de erkenning van de italiaansche
verovering in afrika
Ontspanning in internationale
betrekkingen de hooidzaak
binnenland
WOENSDAG 12 JANUARI 1938
DE LE1DSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
Eerste Kamer
Erkenning beteekent
niet
goedkeuring
DE INTERPELLATIE-VORRINK
IN DE EERSTE KAMER
Gister kwam de Eerste Kamer bijeen om
tiaar lid, den heer Vorrink, gelegenheid te
geven zijn. interpellatie te houden over de
itappen, door de Regeering gedaan of te
doen inzake de erkenning van den koning
van Italië als keizer van Ethiopië (Abes-
synië).
Er was een ongewoon groote belangstel
ling vooral op de gereserveerde tribune.
Onder de daar aanwezigen zag men ver
scheidene leden der Tweede Kamer.
Met Minister Patijn zat Minister Colijn
achter de Regeeringstafel.
De heer VORRINK (Soc.-Dem.) herin
nerde eraan, dat Abessynië nog altijd lid
van den Volkenbond is, en Italië niet. Het
heengaan van Italië uit dien Bond had er
toe moeten leiden niet verder te gaan in
zake het Nederlandsche initiatief, dat een
gevaar oplevert voor de politieke verhou
ding tusschen Engeland en Frankrijk.
Spr. wees op de houding van de regee
ringen van andere landen, en vroeg wat
een de facto erkenning inhoudt tegenover
een erkenning de jure. De eerste is in
practische gevallen niet te vermijden, doch
zij bestond reeds. De rechtsgrondslag van
de inlijving wordt evenwel verondersteld
in de toekenning van den titel „keizer van
Ethiopië". Daarmee sanctioneert men een
toestand, het is een erkenning de jure.
De vragenlijst van den heer
Vorrink.
De staten die trouw willen blijven aan
den Volkenbond, moeten zich nauwer aan
een sluiten. Wat Nederland doet is een
verder afglijden in den afgrond van scep
ticisme en cynisme ten aanzien van den
Volkenbond. Spr. stelde tenslotte de vol
gende vragen:
1. Indien men zich, zooals het huidige Ka
binet, op het standpunt plaatst, dat Ne
land in de internationale politiek zich
met een bescheiden rol tevreden moet
stellen, moet dan de stap, bij de Oslo-
staten ondernomen, niet als strijdig met
dit standpunt worden beschouwd?
I. Welke practische moeilijkheden zijn ge
volg van het feit, dat Nederland te
Rome slechts door een legatiesecretaris
is vertegenwoordigd?
Zijn deze moeilijkheden voor Neder
land grooter of van anderen aard dan
voor landen, die-in soortgelijke omstan
digheden verkeeren?
8. Gesteld, dat de Oslo-staten het Neder
landsche initiatief zouden hebben aan
vaard, of alsnog zouden aanvaarden,
hoe stelde de minister, of hoe stelt hij
zich dan precies den vorm van de di
plomatieke procedure tegenover de re
geeringen van Engeland en Frankrijk
voor?
4. Heeft de regeering zich voldoende re
kenschap gegeven van den indruk, dien
het bekende initiatief zou maken op de
inheemsche bevolking van de overzee-
sche gewesten?
5. Heeft de minister, toen hij te kennen
gaf, dat na het opheffen der sancties de
Volkenbondsverplichtingen zijn uitge
put, niet over het hoofd gezien het Vol-
kenbondsbesluit van 1932 tot niet-er-
kenning van een gewelddadige verove
ring, evenals de strekking van de wen-
schen, uitgesproken in de Volkenbonds
vergadering van Juli 1936?
6. Is de minister niet van oordeel, dat het
toekennen van een titel nooit de betee-
kenis kan hebben van een erkenning de
facto, maar integendeel als een typi
sche erkenning de jure moet worden
aangemerkt?
7. Moet de bewering van den minister van
Buitenlandsche Zaken in zijn antwoord
van 27 December 1937 op de vragen
van den heer Albarda, dat de erken
ning van een feit niet in strijd kan zijn
met eenig zedelijk beginsel, niet in te
genspraak worden geacht tot den prin-
cipieelen grondslag van het huidige ka
binet?
