CORRESPONDENTIE Jeanne Mank, Levendaal Lei den. Zooals je ziet, heb ik van je vra gen goede nota genomen, en wat ik vond zul je in de beantwoording lezen. De vraag over „de Rijzende Zon" heb ik in een der vorige nummers beantwoord en daaruit volgde ook, adt de andere landen, die on der den evenaar liggen, niet zoo genoemd worden, omdat deze landen niet een natuur godsdienst hebben als Japan. Dag Jeanne! Blijf trouw ons „Hoekje" volgen. Er valt altijd wat uit te leeren. Jan en Leo Witsenburg, Lei den. Het „vervolgverhaal" zou ik nog maar wat bewaren of liever begin maar en laat het me eens lezen. Er ligt een lang ver haal klaar van mij en ook nog een van Ant. Roels. Er ik ben ook nog niet klaar met het mooie verhaal van Jeanne v. d. Kroft en Joop Pollmann. Ik dank jullie inmiddels voor goede bedoelingen. Groeten thuis! Corrie Koek, Sassenheim. Aangename kennismaking Corrie! De ver jaardag heb ik genoteerd en het versje was een plaatsje waard. Dag Corrie! Groet je ouders van me en zusje niet vergeten. Voor jou de hand! AtieBellekom, Voorschoten. Hoe gaat het nu? Ik hoop weer in orde. De verjaardag is ingeboekt. En is moeder tje ook weer hersteld? Dag A tie. Groet va der en moeder, Coba en danbeterschap met moeder! Cor van Diest, Sassenheim- Zeker was dat een heele bezending. Daar voor dan ook mijn dank. Zoo. gaat het schaken al zoo goed. Je hebt nu tijd in over vloed om alle problemen op te lossen en standen te zoeken. En dan je postzegelver zameling bijhouden, geeft ook afleiding en bezigheid. En hoe gaat het nu? Jongen neg toe. het wordt tijd, dat je weer eens de oude Cor wordt. Hiervoor zullen we bid den. Dag Cor! Groet moe en Anny van me en de hand voor u drieën! Een speciaal „Zalig Nieuwjaar" voor jou! Greet Krol, L e i d en. Ja, ik kan me voorstellen, dat er 's avonds heel wat huiswerk te verslaan is. Voor iedere groep zijn vier of vijf prijzen gegeven. Er is ge loot geworden en de gelukkigen hebben iets gehoord en ook gezien. „Sloddervosje" wordt geplaatst, nog even geduld! Dag Greet! Groeten thuis en de hand voor jou! Truus en Elisabeth Peeters, Leiden. Hebben jullie die twee ver haaltjes zelf verzonnen of.. hier of daar afgeschreven? Mag ik dat even hoore». Als het eigen werk is, zal ik een der volgende weken zien een plaatsje vrij te maken. Ik wacht dus jullie antwoord af! Dag Truus en Elisabeth! Veel groeten aan vader en moeder! Cornelia Heemskerk, Lisse. Dank je wel Cornelia voor dat keurige briefje en dat mooie papier! De verjaardag van Marie staat genoteerd. Je hebt nog 2 zusjes en 6 broertjes zeg je, oh dat gaat wel. Dan ben je niet alleen, zou ik zoo zeggen. En nu. lief Nichtje, druk ik jou de hand tot afscheid en wensch de heele familie een hartelijk Z. N. Gerard Venne, Alphen. Wel, mijn klein Neefje, heb jij ook eens gebro- beard een versje te maken! En dat voor een jongetje van zeven jaar. Hoe ik het vind? Ik vind het leuk en laat het eens hooren. Hier komt Gerard en zal eens laten hoo ren, welk mooi rijmpje hij gemaakt heeft. Een week heeft zeven dagen. Op Zondag ga ik naar de kerk, Op Maandag ga ik weer aan 't werk, Op Dinsdag is het teek en en, Op Woensdag is het rekenen, Op Donderdag leest de Juf ons voor, Op Vrijdag komt Mijnheer pastoor, Op Zaterdag dan ben ik blij, Dan krijg ik weer twee dagen vrij. Zoo klinkt het mooie versje van Gerard en ik zeg, dat ie het mooi gezongen heeft. Nica Schram a, Voorschoten. Ik heb beide verjaardagen voor 't volgend jaar (of volgende jaren) genoteerd. Laat my dat bewuste