(spe
oppers
corsets
RECHTZAKEN
Het incident op het Blauwe Zand
VRIJDAG 14 JANUARI 1938
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
HAAGSCHE RECHTBANK.
Diefstal van motorolie en auto
banden uit een garage te Oegst-
geest.
Voor de Haagsche rechtbank moest he
denmorgen allereerst verschijnen de 22-
jarige Leidsche chauffeur I. v. d. R.
In de maanden Augustus en October van
1937 had hij uit de garage van J. Kam
steeg te Oegstgeest in totaal 14 bussen
motorolie en twee auto-banden weggeno
men.
Nadat de garagehouder Kamsteeg als
getuige was gehoord, nam de Officier van
Justitie Jhr. mr. Asch van Wijck het
woord. Spr. deed mededeeling, dat er een
rapport is ingewonnen, dat heel gunstig
luidt. Om deze reden zal de Officier een
voorwaardelijke straf eischen, maar deze
moet zwaar zijn, opdat verdachte steeds
een zware straf boven zijn hoofd heeft
hangen, die als een rem moet werken als
hij weer in de verleiding zal komen om
dergelijke feiten te plegen. Spr. eischt ten
slotte een gevangenisstraf voor den tijd
van acht maanden, maar voorwaardelijk
met een proeftijd van drie jaar en onder
toezicht stelling van het Leger des Heils,
afdeeling Leiden.
Uitspraak over 14 dagen.
Als tweede verdachte in deze zaak moest
terechtstaan C. S„ vischventer te Lei
den. Aan hem was ten laste gelegd he
ling van de motorolie en de autobanden.
De vorige verdachte J. v. d. R., als getui
ge gehoord, verklaarde, dat hij de diefstal
in afspraak met S. had gedaan. Hij had de
autobanden aan S. gegeven, opdat deze ze
zou kunnen verkoopen. S. had ze verkocht
en had voor zijn moeite 1.75 gekregen.
Ook de motorolie had verdachte in „com
missie" gehad en een gedeelte ervan had
hij weten te „plaatsen". Met hem had de
Officier van Justitie niet zooveel op als
met den vorigen verdachte, want in Juni
1937 was verdachte nog een kans gegeven
door hem een voorwaardelijke straf op te
leggen van twee maanden, ook wegens
een diefstal.
Het is een korte vreugde geweest,
want nu laat hij zich weer in met deze
diefstal. Rekening houdende met het feit,
dat ook de twee maanden voorwaardelijk
ten uitvoer zullen worden gelegd, eischte
spr. thans een onvoorwaardelijke gevan
genisstraf van drie maanden.
Uitspraak over 14 dagen.
De derde in het complot was geweest H.
K. Ph. v. d. R., koopman te Leiden.
Aan verdachte, die verstek liet gaan, was
eveneens heling ten laste gelegd.
De verdachte uit de eerste zaak I. v. d.
R. vertelde als getuige, dat hij aan zijn
broer de motorolie had gebracht, tenmin
ste een gedeelte ervan, opdat deze de olie
zou kunnen verkoopen. Getuige vertelde
er bij, dat hij nadrukkelijk gezegd had,
dat de olie van diefstal afkomstig was.
Van de opbrengst had verdachte een be
drag van 0.50 ontvangen.
Daarna werd de verklaring van de niet
ver^henen vp-r-^ohte,
politie voorgelezen, die hier op neer
kwam, dat verdachte bekende te hebben
geweten, dat de olie van diefstal afkom
stig was.
De Officier deed in zijn requisitoir me
dedeeling, dat deze verdachte niet zoo gun
stig bekend staat als zijn broeder. Reeds
twee veroordeelingen heeft hij achter den
rug. Hij is een der ongunstigsten uit het
gezin. Reden voor spr. om thans een ge
vangenisstraf te eischen van drie maan
den.
Uitspraak over 14 dagen.
De ernstige aanrijding op
den Veurschen Straatweg
te Veur.
Op 30 November van het vorig jaar reed
de leeraar J. A V. des avonds omstreeks
kwart voor ttvaalf op den Veurschen Straat
weg komende van Voorschoten. De leeraar
reed uiterst rechts van den weg gezeten
op een rijwiel dat voorzien was van een
behoorlijk werkende reflector. Plotseling
was, V. aangereden door een motorrijwiel
dat hem achterop reed en bestuurd werd
door den monteur J. A. M. uit Veur.
