INTERIEURS VAN PALEIS SOESTDIJK. Valsch spel De huwelijksplechtigheid van den jongen Koning Farouk van Egypte met de In den D.e»entuin ie Den Haag werd Maandag de jaarvergadering gehouden van de Alge- Generaal Gamelin, die benoemd is tot 17 jarige Farida Zulticar had te Caïro met groot ceremonieel plaats. Het meene Nederlandsche Verkeerstederatie Een toto tijdens de koffietafel. Rechts: de commis- generalissimus van de Fransche land-, vorstelijk bruidspar saris der Koningin in Groningen, mr. J. Linthorst Homan zee- en luchtmacht Da beroemde dirigent W. Furtwëngler Is Maandagavond met de Berliner Fhilharmonle In Den Haag gearriveerd. Bij F™ '"«o'»1 Interieur lotos van hel paleis Soestdijk, dat thans inwendig verbouwd is. Links de kinder- jts. i i -r i ni kamer; op den achtergrond naast de wieg de aankleedtatel. Rechts: het trappenhuis met de Lalique- zijn aankomst was de Duitsche gezant, graat Julius Zech von Burkersroda ter begroeting aanwezig iamPl een deel van het geschenk van het Nederlandsche Corps Diplomatique In de Visieherchaven van Batavia komen de Jepansche visschers binnen om hun waar aan de markt te brengen, welke zij in Singa pore th»ns niet kunnen verhandelen Een der zeven booten, welke vrijwel gelijktijdig binnenliepen, lost zijn lading FEUILLETON Naar het Lngelsch van ANNIE S. SWAN. 27) Jessie bleef niet lang ziten. De nieuws gierige blikken der voorbijgangers verveel den haar. Zij zei tegen den groom, dat zij naar den winkel van Jellicoe ging en dat hij hier kon blijven wachten. In de etalages van Jellicoe lagen de nieuwste voorjaarsstoffen en terwijl zij er een oogenblik naar bleef staan kijken, zag zij plotseling een bekend gezicht naast zich, Jessie herkende oogenblikkelyk Annabel Colwyn, het meisje, dat dien bewusten namiddag zoo onheusch door Mrs. Safford behandeld was en aan wie zij sindsdien dikwijls had gedacht. Hoe maakt u het, miss Colwyn? Ik denk, dat u mij niet meer kent. Mijn naam was Hamlyn. Wij hebben elkaar op Har- dacres ontmoet. Ja, antwoordde Annabel met een vreemden klank in haar stem. Nu herken ik u. U is Mrs. Hugo Safford-Lathom. Dat ben ik, maar is dat een reden waarom u mij geen hand wil geven? vroeg Jessie met een vroolijken lach. Ik ben nog precies dezelfde van toen en ik ben blij u te ontmoeten en gelegenheid te hebben om u mijn hartelijke deelneming te betuigen. Dank u, zei Annabel wérktuigelijk. Maar nog stak zij haar hand niet uit, zoodat Jessie verplicht was eveneens haar hand terug te trekken. Het is vreemd, zei Annabel, dat u nog tot mij spreekt. Waarom? Mrs. Safford vertelde mij van de ramp, die u getroffen heeft en ik was van plan u bij de eerste de beste gelegenheid te komen bezoeken. Ik hoop, dat u dat goed vindt. O ja, waarom niet? zei Annabel op denzelfden toon. Ik hoop, dat uw moeder het goed maakt. Ja, heel goed, dank u. Het is heel aar dig van u, dat u ons wilt komen bezoeken, maar wij ontvangen op het oogenblik nog niemand. Wij zijn van plan binnen een paar weken op kamers te gaan wonen bij de school, waar ik een betrekking als on derwijzeres gekregen heb. O, dat is prettig, zei Jessie belang stellend. Ik ben ook onderwijzeres geweest, zoodat ik dus belang stel in uw werk. Mrs. Hugo Safford-Lathom schaamde zich niet over haar vroegere betrekking; zij sprak er over alsof gij er trotsch op was. Dat heb ik gehoord, maar ik dacht, dat u er wel niet over zou willen spreken. Waarom niet? Ik was heel gelukkig in mijn werk, ofschoon er ook wel eens nare, moeilijke dagen waren. Daarin geeft u les? Borduren, teekenen, en zoo Ik doe het graag, omdat ik dat soort werk ken. En gaat u nu met uw moeder by de school wonen? Annabel knikte. Zij dacht er aan wat ei zou gebeuren als Hugo plotseling ver scheen en de dames in gesprek zag. Welnu, ik hoop, dat ik u kan komen bezoeken, als u heelemaal op orde bent. En als het later beter weer wordt, komt u uok eens met uw moeder naar Hardacres of komt met Paschen, dan hebt u toch vacantie! Dank u wel, antwoordde zij een weinig verlegen. Ik geloof niet, dat het gaan zal. Mc-r: raakt er door van streek en voor een meisje, dat voor haar brood moet werken, :s het beter in haar eigen sfeer te blijven, vindt u ook niet? Jessie was een oogenblik stil. Er lag veel waars in de woorden van Annabel Colwyn. Was zij zelf ook niet geheel