8. Is niet in de actie, die zekere, buiten
den Volkenbond staande staten tegen
den Volkenbond en zijn beginselen voe
ren een aansporing gelegen voor de wel
aangesloten staten om de beginselen van
den Volkenbond zoo krachtig mogelijk
te handhaven en zich door deze actie
niet te laten intimideeren?
Is het Nederlandsche initiatief in de on
derhavige aangelegenheid hiermede niet
in strijd?
DE MINISTER ANTWOORDT
MINISTER PATIJN antwoordde dat het
initiatief alleen heeft bestaan in het pol
sen van de Oslo-staten; het was officieel
niet voor openbaarheid bestemd. Spr.
moest dus in zijn antwoord bij de behan-
delig van de begrooting van Buitenland
sche Zaken in de Tweede Kamer wel vaag
zijn.
Het initiatief is niet van minister Colijn,
doch van spr. uitgegaan.
Buitengewone haast is niet gemaakt.
MINISTER PATIJN
Het polsen schokt niet de internationale
machtsverhoudingen. Dat zou ook de er-
Renning niet doen. Wat spr. hindert is, dat
we een feit, aan allen bekend, ignoreeren.
Moeten wij wachten tot de
ote staten ons verlof Be
ven; moet een land van 70
millioen inwon er s op ande
ren wachten?
Wij kunen dit volkomen zelfstandig be
slissen.
De Negus is niet meer de heerscher in
Abessynië, doch Italië. De Zweedsche mi
nister van Buitenlandsche Zaken, Sander,
heeft dit onlangs voor de radio toegegeven.
Ook de S.D. „Vooruit" heeft dit op 9 Aug.
verklaard.
De regeering van Spanje is ter sprake
gebracht. Die wordt erkend, hoewel zij wei
nig reëel is.
Het zou niet wenschelijk zijn met een
gezantschapssecretaris te Rome te vol
staan.
De Fransche en Engelsche regeeringen
zijn in deze zaak niet gemoeid.
Wij moeten rekening houden met do
veranderingen in den boezem van den
Volkenbond. Die van 1932 is die van thans
niet meer.
De heer DE SAVORNIN LOHMAN (C.-
H.) Zeer juist.
De MINISTER betoogde verder, dat an
deren zich reeds vroeger vrijheid tegen
over de bepalingen van het Volkenbonds
pact voorbehielden. Zij gingen zelfs verder
dan de vrijheid welke Nederland zich thans
veroorlooft.
Aan den titel wordt meer beteekenis
toegekend dan noodig is. Spr. noemt eenige
voorbeelden die tot bewijs daarvan moe
ten strekken. Het feit van de heerschappij
van Italië over Ethiopië wil de regeering
echter wel degelijk erkennen. De jure of
de facto, het is beide een erkenning: de
jure duidt echter op een duurzamen aard,
wat de facto minder is. Zou b.v. een op
stand in Abessynië de Italianen verdrij
ven, dan zou de erkenning ophouden.
De -wijze, waarop de heerschap
pij tot stand kwam, wordt niet
goedgekeurd.
Wij keuren met de erkenning niet de
wijze goed waarop de heerschappij is tot
stand gekomen. Spr. is christen uit volle
overtuiging en heeft geen oogenblik zich
bezwaard gevoeld door het nemen van de
zen stap. Wij constateeren een feit dat als
een paal boven water staat. Aan de waar
heid mag ook niet te kort worden gedaan,
en de waarheid is Abessynië thans onder
de heerschappij van Italië is.
Gaat macht dan boven recht? heeft men
gevraagd. Ja, dat ziet men dikwijls in de
wereld. Het ware dwaasheid dit te ont
kennen.
Den heer VORRINK (S.D.) is het niet
duidelijk geworden waarom Nederland
moest voorgaan; de regeering zou niet wil
len, dat wij als makke schapen de politiek
van de groote mogendheden volgen
maar Frankrijk en Engeland zijn bevrien
de democratiën. Daarmee had openhartig
overleg moeten zijn gepleegd.
Er is dus geen sprake van een doorge
stoken kaart met Engeland en Frankrijk.
Dit wijst er op dat deze groote rijken deze
kwestie als een Volkenbondszaak beschou
wen, gelijk ook Nederland had moeten
doen.
Van de noodzakelijkheid om in Rome
een gezant te hebben, is spr. niet over
tuigd. In Rusland heeft Nederland zelfs
geen gezantschap.