Van de aanrijding kan het slachtoffer
niets vertellen, omdat hij dadelijk be
wusteloos geworden was en pas in het
ziekenhuis te Voorburg veel later weer bij
kennis gekomen was. Daar in het zieken
huis was hij ook tot de minder aange
name ontdekking gekomen, dat hij een
érnstige oorwond had. Zijn oorschelp was
diep ingescheurd.
Een groot aantal getuigen werden in deze
zaak gehoord, waarvan nog enkele bij
zonderheden vermeldenswaard zijn. Zoo
waren de meesten getuigen het er over
eens, dat den snelheid van den motorrijder
gezien de natte weg veel te groot ge
weest was.
Een van de getuigen had tegen iemand
nog gezegd: daar komt een .krankzinnige
aan, en had de "snelheid geschat op onge
veer 90 K.M.
Verdachte zelf weet het ongeluk aan de
verblindenden verlichting van een tegen
ligger, waardoor hij de wielrijder, die toen
nabij de Noordheilaan te Veur reed, in het
geheel niet gezien had. Verdachte gaf toe
dat hij, toen hij den wielrijder omverreed,
nog een snelheid had van 65 K.M.
De Officier van Justitie Jhr. Mr. Asch
van Wijck achtte het ten laste gelegde be
wezen en vond verdachte schuldig aan deze
aanrijding. Wel zijn er eenige verzachten
de omstandigheden, maar deze pleiten
Verdachte toch niet vrij.
Hechtenis zal spr. niet eischen maar een
flinke geldboete is op zijn plaats, welke
de Officier gesteld wil zien op 60 subs.
60 dagen.
Uitspraak over 14 daaen.
Nog een ernstige motorbotsing
thans te Koudekerk.
Op den derden October 1937 reden in
clubverband een aantal motorrijders, ver
schillende met een zijspan en anderen weer
met een duo-passagier, op den weg die de
verbinding vormt tusschen Leiderdorp
en Koudekerk. Voorop reed de werk-
tuigdundige J. D. B. met een motorrijwiel,
daarachter kwam een motor met zijspan
bestuurd door P. J. B. uit Den Haag. Toen
de motor met zijspan zijn voorganger wilde
passeeren en daartoe reeds naast de motor
rijder reed had deze plotseling zijn snel
heid iets vermeerderd en was onverwachts
naar links uitgeweken zonder dat er eenige
aanleiding daartoe bestond.
De motor met zijspan had het achter spat
bord van zijn voorrijder geraakt en was
over den kop geslagen waardoor de be
stuurder dusdanig verwond werd, dat hij
gedurende drie weken zijn werkzaamheden
niet had kunnen verrichten. Verder waren
een tweetal wielrijders door de gekapseisde
motor met zijspan aangereden. Deze beide
wielrijders, de gebroeders v. d. B. uit Lei
den, wenschte zich civiele partij te stellen,
maar dit kon niet, vertelde te president,
want volgens hen was de motorbestuurder
van de motor met zijspan de schuldige, doch
de rechtbank heeft de voorrijdende motor
rijder in staat van beschuldigin gesteld en
het is nu eenmaal niet toegestaan dat de ge
tuigen elkaar civiele vorderingen presen-
teeren.
Nadat meerdere getuigen gehoord waren
o a. de veehouder K. R. uit Koudekerk, die
de aanrijding op een afstand van 35 M. had
aanschouwd, nam de officier het woord
Spr. was van meening dat de motorrijder
van de motor met zijspan geen signalen had
behoeven te geven. Alle motorrijders deden
mee aan den zelfden wedstrijd, dus allen
moesten dezelfde richting uit. Verdachte
zegt wel. dat hij in de spiegel gekeken heeft,
maar geeft toe dat hij in de spiegel niet het
verkeer kan zien, dat vlak achter hem rijdt.
Dat is nu de fout geweest van verdachte
want hij is plotseling zonder eerst om te zien
r.aar links uitgeweken zonder dat er een
geldige reden voor was. Spr. kan niet an
der zien dan dat verdachte schuldig is aan
ceze aanrijding waardoor een ander licha
melijk letsel bekwam. Een gevoelige straf
is op zijn plaats. Hechtenisstraf zal spr. niet
eischen maar wel moet aan verdachte zijn
rijbewijs moeten worden ontnomen.