opstel eens zien! Misschien is het voor ons ..Hoekje" geschikt. Dag Nico! Veel groeten thuis! De hand voor jou! Gerarda Castelei n, Leiden. Wel Gerarda, al bijna 20 jaar! Wat vliegt de tijd toch om! Zoo zie ik kleine kinderen groot worden en sta altijd verbaasd, als ik mijn kleine Nichtjes van weleer terug zie als jonge dames, die ik haast niet meer zou terugkennen! Dag Gerarda. Veel groe ten aan alle huisgen ooten en voor jou spe ciaal de hand ten afscheid! Tot hieraan zullen we het laten! Van nu af aan, zal de Correspondentie weer geregeld volgen, tot ik door den berg brieven heengeworsteld ben. Iedere brief wordt beantwoord. Oom WIM. Onze prijsvraag Wie deden mee? 1 Piet Alkemade, Morschstr., met: opstel. 2 Nico v. d. Akker, Zoeterwoude met: versje. 3 Nellie Venne, Alphen met: „een ver haaltje. 4 Gerard Venne, idem. met: versje. 5 .Theo Steen voorde, Noord wijkerhout met kerstverhaaltje. 6 Tonia Steenvoorden, met: versje en op stel. 7 Plonia Bakker, met: Over St. Nicolaas. 8 Nico Schrama, Voorschoten met: „Brief". 9. Clazina v. d. Vlugt, Ter Aar, met: op stel. 10 Antoon van Haastregt, Nieuwe Wetering met: opstel. 11 Greet Krol, Leiden met: versje en ver haaltje. 12 Elisabeth Peeters, Leiden met: een ver haal. 13 Truus Pieters, idem. 14 Sjaantje van Steijn, Leiden met: opstel. 15 Cor van Diest, Sassenheim, met* versjes en verhalen. 16 Anny van Diest, idem, met: versjes en verhalen. 17 Cisca Homan,- idem, met: versjes en ver halen. 18 Piet Homan, idem met: versjes en ver halen. 19 Paul Fleur, Leiden met: versje 20 Cor Ammerlaan, Leiden, met: ver haaltje. 21 Gerard Sloothoek, Aarlanderveen, met: De geschiedenis van den H. Nicolaas. 22 Corrie Koek, Bijdorpstr, Sassenheim met: versje. 23 Anna Heemskerk, Warmond, met: ver haaltje. 24 Nelli Heemskerk, Leiden met: ver haaltje. 25 Nellie Hensink, Leiden met: verhaaltje. De volgende week zal ik zeggen wie het boek gewonnen heeft. OOM WIM. Wie zijn jarig? Van 7 tot en met 13 Januari. 7 Jan. Hein Straver, Oud-Ade E 46. 7 Jan. Pieter Koper, van Limburg Stirum- straat 4. 7 Jan. Petronella van Roo, Schoolstr. 6. 7 Jan. Thea Wagenaar, Johan de Witst,r. 18, Wassenaar. 8 Jan. Cornelis Karreman, Leidscheweg 22, Voorschoten. 9 Jan. Rika Straver, Oud-Ade E 46. 9 Jan. Jan Jansen, Kastanjelaan 10, Sas senheim. 9 Jan. Bep de Rijk, Ter Aar C 165. 9 Jan. Jopie Heemskerk, Haven 14, Noord wij kerhout. 10 Jan. Piet Mulder, Timorstr. 4, Kooi. 10 Jan. Walter v. d. Oord, Geverstraat Oegstgeest. 10 Jan. Jacques v. d. Voorn, Hooge Rijn dijk 106. 10 Jan. Cornelis Weyers, Heerenw. 156, Noord wijkerhout. 11 Jan. Henk Hentink, Zoeterw.weg 2. 11 Jan. Ida Kortmann, Korst.weg. 46, Al phen. 11 Jan. Mientje van Paridon, Achterweg 16, Katwijk a. d. Rijn. 11 Jan. Jan v. d. Drift, Schenkelweg C 96a Zoeterwoude. 11 Jan. Lina Straathof D 10 Rijpwetering. 11 Jan. Henk v. d. Boog: Frans van Miere straat. 11 Jan. Tonia de Rijk, Ter Aar C 165. 11 Jan. Corrie van Santen, Ofwegen Wou- brugge. 11 Jan. Corrie Kniest, Abspoelw. 5 Oegst geest. 11 Jan. Kees van Haastert, 135 Stompwijk. 12 Jan. Kees Akerboom. Molenstr. Lisse. 12 Jan. Bep van Dam, Dillenburgstr. 2. 12 Jan. Keetje Hoogduin. Dr. v. Noortstraat 136 Noordwijk. 12 Jan. Sofia Straver, Oud-Ade. 12 Jan. Jacobus de Jeu, O. Wetering A 10. 12 Jan. Antoon de Rijk, Ter Aar C 165. 12 Jan. Petrus Vester, Voorhout. 13 Jan. Jan v. d. Voorn, Hoogmade, Kooi- polder. 13 Jan. Annie v. d. Geest, Lageland D 14 Warmond. 13 Jan. Tilly v. Fulpen, Tuinstr. 