BOEKENSCHOUW
DE GESCHIEDENIS VAN MIJN LEVEN.
DINSDAG 28 DECEMBER 1937
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
CHESTERTON OVERSCHOUWT ZIJN TIJD
Het kan een
mensch soms
moeite kosten, de
moeite van een
ingespannen na
denken en het
zich overgeven
aan een waarheid,
die men niet aan
vaarden wil, maar
moet, om te er
kennen, dat men
iets verloren heeft,
Als men dagelijks,
jaar-in jaar-uit,
met iemand heeft verkeerd en op een dag
wordt die band door den dood doorsne
den, dan aanvaardt men dat, maar op een
vreemde, dus menschelijke wijze. Want het
leven gaat door en de mensch is een ge
woontedier. Zijn oogen hebben altijd dien
mensch gezien, zijn ooren hebben hem ge
hoord of zijn lippen hebben hem gelezen
en in het kneedbare verstand is een beeld
ingedrukt, dat niet zoo spoedig te verwijde
ren is. Immers, het leven gaat door en
waarom zou dat, wat het meest met dat
leven verbonden was, daaruit nu verwij
derd zijn?
Chesterton is gestorven en dit is zijn
laatste boek. In hoeverre dit laatste boek
zijn boek is, zal, voorloopig althans, wel
in het duister gehuld blijven. En feitelijk
voor wie dit boek leest, doet dit weinig
ter zake, want het is even Chester-
toniaansch van vernuft en geest. Het be
hoort zooals „Orthodoxie" en „De eeuwige
mensch" tot zijn groote werken. Een verge
lijking met „De Eeuwige mensch" gaat
voor dit boek beter op dan^.een vergelij
king met „Orthodoxie". In „Orthodoxie"
gaf de beroemde schrijver een geweldig
overzicht over de verschillende gebieden
van het leven om dan op elk van die gebie
den de katholieke levensleer als het con
structieve element, de vijandige leerstellin
gen als destructief en doodend aan te dui
den.
Het was een doorsnede van het mensche-
lijk leven.
„De eeuwige mensch" gaf een overzicht
van de ontwikkeling van den mensch en
zijn beschaving in historisch perspectief.
Dit is ook met „De geschiedenis van mijn
leven" het geval al volgt Chesterton hier
een andere methode.
Vooreerst begint dit overzicht en dit
spreekt wel van zelf bij de herinnerin
gen van zijn jeugd. Maar daarnaast rede
neert hij van het persoonlijke tot het al-
gemeene op de Wijze waarvan Chesterton
het geheim bezat. Dat wil zeggen: brilliant,
geestig, vernuftig, fonkelend en ironisch
met diep verborgen spot.
Al de belangrijke figuren, die hy heeft
gekend, heel zijn veelomvattende kennis
van stroomingen en feiten heeft hij hier
gemixd in een cocktail van het edelste
soort.
Door zijn verbluffende kennis en bele
zenheid grijpt hij direct na elkaar van het
eene wéreldeinde naar het andere, van de
eene epoque naar de andere, hij grijpt links
en rechts in zijn geweldige kennis en bele
zenheid, van een wereldfiguur in de eene
regel naar het Jan Klaasenspel in de an
dere. De aanraking met een kleine men
schelijke geest is voor hem de sleutel voor
geweldige problemen, die hij open legt met
heel het wondere vernuft van zijn genie.
Zoo wordt het heele geestesgebeuren van
zijn tijd, gezien in het licht van de waar
heid, die hij vond, voor ons opengelegd.
In dit laatste geschrift legt hij nog eens
getuigenis af van zijn liefde tot de Kerk.
die hij in al haar facetten beminde, nadat
hij haar vond, met het geweldige enthou
siasme van zijn bruisende natuur.
