de erkenning van de italiaansche verovering in afrika Ontspanning in internationale betrekkingen de hooidzaak binnenland WOENSDAG 12 JANUARI 1938 DE LE1DSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 Eerste Kamer Erkenning beteekent niet goedkeuring DE INTERPELLATIE-VORRINK IN DE EERSTE KAMER Gister kwam de Eerste Kamer bijeen om tiaar lid, den heer Vorrink, gelegenheid te geven zijn. interpellatie te houden over de itappen, door de Regeering gedaan of te doen inzake de erkenning van den koning van Italië als keizer van Ethiopië (Abes- synië). Er was een ongewoon groote belangstel ling vooral op de gereserveerde tribune. Onder de daar aanwezigen zag men ver scheidene leden der Tweede Kamer. Met Minister Patijn zat Minister Colijn achter de Regeeringstafel. De heer VORRINK (Soc.-Dem.) herin nerde eraan, dat Abessynië nog altijd lid van den Volkenbond is, en Italië niet. Het heengaan van Italië uit dien Bond had er toe moeten leiden niet verder te gaan in zake het Nederlandsche initiatief, dat een gevaar oplevert voor de politieke verhou ding tusschen Engeland en Frankrijk. Spr. wees op de houding van de regee ringen van andere landen, en vroeg wat een de facto erkenning inhoudt tegenover een erkenning de jure. De eerste is in practische gevallen niet te vermijden, doch zij bestond reeds. De rechtsgrondslag van de inlijving wordt evenwel verondersteld in de toekenning van den titel „keizer van Ethiopië". Daarmee sanctioneert men een toestand, het is een erkenning de jure. De vragenlijst van den heer Vorrink. De staten die trouw willen blijven aan den Volkenbond, moeten zich nauwer aan een sluiten. Wat Nederland doet is een verder afglijden in den afgrond van scep ticisme en cynisme ten aanzien van den Volkenbond. Spr. stelde tenslotte de vol gende vragen: 1. Indien men zich, zooals het huidige Ka binet, op het standpunt plaatst, dat Ne land in de internationale politiek zich met een bescheiden rol tevreden moet stellen, moet dan de stap, bij de Oslo- staten ondernomen, niet als strijdig met dit standpunt worden beschouwd? I. Welke practische moeilijkheden zijn ge volg van het feit, dat Nederland te Rome slechts door een legatiesecretaris is vertegenwoordigd? Zijn deze moeilijkheden voor Neder land grooter of van anderen aard dan voor landen, die-in soortgelijke omstan digheden verkeeren? 8. Gesteld, dat de Oslo-staten het Neder landsche initiatief zouden hebben aan vaard, of alsnog zouden aanvaarden, hoe stelde de minister, of hoe stelt hij zich dan precies den vorm van de di plomatieke procedure tegenover de re geeringen van Engeland en Frankrijk voor? 4. Heeft de regeering zich voldoende re kenschap gegeven van den indruk, dien het bekende initiatief zou maken op de inheemsche bevolking van de overzee- sche gewesten? 5. Heeft de minister, toen hij te kennen gaf, dat na het opheffen der sancties de Volkenbondsverplichtingen zijn uitge put, niet over het hoofd gezien het Vol- kenbondsbesluit van 1932 tot niet-er- kenning van een gewelddadige verove ring, evenals de strekking van de wen- schen, uitgesproken in de Volkenbonds vergadering van Juli 1936? 6. Is de minister niet van oordeel, dat het toekennen van een titel nooit de betee- kenis kan hebben van een erkenning de facto, maar integendeel als een typi sche erkenning de jure moet worden aangemerkt? 7. Moet de bewering van den minister van Buitenlandsche Zaken in zijn antwoord van 27 December 1937 op de vragen van den heer Albarda, dat de erken ning van een feit niet in strijd kan zijn met eenig zedelijk beginsel, niet in te genspraak worden geacht tot den prin- cipieelen grondslag van het huidige ka binet? 