CORRESPONDENTIE
Jeanne Mank, Levendaal Lei
den. Zooals je ziet, heb ik van je vra
gen goede nota genomen, en wat ik vond
zul je in de beantwoording lezen. De vraag
over „de Rijzende Zon" heb ik in een der
vorige nummers beantwoord en daaruit
volgde ook, adt de andere landen, die on
der den evenaar liggen, niet zoo genoemd
worden, omdat deze landen niet een natuur
godsdienst hebben als Japan. Dag Jeanne!
Blijf trouw ons „Hoekje" volgen. Er valt
altijd wat uit te leeren.
Jan en Leo Witsenburg, Lei
den. Het „vervolgverhaal" zou ik nog
maar wat bewaren of liever begin maar en
laat het me eens lezen. Er ligt een lang ver
haal klaar van mij en ook nog een van Ant.
Roels. Er ik ben ook nog niet klaar met
het mooie verhaal van Jeanne v. d. Kroft
en Joop Pollmann. Ik dank jullie inmiddels
voor goede bedoelingen. Groeten thuis!
Corrie Koek, Sassenheim.
Aangename kennismaking Corrie! De ver
jaardag heb ik genoteerd en het versje was
een plaatsje waard. Dag Corrie! Groet je
ouders van me en zusje niet vergeten. Voor
jou de hand!
AtieBellekom, Voorschoten.
Hoe gaat het nu? Ik hoop weer in orde.
De verjaardag is ingeboekt. En is moeder
tje ook weer hersteld? Dag A tie. Groet va
der en moeder, Coba en danbeterschap
met moeder!
Cor van Diest, Sassenheim-
Zeker was dat een heele bezending. Daar
voor dan ook mijn dank. Zoo. gaat het
schaken al zoo goed. Je hebt nu tijd in over
vloed om alle problemen op te lossen en
standen te zoeken. En dan je postzegelver
zameling bijhouden, geeft ook afleiding en
bezigheid. En hoe gaat het nu? Jongen neg
toe. het wordt tijd, dat je weer eens de
oude Cor wordt. Hiervoor zullen we bid
den. Dag Cor! Groet moe en Anny van me
en de hand voor u drieën! Een speciaal
„Zalig Nieuwjaar" voor jou!
Greet Krol, L e i d en. Ja, ik kan
me voorstellen, dat er 's avonds heel wat
huiswerk te verslaan is. Voor iedere groep
zijn vier of vijf prijzen gegeven. Er is ge
loot geworden en de gelukkigen hebben iets
gehoord en ook gezien. „Sloddervosje"
wordt geplaatst, nog even geduld! Dag
Greet! Groeten thuis en de hand voor jou!
Truus en Elisabeth Peeters,
Leiden. Hebben jullie die twee ver
haaltjes zelf verzonnen of.. hier of daar
afgeschreven? Mag ik dat even hoore». Als
het eigen werk is, zal ik een der volgende
weken zien een plaatsje vrij te maken. Ik
wacht dus jullie antwoord af! Dag Truus
en Elisabeth! Veel groeten aan vader en
moeder!
Cornelia Heemskerk, Lisse.
Dank je wel Cornelia voor dat keurige
briefje en dat mooie papier! De verjaardag
van Marie staat genoteerd. Je hebt nog 2
zusjes en 6 broertjes zeg je, oh dat gaat wel.
Dan ben je niet alleen, zou ik zoo zeggen.
En nu. lief Nichtje, druk ik jou de hand tot
afscheid en wensch de heele familie een
hartelijk Z. N.
Gerard Venne, Alphen. Wel,
mijn klein Neefje, heb jij ook eens gebro-
beard een versje te maken! En dat voor een
jongetje van zeven jaar. Hoe ik het vind?
Ik vind het leuk en laat het eens hooren.
Hier komt Gerard en zal eens laten hoo
ren, welk mooi rijmpje hij gemaakt heeft.
Een week heeft zeven dagen.
Op Zondag ga ik naar de kerk,
Op Maandag ga ik weer aan 't werk,
Op Dinsdag is het teek en en,
Op Woensdag is het rekenen,
Op Donderdag leest de Juf ons voor,
Op Vrijdag komt Mijnheer pastoor,
Op Zaterdag dan ben ik blij,
Dan krijg ik weer twee dagen vrij.
Zoo klinkt het mooie versje van Gerard
en ik zeg, dat ie het mooi gezongen heeft.
Nica Schram a, Voorschoten.