Hoe prachtig hij spot kan men in heel
zijn boek lezen, maar vooral in hoofdstuk
ken als: „Hoe men een ezel zijn kan", „Hoe
men een gek zijn kan" en „Figuren uit
Fleetstreet" (de Londensche krantenwijk),
waarin hij o.a. zegt: „Ik dank over het ge
heel genomen mijn succes (zooals millio-
nairs zeggen) hieraan, dat ik eerbiedig en
tamelijk bedeesd geluisterd heb naar den
allerbesten raad, gegeven door al de beste
journalisten, die het beste soort succes in
de journalistiek behaald hadden, om daar
na te verdwijnen en precies het tegenover
gestelde fre doen. Want ze vertelden me al
len, dat het geheim van het succes in de
journalistiek bestond, in zijn specialen
krant te bestudeeren en dan te schrijven
wat er geschikt voor was".
Dit is vlijmscherpe spot en aldus be-
1) „De geschiedenis van mijn leven",
door G. K. Chesterton. Vertaald door Jos.
Panhuysen. Uitgave „Foreholte", Voor
hout.
spreext Chesterton het geweldige probleem
van de invloed der lectuur op de christe-
I lijke beschaving op een wijze, welke geen
j twijfel overlaat.
Maar bij al het critisch vermogen en de
I scherpte van geest, waarmede hij spreekt
j over alle problemen, waarmee hij in zijn
1 leven te maken heeft gehad, ontbreekt net
j ook niet aan zijn groote waardeering voor
de Katholieke Kerk en haar geestelijk op
perhoofd den Paus. En met de volgende
zinnen sluit hij dan ook zijn prachtig boek:
„Dit verhaal kan daarom slechts eindi
gen, zooals ieder detectiveverhaal behoort
te eindigen, door een beantwoording van
zijn eigen zeer bepaalde vragen en de op
lossing van zyn eigen, oorspronkelijke pro
bleem. Duizende verhalen van geheel an
deren aard hebben op dezelfde plaats hun
einde gevonden en de oplossing hunner
problemen. Maar wat mij betreft, mijn ein
de is mijn begin, zooals Maurice Baring
aanhaalde van Maria Stuart; en dit over
weldigende besef, dat er een sleutel is. die
alle deuren openen kan, brengt weer in
mijn geest terug dien eersten glimp van
de glorierijke gift der zinnen; en de sen-
sationeele ervaring der sensatie. En dan
rijst er weer voor mij op, als van ouds
scherp van omtrek en helder van vorm, de
gestalte van een man, die over een brug
schrijdt en een sleutel in de hand draagt;
juist zooals ik hem zag, toen ik voor het
eerst keek in het land der elfen door va
ders kijkkast. Maar ik weet, dat wien men
Pontifex, den Bouwer van de Brug noemt,
ook Claviger, dat is de Drager of Houder
van den Sleutel genoemd wordt, en dat die
sleutels om te binden en te ontbinden hem
gegeven werden, toen hij een arme visscher
was in een ver verwijderd gebied, bij een
kleine en haast onbekende zee".
De vertaling van Jos. Panhuysen is voor
treffelijk. Hij heeft de speciale Chester-
toniaansche stijl zeer goed getroffen en in
het Hollandsch overgebracht, zoodat men
waarlijk Chesterton leest zonder ooit aan
de oorspronkelijke taal te worden herin
nerd. Dat is een groote verdienste.
De Uitgeverij „Foreholte" te Voorhout
heeft deze geschiedenis van Chesterton's
leven kloek in een schoone band en in de
voortreffelijke letter van Foreholte uitge
geven.
Maar toch zou het interessant zijn te we
ten, hoe dit boek in zijn geheel zoo spoe
dig na Chesterton's dood is tot stand ge
komen.
F. SCH.
Het licht aan den hemel, door
R. Fülöp-Miller. Vertaling van
Pieter van der Valk. Teu-
lings' Uitgeversmij., 's Hertogen
bosch.