De eisch was ten slotte een geldboete van
50.subs. 50 dagen, en intrekking van het
rijbewijs voor den tijd van een jaar.
Uitspraak over 14 dagen.
DOOR DE POLITIE MISHANDELDE
CAFEBEZOEKERS.
Vordering tegen de gemeente Voorburg in
hooger beroep afgewezen.
In den nacht van 22 op 23 April van het
jaar 1934 zijn twee agenten te Voorburg
op het sluitingsuur een café binnengeko
men en hebben de ontruiming van het lo
kaal gelast. Vreezende, dat enkele bezoe
kers buiten het café de orde en rust zou
den gaan verstoren, hebben de politieman
nen een aantal hunner tot buiten de grens
van de gemeente geleid. Hierbij zijn de
agenten wat te hardhandig opgetreden.
Toen, het was al buiten de gemeente Voor
burg, een van de cafébezoekers den agen
ten iets toeriep, hebben zij hem met een
sabel zoodanig bewerkt, dat de man bloe
dend gewond werd en eenigen tijd in het
ziekenhuis heeft moeten doorbrengen.
Het slachtoffer van meening, dat de
agenten buiten hun bevoegdheid waren
gegaan, stelde tegen hen een civiele actie
in en sprak tevens de gemeente Voorburg
in rechte aan.
De Haagsche rechtbank heeft deze vor
dering toegewezen en ook de gemeente
veroordeeld o.m. op de overweging, dat
weliswaar de agenten de mishandeling
buiten de gemeente hebben gepleegd, maar
dat deze mishandeling in dadelijk verband
stond met de uitoefening van hun werk
zaamheden in dienst der gemeente, nl. het
begeleiden van de cafébezoekers naar de
grens der gemeente.
De rechtbank wees de vordering toe op
grond van art. 1403 B. W., niet op grond
van art. 1401. De agenten werden, toen zij
den cafébezoeker mishandelden, niet als
organen der gemeente, doch als onderge
schikten beschouwd.
De gemeente ging in appel en het Haag
sche Gerechtshof, arrest wijzend, vernie
tigde het vonnis van de rechtbank en wees
de vordering van den mishandelden café
bezoeker af.
In zijn arrest overwoog het Hof o.m.,
dat de mishandelingen hebben plaats ge
had buiten het gebied der gemeente, waar
zij elke hoeveelheid miste 'haar onderge
schikten werkzaamheden op te dragen.
Het dadelijk verband tusschen de uit-
geleiding en de mishandeling daarna, ont
breekt volgens het Hof, door na de uitge-
leiding de cafébezoekers den agenten iets
hebben toegeroepen, hetgeen voor deze
aanleiding was tot een nieuw krachtdadig
optreden (het trekken der sabels).
De advocaat van de in het ongelijk ge
stelde partij, mr. Goedstein, zal van dit
arrest cassatie aanteekenen.
De leider van de N.S.B. staat wegens
mishandeling en de mishandelde P.
M. staat wegens bedreiging terecht.
Reeds lang voordat de zitting een aan
vang nam, was het in de buurt van. het
Paleis van Justitie druk.
Een sterke politiemacht was om en in
het gebouw aanwezig, doch nergens werd
de orde op eenigerlei wijze verstoord.
Het was reeds ruim half drie toen de
zaak tegen ir. Mussert begon.
De President begint met een kort ver
hoor.
„Ik ben" verklaart verd. Mussert
handgemeen geraakt en gebruikte mijn
zweepje dat ik bij mij droeg".
Verd. vertelt verder, dat hij op bezoek
is geweest bij de familie Mastenbroek.
De president stelt enkele vragen.
Verd.: Stelt u op een aaneengeschakeld
verhaal prijs?
Pres.: Ik zal eerst vragen stellen. Was u
bij de auto, toen Melchers op u af kwam?
Verd.: Ik had ongeveer twee derde van
den weg afgelegd, toen Melchers op mij
afkwam en mij een klap en een trap gaf.
Ik gebruikte toen pas mijn zweepje. Eerst
kreeg ik dus een klap en later een trap
toen ik het zweepje gebruikte. Vlak daar
op loste mijn chauffeur een'schot.