8. Is niet in de actie, die zekere, buiten den Volkenbond staande staten tegen den Volkenbond en zijn beginselen voe ren een aansporing gelegen voor de wel aangesloten staten om de beginselen van den Volkenbond zoo krachtig mogelijk te handhaven en zich door deze actie niet te laten intimideeren? Is het Nederlandsche initiatief in de on derhavige aangelegenheid hiermede niet in strijd? DE MINISTER ANTWOORDT MINISTER PATIJN antwoordde dat het initiatief alleen heeft bestaan in het pol sen van de Oslo-staten; het was officieel niet voor openbaarheid bestemd. Spr. moest dus in zijn antwoord bij de behan- delig van de begrooting van Buitenland sche Zaken in de Tweede Kamer wel vaag zijn. Het initiatief is niet van minister Colijn, doch van spr. uitgegaan. Buitengewone haast is niet gemaakt. MINISTER PATIJN Het polsen schokt niet de internationale machtsverhoudingen. Dat zou ook de er- Renning niet doen. Wat spr. hindert is, dat we een feit, aan allen bekend, ignoreeren. Moeten wij wachten tot de ote staten ons verlof Be ven; moet een land van 70 millioen inwon er s op ande ren wachten? Wij kunen dit volkomen zelfstandig be slissen. De Negus is niet meer de heerscher in Abessynië, doch Italië. De Zweedsche mi nister van Buitenlandsche Zaken, Sander, heeft dit onlangs voor de radio toegegeven. Ook de S.D. „Vooruit" heeft dit op 9 Aug. verklaard. De regeering van Spanje is ter sprake gebracht. Die wordt erkend, hoewel zij wei nig reëel is. Het zou niet wenschelijk zijn met een gezantschapssecretaris te Rome te vol staan. De Fransche en Engelsche regeeringen zijn in deze zaak niet gemoeid. Wij moeten rekening houden met do veranderingen in den boezem van den Volkenbond. Die van 1932 is die van thans niet meer. De heer DE SAVORNIN LOHMAN (C.- H.) Zeer juist. De MINISTER betoogde verder, dat an deren zich reeds vroeger vrijheid tegen over de bepalingen van het Volkenbonds pact voorbehielden. Zij gingen zelfs verder dan de vrijheid welke Nederland zich thans veroorlooft. Aan den titel wordt meer beteekenis toegekend dan noodig is. Spr. noemt eenige voorbeelden die tot bewijs daarvan moe ten strekken. Het feit van de heerschappij van Italië over Ethiopië wil de regeering echter wel degelijk erkennen. De jure of de facto, het is beide een erkenning: de jure duidt echter op een duurzamen aard, wat de facto minder is. Zou b.v. een op stand in Abessynië de Italianen verdrij ven, dan zou de erkenning ophouden. De -wijze, waarop de heerschap pij tot stand kwam, wordt niet goedgekeurd. Wij keuren met de erkenning niet de wijze goed waarop de heerschappij is tot stand gekomen. Spr. is christen uit volle overtuiging en heeft geen oogenblik zich bezwaard gevoeld door het nemen van de zen stap. Wij constateeren een feit dat als een paal boven water staat. Aan de waar heid mag ook niet te kort worden gedaan, en de waarheid is Abessynië thans onder de heerschappij van Italië is. Gaat macht dan boven recht? heeft men gevraagd. Ja, dat ziet men dikwijls in de wereld. Het ware dwaasheid dit te ont kennen. Den heer VORRINK (S.D.) is het niet duidelijk geworden waarom Nederland moest voorgaan; de regeering zou niet wil len, dat wij als makke schapen de politiek van de groote mogendheden volgen maar Frankrijk en Engeland zijn bevrien de democratiën. Daarmee had openhartig overleg moeten zijn gepleegd. Er is dus geen sprake van een doorge stoken kaart met Engeland en Frankrijk. Dit wijst er op dat deze groote rijken deze kwestie als een Volkenbondszaak beschou wen, gelijk ook Nederland had moeten doen. Van de noodzakelijkheid om in Rome een gezant te hebben, is spr. niet over tuigd. In Rusland heeft Nederland