79 Bos koop. 13 Jan. Leentje Pouw, B 187 R'Veen. 13 Jan. Annie v. d. Poel, B 92 Weipoort Zoeterwoude. 13 Jan. Annie Devilée, Dwarshavestr. 3. 13 Jan. Piet Heemskerk, Havenstr. 14, Noord wij kerhout. 13 Jan. Piet Otten, B 504, R'Veen. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Wie bij het verlaten der school van deze lijst wil afge voerd worden, schrijve me ook minstens 14 dagen vóór zijn of haar dag. Gelieve me ook op te geven he+ juiste adres bij veran dering van woonplaats, straat of huisnum mer, alsmede als een fout genoteerd staat in naam of voornaam of verjaringsdag. Oom WEVL (Voor de kleinen.) WINTERPRET door Tante Marie. Het is Januari. Frans en Henk hadden kerstvacantie Op een morgen, toen zij ont waakt-en en door de ramen keken, zagen zij, dat de heele haven was dichtgevroren. Dat vonden ze echt leuk, want nu konden ze schaatsenrijden. Zij kleedden zich vlug aan en gingen met de schaatsen onder de arm naar buiten. Henk had er niet aan gedacht, dat de straten ook wel eens glad konden zijn en, toen hij hard de deur uit kwam stormen, gleed hij vlak voor de stoep uit. Frans en nog een paar vriendjes lachten hem har telijk uit. Dit kon Henk niet goed verdra gen en hij ging gauw terug naar binnen. De andere jongens zwierden spoedig lus tig over de baan. Het ijs was heerlijk glad en werd goed door de baanvegers onder houden. Henk had er geen zin in den heelen lie ven dag binnen op een stoel te zitten kij ken. Na een poosje ging hij ook maar weer naar buiten. Met zijn vieren achter elkaar gingen ze naar een groole vijver. Deze was in verschillende vakken verdeeld. Het was er verschrikkelijk druk. zoo- Jat Je vrienden niet langer achter elkaar mochten rijden, zoodat ze elkaar gauw kwijt waren. Ze hadden echter van te vo re* afgesproken, dat zij om vijf uur aan h-t cit d van de vijver op elkaar zouden wachten. Op den afgesproken tijd waren ze er al len present en wilden weer achter elkaar terug naar huis rijden. Doch dat ging niet zoo gemakkelijk, want het had in de vroe ge middaguren tamelijk hard gedooid en door de duisternis konden ze niet zoo goed voor zich uit zien. Opeens kraakte het en Henk schoot met een been in een bijt. De anderen trokken hem er vlug uit, maar dit was leergeld voor een tweede keeF. Ze besloten maar naar huis verder te ioopen. Toen zij thuis kwamen, ging Henk vlug naar zijn kamertje om zich te verkleeden, want hij was bang, dat zijn moeder zou meiken, dat hij door het ijs was gezakt. Dan zou hij vast niet meer met zijn vrien den mee mogen. U vraagt? 1. Vader draagt mij op u te vragen, wat zeggen wel: Se non e veroDit las hij vaak in de krant. 2. Wat beteekent hij is „in bonis"? 3. En wat „in dubio"? 4 Wat zijn „lagunen"? 5. Grootmoeder spreekt altijd van lam- meteeeren. Wat bet. dat eigenlijk? 6. Vader zei: „ga jij maar per pedes apostulorem?" Wat is dat? Wii antwoorden. 1. D.w.z. als het niet waar is, is het toch goed gevonden. Het heele spreekwoord is: se non e vero, e ben trovato. 2. Wil zeggen: hij zit er goed bij; hij zit er warmpjes in; hij is goed bij kas. 3. Wil zeggen: in twijfel, in tweestrijd. 4. Lagunen zijn ondiepten, tusschenwa- teren tusschen de droogten en eilandjes in de Adriatische Zee. Denk eens aan Vene tië, dat op 72 van zulke droogten ge bouwd is. 5. Lamenteeren (met één m!) komt van het Latijnsche lamentabel, en dit is wee klagen. Lamenteeren is dan weeklagen, jammeren. 