bergen. Kijk eens hier, zelfs de naam van den kleermaker is uit de jas getornd. De beide anderen en zelfs Smulders, de fotograaf, die inmiddels met zijn opnamen gereed was gekomen, traden dichterbij. In derdaad was op de zwartzijden voering van de jas duidelijk te zien, dat daar vroe ger een of ander merk of de naam van den tailléur had gezeten. Blijkbaar een plotse linge ingeving volgend, boog Sanders zich over een der voeten van den doode, waar na hij haastig de sous-pieps begon los te knoopen. Aan de binnenzijde van dit klee- dingstuk was echter slechts een stukje zwart katoen aangebracht, waarop met gele letters i merk: Excelsior. Zijn on derzoek voortelend, bleek hij met de schoenen echter gelukkiger. Op de trek kers hiervan las hij: Au Printemps, Pa ris. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9