zelfs geen gezantschap. Spr. betreurt het Nederlandsche initia tief en vraagt of de weinig tegemoetko mende houding der andere Oslostaten geen aanleiding moet zijn de stappen niet voort te zetten. Als de onderhandelingen verder worden gevoerd, moet dit gebeuren met de staten waarmee Nederland samenwerkte in het ItaliaanschAbessijnsch conflict in 1935. Waarom ons aan de spits stel len? vroeg de heer Anema. Prof. ANEMA (A.R?) had liever gezien, dat de Regeering dit initiatief niet had ge nomen. Waarom moeten wij ons aan de spits stel len, wanneer zulke teere kwesties op het spel staan? Beter geen gezant te Rome, dan in een dergelijke kwestie de groote mogendheden te riegceren en niet even te kijken wat zij doen. Wij zouden niet op den voorgrond treden te Genève dit is de houding die men hier altijd heeft aangenomen. Waarom zullen we ons thans de vingers gaan bran den? Het rechtsbesef van ons volk mag niet worden verzwakt door de regeering. Het groeiend internationaal rechtsbesef mag geen schok krijgen. Nu het initiatief is genomen drong spr. er bij de regeering op aan bij eiken stap dien zij doet de uiterste voorzichtigheid juridisch en moreel in acht te nemen. Het leven is vol onrecht! Prof. DE SAVORNIN LOHMAN (C.H.) waarschuwde dat men deze zaak niet te eenvoudig moet stellen. Men staat hier te genover een fascistisch geregeerd land en door deze omstandigheid wordt de kwes tie vertroebeld. Men moet echter Italië niet op één lijn stellen met Rusland; ons nationaal belang verzet zich tegen een er kenning van Rusland. Als dit gebeurde, zou Ned.-Indië vol communistische cellen komen. Italië heeft een gruwelijke rechtsbreuk gepleegd, die onvergevelijk is. Niettemin kan men de Regeering steunen, waf haar initiatief betreft. Want rechtsbreuk heeft meermalen plaats. Het leven is vol on recht. Doch onrecht wordt op den duur altijd weer recht. De regeering denkt niét aan de rechtma- tigneid van het ontstane feit, doch met het feit zelf heeft dit niets te maken. Men kan zich neerleggen bij een door onrecht ont- stanen toestand. Laten wij rustig ons gang gaan, dat kan in het internationaal belang zijn. Wij moeten er naar streven, dat de fas cistische staten weer worden opgeno men in het Westersche verband. Dat is veel belangrijker. (Minister Colijn knikt instemmend). Het initiatief wil via de Oslostaten Pa rijs en Londen bewegen tot een stap die Londen eigenlijk heel graag zou willen. Spr.'s bezwaar is echter, dat Nederland zich daarbij op den voorgrond stelt. Men riskeert een weigering. De Regeering had beter een gezant kunnen benoemen, het verlies kunnen riskeeren. Dat ware een daad van grooter beteekenis geweest. Stap „allerminst gelukkig". De heer VAN EMBDEN (V.D.) noemde het tijdstip, waarop de stap is onderno men, allerminst gelukkig. De beheersching van Abessinië door Italië is allerminst een feit, volgens de Times-correspondent te Djiboeti. Met het Nederlandsche initia tief heeft Italië propaganda gemaakt, het is in het Arabisch vertaald. Men heeft er Amerika mee gefroiseerd, en het gezag van den Volkenbond aangetast. Groote afkeuring is ook hier gebleken. Constateeren is iets anders dan erkennen. Voor het eerste had de Regeering geen contact met de andere Oslo-Staten noodig. Het andere is een buiging voor het ge weld. Ten slotte zei spr. het initiatief een be- leediging voor het" land te achten, niet een bewijs van fiere onafhankelijkheid. Is het onderhouden van goede betrek kingen met Italië geen dringend landsbelang? De heer VAN LANSCHOT (R.K.) vond het jammer, dat deze Kamer geen com missie voor buitenlandsche aangelegenhe den heeft, zooals de Tweede Kamer. Het diplomatieke