6. Per pedes is te voet. Per pedes apos- tulorum is gaan, zooals de apostelen plach ten te reizen. WINTER door Anton Roels. Buiten is het koud en ongezellig. De wind blaast meedoogenloos op de hoeken van de straten. Hoog in de lucht jagen de grauwe wolken naar den einder; een grillige mas sa schuift sneller en is vóór de dreigende regenkoppen uit het gezicht verdwenen. Te voet waagt men zich zoo min moge lijk buiten de deur, want het is nu, wat men noemt: „hondenweer". Op de fiets is het heelemaal niet uit te houden en bij de tramhaltes trappelen de menschen van on geduld: die lamme electrische is juist nu natuurlijk een minuut over tijd! Eindelijk, daar komt ie. Een wedren naar den in gang de verlossing uit de kou is nabij! Taxi's rijden af en aan en slingeren zich door het drukke verkeer van de wereld stad. De schemer valt snel. Vroeg in den mid dag komt een grijze nevel aandrijven; de lichten moeten aan en de lantaarns glin steren wazig in de vochtige lucht. Een mot regen dreint ijzig—langzaam en schier on merkbaar neer. Haastig doet men de hoogst-noodzake- lijke boodschappen, maar anders verkiest men de ware kamer boven de ongezellige straat. Binnen is het prettig. De damp werpt een warm schijnsel in het rond. Vader leest De bedevaart van Ab del enim door Joop Pollmann. III. Nog dezelfde dag kwam Ahmad, de pries ter van Mohammed. Hij zat op een vurig, Arabisch paard; zijn schijning bracht eenige opschudding teweeg in het rustige dorp. Hij was klein van gestal ie, droeg een kort, zwart baardje en had vinnige, fonkelde oogjes. Bij de hut van Ab-del-Enim hield hij zijn vol bloed in en steeg af; langzaam liep Ahmad om de tent heen en zag de leege plaats van de kameel. „Waar is de witte kameel?" vroeg hij kort aan een klein meisje, dat nieuwsg.srig naderbij was gekomen. Daar is onze meester op weggereden van morgen, heer, antwoordde de kleine met een bevend stemmetje. „Zoo, zoo, maar nu hoef je hem niet meer te gehoorzamen, hoor, want nu ben ik Ab-del-Enim en moet je alles doen, wat ik zeg." Verschrikt liep het meisje weg; wat had die vreemde man een booze stem en wat keek hij slecht. Neen, hoor, dat was de goede Ab-del-Enim niet, die zou zoo iets nooit gezegd hebben. Huilend vertelde ze haar moeder, wat Ahmad gezegd had en deze zei het weer tegen haar buurvrouw en binnen korten tijd wist heel de stam het. Ahmad was intusschen weer opgestegen en reed nu het dorp door. Het was er stil, want de meeste mannen waren naar het veld of waren bij een naburige stam om de waren te ruilen, die de Beduaren maak, ten. Schuw kropen de vrouwen en kinde ren in hun hutten, bang voor de kwade blik van den muezin. Soms vroeg hij aan een van de kinderen, of hun vader ook geld of sieraden had. Maar de kleinen schudden van neen en liepen weg. Dat was de entrée van Ahmad in het dorp. Doch dien avond ondervonden ook de mannen, dat de priester geen edel mensch was. Hij ontbood hen op het pleintje voor Ab-del-Enims tent, die nu de zijne was. Toen allen zaten, begon de muezin te spreken: „Beduaren! Nu uw dorpshoofd op weg is naar Mekka, heeft de Profeet mij opge dragen hem te vervangen. Ik eisch van u strikte onderworpenheid en voorbeeldige gehoorzaamheid. Om mij uw goede wil te toonen, zult ge twee weken lang de helft van uw dagopbrengst geven, niet aen mij, maar aan Allah, die u beschermt. Ge zult die gaven elke avond achter mijn tent neer leggen, dan zal ik ze, aan Hem opdragen. Vervolgens moet ge mij ieder een paard ge ven, want het behoort, dat het hoofd van de stam de rijkste man van het dorp is. Ook zult gij mij in ruil vor mijn bestuur dage lijks eten brengen en eveneens