Van de hand van R. Fülöp-Miller zijn
reeds meerdere werken verschenen, die
een of ander onderdeel der katholieke ge
schiedenis, haar personen of feiten tot on
derwerp hebben. Fülöp-Miller begon zijn
brilliante schrijversloopbaan als een cri
tisch onderzoeker van alle geheimzinnighe
den, die er voor niet-Katholieken, meest
krachtens ingeroeste overlevering, hangen
rond de geschiedenis en de daden der
Katholieke Kerk en haar instellingen. Tot
dat Fülöp-Miller zich wierp op de geschie
denis der Jezuietenorde. Maar voordat zijn
boek „De invloed en de macht der Jezuie-
ten" verscheen, had de studie in deze ma
terie hem de oogen geopend omtrent het
wezen der Katholieke Kerk en de wereld-
strijd tegen haar en Fülöp-Miller werd
katholiek.
Als nieuwste werk van zijn hand kunnen wij
nu aankondigen zijn boek „Het licht van
den hemel", dat als ondertitel draagt: „Leo
XIII en onze(n) tijd". Fülöp-Miller stelt zich
niet met weinig tevreden. Als hy een on
derwerp ter hand neemt, onderzoekt hij
alles, wat er onderzocht moet worden,
vorsch hy alles na wat met zijn onder
werp in verband staat en bovenal peilt
hij den tijd en de stroomingen van den
tijd, waarin zijn figuren leefden.
Zco verschijnt in dit boek Leo XIII voor
ons als de magistrale figuur, zooals deze
invloed uitoefende op de geesten van zijn
tijd en de leidende figuren wist te bewe
gen tot een toegevende houding, tot het
plooien van hun aardsche belangen naar
de bovennatuurlijke eischen van de Kerk.
Het boek begint met een prachtige be
schrijving van het Vaticaansche Concilie
in verband met de dwalingen van dien
tijd, de veroordeeling daarvan middels den
Syllabus en de plechtige dogmaverklaring
van de onfeiybaarheid van den Paus. De
beschrijving hiervan is indrukwekkend
zonder ooit de diepte en het juiste oor
deel over de stroomingen van dien tijd uit
het oog te verliezen, zooals blijkt uit de
houding der staatslieden tegenover het
pauselijk gezag en vooral uit de houding
van Dupanloupe, Newman en kardinaal
Mathieu over de opportuniteit van deze
dogmaverklaring. Daarna komt het paus
schap van Leo XIII gedurende een periode
van 25 jaar.
Fülöp-Miller schildert de politiek en so
ciale ideeën en problemen van den tijd en
ae kracht van een Leo, die de twee-dui
zend-jarige Kerk in dienst stelt van zyn
ideaal voor een christelijk- sociale maat
schappij. Sociaal, politiek en diplomatiek
prijst de schrijver de geweldige gaven, de
dadendrang en de groote arbeidskracht
van dezen paus, zijn geest van verzoening
en zijn machtige encyclieken.
Ook Leo's particuliere leven geeft de
schrijver cp voortreffelijke wijze weer,
zijn activiteit zijn lust tot studie, zijn lief
de voor de klassieken en vooral voor de
leer.van St. Thomas, waarmede hij voOral
het rationalisme bestreed. De Summa van
St. Thomas krijgt in dit boek een apart
hoofdstuk, waarop nog volgen de wereld
politiek van het Vaticaan, Leo XIII als de
paus des volks en zijn strijd tegen den
modernen.
Dit boek van Fülöp-Miller is niet alleen
een standbeeld geworden voor Leo XIII,
maar een monument van de geschiedenis
van zyn tijd, veel meer nog een monument
van hulde dan den gezegenden invloed, die
het Vaticaan uitoefent ook op deze ver
dwaasde wereld.
De vertaling, zooals deze voor ons ligt,
ir voortreffelijk evenals de zeer goed ver
zorgde uitgave. Het prachtige portret van
Leo ZIII, van den pas in London overle
den beroemden Hongaarschen schilder
Fülöp Laszló merkwaardig samentref
fen van twee namen siert den band.
Gods licht over de wereld, door
P. Hieronymus van Rongen
O. Cist. R., met een voorwoord
van P. L, H. Perquin, O. P.
Uitgave Cisterciënser-Abdij,
Tegelen.
Pater Rongen gaat nog steeds door met
zijn „Gesprekken met Christus", waarvan
dit het vierde deel is. En het is verheu-
j gend, dat deze zeer schoone. ook litterair
schoone lectuur, dcor velen gelezen wordt.