Ik heb beide verjaardagen voor 't volgend
jaar (of volgende jaren) genoteerd. Laat
my dat bewuste opstel eens zien! Misschien
is het voor ons ..Hoekje" geschikt. Dag
Nico! Veel groeten thuis! De hand voor jou!
Gerarda Castelei n, Leiden.
Wel Gerarda, al bijna 20 jaar! Wat vliegt
de tijd toch om! Zoo zie ik kleine kinderen
groot worden en sta altijd verbaasd, als ik
mijn kleine Nichtjes van weleer terug zie
als jonge dames, die ik haast niet meer
zou terugkennen! Dag Gerarda. Veel groe
ten aan alle huisgen ooten en voor jou spe
ciaal de hand ten afscheid!
Tot hieraan zullen we het laten!
Van nu af aan, zal de Correspondentie
weer geregeld volgen, tot ik door den berg
brieven heengeworsteld ben. Iedere brief
wordt beantwoord.
Oom WIM.
Onze prijsvraag
Wie deden mee?
1 Piet Alkemade, Morschstr., met: opstel.
2 Nico v. d. Akker, Zoeterwoude met:
versje.
3 Nellie Venne, Alphen met: „een ver
haaltje.
4 Gerard Venne, idem. met: versje.
5 .Theo Steen voorde, Noord wijkerhout met
kerstverhaaltje.
6 Tonia Steenvoorden, met: versje en op
stel.
7 Plonia Bakker, met: Over St. Nicolaas.
8 Nico Schrama, Voorschoten met: „Brief".
9. Clazina v. d. Vlugt, Ter Aar, met: op
stel.
10 Antoon van Haastregt, Nieuwe Wetering
met: opstel.
11 Greet Krol, Leiden met: versje en ver
haaltje.
12 Elisabeth Peeters, Leiden met: een ver
haal.
13 Truus Pieters, idem.
14 Sjaantje van Steijn, Leiden met: opstel.
15 Cor van Diest, Sassenheim, met* versjes
en verhalen.
16 Anny van Diest, idem, met: versjes en
verhalen.
17 Cisca Homan,- idem, met: versjes en ver
halen.
18 Piet Homan, idem met: versjes en ver
halen.
19 Paul Fleur, Leiden met: versje
20 Cor Ammerlaan, Leiden, met: ver
haaltje.
21 Gerard Sloothoek, Aarlanderveen, met:
De geschiedenis van den H. Nicolaas.
22 Corrie Koek, Bijdorpstr, Sassenheim
met: versje.
23 Anna Heemskerk, Warmond, met: ver
haaltje.
24 Nelli Heemskerk, Leiden met: ver
haaltje.
25 Nellie Hensink, Leiden met: verhaaltje.
De volgende week zal ik zeggen wie
het boek gewonnen heeft.
OOM WIM.
Wie zijn jarig?
Van 7 tot en met 13 Januari.
7 Jan. Hein Straver, Oud-Ade E 46.
7 Jan. Pieter Koper, van Limburg Stirum-
straat 4.
7 Jan. Petronella van Roo, Schoolstr. 6.
7 Jan. Thea Wagenaar, Johan de Witst,r.
18, Wassenaar.
8 Jan. Cornelis Karreman, Leidscheweg
22, Voorschoten.
9 Jan. Rika Straver, Oud-Ade E 46.
9 Jan. Jan Jansen, Kastanjelaan 10, Sas
senheim.
9 Jan. Bep de Rijk, Ter Aar C 165.
9 Jan. Jopie Heemskerk, Haven 14, Noord
wij kerhout.
10 Jan. Piet Mulder, Timorstr. 4, Kooi.
10 Jan. Walter v. d. Oord, Geverstraat
Oegstgeest.
10 Jan. Jacques v. d. Voorn, Hooge Rijn
dijk 106.
10 Jan. Cornelis Weyers, Heerenw. 156,
Noord wijkerhout.
11 Jan. Henk Hentink, Zoeterw.weg 2.
11 Jan. Ida Kortmann, Korst.weg. 46, Al
phen.
11 Jan. Mientje van Paridon, Achterweg
16, Katwijk a. d. Rijn.
11 Jan. Jan v. d. Drift, Schenkelweg C 96a
Zoeterwoude.
11 Jan. Lina Straathof D 10 Rijpwetering.
11 Jan. Henk v. d. Boog: Frans van Miere
straat.
11 Jan. Tonia de Rijk, Ter Aar C 165.
11 Jan. Corrie van Santen, Ofwegen Wou-
brugge.