terrein is zeer moei lijk. De eenige insider is de minister zelf, en de diplomatie neemt als basis de rea liteit. De realiteit is, dat Abessinië veroverd is, menschelijkerwijs gesproken komt daarin geen verandering meer. Het con stateeren van dit feit houdt niet in, dat wij de wijze waarop het feit tot stand kwam, billijk achten. Is het onderhouden van goede betrekkin gen met Italië niet een dringend lands belang? Zal er niet een zekere ontspan ning in Europa optreden na een erken ning? Spr. laakte het, dat door een indiscre tie het initiatief bekend is geworden. De heer VAN VESSEM (N.S.B.) zette uiteen, dat de Nederlandsche belangen worden geschaad door de niet erkenning van de Italiaansche souvereiniteit, gélijk Zwitserland reeds vroeger deed, met an dere staten. Nederland, inplaats van dit voorbeeld te volgen, wendt zich tot de Oslo-staten, volgens spr. het verkeerde adres. Dupliek van Minister Patijn. Hoofdzaak is ontspanning in de inter nationale sfeer. MINISTER PATIJN zei geen mededee- lingen te kunnen doen inzake den stand van zaken. Spr. heeft zich tot de Oslo-staten ge wend, omdat daarmee sedert acht jaren overleg wordt gepleegd. Het zou verwon dering hebben gewekt indien dat ditmaal niet zou zijn gebeurd. De regeering heeft de facto-erkenning gekozen omdat dit geacht moest worden wat noodig was. Niet meer. Doch meer was ook niet noodig. Waarom dan tot een erkenning de jure over te gaan? De heer Van Embden vroeg wanneer de laatste zou volgen. Dit is moeilijk te zeggen. Mis- schier nooit. Spreker zou zich niet voor deze zaak gespannen hebben indien het rechtsbesef van ons volk er door zou kunnen worden verzwakt. Het betreft hier de erkenning van een feit. Vroeger werd Atjeh door ons ook niet heelemaal bezet, en toch twijfelde nie mand aan de Nederlandsche souvereini teit. Al is nu Abessinië niet heelemaal door Italië bezet, daarom behoeft men nog niet te twijfelen aan het centraal gezag. Nederland kan evengoed een logische daad doen als de groote mogendheden. Er is, naar sp r.'s smaak, van daag te veel met de bena ming „kleine mogendhe id" g e- werkt. De Volkenbond staat van nu af aan buiten deze zaak, is er buiten gekomen na intrekking van de sancties. Men moet het recb' laten aanpassen aan den feitelijken toestand: dit heeft men in Genève niet altiid begrepen. Spr. hecht aan dezen stap groote betee- keius en wist dat hij wellicht een storm ontketenen zou. Op de allerlaatste plaats komt de zaak van den gezantschapspost. Hoofdzaak is ontspanning in de interna tionale sfeer in Europa. De kans is iets geringer geworden door het uittreden van Italië uit den Volkenbond. Doch veel ver schil maakt dit niet. De kwestie is nog altijd: hoe kunnen wij de verhoudingen beter maken in Europa? Zelfs al zou spr. niet meer bereiken dan de heer Van Embden zei: het effenen van den weg voor de groote mogendhe den, dan zou spr. nog zger tevreden zijn. Hier geldt het geen kwestie van begin sel, doch van beleid. Het oogenblik daar toe is niet onjuist gekozen; de gevoels- bezwaren mogen de regeering niet belet ten te doen wat zij in 's lands belang noo dig acht. De heer VORRINK (S. D.) trachtte de verschillende bezwaren, tegen zijn rede gericht, te ontzenuwen. Spr. hoopt dat de minister verschillen de argumenten nog eens zal overwegen. De vergadering werd daarna verdaagd tot hedenmorgen 11 uur. INTREKKING KARNVERBOD. Men deelt ons mede, dat door de wijzi ging van het Crisis-Zuivelbesluit 1935 I bij K.B. van den 21sten December 1937, Staats blad no. 678 formeel het zg. karnverbod is ingetrokken. Dientengevolge behoeven de karnen niet meer verzegeld te zijn. Belanghebbenden kunnen thans zelf