Daarvan legt de uitgave van dit vierde
deel, dat in een oplage van niet minder
dan vijftien duizend is verschenen, een
duidelijk getuigenis af.
Pater Rongen spreekt ook in dit deeltje
weer tot zijn „Goede Meester" over de
menschelijke ziel. Over de haat en de lief
de van die ziel, over de gevaren der ziel
en het leven der ziel, over den dood en
de schatten der ziel, over dc rechtvaar
digheid en de naastenliefde, de nederig
heid en de zuiverheid, over het geloof en
de liefde.
Zijn toon is zooals die van den godde-
lijken Meester moet zijn geweest, zacht en
mild en diep. Hij eischt niet, hij slaat niet,
hij wil niet, maar hij smeekt en bidt,
Hij smeekt in bewogen woorden om te ar
beiden aan de opstanding der ziel uit lauw
heid en middelmatigheid. En de „Goede
Meester" geeft het antwoord:
„Mijn Zoon, de lauwheid is de slaap van
uw ziel".
,.De sleurgang is de versuffing van uw
ziel".
„De vurigheid is de gezondheid van uw
ziel".
Hij smeekt om wil en gebed en offer.
Deze „Gesprekken met Christus" wij
herhalen, wat wij vroeger reeds bij een
vorige uitgave schreven zijn een ryk
bezit.
Ook dit vierde deel moet men niet in
één adem uitlezen. Zoo min als men een
gebak van zooveel pond in één keer op
eet. Dit boek moet men overwegen. Men
moet het meenemen naar de kerk (het
formaat staat het toe) en een hoofdstuk
lezen en overwegen voor den heelen dag.
Men zal er een niet vermoede schat van
gedachten in vinden, die de ziel verrijken.
Wij kunnen ons geen schooner en tege
lijk passender geschenk denken dan dit
nieuwe boekje van Pater Rongen, dat Gods
licht zal kunnen brengen in de zielen en
dcor de zielen over de wereld.
Jong Suriname op avontuur,
door Hans van Amstel. L. C.
G. Malmberg, 's Hertogen
bosch.
Ruim een jaar geleden werd door de
1 Kon. Ver. Koloniaal Instituut in Neder-
land een prijsvraag uitgeschreven. Voor
j het bekroonde werk zou de Garoeda-prijs
beschikbaar worden gesteld.
I Deze prijs werd gewonnen door den in
zender van het manuscript onder het pseu
doniem Hans van Amstel, wiens boek bij
een zelfden prijsvraag van een neutrale
uitgeverij geen genade had kunnen vin
den en nu met den eersten prijs werd be
kroond. De keuringscommissie oordeelde
I ever dit boek van Hans van Amstel (Pater
j J. Helmer C.s.s.R. uit Rotterdam) als volgt:
j „Het manuscriptvan „Hans van Am-
j stel", getiteld: Jong Suriname op avontuur,
staat in alle opzichten aan de spits van
alle ter beocrdeeling ingezonden manus-
ripten. Het is vlot geschreven, getuigt van
een behoorlijke kennis der locale toestan
den, de inhoud laat op verschillende plaat
sen den jeugdigen lezers de diepte van
het leven op voor hen bevattelijke wijze
aanvoelen en het is rijk aan litteraire fac
toren, welke de jeugd op gezonde wijze
zullen weten te boeien. Gemeend wordt,
dat dit boek er in belangrijke mate toe
by zal kunnen dragen, Suriname nader tot
ae Nederlandsche jeugd te brengen",
i Ook de minister van Koloniën schreef
een warme aanbeveling en het boek ver
dient het ook. Het is de beste jeugdlec
tuur, die men zich wenSchen kan, want dit
boek heeft heel wat goede eigenschappen.