11 Jan. Corrie Kniest, Abspoelw. 5 Oegst
geest.
11 Jan. Kees van Haastert, 135 Stompwijk.
12 Jan. Kees Akerboom. Molenstr. Lisse.
12 Jan. Bep van Dam, Dillenburgstr. 2.
12 Jan. Keetje Hoogduin. Dr. v. Noortstraat
136 Noordwijk.
12 Jan. Sofia Straver, Oud-Ade.
12 Jan. Jacobus de Jeu, O. Wetering A 10.
12 Jan. Antoon de Rijk, Ter Aar C 165.
12 Jan. Petrus Vester, Voorhout.
13 Jan. Jan v. d. Voorn, Hoogmade, Kooi-
polder.
13 Jan. Annie v. d. Geest, Lageland D 14
Warmond.
13 Jan. Tilly v. Fulpen, Tuinstr. 79 Bos
koop.
13 Jan. Leentje Pouw, B 187 R'Veen.
13 Jan. Annie v. d. Poel, B 92 Weipoort
Zoeterwoude.
13 Jan. Annie Devilée, Dwarshavestr. 3.
13 Jan. Piet Heemskerk, Havenstr. 14,
Noord wij kerhout.
13 Jan. Piet Otten, B 504, R'Veen.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen vóór den verjaardag. Wie bij het
verlaten der school van deze lijst wil afge
voerd worden, schrijve me ook minstens 14
dagen vóór zijn of haar dag. Gelieve me
ook op te geven he+ juiste adres bij veran
dering van woonplaats, straat of huisnum
mer, alsmede als een fout genoteerd staat
in naam of voornaam of verjaringsdag.
Oom WEVL
(Voor de kleinen.)
WINTERPRET
door Tante Marie.
Het is Januari. Frans en Henk hadden
kerstvacantie Op een morgen, toen zij ont
waakt-en en door de ramen keken, zagen
zij, dat de heele haven was dichtgevroren.
Dat vonden ze echt leuk, want nu konden
ze schaatsenrijden. Zij kleedden zich vlug
aan en gingen met de schaatsen onder de
arm naar buiten.
Henk had er niet aan gedacht, dat de
straten ook wel eens glad konden zijn en,
toen hij hard de deur uit kwam stormen,
gleed hij vlak voor de stoep uit. Frans en
nog een paar vriendjes lachten hem har
telijk uit. Dit kon Henk niet goed verdra
gen en hij ging gauw terug naar binnen.
De andere jongens zwierden spoedig lus
tig over de baan. Het ijs was heerlijk glad
en werd goed door de baanvegers onder
houden.
Henk had er geen zin in den heelen lie
ven dag binnen op een stoel te zitten kij
ken. Na een poosje ging hij ook maar
weer naar buiten. Met zijn vieren achter
elkaar gingen ze naar een groole vijver.
Deze was in verschillende vakken verdeeld.
Het was er verschrikkelijk druk. zoo-
Jat Je vrienden niet langer achter elkaar
mochten rijden, zoodat ze elkaar gauw
kwijt waren. Ze hadden echter van te vo
re* afgesproken, dat zij om vijf uur aan
h-t cit d van de vijver op elkaar zouden
wachten.
Op den afgesproken tijd waren ze er al
len present en wilden weer achter elkaar
terug naar huis rijden. Doch dat ging niet
zoo gemakkelijk, want het had in de vroe
ge middaguren tamelijk hard gedooid en
door de duisternis konden ze niet zoo goed
voor zich uit zien.
Opeens kraakte het en Henk schoot met
een been in een bijt. De anderen trokken
hem er vlug uit, maar dit was leergeld voor
een tweede keeF.
Ze besloten maar naar huis verder te
ioopen.
Toen zij thuis kwamen, ging Henk vlug
naar zijn kamertje om zich te verkleeden,
want hij was bang, dat zijn moeder zou
meiken, dat hij door het ijs was gezakt.
Dan zou hij vast niet meer met zijn vrien
den mee mogen.
U vraagt?
1. Vader draagt mij op u te vragen, wat
zeggen wel: Se non e veroDit las hij
vaak in de krant.
2. Wat beteekent hij is „in bonis"?
3. En wat „in dubio"?
4 Wat zijn „lagunen"?
5. Grootmoeder spreekt altijd van lam-
meteeeren. Wat bet. dat eigenlijk?
6. Vader zei: „ga jij maar per pedes
apostulorem?" Wat is dat?