Spr. betreurt het Nederlandsche initia
tief en vraagt of de weinig tegemoetko
mende houding der andere Oslostaten geen
aanleiding moet zijn de stappen niet voort
te zetten. Als de onderhandelingen verder
worden gevoerd, moet dit gebeuren met de
staten waarmee Nederland samenwerkte in
het ItaliaanschAbessijnsch conflict in
1935.
Waarom ons aan de spits stel
len? vroeg de heer Anema.
Prof. ANEMA (A.R?) had liever gezien,
dat de Regeering dit initiatief niet had ge
nomen.
Waarom moeten wij ons aan de spits stel
len, wanneer zulke teere kwesties op het
spel staan?
Beter geen gezant te Rome, dan in een
dergelijke kwestie de groote mogendheden
te riegceren en niet even te kijken wat zij
doen. Wij zouden niet op den voorgrond
treden te Genève dit is de houding die
men hier altijd heeft aangenomen. Waarom
zullen we ons thans de vingers gaan bran
den?
Het rechtsbesef van ons volk mag niet
worden verzwakt door de regeering. Het
groeiend internationaal rechtsbesef mag
geen schok krijgen.
Nu het initiatief is genomen drong spr.
er bij de regeering op aan bij eiken stap
dien zij doet de uiterste voorzichtigheid
juridisch en moreel in acht te nemen.
Het leven is vol onrecht!
Prof. DE SAVORNIN LOHMAN (C.H.)
waarschuwde dat men deze zaak niet te
eenvoudig moet stellen. Men staat hier te
genover een fascistisch geregeerd land en
door deze omstandigheid wordt de kwes
tie vertroebeld. Men moet echter Italië
niet op één lijn stellen met Rusland; ons
nationaal belang verzet zich tegen een er
kenning van Rusland. Als dit gebeurde,
zou Ned.-Indië vol communistische cellen
komen.
Italië heeft een gruwelijke rechtsbreuk
gepleegd, die onvergevelijk is. Niettemin
kan men de Regeering steunen, waf haar
initiatief betreft. Want rechtsbreuk heeft
meermalen plaats. Het leven is vol on
recht. Doch onrecht wordt op den duur
altijd weer recht.
De regeering denkt niét aan de rechtma-
tigneid van het ontstane feit, doch met het
feit zelf heeft dit niets te maken. Men kan
zich neerleggen bij een door onrecht ont-
stanen toestand.
Laten wij rustig ons gang gaan, dat
kan in het internationaal belang zijn.
Wij moeten er naar streven, dat de fas
cistische staten weer worden opgeno
men in het Westersche verband. Dat is
veel belangrijker.
(Minister Colijn knikt instemmend).
Het initiatief wil via de Oslostaten Pa
rijs en Londen bewegen tot een stap die
Londen eigenlijk heel graag zou willen.
Spr.'s bezwaar is echter, dat Nederland
zich daarbij op den voorgrond stelt. Men
riskeert een weigering. De Regeering had
beter een gezant kunnen benoemen, het
verlies kunnen riskeeren. Dat ware een
daad van grooter beteekenis geweest.
Stap „allerminst gelukkig".
De heer VAN EMBDEN (V.D.) noemde
het tijdstip, waarop de stap is onderno
men, allerminst gelukkig. De beheersching
van Abessinië door Italië is allerminst
een feit, volgens de Times-correspondent
te Djiboeti. Met het Nederlandsche initia
tief heeft Italië propaganda gemaakt, het
is in het Arabisch vertaald. Men heeft
er Amerika mee gefroiseerd, en het gezag
van den Volkenbond aangetast.
Groote afkeuring is ook hier gebleken.
Constateeren is iets anders dan erkennen.
Voor het eerste had de Regeering geen
contact met de andere Oslo-Staten noodig.
Het andere is een buiging voor het ge
weld.
Ten slotte zei spr. het initiatief een be-
leediging voor het" land te achten, niet
een bewijs van fiere onafhankelijkheid.
Is het onderhouden van goede betrek
kingen met Italië geen dringend
landsbelang?
De heer VAN LANSCHOT (R.K.) vond
het jammer, dat deze Kamer geen com
missie voor buitenlandsche aangelegenhe
den heeft, zooals de Tweede Kamer.
Het diplomatieke terrein is zeer moei
lijk. De eenige insider is de minister zelf,
en de diplomatie neemt als basis de rea
liteit.