I Het verhaalt van drie Surinaamsche jon
gens van verschillend ras, Freddy, een In
diaantje, 'Rólarid, een Surinaamsche neger
en Max, een Javaan. Verschillend van ras,
verschillend van kleur, verschillend van
godsdienst vereenigt de schrijver hier drie
jongens in zoo hechte en gezonde opoffe
rende vriendschap, dat wij dit boek heden
ten dage in veler handen zouden wen-
1
schen ook van grooten die meenen,
dat hun min of meer blanke huid altijd
nog afhankelijk van de waterleiding of
hun bloed, dat zonder vreemde smetten
wordt geacht altijd nog afhankelijk van
de goede samenstelling hun een voor
sprong geeft boven allen, die hun blanke
huidskleur niet zon- en kleurecht en hun
bloed rasvijandig zouden kunnen vinden.
Een tweede verdienste van dit boek is,
dat het natuurlijk en gezond is en dat
j het op ongezochte wijze idealen uitdraagt,
die de jeugd zullen pakken. Maar boven-
I dien geeft het levendige beschrijving van
I Suriname bijzonder van dat deel, dat
Nickerie heet, en de minister van Kolo
niën verzekert dat een zijner medewerkers,
die dit land kent, de grootste lof en be
wondering heeft voor deze beschrijving.
Wel zouden misschien de jeugdige lezers
iets meer hebben willen vernemen van het
lot van den sluwen en boozen Natiman
voor wien de drie vrienden hebben moeten
vluchten, wat een prachtig beschreven
tocht door het oerwoud tengevolge heeft,
maar ook zooals het boek nu is, zullen de
jongens dit zeer goed geschreven boek le
zen met een roode kleur en schitterende
oogen en er veel schoons en goeds van
meenemen voor hun leven.
Lijn en vorm door A. J. Krop-.
holler. Uitg. N.V. De Spie-
gheL Amsterdam, N.V. Het I
Kompas, Antwerpen.
Architect Kropholler heeft tijdelijk de
teekenstift verwisselt met de schrijfstift.
Na zyn vroeger verschenen en eveneens
in ons blad besproken werkje „Bouwkunst
als Levensrichting", liggen nu alweer voor I
ons zijn „Lijn en vorm" en „Licht en kleu
ren". Voor dit laatste verwijzen wij naar
de bespreking hieronder).
In „Lijn en vorm" bespreekt Kropholler
het wezen der bouwkunst en hierin be
wijst hy hoe hij als een menschelijk kun
stenaar gezocht heeft naar een zuivere ver-
eeniging van wezen en verstand, van kunst
en oordeel, van bouwwerk en logica, of
anders gezegd, hoe de vorm van het
kunstwerk een gevolg moest zijn van een
redelijk verstand. Hieruit volgt direct dat
Kropholler uitgaat van een beginsel, om
dat dit beginsel berust op de rede en deze
rede een bepaalde waarheid als onomstoo-
telijk heeft aanvaard. Kropholler zelf
zergt, dat dit verband bewaard blijft in I
zijn zoeken naar den zin der dingen. Want
dit is de groote beteekenis van dit boek,
dat de schrijver achter en boven iedere
kunstproductie het verstand plaatst. Er
mag geen lijn worden getrokken en geen
vorm gegeven worden of er moet een re-
den voor aanwezig zijn. Kropholler bewijst
hier. dat het klakkeloos hanteeren van vor
men een vormgeving zonder leidende ge
dachte is. De vormen moeten uit elkan
der voortgroeien van onderdeel tot onder
deel. Hij komt op voor doelmatigheid, voor
het onverbrekelijke verband tusschen
vorm en functie. De zuivere techniek
maakt iemand nog geen architect, daar
voor is iets noodig van hoogere orde, daar
voor zijn er constructieve elementen noo
dig, die een eenheid vormen van hoogere
orde. Er bestaan genoeg werken over
bouwkunst, die kunstwerken laten
zien uit vroegere eeuwen of lateren tijd,
maar er zyn er weinige, die daarbij ant
woord geven op de vraag waarom, het lei
dende beginsel voor iedere kunst. Krop
holler heeft in dit boek deze vraag ge
steld en consciëntieus beantwoord. En dit
is de werkelijke zeer groote waarde van
zijn boek, dat het meer dan het zien van
architectonische schoonheid te denken
geeft.