van streek geweest na haar eerste bezoek op Har dacres? Had ook zij toen niet het pleizier verloren in haar dagelijksch werk. Moest zij die ontevredenheid van toen niet in verband brengen met haar tegenwoordige positie? Ik weet niet of u wel heelemaal gelijk hebt. Misschien wel. Maar ik heb zelf ook voor mijn brood moeten werken en ik weet heel goed waar de schoen wringt. Ik hoop daarom, dat wij minstens goede vrienden kunnen zijn en dat u mij toestaat voor u te doen was ik kan, juist zooals u voor mij zoudt doen als de toestand andersom was, want daar ben ik van overtuigd. Wij komer in verschillende dingen met elkan der overeen, wij zijn beiden eenige dochter er. hebben beiden de liefste moeder, die er op de wereld bestaat. Wees daarom niet zoo onvriendelijk en kijk mij niet zoo strak aan. Jessie lachte om haar eigen woorden niet wetend dat zij zoo dicht bij de waar heid kwamen. Zij keek verwonderd op. toen zy bemerkte, dat de groote, droeve oogen van het meisje tegenover haar plot seling vochtig werden. Neen. Het zou hardvochtig van my zyn, als ik onvriendelijk ♦■^«nver u was. U kunt het niet helpen. Maar ik zal u eens wat zeggen: wij vrouwen zijn er in deze wereld het slechtst aan toe. Zelfs u, die nu alles hebt wat u verlangt, zult dat eens ondervinden. Ik hoop voor u dat het niet zoo is; maar meestal gebeurt het toch. Met deze geheimzinnige woorden ging zij heen en verdween om den hoek als een schim in den nacht. Jessie, een beetje in de war, maar met nog meer belangstelling in het meisje dan vroeger, ging den winkel binnen en kocht wat. Daarna ging zij terug naar het wach tende rytuig. Juist kwam haar man uit het kantoor van den notaris, begeleid door den glimlachenden Deedes, die aan de nieuwe meesters van Hardacres wenschte te worden voorgesteld. Jessie was allerliefst tegen hem en wist het hart van den ouden man onmiddellijk te veroveren. Hij had bovendien een aangenaam on derhoud gehad met Hugo, in wien hij thans hoedanigheden ontdekte, welke hij vroeger nooit gezien had en die veel goeds voor spelden voor de toekomst van Hardacres. Ben ik te lang weggebleven, lieve? vroeg Hugo. Mijnheer Deedes had mij zoo veel wijzen raad te geven en hij schijnt blij te zijn, dat alles naar genoegen ge regeld is. Ik geloof, dat hy de toekomst donker inzag. Alles in orde, lieveling? Het was de eerste maal, dat hij dit woord tegenover haar gebruikte in het bijzijn van een vreemde en Jessie bloosde even. Alles best. Ik ben bij Jellicoe geweest en heb er een voile gekochten toen bemerkte ik, dat ik geen geld bij me had! Maar toen ik mijn naam noemde, had je moeten zien hoe overbeleefd ze waren! Ik vond dat wel wat overdreven! Dat is hun gewoonte, merkte Hugo op, op een manier die Jessie niet kon uit staan. Zij moeten Mrs. Safford-Lathom natuurlijk met de noodige eer behandelen. Het zou hun anders kunnen schaden. Ik ontmoette zoo juist iemand, die mij veel belangstelling inboezemt en met wie ik een eigenaardig gesprek had, dat meisje, dat op een middag in December met haar moeder op Hardacres kwam, toen moeder en ik er ook waren. Weet je nog? Neen, er komen zooveel bezoekers, zei Hugo. Zijn anders zoo vaste hand rukte aan de teugels, waarop een der paarden gebelgd op zijn achterste pooten ging staan en daardoor aan Hugo een welkome aflei ding bezorgde. Hugo, pas toch op! Is het paard ge schrokken of wat is er? Heeft het een opzetteugel aan? Dan wil ik er niet mee rijden, riep Jessie. Wees niet bang, Jessie. Natuurlijk heeft het een opzetteugel aan, anders laat het den kop te veel hangen. Maar dat doet geen pijn. Ik ben te bezorgd voor mijn paar den, dan dat ik hun onnoodig pijn zou doen, vooral nu hun last zoo kostbaar is. Ik vind zoo'n teugel afschuwelijk en ik heb geen rust als je hem niet afdoet, zei Jessie op beslisten toon; maar ik zou je van Annabel Colwyn vertellen. Zij zag er ellendig uit. Ik denk, dat de dood van haar vader haar diep geschokt heeft. Zij is on derwijzeres geworden aan de Industrie school en daar gaan zij nu ook wonen. Waar is die school, Hugo? Aan het einde van de Ratcliffstraat. Oom Kit heeft het jaar voor hij stierf nog de laatste 1000 pond schuld, die de school had, afbetaald, zei Hugo, zijn best doende gewoon te spreken. Wordt verw^i i/d.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5