De realiteit is, dat Abessinië veroverd
is, menschelijkerwijs gesproken komt
daarin geen verandering meer. Het con
stateeren van dit feit houdt niet in, dat
wij de wijze waarop het feit tot stand
kwam, billijk achten.
Is het onderhouden van goede betrekkin
gen met Italië niet een dringend lands
belang? Zal er niet een zekere ontspan
ning in Europa optreden na een erken
ning?
Spr. laakte het, dat door een indiscre
tie het initiatief bekend is geworden.
De heer VAN VESSEM (N.S.B.) zette
uiteen, dat de Nederlandsche belangen
worden geschaad door de niet erkenning
van de Italiaansche souvereiniteit, gélijk
Zwitserland reeds vroeger deed, met an
dere staten. Nederland, inplaats van dit
voorbeeld te volgen, wendt zich tot de
Oslo-staten, volgens spr. het verkeerde
adres.
Dupliek van Minister Patijn.
Hoofdzaak is ontspanning in de inter
nationale sfeer.
MINISTER PATIJN zei geen mededee-
lingen te kunnen doen inzake den stand
van zaken.
Spr. heeft zich tot de Oslo-staten ge
wend, omdat daarmee sedert acht jaren
overleg wordt gepleegd. Het zou verwon
dering hebben gewekt indien dat ditmaal
niet zou zijn gebeurd.
De regeering heeft de facto-erkenning
gekozen omdat dit geacht moest worden
wat noodig was. Niet meer. Doch meer
was ook niet noodig. Waarom dan tot een
erkenning de jure over te gaan? De heer
Van Embden vroeg wanneer de laatste
zou volgen. Dit is moeilijk te zeggen. Mis-
schier nooit.
Spreker zou zich niet voor deze zaak
gespannen hebben indien het rechtsbesef
van ons volk er door zou kunnen worden
verzwakt. Het betreft hier de erkenning
van een feit.
Vroeger werd Atjeh door ons ook niet
heelemaal bezet, en toch twijfelde nie
mand aan de Nederlandsche souvereini
teit.
Al is nu Abessinië niet heelemaal door
Italië bezet, daarom behoeft men nog
niet te twijfelen aan het centraal gezag.
Nederland kan evengoed een logische
daad doen als de groote mogendheden.
Er is, naar sp r.'s smaak, van
daag te veel met de bena
ming „kleine mogendhe id" g e-
werkt.
De Volkenbond staat van nu af aan
buiten deze zaak, is er buiten gekomen na
intrekking van de sancties. Men moet het
recb' laten aanpassen aan den feitelijken
toestand: dit heeft men in Genève niet
altiid begrepen.
Spr. hecht aan dezen stap groote betee-
keius en wist dat hij wellicht een storm
ontketenen zou. Op de allerlaatste plaats
komt de zaak van den gezantschapspost.
Hoofdzaak is ontspanning in de interna
tionale sfeer in Europa. De kans is iets
geringer geworden door het uittreden van
Italië uit den Volkenbond. Doch veel ver
schil maakt dit niet.
De kwestie is nog altijd: hoe kunnen
wij de verhoudingen beter maken in
Europa?
Zelfs al zou spr. niet meer bereiken
dan de heer Van Embden zei: het effenen
van den weg voor de groote mogendhe
den, dan zou spr. nog zger tevreden zijn.
Hier geldt het geen kwestie van begin
sel, doch van beleid. Het oogenblik daar
toe is niet onjuist gekozen; de gevoels-
bezwaren mogen de regeering niet belet
ten te doen wat zij in 's lands belang noo
dig acht.
De heer VORRINK (S. D.) trachtte de
verschillende bezwaren, tegen zijn rede
gericht, te ontzenuwen.
Spr. hoopt dat de minister verschillen
de argumenten nog eens zal overwegen.
De vergadering werd daarna verdaagd
tot hedenmorgen 11 uur.
INTREKKING KARNVERBOD.
Men deelt ons mede, dat door de wijzi
ging van het Crisis-Zuivelbesluit 1935 I bij
K.B. van den 21sten December 1937, Staats
blad no. 678 formeel het zg. karnverbod is
ingetrokken.
Dientengevolge behoeven de karnen niet
meer verzegeld te zijn. Belanghebbenden
kunnen thans zelf de karnen ontzegelen.