voldoende kleeding. Ten slotte moet ge zweren, dat wanneer Ab-del-Enim niet terugkomt, ik voor goed stamhoofd van de Beduaren zal blijven!" De mannen zwegen en keken elkaar aan. Niemand zei een woord; allen dachten aan de goede, vertrouwde gestalte van den ouden Ab-del-Enim. Hij had nooit iets voor zichzelf opgeëischt; hij was ook niet de rijkste man van de stam. En enkel en al leen aan zijn -invloed was het te danken, dat de Beuaren stil bleven zitten en zonder protest toelieten, dat de oude Hilleh op stond en zei: „Gij komt van Allah, uw woord is dus Zijn woord en wij hebben ons slechts daaraan te onderwerpen", waarop Ahmad antwoordde: „Doe dan, zooals ge zegt en gaat heen". De volgende avond lag er achter de tent van den muezin een groote stapel vruchten, huiden en vele andere waren, die de Beduaren daar gebracht hadden. Nie mand kwam er na zonsondergang meer in de nabijheid van den priester, allen schuw den zij hem zorgvuldig. Hadden zij dat niet gedaan, dan hadden zij gezien, hoe verschillende malen achter elkaar een man met een kameel gedeelten van de stapel meenam, net zoo lang tot er niets meer overbleef. Zij hadden dan ook ge zien. dat die man bij de laatste keer een buidel aan Ahmad gaf, die de priester on der zijn witte mantel verborg. (Wordt vervolgd). de krant en langzaam, heel langzaam zinkt zijn hoofd en vallen zijn oogen toe. Moe der is een kleedje aan het haken; de kin deren maken het huiswerk of zitten wat te lezen. Zoo is er niemand, die een woord zegt en toch hangt er een gezellige sfeer in de kamer. Maar straks zal de Oostenwind komen opzetten en in den nacht kunstige bloemen tooveren op de ramen. Het water in de grachten zal stollen tot ijs en jong en oud zal zijn hart kunnen ophalen en de sport van het koude Noorden. Zoo brengt de winter ons pleizier en ver veling. Straks komt de jonge lente weer aan de deur kloppen en de meeste men schen zullen gaarne den jongen gast zien komen. Maar er zullen er ook zijn, die spij tig naar hun Friesche schaatsen kijken, die nu nutteloos in een hoek liggen.hun taak is weer voor een jaar afgedaan! Het geheim van Agnes Een oorspronkelijk verhaal van Jeanne v. tL Kroft. En dit is nu alles waarover je je eigen zoo druk gemaakt hebt, eindigde vader. Zijn gelaat stond ernstig. Ook op Agnes had de gebeurtenis 'n diepe indruk gemaakt. Ze had met spanning toegeluisterd naar wat vader verteld had en toen deze ophield warrelde allerlei gedachten door haar hoofd. Het maakte haar angstig dat denken, want hoe langer ze er over nadacht des te vaster werd bij haar de overtuiging, dat ze het nu op 'n andere manier zouden probeeren, maar hoe? Deze vraag stelde ze pas toen ze 's avonds op bed lag, doch ze kon er geen bevredigend antwoord op geven. ACHTSTE HOOFSTUK Ontvoerd. Het was drie weken na dien angstwek kende dag en de gebeurtenissen begonnen ai 'n beetje in 't vergeetboek te raken, dat vader 's avonds tegen Agnes zei: „De man nen, de schurken ken ik beter zeggen, schij nen toch wel wat beangst te zijn, we heb ben ze tenminste den laatsten tijd heel niet meer gezien!" Weifelend haalde Agnes de schouders op. Ze kon het maar niet gelooven en Agnes had goed gedacht. Dien avond, toen Agnes allang in het droomenland was, gebeurde het wat ze zoolang gevreesd had. Dezen avond hadden de mannen uitgekozen om hun plannen uit te voeren en hunne krach ten te meten .met een weerloos meisje. Vijf mannen blev.en er op wacht staan, terwijl de andere twee het plan zouden uitvoeren. Behoedzaam sloopen