Wii antwoorden.
1. D.w.z. als het niet waar is, is het
toch goed gevonden. Het heele spreekwoord
is: se non e vero, e ben trovato.
2. Wil zeggen: hij zit er goed bij; hij
zit er warmpjes in; hij is goed bij kas.
3. Wil zeggen: in twijfel, in tweestrijd.
4. Lagunen zijn ondiepten, tusschenwa-
teren tusschen de droogten en eilandjes in
de Adriatische Zee. Denk eens aan Vene
tië, dat op 72 van zulke droogten ge
bouwd is.
5. Lamenteeren (met één m!) komt van
het Latijnsche lamentabel, en dit is wee
klagen. Lamenteeren is dan weeklagen,
jammeren.
6. Per pedes is te voet. Per pedes apos-
tulorum is gaan, zooals de apostelen plach
ten te reizen.
WINTER
door Anton Roels.
Buiten is het koud en ongezellig. De wind
blaast meedoogenloos op de hoeken van de
straten. Hoog in de lucht jagen de grauwe
wolken naar den einder; een grillige mas
sa schuift sneller en is vóór de dreigende
regenkoppen uit het gezicht verdwenen.
Te voet waagt men zich zoo min moge
lijk buiten de deur, want het is nu, wat
men noemt: „hondenweer". Op de fiets is
het heelemaal niet uit te houden en bij de
tramhaltes trappelen de menschen van on
geduld: die lamme electrische is juist nu
natuurlijk een minuut over tijd! Eindelijk,
daar komt ie. Een wedren naar den in
gang de verlossing uit de kou is nabij!
Taxi's rijden af en aan en slingeren zich
door het drukke verkeer van de wereld
stad.
De schemer valt snel. Vroeg in den mid
dag komt een grijze nevel aandrijven; de
lichten moeten aan en de lantaarns glin
steren wazig in de vochtige lucht. Een mot
regen dreint ijzig—langzaam en schier on
merkbaar neer.
Haastig doet men de hoogst-noodzake-
lijke boodschappen, maar anders verkiest
men de ware kamer boven de ongezellige
straat.
Binnen is het prettig. De damp werpt
een warm schijnsel in het rond. Vader leest
De bedevaart van
Ab del enim
door Joop Pollmann.
III.
Nog dezelfde dag kwam Ahmad, de pries
ter van Mohammed. Hij zat op een vurig,
Arabisch paard; zijn schijning bracht eenige
opschudding teweeg in het rustige dorp. Hij
was klein van gestal ie, droeg een kort, zwart
baardje en had vinnige, fonkelde oogjes. Bij
de hut van Ab-del-Enim hield hij zijn vol
bloed in en steeg af; langzaam liep Ahmad
om de tent heen en zag de leege plaats van
de kameel. „Waar is de witte kameel?"
vroeg hij kort aan een klein meisje, dat
nieuwsg.srig naderbij was gekomen.
Daar is onze meester op weggereden van
morgen, heer, antwoordde de kleine met
een bevend stemmetje.
„Zoo, zoo, maar nu hoef je hem niet
meer te gehoorzamen, hoor, want nu ben
ik Ab-del-Enim en moet je alles doen, wat
ik zeg." Verschrikt liep het meisje weg;
wat had die vreemde man een booze stem
en wat keek hij slecht. Neen, hoor, dat was
de goede Ab-del-Enim niet, die zou zoo
iets nooit gezegd hebben. Huilend vertelde
ze haar moeder, wat Ahmad gezegd had en
deze zei het weer tegen haar buurvrouw
en binnen korten tijd wist heel de stam
het.
Ahmad was intusschen weer opgestegen
en reed nu het dorp door. Het was er stil,
want de meeste mannen waren naar het
veld of waren bij een naburige stam om de
waren te ruilen, die de Beduaren maak,
ten. Schuw kropen de vrouwen en kinde
ren in hun hutten, bang voor de kwade blik
van den muezin. Soms vroeg hij aan een
van de kinderen, of hun vader ook geld
of sieraden had. Maar de kleinen schudden
van neen en liepen weg.
Dat was de entrée van Ahmad in het
dorp.
Doch dien avond ondervonden ook de
mannen, dat de priester geen edel mensch
was. Hij ontbood hen op het pleintje voor
Ab-del-Enims tent, die nu de zijne was.