CRISISMAATREGELEN VOOR TARWE
EN BLOEM.
Wijziging op korten termijn te verwachten
Maandag is de monopolie-heffing op in
gevoerde tarwebloem, naar aanleiding van
de stijging op de tarwemarkt, verlaagd van
3.75 tot 3.40 (de restitutie is derhalve
verhoogd van 25 op 60 cents).
Volgens het „Handelsblad" zal op kor
ten termijn wijziging worden gebracht in
de crisismaatregelen ten aanzien van tarwe
en bloem, teneinde deze aan te passen aan
den toestand, welke is geschapen door den
sterk gedaalden oogst van inlandsche tarwe.
Niet alleen is de uitzaai gedaald van
ruim 150.000 op 119.000 hectare, doch bo
vendien zijn de qualiteit en de korrelop
brengst per hectare dit jaar geringer. En
aangezien het maalgebod aan de meelfa
brieken nog steeds voorschrijft 35 pet. van
hun tarwe-omzet in den vorm van inland
sche tarwe van de regeering te koopen,
'terwijl de invoer van meel aan banden is
gelegd, wordt het moeilijk van het in-
landsch product voldoende hoeveelheden
beschikbaar te stellen.
De toestand is dan ook reeds zoo, dat de
Tarwecentrale in dit seizoen nog geheel
geen inlandsche voertarwe heeft afgele
verd, zoodat aan de vraag naar voertarwe
geheel moet worden voldaan door invoer,
o.a. uit Roemenië en Amerika. Op het
oogenblik zijn de fabrikanten bezig de
30.000 tons z.g. defensie-voorraad van den
ouden oogst te vermalen, waartegenover
eenzelfde voorraad van oogst 1937 wordt
opgelegd.
De aanpassing aan den nieuwen toe
stand n.l. den geringer inlandschen
oogst welke op korten termijn staat te
wachten, kan de regeering bewerkstelli
gen door verruiming van den invoer en
door verlaging van het maalpercentage.
VERLENGDE CONTINGENTEERINGEN.
Naar mag worden verwacht zal de con-
tingenteering van vleesch per 16 Januari
as. voor den duur van een jaar worden
verlengd, waarbij de onderstaande bepa
lingen betreffende de basistijdvakken en
de percentages voor de berekening van de
autonome contingenten zullen worden
vastgesteld:
Contingenteering versch, gekoeld en be
vroren rund- en kalsvleesch basistijdvak
1/11936 tot 1/71936 percentage 100 bru-
to-gewicht.
Contingenteering „ander" rund- en kalfs-
vleesch, basistijdvak 19311932 percentage
20 bruto-gewicht.
Contingenteering paarden- en schapen-
vleesoh basistijdvak 19311932 percentage
20 bruto-gewicht.
De aandacht wordt er op gevestigd, dat
bovengenoemde percentages alleen betrek
king hebben op de autonome landencontin-
genten, derhalve niet op de bij handels
verdrag verleend contingenten, welke in
vele gevallen hooger zijn.
BEZOEK VAN MINISTER ROMME
AAN GOUDA.
Op de hoogte gesteld van de spaarregeling
De minister van sociale zaken, prof.
mr. C. P. M. Romme, heeft gistermiddag
een bezoek gebracht aan Gouda. In gezel
schap van den heer G. F. v. d. Hoeven,
inspecteur van den dienst der werkloo-
zenverzorging, en van zijn secretaris
kwam Z.Exc. zich persoonlijk op de hoog
te stellen van de wijze, waarop verschil
lende maatregelen, zijn departement be
treffende, tot uitvoering zijn gebracht en
welke resultaten daarmede kondén wor
den bereikt.
Omstreeks half drie kwamen de gasten
per auto in de stad. Zij maakten aller
eerst een korte wandeling ter bezichti
ging van de St. Janskerk en het Stadhuis
aan den buitenkant.
Vervolgens begaven de minister en de
andere heeren zich naar het stadhuis,
waar burgemeester E. G. Gaarlandt, wet
houder C. H. Koemans en secretaris G. J.
J. Pot hen ontvingen. Wethouder Koe
mans gaf een uiteenzetting van de wijze,
waarop de spaarregeling voor de werk-
loozen functionneert en het resultaat, dat
daarmede is verkregen. De minister liet
zich voorts op de hoogte stellen van an
dere aangelegenheden, welke de voorzie
ningen aan de werkloozen betreffen.