Het ware te wenschen, dat dit „Lijn en
vorm" in handen kwam van allen, die iets
met bouwkunst te maken hebben, opdat
zy het zouden lezen, herlezen en over
wegen.
DE DRIEHONDSTE VERJAARDAG VAN
VONDELS „GIJSBREGHT VAN
AEMSTEL."
Gala-opvoering in nieuwe ensceneerlng.
Op 3 Januari as. is het precies 300 jaar
geleden, dat in den nieuwen Stadsschouw
burg te Amsterdam voor de eerste maal
Vondels' treurspel „Gysbreght van Aem-
stel" werd opgevoerd. Als unieke uitzon
dering in de geschiedenis van ons Neder-
landsch tooneel is het gedurende deze 300
jaar een vaste traditie gebleven, dat tel-
kenjare omstreeks de jaarwisseling het
treurspel, dat vertelt van den ondergang
van Gysbregths stad en zyn ballingschap,
is opgevoerd.
In de laatste tientallen jaren geschiedde
dat telkens voor de eerste maal op 1 Ja
nuari. In afwijking hiervan heeft de Am-
sterdamsche tooneelvereeniging reeds
gisteravond voor een geheel gevulde zaal
de première gegeven van de nieuwe ensce-
neering van Vondel's „Gysbreght", onder
regie van Albert van Dalsum, nadat het
stuk de laatste jaren door de A. T. V. was
opgevoerd in de eenige jaren geleden ont
worpen ensceneering van A. Defresne.
Ook de nieuwe decors zyn door Van
Dalsum ontworpen, terwijl voor deze bij
zondere opvoering muziek is gecompo
neerd door Henk Bading*, welke muziek
werd uitgevoerd dooi het Utrechtsche Ste
delijk Orkest onder leiding van Maurice
van Ijzer.
Evenals vorige jaren speelde Van Dal
sum zelf de rol van Gvsbreght, dien hij
herschiep tot een stoere, fel-bewogen figuur
terwijl Charlotte Kohier, wederom als
Badeloch, een geheel nieuw accent van
strijdbare kracht wist te leggen. Frits
van Dijk vervulde de rol van Arend, Ben
Groenier speelde Vosmeer de Soie, Jo
Sternheim de bode en Paul Huf Bisschop
Gozewijn.
De reyen werd afgewisseld door koren
of elkaar afwisselende solo-stemmen ge
zegd, onderbroken of begeleid door de mu
ziek van Badings, eenige malen geaccen
tueerd door een gestyleerd bewegingsspel
van het koor.
Aan het einde van de voorstelling
brachten de aanwezigen een ovatie aan
spelers en comDonist, die gehuldigd wer
den met vele bloemstukken.
MAURICE RAVEL OVERLEDEN.
I
Het licht en de kleuren in de
bouwkunst en kunstnijverheid
door H. J Kropholler. Uitg.
N.V. De Spieghel, Amsterdam,
N.V. Het Kompas, Antwerpen.
„Lijn en vorm" is nauwelijks versche
nen of er ligt alweer een nieuw werkje
van Kropholler op tafel. Nu wat kleiner
van omvang, maar even waardevol van in
houd. Dit boekje is van meer practisch be
lang, al mag bij het meer theoretische
„Lijn en vorm" de waarde voor de practijk
niet uit het oog worden verloren.
In dit beekje behandelt Kropholler de
beteekenis van de lichtwerking voor de
bouwkunst, waarbij hij na een algemeene
inleiding uiteenzet wat men in de bouw
kunst met kleuren kan bereiken,als deze
op de juiste wijze worden aangewend.
Daarom geeft de schrijver dan ook daarna
de werking van verschillende speciaal ge
noemde kleuren, de werking van zwart
en wit, van matte kleuren en van ver
schillende kleurencombinaties.