ze naar de achterkant van 't huis. Daar aangekomen deden ze ieder een paar leeren handschoenen aan en liepen naar een vierkant raam toe, sloegen dit ka pot en verborgen zich achter een rozenstruik terwijl ze scherp naar alle kanten luisterde. Na 'n poosje niets gehoord te hebben, sloo pen ze weer naar 't raam toe en sloegen het verder kapot, weer verborgen ze zich achter de rozenstruik doch toen ze ook nu weer niets hoorden, kropen ze er achter vandaan en probeerden door het stukgesla gen raam te kruipen toen ook dit gelukte liepen ze de trap op zonder dat de treden kraakten. Bij 't kamertje van Agnes geko men haalde één vanhe n die bewuste prop uit z'n zak en opende geruisloos de deur en stapte binnen. Een ander die 't meisje zoo zacht sluimerend in haar bed had zien liggen, zou het zeker niet over z'n hart heb ben kunnen krijgen om haar te wekken, doch voor deze ruwe mannen beteekende dat niets. De andere was sinds ook de ka mer binnengekomen en samen droegen ze 't meisje 't bed uit. De man die de prop in bewaring had (waar iets bedwelmds in zat) opende 't meisje haar mond en stopte de prop er losjes in, hij pakte haar weer op en zoo droegen ze Agnes naar beneden die zich van 't gebeurde niets bewust was. Tot nu toe was alles goed gegaan, doch nu drong 'n snel snerpend geluid hen in de ooren. Oogenblikkelijk holde een der mannen naar de deur toe, opende die met een sleu tel (waarvan ze van te voren al wisten waar die lag) en holde naar buiten de killen nachtlucht tegemoet op de voet gevolgd door den ander die het meisje nog in z'n a*men hield. Toen ze hijgend bij de anderen waren aangekomen vertelde de hoofdman met korte woorden dat ze drie politieman nen vanachter de voorkant van 't huis had den zien komen en dat ze nu flink op moes ten schieten, wilde ze niet gesnapt worden. Even geheimzinnig als ze gekomen waren verdwenen ze weer. In 't hol aangekomen legde ze Agnes op de grond neer, die onder weg weer was bij gekomen. Met wazige oogen en 'n verbitterde trek om de mond sloeg 't meisje de mannen gade, die fluiste rend met elkander spraken. Nu gebood de hoofdman stilte en sprak met een woeste blik op Agnes gericht. „Mannen we zijn hier weer bij elkaar gekomen om wraak te nemen over 't verraad van die kleine dwin geland. Zij heeft onze plannen in de war doen loopen daar zal zij voor boeten" en zijn vuisten balde zich. Agnes was lijkbleek opgestaan en richtte zich in haar volle leng te op terwijl ze er uit stiet „Nooit zal ik het toelaten dat men mijn vader, terwijl ik 't weet, besteelt en nu kunnen jullie mij daar voor straffen, zooveel als je wilt. Ik heb de waarheid gezegd aan zulke schurken ge hoorzaam ik niet." Snikkend viel het meisje tegen de koude vochtige muur aan en be dekte haar gelaat met beide handen. Ont steld hadden de mannen toegeluisterd, wat nooit gebeur-d was, was nu gebeurd. De n.an, dien zij altijd naar de mond spraken was nu beledigd en dan nog wel door een meisje. Met angstige oogen keken ze hun hoofdman aan die daar hoog opgericht stond. Zijn lippen trilde van woede en z'n oogen flikkerden, toen hij heesch gilde: „En ik als leider van een troep mannen, laat me niet door een meisje beleedigen" en een hand suisde door de lucht en kwam neer op hét met de handen bedekte gelaat van 't meis je dat met een luide gil voorover neerviel. Met starren blik hield de hoofdman de oogen op de grond gericht en bleef als een steenen beeld staan. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1938 | | pagina 16