de karnen ontzegelen. CRISISMAATREGELEN VOOR TARWE EN BLOEM. Wijziging op korten termijn te verwachten Maandag is de monopolie-heffing op in gevoerde tarwebloem, naar aanleiding van de stijging op de tarwemarkt, verlaagd van 3.75 tot 3.40 (de restitutie is derhalve verhoogd van 25 op 60 cents). Volgens het „Handelsblad" zal op kor ten termijn wijziging worden gebracht in de crisismaatregelen ten aanzien van tarwe en bloem, teneinde deze aan te passen aan den toestand, welke is geschapen door den sterk gedaalden oogst van inlandsche tarwe. Niet alleen is de uitzaai gedaald van ruim 150.000 op 119.000 hectare, doch bo vendien zijn de qualiteit en de korrelop brengst per hectare dit jaar geringer. En aangezien het maalgebod aan de meelfa brieken nog steeds voorschrijft 35 pet. van hun tarwe-omzet in den vorm van inland sche tarwe van de regeering te koopen, 'terwijl de invoer van meel aan banden is gelegd, wordt het moeilijk van het in- landsch product voldoende hoeveelheden beschikbaar te stellen. De toestand is dan ook reeds zoo, dat de Tarwecentrale in dit seizoen nog geheel geen inlandsche voertarwe heeft afgele verd, zoodat aan de vraag naar voertarwe geheel moet worden voldaan door invoer, o.a. uit Roemenië en Amerika. Op het oogenblik zijn de fabrikanten bezig de 30.000 tons z.g. defensie-voorraad van den ouden oogst te vermalen, waartegenover eenzelfde voorraad van oogst 1937 wordt opgelegd. De aanpassing aan den nieuwen toe stand n.l. den geringer inlandschen oogst welke op korten termijn staat te wachten, kan de regeering bewerkstelli gen door verruiming van den invoer en door verlaging van het maalpercentage. VERLENGDE CONTINGENTEERINGEN. Naar mag worden verwacht zal de con- tingenteering van vleesch per 16 Januari as. voor den duur van een jaar worden verlengd, waarbij de onderstaande bepa lingen betreffende de basistijdvakken en de percentages voor de berekening van de autonome contingenten zullen worden vastgesteld: Contingenteering versch, gekoeld en be vroren rund- en kalsvleesch basistijdvak 1/11936 tot 1/71936 percentage 100 bru- to-gewicht. Contingenteering „ander" rund- en kalfs- vleesch, basistijdvak 19311932 percentage 20 bruto-gewicht. Contingenteering paarden- en schapen- vleesoh basistijdvak 19311932 percentage 20 bruto-gewicht. De aandacht wordt er op gevestigd, dat bovengenoemde percentages alleen betrek king hebben op de autonome landencontin- genten, derhalve niet op de bij handels verdrag verleend contingenten, welke in vele gevallen hooger zijn. BEZOEK VAN MINISTER ROMME AAN GOUDA. Op de hoogte gesteld van de spaarregeling De minister van sociale zaken, prof. mr. C. P. M. Romme, heeft gistermiddag een bezoek gebracht aan Gouda. In gezel schap van den heer G. F. v. d. Hoeven, inspecteur van den dienst der werkloo- zenverzorging, en van zijn secretaris kwam Z.Exc. zich persoonlijk op de hoog te stellen van de wijze, waarop verschil lende maatregelen, zijn departement be treffende, tot uitvoering zijn gebracht en welke resultaten daarmede kondén wor den bereikt. Omstreeks half drie kwamen de gasten per auto in de stad. Zij maakten aller eerst een korte wandeling ter bezichti ging van de St. Janskerk en het Stadhuis aan den buitenkant. Vervolgens begaven de minister en de andere heeren zich naar het stadhuis, waar burgemeester E. G. Gaarlandt, wet houder C. H. Koemans en secretaris G. J. J. Pot hen ontvingen. Wethouder Koe mans gaf een uiteenzetting van de wijze, waarop de spaarregeling voor de werk- loozen functionneert en het resultaat, dat daarmede is verkregen. De minister liet zich voorts op de hoogte stellen van an dere aangelegenheden, welke de