Toen allen zaten, begon de muezin te
spreken:
„Beduaren! Nu uw dorpshoofd op weg
is naar Mekka, heeft de Profeet mij opge
dragen hem te vervangen. Ik eisch van u
strikte onderworpenheid en voorbeeldige
gehoorzaamheid. Om mij uw goede wil te
toonen, zult ge twee weken lang de helft
van uw dagopbrengst geven, niet aen mij,
maar aan Allah, die u beschermt. Ge zult
die gaven elke avond achter mijn tent neer
leggen, dan zal ik ze, aan Hem opdragen.
Vervolgens moet ge mij ieder een paard ge
ven, want het behoort, dat het hoofd van
de stam de rijkste man van het dorp is. Ook
zult gij mij in ruil vor mijn bestuur dage
lijks eten brengen en eveneens voldoende
kleeding. Ten slotte moet ge zweren, dat
wanneer Ab-del-Enim niet terugkomt, ik
voor goed stamhoofd van de Beduaren zal
blijven!"
De mannen zwegen en keken elkaar aan.
Niemand zei een woord; allen dachten aan
de goede, vertrouwde gestalte van den
ouden Ab-del-Enim. Hij had nooit iets voor
zichzelf opgeëischt; hij was ook niet de
rijkste man van de stam. En enkel en al
leen aan zijn -invloed was het te danken,
dat de Beuaren stil bleven zitten en zonder
protest toelieten, dat de oude Hilleh op
stond en zei: „Gij komt van Allah, uw
woord is dus Zijn woord en wij hebben ons
slechts daaraan te onderwerpen", waarop
Ahmad antwoordde: „Doe dan, zooals ge
zegt en gaat heen".
De volgende avond lag er achter de
tent van den muezin een groote stapel
vruchten, huiden en vele andere waren, die
de Beduaren daar gebracht hadden. Nie
mand kwam er na zonsondergang meer in
de nabijheid van den priester, allen schuw
den zij hem zorgvuldig. Hadden zij dat
niet gedaan, dan hadden zij gezien, hoe
verschillende malen achter elkaar een
man met een kameel gedeelten van de
stapel meenam, net zoo lang tot er niets
meer overbleef. Zij hadden dan ook ge
zien. dat die man bij de laatste keer een
buidel aan Ahmad gaf, die de priester on
der zijn witte mantel verborg.
(Wordt vervolgd).
de krant en langzaam, heel langzaam zinkt
zijn hoofd en vallen zijn oogen toe. Moe
der is een kleedje aan het haken; de kin
deren maken het huiswerk of zitten wat te
lezen. Zoo is er niemand, die een woord
zegt en toch hangt er een gezellige sfeer in
de kamer.
Maar straks zal de Oostenwind komen
opzetten en in den nacht kunstige bloemen
tooveren op de ramen. Het water in de
grachten zal stollen tot ijs en jong en oud
zal zijn hart kunnen ophalen en de sport
van het koude Noorden.
Zoo brengt de winter ons pleizier en ver
veling. Straks komt de jonge lente weer
aan de deur kloppen en de meeste men
schen zullen gaarne den jongen gast zien
komen. Maar er zullen er ook zijn, die spij
tig naar hun Friesche schaatsen kijken, die
nu nutteloos in een hoek liggen.hun taak
is weer voor een jaar afgedaan!
Het geheim van Agnes
Een oorspronkelijk verhaal van
Jeanne v. tL Kroft.
En dit is nu alles waarover je je eigen zoo
druk gemaakt hebt, eindigde vader. Zijn
gelaat stond ernstig. Ook op Agnes had de
gebeurtenis 'n diepe indruk gemaakt. Ze
had met spanning toegeluisterd naar wat
vader verteld had en toen deze ophield
warrelde allerlei gedachten door haar hoofd.
Het maakte haar angstig dat denken, want
hoe langer ze er over nadacht des te vaster
werd bij haar de overtuiging, dat ze het
nu op 'n andere manier zouden probeeren,
maar hoe? Deze vraag stelde ze pas toen
ze 's avonds op bed lag, doch ze kon er geen
bevredigend antwoord op geven.
ACHTSTE HOOFSTUK
Ontvoerd.
Het was drie weken na dien angstwek
kende dag en de gebeurtenissen begonnen
ai 'n beetje in 't vergeetboek te raken, dat
vader 's avonds tegen Agnes zei: „De man
nen, de schurken ken ik beter zeggen, schij
nen toch wel wat beangst te zijn, we heb
ben ze tenminste den laatsten tijd heel niet
meer gezien!"
Weifelend haalde Agnes de schouders op.