Het getuigenverhoor neemt dan een
aanvang. Een juffrouw, die in de buurt
van het Blauw Zand woont, geeft een re
laas van het gebeurde. Op een gegeven
oogenblik was Melchers op Ir. Mussert
afgekomen. Voor er een woord gesproken
kon worden trok ir. Mussert het zweepje.
Pres.: Heeft u niet gezien, dat Melchers
verdachte een klap gaf?
Neen, daar had de juffrouw niets van
gemerkt.
Pres.: Verdachte, wat zegt u daar van?
Verdachte: Wat die juffrouw zegt is on
juist.
De tweede getuige, een overbuurvrouw
van Zoutberg. Volgens haar had Melchers,
toen hij dicht bij verd. Mussert was, iets
gezegd. Mussert stond met zijn rug tegen
het portier van den auto.
Pres.: Antwoordde verd.?
Ja, maar ik kon niet hooren wat hij zei.
Melchers heeft voor zoover getuige kon
zien niets gedaan het zweepje suisde
door de lucht en trof Melchers op zijn arm.
Pres.: (tot verd.) Hebt U iets op te mer
ken?
Verd.; Dank u.
De chauffeur van verd.'s auto, C. M. W.
Schut, uit Utrecht, stond tijdens het rel
letje voor de auto toen ir. M. de deur uit
kwam bij Zoutberg. Getuige Schut was hem
tegemoet geloopen. Ik waarschuwde hem
en zeide „Past u op". Ik had nJ. een man
gezien, die op verdachte wijze in onze rich
ting kwam.
Pres.: Waren er moeilijkheden te ver
wachten?
Getuige: Neen, toen de leider naar bui
ten kwam was het stil.
Pres.: Wat zei Melchers?
Getuige: Hij zei „ben jij die mooie man,
dan zullen we je een kopje kleiner maken.
Hij greep toen naar het hoofd van verd.
Mussert. Direct daarop sloeg Melchers naar
ir. Mussert, deze trok zijn zweepje en sloeg
naar zijn aanvaller. Getuige had toen een
schot gelost om den menschen schrik aan
te jagen.
(Het bovenstaande is geplaatst in een
gedeelte onzer vorige oplage).
Getuige C. W. M. Wölcken, de tweede
chauffeur van ir. Mussert, had M. weer
heel iets anders hooren zeggen. Volgens
hem had deze ir. Mussert gedreigd „de her
sens in elkaar te zullen slaan". Hij beweer
de pertinent, dat M. eerst had geslagen en
toen pas verd. Mussert.
Pres.: Er zijn getuigen, die heel iets an-
ders zeggen.
Getuige: Ik handhaaf mijn lezing, die is
juist.
M. als getuige.
i Dan komt de 34-jarige stoker M. voor het
1 ge'tuigenhekje.
M. was dien middag bij zijn zuster op be
zoek geweest, die op het Blauwe Zand
woont. Ik hoorde toen, dat Mussert in de
buurt was, en ik ben eens gaan kijken,
want ik was nieuwsgierig hoe hij er uit zag,
aldus get. Toen Mussert bij den auto kwam,
nam hij, terwijl hij in de houding ging
staan, zijn hoed af. Ik stak den weg over
aldus getuige om hem van dichtbij
te gaan bekijken. Ik had absoluut geen
kwade bedoelingen, maar toen ik dicht bij
kwam, haalde hij iets uit zijn zak. Ik dacht
eerst dat het een ploertendooder was. Later
hoorde ik pas, dat het een zweepje was.
Toen had ik al een paar tikken te pakken.
Ik heb een klap teruggegeven, want Mus
sert heeft heelemaal geen recht om me af
te rossen.
ONZE BEKENDE INVENTARIS-OPRUIMING OUURT NOG MAAR ENKELE
DAGEN. PROFITEERT NU N00 VAN ONZE ENORME KOOPJES.
OP COURANTE ARTIKELEN 10 KORTING CONTANT, BEHALVE ZICHTZENDINGEN.
VRAAGT RESTANTEN.
ROTTERDAM - ARNHEM - DEN HAA° LÈÏDEN GRONINGEN - DELFT - DORDRECHT
Maarsmansstecg 23, Telefoon 577
vvvvvvwwvwwwwvvvvvwvvvvvvvwvw*
Pres.: Dus u deed eerst niets?