voorzie ningen aan de werkloozen betreffen. De minister is vervolgens met den bur gemeester, wethouder en secretaris, als mede met eenige ambtenaren naar de Arbeidsbeurs gegaan, om zich daar door den directeur van den Dienst der Ar beidsbemiddeling en Werkloosheidsver zekering, den heer Th. Dijkxhoorn, ver der te doen inlichten. Speciale belang stelling toonde minister Romme voor de volledige administratie van den dienst, die te dezer stede bijzonder goed en over zichtelijk is geregeld. Tenslotte reed het gezelschap naar de Nieuwe Vaart voor een bezoek aan de werkverschaffing, den aanleg van sport terreinen voor de voetbalvereeniging „Gouda". BIJZONDERE HULDIGING BIJ DE PHILIPS-FABRIEKEN. Gisteren heeft dr. A. F. Philips, in het bijzijn van de leden der directie, voor de eerste maal aan enkele leden van het per soneel de oorkonde en gouden draag- medaille uitgereikt. Deze onderscheiding zal voortaan worden toegekend aan hen, die 40 jaar bij de N.V. Philips' gloeilam penfabrieken in dienst zijn. Dr. Philips overhandigde de onderschei ding aan: Maria Brusselers, Jacoba Bo gaard, Huberdina van de Goor, Anna Boo- gers, die reeds langer dan 40 jaar in dienst zijn, alsook aan de beiden reeds gepen sioneerden: C. J. Wijnen en P. Brusselers. Na deze huldiging heeft de heer P. N. L. Staal, onder-directeur der N.V., ook aan dr. Philips, die immers reeds langer dan 40 jaar zijn beste krachten aan het concern heeft gewfjd, deze oorkonde en medaille aangeboden. REIZEN PER TREIN. De nieuwe dienstregeling krijgt deze week haar beslag. De officieele mededeeling van de Ne derlandsche Spoorwegen over de opheffing van 148 halteplaatsen met ingang van de nieuwe zomerdienstregeling in verband met de uitbreiding van de electrificatie en de Diesel-electrische tractie heeft in den lande begrijpelijk zeer veel belangstelling gewekt. De reisbureaux zaten in verband met de belangrijke wijzigingen, welke on getwijfeld in de nieuwe dienstregeling zul len worden ingevoerd voor de groote moei lijkheid dat men niet de beschikking had over absoluut betrouwbare gegevens over het verkeer met het buitenland. Naar wij vernemen ligt het in de bedoe ling van den chef van de dienstregeling der Nederlandsche Spoorwegen, den heer G. F. H. Giesberger, in den loop van de volgende week een persconferentie uit te schrijven om op deze wijze het belangstel lende publiek volledig op de hoogte te bren gen van de nieuwe dienstregeling. Alle mededeelingen vóór deze perscon ferentie in de dagbladen gepubliceerd zijn volgens den chef van de dienstregeling on betrouwbaar en in vele gevallen absoluut onjuist. Nog deze week moeten onderhandelingen worden gevoerd, zoodat pas hierna de nieu we dienstregeling haar beslag kan krijgen. Tenslotte werd ons nog medegedeeld, dat het vaststaat, dat met Mei 1938 het aantal op te heffen halteplaatsen niet grooter zal zijn dan 148, het reeds eerder officieel me degedeelde aantal. Onwaarschijnlijk is het niet, dat het la ter noodig zal blijken, dat nog eenige hal teplaatsen zullen moeten vervallen. EEN ORANJELIED. Gedicht en gecomponeerd door 10-jarig meisje. Bij de firma G. Alsbach en Co. te Am sterdam zal dezer dagen een liedje met pianobegeleiding verschijnen getiteld „Het Oranjekind", eerbiedig opgedragen aan H M. de Koningin bij de geboorte van haar eerste kleinkind. Hare Majesteit heeft de opdracht hiervan aanvaard. Dichteres-componiste van deze compo sitie is de tienjarige Betty van Rhijn, Zij is leerlinge van de dames Frank, voor piano, en staat voor de theoretische vak ken in den laatsten tijd onder de hoede van Theo van der Bijl.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 7