Ook dit boekje toont weer duidelijk, dat
Kropholler is een natuurphilosoof, iemand,
die tot in de natuur der dingen heeft ge
schouwd, waarmede hij bij zijn bouwwer
ken te maken heeft. En als hij zorgen wil,
dat hy bij het practisch beoefenen der
kunst rekening houdt met de natuur dier
dingen, dan weet hij ook, dat hij niet al
leen moet kennen het wezen dier kunst,
maar ook de orde der dingen en de na
tuurlijke werking der materialen en al
dezer natuurlijke mogelijkheden.
Hierin nu heeft Kropholler zich ver
diept en zoo is het ook te begrijpen, dat hy
als architect zich nimmer zou bezondigen
aan andere kleuren, dan het materiaal van
nature had.
Ook van dit boekje zullen allen, die met
bouwen te maken hebben, iets zuivers en
iets goed kunnen leeren.
Na een langdurige ziekte is de Fransche
componist Maurice Ravel in den ouderdom
van 62 jaar te Parijs overleden.
De Fransche comnonist Maurice Ravel
werd op 7 Maart 1875 te Cibourne, in de
Pyrenées-basses, geboren.
Een van zijn populairste werken werd
de bekende ..Bolero", als ballet geschre
ven te Parijs opgevoerd, bij on« door het
Concertgebouw Orkest te Amsterdam
ten gehoore gebracht. Tot zijn laatste wer
ken behooren ook nog drie liederen „Don
Quichotte a Dulcinée", te Amsterdam een
maal met pianobegeleiding gezongen ddor
Hans Gruvs, welke liederen op 9 Januari
a.s. in het Concertgebouw met orkestbege
leiding zullen worden uitgevoerd door
Charles Panzera.
Op 7 April 1932 dirigeerde Ravel voor
het laatst In het Concertgebouw te Am
sterdam, o.a. het pianoconcert, dat werd
uitgevoerd door Margerithe Long, en de
Bolero.
Een serie kinderprentjes van
Jan Wiegman. Uitgave Ars
Catholica, Leiden.
Bij Ars Catholica is een opvallende serie
kinderprentjes verschenen, vervaardigd
door den kunstenaar Jan Wiegman.
Het is een serie van dertig plaatjes,
waarvan de eerste veertien het „Onze Va
der" uitbeelden, voor kinderen, en de an
dere zestien wijze lessen van christelijke
opvoeding betrachten.
De uitgave van deze prentjes was een
voortreffelijk idee en Jan Wiegman heeft
duidelijk zijn best gedaan om het doel,
waartoe deze versjes dienen, zoo dicht mo
gelijk te benaderen. Dit doel vroeg een
eenvoudige vormgeving van dingen uit
het kinderleven en wel zoo, dat deze de
kinderen zou aanspreken en voor kinderen
direct begrijpelijk zou zyn.
Hierin is Jan Wiegman geslaagd. Meestal
heeft hij by de teksten van het „Onze Va
der" een begrijpelijke en op de tekst staan
de toepassing gevonden, die voor grooteren
soms wel wat erg kinderlijk aandcet, maar
die voor kinderen tot tien jaar een zeer
sterke stimulans tot het goede zal blij
ken te zijn. Een enkele maal is het den
kunstenaar blijkbaar moeilijk gevallen een
toepasselijk voorbeeld voor de kinderlijke
verbeelding te vinden, zooals b.v. bij „Uw
rijk kome" en „De Heer is met u", terwijl
het prentje bij den tekst „Nu en in het
uur van onzen dood" beslist een misluk
king is.
Ook de overige zestien prentjes zijn van
groote opvoedende kracht, modern en dui
delijk. Jan Wiegman schuwt niet naast
„Jezus de Kindervriend" een jongen met
een autoped te teekenen en hier slaagt hij
ongewoon goed.
De kleuren zijn evenals het genre
prentjes nieuw, maar over het algemeen
goed geslaagd. Men zcu de opmerking kun
nen maken, dat de kleuren wat suiker
goedachtig aandoen, bij zuiverder beschou
wing is dit toch niet het geval en de ver
dienste ervan is, dat de harde en schelle
kleuren vermeden zyn.
Kunstenaar en uitgever hebben hierme
de voortreffelijk werk geleverd en wij
wenschen deze prentjes in de handen van
zeer vele kleinen.
F. S.