Getuige M.: Neen, ik denk dat hij angst
bad, dat hij aangevallen zou worden, maar
er was van mijn kant geen enkele Aanlei
ding om hem aan te vallen, integendeel, ik
heb nog tegen de menschen gezegd: „blijf
kalm, 't is maar reclame voor hem". Het
publiek was een beetje onstuimig; zoo hier
en daar werd „rood front" en „arbeid" ge
roepen.
Het verhoor van den volgenden getuige
levert weinig nieuws op. Ook deze man
geeft een relaas van het gebeurde. Volgens
hem heeft Mussert eerst geslagen.
Pres.: Wat dacht u dat er gebeuren zou
toen M. op verd. af kwom?
Getuige: Ik was van meening, dat er een
twistgesprek zou volgen.
Een juffrouw had wéér een andere visie
op het relletje gehad. M. was op verd. Mus.
sert toegeloopen, had zijn hand op diens
schouder gelegd en vriendelijk gevraagd:
„ben jij nu Mussert?" „Ja", had verd. ge
zegd.
Pres.: Dat klinkt nogal vriendschappelijk.
Getuige: Maar dat veranderde gauw.
Verd. trok een zweepje en sloeg M. Van
klappen van de zijde van M. had zij niets
gezien.
Een volgende getuige vertelt, dat ir. Mus
sert eenige malen het publiek heel vrien
delijk heeft gegroet
Officier (tot verd.): Is dat waar?
Verd.: Absoluut onjuist.
Officier: Ik vraag acte van die verkla
ring.
Een juffrouw, die het relletje van het be
gin tot het einde heeft bijgewoond, is zeer
pertinent in haar verklaringen. „Mussert
heeft met dat ding geslagen". Zij wijst naar
het veelbesproken zweepje, dat als een
zaam stuk van overtuiging op een tafeltje
voor de rechtbank ligt.
De rechtbank doet afstand van het hooren
van de getuigen Zoutbergen en Slokker, de
familie, waar ir. Mussert zijn bezoek af
legde. Ook verd. en zijn verdediger stellen
geen prijs op het verhoor van deze beide
getuigen.
Verdachte Mussert krijgt dan gelegen-
fa end, zijn aaneengeschakeld verhaal te
geven. Zijn verweer heeft hij op schrift en
langzaam leest hij het stuk voor stuk voor,
o.a. zet hij de reden van zijn bezoek aan het
Blauwe Zang uiteen.
Vervolgens houdt hij een korte politieke
beschouwing. „Deze aanslag zou achterwege
zijn gebleven, wanneer de orde gehand
haafd was geworden".
Incident.
Tijdens de rede van ir. Mussert zegt mr.
van Vessem plotseling tot den president:
„er zit hier iemand ^chte'- me in de advo-
catenbank, die zich op zeer beleedigende
u-ijze over ir. Mussert uitlaat".
Pres. (tot verd.): Gaat u door met uw
uiteenzetting.
Uitvoerig zette verd. nogmaals uiteen, dat
hij uit noodweer heeft gehandeld.
Requisitoir.
Het woord is dan aan mr. B. Kist voor
het uitspreken van zijn requisitoir. Scherp,
vooral in den verkiezingstijd, staan de
meeningen op politiek gebied tegenover el- 1
kaar, aldus spr. Het aantla politieke straf- j
zaken neemt onrustbarend toe! De taak voor
rechtbank en parket is zeer moeilijk. In- I
sinuaties, zooals ons soms ter oore komen, i
kunnen ons niet deren. Wij zullen deze
zaak uitsluitend naar haar juridische i
mérites behandelen.
Kan deze verdachte zich op noodweer
beroepen? Dat is een zeer moeilijke zaak,
,en het begrip „noodweer" wordt door ver
schillende rechtscolleges zeer uiteenloopend
beoordeeld.
Tot de feiten komende zeide spr., dat ir.
Mussert op 14 Mei een bezoek aan drie fa
milies op het Blauwe Zand had gebracht.