De minister is vervolgens met den bur
gemeester, wethouder en secretaris, als
mede met eenige ambtenaren naar de
Arbeidsbeurs gegaan, om zich daar door
den directeur van den Dienst der Ar
beidsbemiddeling en Werkloosheidsver
zekering, den heer Th. Dijkxhoorn, ver
der te doen inlichten. Speciale belang
stelling toonde minister Romme voor de
volledige administratie van den dienst,
die te dezer stede bijzonder goed en over
zichtelijk is geregeld.
Tenslotte reed het gezelschap naar de
Nieuwe Vaart voor een bezoek aan de
werkverschaffing, den aanleg van sport
terreinen voor de voetbalvereeniging
„Gouda".
BIJZONDERE HULDIGING BIJ DE
PHILIPS-FABRIEKEN.
Gisteren heeft dr. A. F. Philips, in het
bijzijn van de leden der directie, voor de
eerste maal aan enkele leden van het per
soneel de oorkonde en gouden draag-
medaille uitgereikt. Deze onderscheiding
zal voortaan worden toegekend aan hen,
die 40 jaar bij de N.V. Philips' gloeilam
penfabrieken in dienst zijn.
Dr. Philips overhandigde de onderschei
ding aan: Maria Brusselers, Jacoba Bo
gaard, Huberdina van de Goor, Anna Boo-
gers, die reeds langer dan 40 jaar in dienst
zijn, alsook aan de beiden reeds gepen
sioneerden: C. J. Wijnen en P. Brusselers.
Na deze huldiging heeft de heer P. N. L.
Staal, onder-directeur der N.V., ook aan
dr. Philips, die immers reeds langer dan 40
jaar zijn beste krachten aan het concern
heeft gewfjd, deze oorkonde en medaille
aangeboden.
REIZEN PER TREIN.
De nieuwe dienstregeling krijgt deze week
haar beslag.
De officieele mededeeling van de Ne
derlandsche Spoorwegen over de opheffing
van 148 halteplaatsen met ingang van de
nieuwe zomerdienstregeling in verband
met de uitbreiding van de electrificatie en
de Diesel-electrische tractie heeft in den
lande begrijpelijk zeer veel belangstelling
gewekt. De reisbureaux zaten in verband
met de belangrijke wijzigingen, welke on
getwijfeld in de nieuwe dienstregeling zul
len worden ingevoerd voor de groote moei
lijkheid dat men niet de beschikking had
over absoluut betrouwbare gegevens over
het verkeer met het buitenland.
Naar wij vernemen ligt het in de bedoe
ling van den chef van de dienstregeling
der Nederlandsche Spoorwegen, den heer
G. F. H. Giesberger, in den loop van de
volgende week een persconferentie uit te
schrijven om op deze wijze het belangstel
lende publiek volledig op de hoogte te bren
gen van de nieuwe dienstregeling.
Alle mededeelingen vóór deze perscon
ferentie in de dagbladen gepubliceerd zijn
volgens den chef van de dienstregeling on
betrouwbaar en in vele gevallen absoluut
onjuist.
Nog deze week moeten onderhandelingen
worden gevoerd, zoodat pas hierna de nieu
we dienstregeling haar beslag kan krijgen.
Tenslotte werd ons nog medegedeeld, dat
het vaststaat, dat met Mei 1938 het aantal
op te heffen halteplaatsen niet grooter zal
zijn dan 148, het reeds eerder officieel me
degedeelde aantal.
Onwaarschijnlijk is het niet, dat het la
ter noodig zal blijken, dat nog eenige hal
teplaatsen zullen moeten vervallen.
EEN ORANJELIED.
Gedicht en gecomponeerd door 10-jarig
meisje.
Bij de firma G. Alsbach en Co. te Am
sterdam zal dezer dagen een liedje met
pianobegeleiding verschijnen getiteld „Het
Oranjekind", eerbiedig opgedragen aan
H M. de Koningin bij de geboorte van
haar eerste kleinkind. Hare Majesteit
heeft de opdracht hiervan aanvaard.
Dichteres-componiste van deze compo
sitie is de tienjarige Betty van Rhijn, Zij
is leerlinge van de dames Frank, voor
piano, en staat voor de theoretische vak
ken in den laatsten tijd onder de hoede
van Theo van der Bijl.