Ze kon het maar niet gelooven en Agnes
had goed gedacht. Dien avond, toen Agnes
allang in het droomenland was, gebeurde
het wat ze zoolang gevreesd had. Dezen
avond hadden de mannen uitgekozen om
hun plannen uit te voeren en hunne krach
ten te meten .met een weerloos meisje. Vijf
mannen blev.en er op wacht staan, terwijl
de andere twee het plan zouden uitvoeren.
Behoedzaam sloopen ze naar de achterkant
van 't huis. Daar aangekomen deden ze ieder
een paar leeren handschoenen aan en liepen
naar een vierkant raam toe, sloegen dit ka
pot en verborgen zich achter een rozenstruik
terwijl ze scherp naar alle kanten luisterde.
Na 'n poosje niets gehoord te hebben, sloo
pen ze weer naar 't raam toe en sloegen
het verder kapot, weer verborgen ze zich
achter de rozenstruik doch toen ze ook nu
weer niets hoorden, kropen ze er achter
vandaan en probeerden door het stukgesla
gen raam te kruipen toen ook dit gelukte
liepen ze de trap op zonder dat de treden
kraakten. Bij 't kamertje van Agnes geko
men haalde één vanhe n die bewuste prop
uit z'n zak en opende geruisloos de deur
en stapte binnen. Een ander die 't meisje
zoo zacht sluimerend in haar bed had zien
liggen, zou het zeker niet over z'n hart heb
ben kunnen krijgen om haar te wekken,
doch voor deze ruwe mannen beteekende
dat niets. De andere was sinds ook de ka
mer binnengekomen en samen droegen ze
't meisje 't bed uit. De man die de prop in
bewaring had (waar iets bedwelmds in zat)
opende 't meisje haar mond en stopte de
prop er losjes in, hij pakte haar weer op en
zoo droegen ze Agnes naar beneden die zich
van 't gebeurde niets bewust was. Tot nu
toe was alles goed gegaan, doch nu drong 'n
snel snerpend geluid hen in de ooren.
Oogenblikkelijk holde een der mannen
naar de deur toe, opende die met een sleu
tel (waarvan ze van te voren al wisten waar
die lag) en holde naar buiten de killen
nachtlucht tegemoet op de voet gevolgd
door den ander die het meisje nog in z'n
a*men hield. Toen ze hijgend bij de anderen
waren aangekomen vertelde de hoofdman
met korte woorden dat ze drie politieman
nen vanachter de voorkant van 't huis had
den zien komen en dat ze nu flink op moes
ten schieten, wilde ze niet gesnapt worden.
Even geheimzinnig als ze gekomen waren
verdwenen ze weer. In 't hol aangekomen
legde ze Agnes op de grond neer, die onder
weg weer was bij gekomen. Met wazige
oogen en 'n verbitterde trek om de mond
sloeg 't meisje de mannen gade, die fluiste
rend met elkander spraken. Nu gebood de
hoofdman stilte en sprak met een woeste
blik op Agnes gericht. „Mannen we zijn
hier weer bij elkaar gekomen om wraak te
nemen over 't verraad van die kleine dwin
geland. Zij heeft onze plannen in de war
doen loopen daar zal zij voor boeten" en
zijn vuisten balde zich. Agnes was lijkbleek
opgestaan en richtte zich in haar volle leng
te op terwijl ze er uit stiet „Nooit zal ik het
toelaten dat men mijn vader, terwijl ik 't
weet, besteelt en nu kunnen jullie mij daar
voor straffen, zooveel als je wilt. Ik heb de
waarheid gezegd aan zulke schurken ge
hoorzaam ik niet." Snikkend viel het meisje
tegen de koude vochtige muur aan en be
dekte haar gelaat met beide handen. Ont
steld hadden de mannen toegeluisterd, wat
nooit gebeur-d was, was nu gebeurd. De
n.an, dien zij altijd naar de mond spraken
was nu beledigd en dan nog wel door een
meisje. Met angstige oogen keken ze hun
hoofdman aan die daar hoog opgericht stond.
Zijn lippen trilde van woede en z'n oogen
flikkerden, toen hij heesch gilde: „En ik als
leider van een troep mannen, laat me niet
door een meisje beleedigen" en een hand
suisde door de lucht en kwam neer op hét
met de handen bedekte gelaat van 't meis
je dat met een luide gil voorover neerviel.
Met starren blik hield de hoofdman de
oogen op de grond gericht en bleef als een
steenen beeld staan.
(Wordt vervolgd).