Volgens verd. om hun een hart onder den
riem te steken, volgens zijn tegenstanders
cm reclame te maken voor de N.S.B. Tach
tig a negentig personen verzamelden zich
voor de woning van Zoutberg, waar verd.
vertoefde. Het meerendeel van de menschen
had steenen in de hand. Toen verd. naar
den auto ging, kwam M., een groote breede
man, op hem af. Mussert heeft enkele sla
gen gegeven. Melchers heeft Mussert ge
stompt. Er bestaat een zeker evenwicht tus
schen de mishandelingen, wederzijds ge-
gepleegd. Ir. Mussert heeft onmiddellijk
aangifte gedaan. Wie eerst heeft geslagen,
is moeilijk te zeggen, de verklaringen der
diverse getuigen staan tegenover elkaar. Ik
denk niet, aldus spr., dat er veel menschen
in de zaal zijn, die de lezing van M. als
waar aannemen. Het is onaannemelijk, dat
hij de menschen tot kalmte aanmaande; hij
is niet in staat iemand kalmeerend toe te
spreken. Waarschijnlijk is het, dat M. zijn j
vuisten heeft gebruikt en dat dus de lezing
van ir. Mussert juist is.
Het hof is van oordeel, dat Mussert zich
alleen op noodweer kan beroepen, wanneer
zijn tegenpartij begonnen is met slaan.
Dit is echter niet in overeenstemming met
at geldende jurisprudentie. Men is reeds
gerechtigd een onmiddellijk dreigende aan
val af te weren. Hier was een onmiddellijk
dreigende wederrechtelijke aanval aanwe
zig. Tientallen menschen stonden, vijandig
gezind, om ir. Muusert heen, en uit den
kring kwam een groote, dreigende figuur
naar voren. Wegloopen kon ir. Mussert niet.
Ik geloof dan ook niet, dat het met een
enkele klap zou zijn af geloopen, wanneer
verd. niet met het zweepje had geslagen.
Maar is er hier geen sprake van uitlok
king? Wilde verd. niet, dat er geslagen
werd, zoodat de wederrechtelijkheid niet
langer aanwezig is? Volgens een recent
arrest van den Hoogen Raad kan men zich
niet op noodweer beroepen, wanneer men
een aanranding uitlokt. De beantwoor
ding van deze vraag is in dit geval niet
gemakkelijk. Hij ging willens en wetens
naar een buurt, die hem vijandig gezind
was, in gezelschap van twee chauffeurs,
gewapend met een zWeepje. Men mag aan
nemen, dat hq de mogelijkheid van een aan
randing voorzag. Spr. betwijfelt of ir. Mus
sert M. met het zweepje heeft willen slaan.
Wij mogen niet aannemen, dat hij den voor-
opgezetten wil had. Zijn handelingen wa
ren gericht op bescherming van eigen lijf
en veiligheid.
Had ir. Mussert dan de politie niet moe
ten waarschuwen voor het onrecht, dat hij
voorzag? Want er is hem onrecht, gedaan.
Wij, Nederlanders, zijn trotsch op onze vrij
heid; ieder moet kunnen gaan waarheen
hij wil. Hij heeft misschien onvoorzichtig
gehandeld, doch daarmede heeft hij zijn
beroep op noodweer niet verspeeld.
Spr. komt dus tot de conclusie, dat het
feit is bewezen, doch dat verd. niet straf
baar is, omdat hij terecht een beroep op
noodweer heeft gedaan, zoodat spr. ontslag
van rechtsvervolging requireert.
Mr. van Vessem houdt op verzoek van
zijn cliënt geen pleidooi.
Vonnis 27 Januari.
M. staat terecht.
Na een korte pauze het is intusschen
half vijf geworden behandelt de recht
bank de zaak tegen den stoker M. Hem is
mishandeling van ir. Mussert tenlaste ge
legd.
De eerste getuige is ir. Mussert. Hij ver
klaart dat verdachte hem heeft gestompt,
waarna hij getuige het zweepje ge
bruikte.
Verdediger mr. Heemskerk: Wist u, dat
uw chauffeur een revolver bij zich had?
Getuige: Neen, dat was mij onbekend.
Ook wist getuige niet, dat er gefotografeerd
zou worden.
Mt. Heemskerk: Is die zweep speciaal
voor u gemaakt?
Getuige Mussert: Neen, het is een ca
deau van een onbekende.
Verdediger: Is het u bekend, dat de lui
tenant van de weerafdeeling Witkamp met
zijn menschen eenige malen het Blauwe
Zand heeft bezocht?
Getuige Mussert: Ik wist het niet zeker,
maar ik vermoedde het.
De getuigen uit de zaak-Mussert worden
opnieuw gehoord; zij blijven bij hun reeds
afgelegde verklaringen.
De verdediger had o.m. a décharge op
geroepen den journalist H. v. d. Weg, die
o.a. eenige foto's overlegde, waaruit het
provoceerend karakter der NSB'ers bij hun
bezoek aan het Blauwe Zand zou blij»ken.
Uitvoerig lichtte getuige de houding der
NSB'ers bij hun colportage toe. Geen en
kele politieke partij, behalve de N.S.B., on
dervindt hinder bij haar colportage op faet
Blauwe Zand. Deze verklaring wordt door
colporteurs en aanhangers van verschil
lende politieke partijen bevestigd.
Requisitoir.
Mr. B. Kist zegt in zijn requisitoir, dat
het parket volkomen op de hoogte is van
de bewoners van het Blauwe Zand, hun
houding en die van colporteerende N.S.B.-
ers. Hierover heeft de politie een zeer ob
jectief rapport uitgebracht.
De officier tot de feiten komende
is van meening, dat verdachte M. de eerste
klap heeft gegeven. Ook wanneer dit niet
het geval is. mocht ir. Mussert uit nood
weer slaan. Verd. M. kan zich niet op nood
weer beroepen, hij immers kon wegloopen,
daar de heele bevolking op zijn hand was.
Spr. requireert een geldboete van 15,
subs. 5 dagen hechtenis.
Pleidooi.
Mr. Heemskerk zegt, dat het hier een
relletje betreft, dat met een sisser is afge-
loopen en waaraan niet te veel beteekenis
mag worden gehecht. De N.S.B. heeft reeds
eenige jaren lang relletjes uitgelokt; bij
haar colportagetochten trekt zij op Duit-
sche wijze op. Slechts de N.S.B.'ers hadden
lest, verder niemand De orde op den weg
kan heel goed worden gehandhaafd door
de politie; het was heelemaal niet noodig,
dat ir. Mussert daar qualitate qua naar
toeging om orde te scheppen. Het is nog
nooit vertoond, dat een politiek leider ge
wapende bezoeken ging afleggen.
Ook de werkloosheid zoo vervolgt pl.
speelt hier een rol. Verd. Mussert heeft
gezegd, dat hij 's middags ging, omdat het
er dan stil is. Dat is onjuist, want een groot
deel der mannen is thuis door werkloosheid.
Mussert is naar de hem vijandige buurt ge
gaan omdat daar wel eens iets kon gebeu
ren, dat te gebruiken was voor politieke
propaganda. Wat het relletje betreft is hij
volkomen geslaagd.
Per auto ging Mussert in gezelschap van
een chauffeur en een hulp-chauffeur-mon-
teur. De eerste droeg een revolver. Hier
van zou ir. Mussert niets weten. Vreemd!
Even vreemd is, dat ir. Mussert niet wist,
dat er door zijn fotograaf Otto foto's wer
den gemaakt.' De leider der N.S.B. was op
stap gegaan, gewapend met een zweep. Een
geschenk van een bewonderaar. Ik heb
aldus pl. nog nooit van een poliffeken
leider gehoord, die een zweep cadeau kreeg.
De ge'heele houding van ir. M. was zeer
onvoorzichtig.
Ook verd.'s houding kan pl. niet bewon
deren. Onaannemelijk is het echter, dat M.
in zijn eentje naar voren is gegaan om een
aanval te dóén. Het was klaarlichte dag en
iedereen kon zien. wat hij deed.
Uitvoerig bespreekt pl. de houding van
ir. Mussert, die dat staat vast zeer
snel de zweep trok en daarbij op een af
stand van verd. moest staan. Naar pl.'s mee
rling is er alle aanleiding om aan te nemen,
dat ir. Mussert de gebeurtenissen heeft uit
gelokt. Mussert is blijven stilstaan, hij is
niet in zijn wagen gaan zitten om weg te
gaan, waartoe hij alle gelegenheid had.
Pl. concludeert tot vrijspraak, subs, vraagt
hij ontslag van rechtsvervolging op grond
van noodweer.
Arrest 27 Januari.